| |
Verordening van 17 November 1894, op de goudbelasting (G.B. 1895 No. 12 A), gewijzigd bij die van 29 Mei 1895 (G.B. 1895 No. 12 B.)
Art. 1. Het goud in deze kolonie gevonden, verzameld, uit den bodem getrokken, gewasschen of gewerkt of ter plaatse van ontginning op andere wijze verkregen, in welken vorm ook, hetzij gezuiverd of gesmolten, hetzij met andere bestanddeelen vermengd, of in erts, kwarts of steenen vervat, mag van de plaats van ontginning niet anders dan naar Paramaribo worden vervoerd.
De Gouverneur kan aan ontginners van perceelen in de nabijheid van de Corantijn en de daarin vloeiende rivieren en kreken alsmede aan ontginners van perceelen gelegen in de nabijheid van de Marowijne en de daarin vloeiende rivieren en kreken vergunning verleenen: aan eerstgenoemden het goud van eerstbedoelde perceelen naar Nieuw-Nickerie, aan laatstgenoemden het goud van laatstbedoelde perceelen naar Albina te vervoeren.
In het in het 2e lid bedoeld geval mag het goud niet dan naar de plaats waarvoor vergunning is verleend, worden vervoerd.
Het vervoer geschiedt langs den kortsten of daartoe meest geschikten weg.
| |
| |
Art. 2. Verzending van goud van de plaats van ontginning mag niet anders geschieden dan aan den ontginner of diens vertegenwoordiger en niet dan in zoodanige goed gesloten en verzegelde verpakking dat aan den inhoud niet kan worden geraakt, zonder verpakking of zegel te beschadigen of te verbreken.
Elke verzending moet tevens gedekt worden door een vervoerbiljet.
Het hoofd der onderneming ter plaatse van ontginning is verplicht aldaar volgens een daarvoor bij besluit van den Gouverneur vast te stellen model, te houden of te doen houden een register dat voorzien is van een stok en waarvan door den Controleur der belastingen of den hiertoe door hem aan te wijzen ambtenaar de eerste en de laatste bladzijden worden gekantteekend en voorts al de verdere bladen worden genommerd en geparafeerd.
In dit register wordt de verkregen hoeveelheid goud ten minste eenmaal 's weeks geboekt.
Het vervoerbiljet wordt uit dit register genomen, nadat overeenkomstig den stok waartoe het behoort, zijn ingevuld: het nommer van het biljet, de plaats van ontginning, de dag der verzending, naam, voornaam, beroep en woonplaats van den ontginner, van den afzender, van den geadresseerde en van den persoon met het vervoer belast, het totale gewicht der te verzenden delfstof, het aantal colli met de vermelding van het gewicht van het goud in elk collo aanwezig en de goudhoudende ertsen, kwartsen of steenen, het getal en het bruto gewicht daarvan.
Het vervoerbiljet wordt voorzien van een afdruk van het gebezigde cachet en onderteekend door den afzender.
De vervoerbiljetten worden doorloopend genommerd.
Art. 3. Binnen de eerste maand van elk kwartaal zendt het hoofd der onderneming ter plaatse van ontginning van het in het vorige artikel bedoeld register een door hem onderteekend afschrift over het afgeloopen kwartaal aan den Controleur der belastingen, den Ontvanger der belastingen te Nieuw-Nickerie of den Districts-Commissaris van Marowijne al naar mate het vervoer van goud van de plaats van ontginning geschieden moet, naar Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina.
Art. 4. Elk vaartuig of elk persoon, onverschillig of al dan niet goud wordt vervoerd, komende van een gedeelte der kolonie waar goud wordt ontgonnen, moet op de reis naar de bestemmingsplaats, bij het eerste aan zijn weg gelegen politiestation aanhouden en zich aanmelden.
De politie op dat station onderzoekt het vaartuig van binnen en van buiten en verder alle opvarenden alsmede degenen die zonder vaartuig zijn aangekomen, door middel van lijfsvisitatie, en geeft hiervan een verklaring af volgens een door den Gouverneur vast te stellen model.
| |
| |
Ingeval goud wordt vervoerd, moet door den persoon met het vervoer belast of door dengene, die bij ziekte of verhindering van dezen het vervoer op zich genomen heeft, het vervoerbiljet op dat station aan den aldaar bevelvoerenden beambte aangeboden en voorts gedurende de reis vertoond worden aan alle bij art. 22 genoemde ambtenaren, die inzage daarvan vorderen.
Het vervoerbiljet wordt, nadat door hem een afschrift daarvan is genomen, door den bevelvoerenden beambte van het in het vorig lid bedoelde station afgeteekend met vermelding van datum.
De verpakking van het op het biljet vermelde collo of der colli wordt door hem verzegeld met het daartoe aan dat station verstrekte zegel, zoodanig dat aan den inhoud niet kan worden geraakt, zonder de verpakking of een der door hem gestelde zegels te beschadigen of te verbreken.
Hiervan wordt op het vervoerbiljet aanteekening gedaan en deze door hem en zoo mogelijk nog een beambte onderteekend.
Het afschrift van het vervoerbiljet waarop de in het vorig lid bedoelde aanteekening wordt overgenomen, wordt met de eerste daartoe geschikte gelegenheid opgezonden aan den betrokken ambtenaar in art. 3 genoemd.
Wordt door de politie goud aangetroffen dat niet gedekt is door een vervoerbiljet of wel goud niet verpakt als in art. 2 is voorgeschreven dan wordt het in beslag genomen en in tegenwoordigheid van dengene die met het vervoer belast is of van hem in wiens bezit het gevonden is, of deze althans daartoe uitgenoodigd zijnde, verzegeld en van een en ander proces-verbaal opgemaakt.
Art. 5. De bepalingen van de artt. 1-3 zijn niet van toepassing op houders van vergunningen tot het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen.
Ieder die prospecties, waarin goud begrepen is, vervoert van de plaats waar zij zijn verzameld is verplicht zich op het eerste aan zijn weg gelegen station te voorzien van een vervoerbiljet.
Dit vervoerbiljet wordt op het eerste politiestation, waar de vervoerder langs komt, door den aldaar bevelvoerenden beambte afgegeven, met vermelding van naam, voornaam, beroep en woonplaats van den persoon in het bezit der prospecties en van den persoon voor wien ze bestemd zijn, de plaats waar het onderzoek is ingesteld en zooveel mogelijk van de hoeveelheid of het gewicht van het goud in de prospecties begrepen.
Een afschrift van het vervoerbiljet wordt met de eerste daartoe geschikte gelegenheid opgezonden aan den betrokken ambtenaar in art. 3 genoemd.
Bij aankomst te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina wor-
| |
| |
den die prospecties binnen den bij art. 7 bepaalden termijn door den persoon die in het bezit daarvan is of den geadresseerde in persoon of door een schriftelijk gemachtigde met het vervoerbiljet aangeboden ten kantore van den betrokken ambtenaar in art. 7 genoemd die daarop, indien naar het oordeel van den ambtenaar hiertoe termen zijn, de bepalingen van artt. 8 en 10 toepast.
Art. 6. Elk vaartuig komende van een gedeelte der kolonie waar goud wordt ontgonnen, of aan boord hebbende personen van daar komende, moet onverschillig of al dan niet goud wordt vervoerd te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina, zonder eenige andere plaats aan te doen, aanleggen aan de bij besluit van den Gouverneur aan te wijzen plaatsen. Van de aankomst moet onverwijld aangifte gedaan en de verklaring in het tweede lid van art. 4 bedoeld vertoond worden aan de ter plaatse aanwezige politie, die het vaartuig en de bemanning visiteert, en op de lossing van het vaartuig het oog houdt.
Alvorens de politie vergunning heeft verleend mag de lossing niet aanvangen en niemand het vaartuig verlaten.
Ingeval met het vaartuig goud wordt vervoerd moet het vervoerbiljet worden aangeboden aan de ter plaatse aanwezige politie die het afteekent met vermelding van datum en uur der lossing, daarvan een afschrift neemt en zich vergewist dat verpakking en zegels in goede orde zijn.
Het hiervoren bedoelde afschrift wordt toegezonden aan den betrokken ambtenaar in art. 3 genoemd.
Wordt er iets van het op het biljet vermelde gemist, de verpakking van het vervoerde goud niet in goede orde of van dien aard bevonden dat aan den inhoud kan zijn geraakt zonder verpakking of zegel te beschadigen of te verbreken of goud aangetroffen dat niet gedekt is door een vervoerbiljet dan wordt een en ander in beslag genomen en daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk met het in beslag genomene daarna in tegenwoordigheid van de bemanning of deze althans daartoe uitgenoodigd zijnde, bij den betrokken ambtenaar in art. 3 genoemd wordt overgebracht.
Is er geen aanleiding tot toepassing van het voorgaand lid, dan wordt het vervoerde - voor zooveel door de politie noodig geacht onder haar toezicht - onverwijld aan den geadresseerde ter hand gesteld of te zijnen huize bezorgd met het vervoerbiljet.
Art. 7. De geadresseerde als in het vorige artikel bedoeld, biedt het collo of de colli met het vervoerbiljet aan uiterlijk op den derden dag na de lossing in persoon of door een schriftelijk gemachtigde, te Paramaribo ten kantore van den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, te Nieuw Nickerie ten kantore van den Ontvanger der belastingen, te Albina ten kantore van den Districts-Cemmissaris.
| |
| |
Indien de laatste dag van den termijn een Zondag is, of een feestdag waarop geen kantoor wordt gehouden, kan de aanbieding den volgenden dag geschieden.
Blijkt aan het vervoerde iets te ontbreken of emballage of een of meer der zegels geschonden of verbroken of de verpakking van dien aard te zijn dat de mogelijkheid bestaat dat iets aan den inhoud kan zijn onttrokken, ook zonder verpakking of zegel te beschadigen of te verbreken, dan wordt door den betrokken ambtenaar proces-verbaal van de bevinding opgemaakt, de inhoud na ontpakt te zijn, gewogen en in beslag genomen en de emballage met hetgeen er om heen was gewonden en de zegels, als stukken van overtuiging bij het proces-verbaal gevoegd.
Wordt het aangebodene in goeden staat bevonden, dan wordt het goud dadelijk ontpakt en gewogen en van den uitslag een bewijs opgemaakt.
Al het voormelde geschiedt in tegenwoordigheid van den aanbieder of deze althans daartoe in de gelegenheid gesteld zijnde.
Art. 8. Het goud wordt gewogen zooals het vervoerd is met de daarin vervatte onzuivere bestanddeelen.
Van het goud aanwezig in ertsen, kwarts, of andere steensoorten wordt het gewicht door de in art. 7 genoemde ambtenaren bepaald op de door den Gouverneur voor te schrijven wijze. Van dat gewicht wordt op den achterkant van het bewijs der weging aanteekening gehouden.
Bij verschil van meening wordt het gewicht bepaald door eene op verzoek van den betrokken ambtenaar door den Gouverneur aan te wijzen Commissie.
De Commissie doet uitspraak in het hoogste ressort.
Art. 9. Heeft de belanghebbende bezwaar ten aanzien van hetgeen ingevolge art. 7 of het eerste lid van art. 8 is verricht, dan wordt de tusschenkomst en beslissing van den Administrateur van Financiën ingeroepen.
Art. 10. Overeenkomstig den uitslag der weging in artt. 7 en 8 of der beslissing in art. 9 bedoeld is van het vervoerde goud een recht verschuldigd, bedragende zeven cent per gram of gedeelte daarvan.
Dit recht moet onmiddellijk worden betaald te Paramaribo ten kantore van den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, te Nieuw-Nickerie ten kantore van den Ontvanger der belastingen, te Albina ten kantore van den Districts-Commissaris van Marowijne. Zoolang dit niet heeft plaats gehad, blijft het goud onder bewaring van de genoemde ambtenaren.
Op verzoek van den belanghebbende zullen de hiervoren genoemde ambtenaren aan hem een gedeelte van het goud afgeven om ter betaling van het verschuldigde recht te worden gerealiseerd.
| |
| |
Is de betaling binnen drie maanden niet gevolgd dan wordt het goud in het openbaar verkocht na behoorlijke aankondiging en, de opbrengst na aftrek van al het verschuldigde en de kosten, gedurende één jaar na den verkoop ter beschikking van rechthebbenden gehouden, om, in dien tijd niet opgevraagd zijnde, daarna als bate aan de koloniale kas te worden verantwoord.
Art. 11. Bij invoer van goud, hetzij als stofgoud, hetzij in stukken in den oorspronkelijken vorm, hetzij versmolten of al dan niet gezuiverd, of in erts, kwarts of steenen vervat, anders dan over zee, langs binnen deze kolonie gelegen land- of waterwegen, zal het goud behoudens inachtneming van de bepalingen betreffende den invoer in het algemeen, op het eerste politiestation dat op de reis wordt langs gegaan, aan den aldaar bevelvoerenden beambte worden vertoond, die na opname van het gewicht daarvan, ter dekking van het verder vervoer, een door hem onderteekend vervoerbiljet afgeeft, waarop wordt uitgedrukt het totale gewicht van het goud, het aantal colli met vermelding van het gewicht van het goud in elk collo aanwezig, naam, voornaam, beroep en woonplaats van den persoon in de kolonie voor wien het goud bestemd is en van den persoon in het bezit daarvan, alsmede de bestemmingsplaats, welke geen andere mag zijn dan het dichtst bij dit station gelegen kantoor tot heffing van invoerrecht.
De bepalingen vervat in het 5e, 6e en 7e lid van art. 4 alsmede die van art. 6 zijn van toepassing; met dien verstande dat ten aanzien van de vergunning tot lossing zullen worden opgevolgd de voorschriften van de verordening regelende de formaliteiten bij in- en uitvoer in acht te nemen.
Art. 12. Ieder ontginner van goud of zijn vertegenwoordiger tot ontvangst van het ter plaatse van ontginning gevonden goud is verplicht te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina, al naar mate het vervoer van het goud van de plaats van ontginning geschiedt naar Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina een register volgens een daarvoor bij besluit van den Gouverneur vast te stellen model, te houden of te doen houden, waarvan door den Controleur der belastingen of den hiertoe door hem aangewezen ambtenaar de eerste en laatste bladzijden worden gekantteekend en voorts al de verdere bladen worden genommerd en geparafeerd, en waarin hij naar tijdsorde doorloopend zonder witte vakken, tusschenregels, kantteekeningen, doorhalingen of het schrijven van het eene woord over het andere heeft te boeken:
elke ontvangst van goed met vermelding van de dagen der verzending en aankomst, het gewicht, de plaats van ontginning, de namen van den afzender en van den vervoerder en de nommers der vervoerbiljetten;
den dag waarop het goud is aangeboden ten kantore van
| |
| |
den ambtenaar in art. 7 genoemd, het daarvoor betaalde recht, alsmede dagteekening en nommer der quitantie;
elke aflevering van goud binnen de kolonie met vermelding van de dagteekening, het gewicht, de wijze of het doel der overdracht, naam, voornaam, beroep en woonplaats van dengene aan wien de aflevering is gedaan; moetende behalve in het geval bedoeld in het laatste lid van art 13 door dezen persoon in een daarvoor in het register bestemde kolom zijn naamteekening worden gesteld als erkenning van de aan hem gedane aflevering;
elke verzending naar buiten de kolonie, met vermelding van dagteekening, het gewicht, naam en woonplaats van den geadresseerde en den naam van het schip.
Een onderteekend afschrift van het register over de verloopen maand wordt door den ontginner of zijn vertegenwoordiger uiterlijk op den 3en dag der loopende maand gezonden te Paramaribo aan den Controleur der belastingen, te Nieuw-Nickerie aan den Ontvanger der belastingen aldaar, te Albina aan den Districts-Commissaris van Marowijne.
De verplichting in het vorige lid op den ontginner gelegd, geldt ook over de laatste maand waarin de ontginning geschiedt.
Art. 13. Het is den ontginner verboden in de kolonie goud te verkoopen, te ruilen, in pand, gebruik of bewaring of onder eenigen anderen titel, welken ook, af te geven aan een ander dan een bevoegden opkooper van goud.
Ontginners aan wie ingevolge het 2e lid van art. I vergunning is verleend het van de plaats van ontginning verkregen goud naar Nieuw-Nickerie of naar Albina te vervoeren, mogen het goud van daar ten verkoop of ter beschikking anderszins zenden aan een bevoegden opkooper van goud te Paramaribo.
Deze toezending moet, onverminderd de inachtneming van hetgeen in art. 16 met betrekking tot de quitantiën is voorgeschreven, vergezeld gaan van een door den ontginner onderteekenden brief, waarin vermeld moeten worden, behalve diens naam en voornaam, de plaats van ontginning, de hoeveelheid die wordt afgezonden, tegen welken prijs of de voorwaarden waaronder.
Art 14. Het is verboden buiten het geval bedoeld in het vorige artikel, in de kolonie goud te koopen, in te ruilen, in pand, gebruik of bewaring te nemen, of onder eenigen anderen titel, welken ook, aan te nemen dan van een bevoegden opkooper van goud.
Art. 15. Het is verboden zonder daartoe vooraf van den Gouverneur vergunning te hebben bekomen het beroep van opkooper van goud uit te oefenen.
Deze vergunning wordt niet verleend tenzij bij het daartoe strekkend verzoek worde overgelegd eene quitantie van stor-
| |
| |
ting bij den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester van eene som van f 250. - als voor die vergunning verschuldigd recht.
Bij afwijzing van het verzoek wordt teruggave van het gestorte bedrag bevolen.
De vergunning geldt voor den tijd van één jaar.
Elke verleende vergunning wordt in het Gouvernements-advertentieblad bekend gemaakt.
Art. 16. Het is den opkooper van goud verboden in de kolonie goud te koopen, in te ruilen, in pand, gebruik of bewaring te nemen of onder eenigen anderen titel, welken ook, aan te nemen dan van een opkooper van goud, van dengene die goud heeft ingevoerd of van een ontginner en in de beide laatste gevallen niet dan tegen afgifte door den invoerder of den ontginner van de quitantie dat het invoerrecht of het volgens art. 10 verschuldigde recht is betaald, indien de hoeveelheid waarvoor de quitantie is afgegeven of die volgens de quitantie nog niet verhandeld of verscheept is door hem wordt overgenomen, en indien de handeling slechts een gedeelte van de in de quitantie uitgedrukte hoeveelheid geldt, niet dan na daarop te hebben vermeld de hoeveelheid welke door hem wordt overgenomen alsmede de dagteekening, en in dat geval niet dan tegen afgifte aan hem van een volledig en door den invoerder of den ontginner onderteekend afschrift der quitantie.
Art. 17. Het verbod in de artt. 13, 14 en 16 bedoeld is niet van toepassing op handelingen waartoe schriftelijk vergunning is verleend te Paramaribo door den Controleur der belastingen, te Nieuw-Nickerie door den Ontvanger der belastingen aldaar en te Albina door den Districts-Commissaris van Marowijne.
Van de beslissing van den betrokken ambtenaar is beroep op den Administrateur van Financiën toegelaten.
Art. 18. Ieder die het beroep van opkooper van goud uitoefent, is verplicht een register naar een daarvoor door den Gouverneur bij besluit vast te stellen model te houden, waarvan door den Controleur der belastingen of den hiertoe door hem aangewezen ambtenaar de eerste en laatste bladzijden worden gekantteekend en al de verdere bladen worden genommerd en geparafeerd en waarin dag voor dag zonder witte vakken, tusschenregels, kantteekeningen, doorhalingen of het schrijven van het eene woord over het andere worden geboekt: alle door hem met betrekking tot het goud verrichte handelingen, het gewicht van het goud, de koopprijs of waartegen geruild enz., naam, voornaam, beroep en woonplaats van dengenen van wien het goud verkregen is, en aan wien het weder overgedaan of verzonden is; met vermelding van dagteekening en nommer der aan hem afgegeven of vertoonde quitantie bedoeld in art. 16 of van de vergunning in het vorig artikel bedoeld.
| |
| |
Elke aflevering van goud in de kolonie aan of door den opkooper moet, behalve in het geval bedoeld in het laatste lid van art. 13, in het register in een daarvoor bestemde kolom door het stellen van zijn naamteekening worden afgeteekend door dengene van wien het goud verkregen of aan wien het overgedaan wordt. Ingeval die persoon niet schrijven kan, moet door hem een kruismerk worden gesteld, wordende in dit geval de in het register onderteekende verklaring van twee aan den opkooper bekende getuigen gevorderd, dat dit na voorlezing in hunne tegenwoordigheid is geschied.
In het geval bedoeld in het laatste lid van art. 13 wordt de brief begeleidende de toezending aan het register vastgehecht.
Een onderteekend afschrift van het register over de afgeloopen maand wordt door hem uiterlijk op den 3n dag der loopende maand gezonden te Paramaribo aan den Controleur der belastingen, te Nieuw-Nickerie aan den Ontvanger der belastingen aldaar, te Albina aan den Districts-Commissaris van Marowijne.
De verplichting in het vorige lid aan den opkooper opgelegd, geldt ook over de laatste maand waarin het beroep is uitgeoefend.
Art. 19. Zij die goud, verkregen vóór het in werking treden dezer verordening, onder zich hebben, zijn verplicht enz.
Art. 20. Op goud, waarvan blijkt dat het vóór het in werking treden dezer verordening is verzonden enz.
Art. 21. Bij voorgenomen uitvoer van goud, hetzij als stofgoud, hetzij in stukken in den oorspronkelijken vorm, hetzij versmolten of al dan niet gezuiverd, of in erts, kwarts of steenen vervat, wordt daarvan vóór de inscheping, door den afzender eene schriftelijke aangifte ingeleverd te Paramaribo ten kantore van den Ontvanger of gedelegeerde van dezen ten wiens kantore alle aangiften ten in- en uitvoer worden gedaan, te Nieuw-Nickerie ten kantore van den Ontvanger der belastingen aldaar, te Albina ten kantore van den Districts-Commissaris van Marowijne, met overlegging van het goud en de quitantie wegens betaling der belasting, of van het afschrift der quitantie bedoeld aan het slot van art. 16, of van de quitantie wegens betaald invoerrecht.
De aangifte moet bevatten:
a. | de namen van het vaartuig waarmede en van den schipper door wien de uitvoer zal plaats hebben; |
b. | de plaats of het land van bestemming, en |
c. | het gewicht van het goud. |
Zij moet onderteekend zijn door den aangever of zijn schriftelijk gemachtigde.
| |
| |
Het goud wordt ten kantore voormeld gewogen en verzegeld en niet dan onder toezicht van ambtenaren der belastingen ingeladen.
Wordt de hoeveelheid waarvoor de quitantie is afgegeven of die welke volgens de quitantie nog niet verhandeld of verscheept is, uitgevoerd, dan wordt de quitantie of het afschrift ten kantore voormeld ingetrokken; bij uitvoer van slechts een gedeelte dier hoeveelheid wordt dit op de quitantie vermeld en deze aan den aangever teruggezonden.
Bij gemis van de quitantie of van het afschrift bedoeld in het eerste lid, wordt de inlading niet toegestaan dan op bijzonder schriftelijke vergunning:
te Paramaribo van den Controleur der belastingen;
te Nieuw-Nickerie van den Ontvanger der belastingen aldaar;
te Albina van den Districts-Commissaris.
Art. 21 bis. Onverminderd de formaliteiten bedoeld bij lett. b van art. 2 van het Koninklijk Besluit van 10 Januari 1894 No. 12 (G.B. No. 5), geeft de Gouverneur voorschriften ten opzichte van de verzending van goud naar het buitenland met de pakketpost.
Niet vervulling dier formaliteiten, voor zooveel betreft de verzending van goud, of niet-nakoming dier voorschriften wordt gestraft met de straffen bedreigd bij de artt. 36 en 44.
Art. 22. Tot het houden van toezicht op het nakomen van deze verordening en tot het constateeren van de daartegen begane overtredingen zijn, nevens de ambtenaren van allen rang dienende bij de belastingen en bij de politie, bevoegd alle ambtenaren die tot dat einde door den Gouverneur worden aangewezen.
Van de door hen geconstateerde overtredingen maken zij proces-verbaal op. Zij nemen in de gevallen waarin verbeurdverklaring van het goud is gesteld, dat in beslag.
Art. 23. Bij vermoeden van frauduleus vervoer van goud zijn de in art. 22 genoemde ambtenaren bevoegd alle vaartuigen die zij aantreffen in de kolonie of binnen ¾ geographische mijl van de kust, te doen bijdraaien en hen daartoe zelfs door dwangmiddelen te noodzaken, ten einde die vaartuigen te onderzoeken, zoomede de goederen welke de zich daarin bevindende personen bij zich hebben en die personen op den lijve te visiteeren of te doen visiteeren. Zij zijn mede bevoegd alle personen die zij aantreffen op eenigen binnen deze kolonie gelegen land of waterweg, ook des noodig door dwangmiddelen, te doen stilhouden en ten aanzien van hunne voer- of vaartuigen, goederen en personen te handelen als hiervoren is bepaald.
Art. 24. Zij hebben gelijke bevoegdheid als in het vorige artikel omschreven ten opzichte van alle personen, die zij
| |
| |
aantreffen te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina op eenige aanlegplaats van vaartuigen of op eenigen publieken of particulieren steiger, ten opzichte van alle personen zich aan of van boord begevende van aldaar ter reede liggende schepen of zich aan boord dier schepen bevindende die zij vermoeden in het bezit te zijn van goud, waarop het verschuldigde recht niet is voldaan.
Art. 25. Zij zijn ten allen tijde bevoegd zich te begeven ten huize van ieder ontginner of zijn vertegenwoordiger als bedoeld in art. 12 en van de opkoopers van goud en aldaar te vorderen inzage van de bij artt. 12 en 18 bedoelde registers, alsmede vertoon van het goud onder hen berustende.
De ambtenaren bij de belastingen onder den Controleur der belastingen en die bij de politie onder den Commissaris van Politie oefenen die bevoegdheid niet uit dan voorzien van een schriftelijken last en wel te Paramaribo voor zoover eerstgenoemde ambtenaren betreft, van den Controleur der belastingen en voor wat laatstgenoemde ambtenaren aangaat, van den Commissaris van Politie; te Nieuw-Nickerie de ambtenaren bij de belastingen van den Ontvanger der belastingen, de ambtenaren bij de politie van den Districts-Commissaris; in de overige districten van den Districts-Commissaris.
Zij zijn verplicht desgevorderd inzage van hunnen last te geven aan den persoon, bij wien huiszoeking wordt gedaan.
Art. 26. Zij zijn ten allen tijde bevoegd zich te begeven ter plaatse van ontginning van delfstoffen en aldaar te vorderen inzage van het register bedoeld bij art. 2 en vertoon van het aanwezige goud.
Art. 27. Bij vermoeden dat in eenige particuliere woning, op eenige werkplaats van goudsmeden, in eenigen winkel of magazijn of in de aanhoorigheid van een dier plaatsen goud voorhanden is, waarop het verschuldigd recht niet is voldaan, kan te Paramaribo in zoodanige woning of gebouwen of in de aanhoorigheid daarvan door den Controleur der belastingen of door hem die bij zijne afwezigheid voor hem optreedt of door den Commissaris van politie tot huiszoeking worden overgegaan, na vooraf verkregen verlof van den Kantonrechter aldaar.
Gelijke bevoegdheid hebben in het district Nickerie de Districts-Commissaris en de Ontvanger der belastingen, en in de overige districten de Districts-Commissaris; de Districts-Commissaris en de Ontvanger der belastingen in het district Nickerie echter niet zonder daartoe vooraf verkregen verlof van den Kantonrechter aldaar.
Art. 28. Bij vermoeden dat in eenig vaartuig goud voorhanden is, waarop het verschuldigde recht niet is voldaan, zijn de in art. 22 genoemde ambtenaren tot visitatie op den voet bij art. 23 bevoegd.
| |
| |
Art. 29. Bij alle visitatiën worden de aanwezige belanghebbenden uitgenoodigd tegenwoordig te zijn. De opening, ontpakking, wederinpakking en sluiting van alle emballages geschiedt van wege de administratie of de politie, indien belanghebbenden bij de visitatie geroepen, afwezig blijven of daarbij tegenwoordig, niet genegen zijn zelve tot die verrichtingen over te gaan.
Het Gouvernement is gehouden tot vergoeding van de door de ambtenaren of werklieden der administratie of politie bij het onderzoek veroorzaakte schade.
Art. 30. Bij het onderzoek en de visitatie bedoeld bij de artt. 23-28 zijn de in die artikelen genoemde ambtenaren bevoegd het door hen aanwezig bevonden goud door weging op te nemen en met de registers genoemd bij de artt. 2, 12 en 18 alsmede met het vervoerbiljet te vergelijken.
Art. 31. De ambtenaren met huiszoeking of onderzoek der registers belast zijn bevoegd uittreksels uit de registers te nemen.
In beslagneming der registers geschiedt krachtens bevel van het Hof van Justitie in raadkamer op requistoir van het Openbaar Ministerie.
Hangende het beslag geschieden de inschrijvingen in hulpregisters waarmede wordt gehandeld als is voorgeschreven voor de oorspronkelijke registers.
Art. 32. Waar in deze verordening de onderteekening van het hoofd der onderneming ter plaatse van ontginning of van den ontginner wordt gevorderd, zal, indien zij niet kunnen schrijven, namens eerstbedoelde kunnen worden geteekend door den persoon door hem belast met het houden van het register ter plaatse van ontginning en namens laatstbedoelde door den persoon door dezen belast met het houden van het register in art. 12 vermeld.
Die persoon is alsdan strafrechtelijk aansprakelijk indien blijkt dat het misdrijf met betrekking tot de registers, het vervoerbiljet of de afschriften uit die registers is gepleegd buiten toedoen van het hoofd der onderneming ter plaatse van ontginning of van den ontginner.
Art. 33. Met gevangenisstraf van 8 dagen tot een maand en geldboete van 10-500 gulden, te zamen of afzonderlijk wordt gestraft hij die komende van een gedeelte der kolonie waar goud wordt ontgonnen, het eerst aan zijn weg gelegen politiestation voorbijgaat zonder zich aan te melden.
Art. 34. Met gevangenisstraf van 1-3 maanden en geldboete van 500-2000 gulden te zamen of afzonderlijk wordt gestraft hij, die met vervoer van goud belast of het vervoer daarvan op zich genomen hebbende:
a. | goud van eenige binnen de kolonie gelegen plaats van ontginning verkregen, vervoert langs andere wegen dan in
|
| |
| |
| art. 1 genoemd of ongedekt door het bij art. 2 bedoeld vervoerbiljet; |
b. | het eerste aan zijn weg gelegen politiestation voorbijgaat zonder het vervoerbiljet aldaar te hebben aangeboden of zonder zich, indien het goud niet van binnen de kolonie gelegen plaatsen van ontginning afkomstig is, aldaar van een vervoerbiljet te hebben voorzien; |
c. | goud lost elders dan aan de door den Gouverneur aangewezen losplaatsen, aldaar zich niet vóór de lossing aanmeldt bij de ter plaatse aanwezige politie of buiten tegenwoordigheid van de politie het vaartuig verlaat anders dan om zich aan te melden. |
Art. 35. Met gelijke straffen als in het vorige artikel genoemd wordt gestraft de gezagvoerder van eenig vaartuig, die aankomende van een gedeelte der kolonie waar goud wordt ontgonnen, of aan boord hebbende personen van daar komende of goud waarop de belasting niet is betaald, te Paramaribo, Nieuw-Nickerie of Albina, aanlegt of zijn vaartuig lost elders dan aan de door den Gouverneur aangewezen plaatsen; zich niet vóór de lossing aanmeldt bij de ter plaatse aanwezige politie of buiten tegenwoordigheid van de politie het vaartuig verlaat, anders dan om zich aan te melden.
Met gelijke straffen wordt gestraft een ieder die het vaartuig verlaat alvorens de politie vergunning daartoe heeft verleend.
Art. 36. Met gevangenisstraf van 1-6 maanden en geldboete van 500-4000 gulden te zamen of afzonderlijk wordt gestraft:
a. | de ontginner of zijn vertegenwoordiger die buiten het geval vermeld in art. 17, in de kolonie goud verkoopt, ruilt, in pand, gebruik of bewaring of onder eenigen anderen titel, welken ook, afgeeft aan een ander dan een bevoegden opkooper van goud; |
b. | hij, die geen opkooper van goud zijnde en buiten het geval vermeld in art. 17, in de kolonie goud koopt, inruilt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of onder eenigen anderen titel, welken ook, aanneemt van een ander dan een bevoegden opkooper van goud; |
c. | de opkooper van goud die buiten het geval vermeld in art. 17 in de kolonie goud koopt, inruilt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of onder eenigen anderen titel, welken ook, aanneemt van een ander dan van een bevoegden opkooper van goud, van dengene die goud heeft ingevoerd of van een ontginner, en in de beide laatste gevallen zonder inachtneming van de voorschriften van art. 16; |
d. | hij, die in de kolonie elders dan ter plaatse van ontginning of anders dan tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming of na den termijn bepaald in artt. 7 en 19 in het bezit wordt gevonden van goud waarop het krachtens deze
|
| |
| |
| verordening verschuldigd recht of het invoerrecht niet is betaald, tenzij het goud verkregen is van een bevoegden opkooper van goud of krachtens de vergunning bedoeld in art. 17: |
e. | hij, die goud naar buiten de kolonie verzendt zonder inachtneming van het voorschrift van art. 21; |
f. | de geadresseerde, die niet voldoet aan de bij art. 7 le en 2e lid hem opgelegde verplichting. |
Art. 37. Met de straffen in art. 36 gesteld wordt gestraft:
a. | het niet houden van of het opzettelijk boeken van onware opgaven in de bij artt. 2, 12 en 18 voorgeschreven registers of het opzettelijk nalaten daarin die boekingen te doen waarvoor die registers bestemd zijn; |
b. | het opzettelijk doen van met die registers strijdige of onware opgaven op de aan de ambtenaren in art. 3 genoemd, toe te zenden afschriften uit de registers; |
c. | het uitoefenen van het beroep van opkooper van goud zonder de vergunning bedoeld bij art. 15; |
d. | het stellen van kruismerk of het onderteekenen van verklaringen in het register van den opkooper in strijd met de waarheid. |
Art. 38. Met gevangenisstraf van 8 dagen tot eene maand en geldboete van 50-1000 gulden te zamen of afzonderlijk, behoudens verdere vervolging wegens misdrijf, daartoe termen zijnde, wordt gestraft:
weigering of belemmering van toegang of visitatie aan de daartoe bevoegde ambtenaren;
weigering om inzage te geven van registers waarvan het houden bij deze verordening is voorgeschreven, of om het vervoerbiljet te vertoonen in de gevallen waarin de verplichting daartoe bestaat;
weigering om het goud te vertoonen in de gevallen waarin dit is voorgeschreven of kan worden gevorderd.
Art. 39. Het niet binnen den bij artt. 3, 12 en 18 genoemden termijn inzenden van het in die artikelen bedoelde afschrift uit de aldaar vermelde registers wordt gestraft met geldboete van 50-1000 gulden.
Art. 40. Met geldboete van 25-1000 gulden wordt gestraft:
a. | het niet overeenkomstig de desbetreffende voorschriften houden van de bij artt. 2, 12 en 18 voorgeschreven registers; |
b. | elke onnauwkeurigheid in die registers of in de aan de ambtenaren in art. 3 genoemd toe te zenden afschriften uit die registers, buiten de gevallen in art. 37 la a en b bedoeld; |
c. | het niet invullen van het vervoerbiljet bedoeld bij art. 2 overeenkomstig de voorschriften van dat artikel; |
d. | het verzenden of vervoeren van goud anders dan overeenkomstig de voorschriften van het le lid van art. 2. |
| |
| |
Art. 41. Ingeval van onder- of overwicht van de hoeveelheid goud, welke volgens het vervoerbiljet moest aanwezig zijn, wordt de afzender gestraft met eene geldboete van 5 gulden voor elke gram of gedeelte daarvan onder- of overwicht, wanneer het onder- of overwicht meer dan 5% doch minder dan 10% der op het vervoerbiljet uitgedrukte hoeveelheid goud bedraagt, behoudens verdere vervolging wegens misdrijf daartoe termen zijnde.
De geheele partij wordt geacht te zijn ongedekt, wanneer het onder- of overwicht 10% of meer bedraagt van de op het vervoerbiljet uitgedrukte hoeveelheid goud.
Bij hoeveelheden van minder dan 500 gram zijn de percentages in dit artikel op 5% en 10% bepaald respectievelijk 10% en 15%.
Art. 42. Met geldboete van 10-200 gulden wordt gestraft hij, die tengevolge van eene vergunning tot onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen, prospecties waarin goud begrepen is, vervoerende van de plaats waar het onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen is ingesteld, het eerste aan zijnen weg gelegen politiestation voorbijgaat zonder zich aldaar van een vervoerbiljet te hebben voorzien.
Art. 43. Ieder die in het bezit wordt gevonden van goud, hetzij als stofgoud, hetzij in stukken in den oorspronkelijken vorm, hetzij versmolten of al dan niet gezuiverd, of in erts, kwarts of steenen vervat, zonder desgevraagd, op voldoende wijze de wettige herkomst te kunnen aantoonen, kan worden gestraft met geldboete van 10-500 gulden.
Art. 44. Verbeurdverklaring van het in beslag genomen goud den veroordeelde in eigendom toebehoorende kan in de gevallen genoemd in de artt. 34, 35, 36, 40 1a. d, 41 tweede lid, 42 en 43, door den rechter worden uitgesproken.
Zoo het goud den veroordeelde voor een deel in eigendom toebehoort, kan slechts dat deel, hetwelk in het vonnis wordt aangewezen, worden verbeurd verklaard.
Art. 45. De Griffier van het Hof van Justitie of van het betrokken Gerecht zendt zoodra het vonnis in kracht van gewijsde is ingegaan het in beslag genomen goud, waarvan de verbeurdverklaring is uitgesproken, aan den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, die het in het openbaar verkoopt.
Is het vonnis bij verstek gewezen, dan wordt het geacht in kracht van gewijsde te zijn gegaan indien binnen zes maanden na de beteekening geen verzet is gedaan.
De Griffier zendt met in achtneming van het hiervoren bepaalde het in beslag genomen goud, waarvan de teruggave is gelast aan den eigenaar of daarop rechthebbende, eveneens aan den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, die het tegen betaling van het verschuldigd recht ter beschikking stelt van den door den Procureur-Generaal aangewezen eigenaar of daarop rechthebbende.
| |
| |
Deze wordt te dien einde driemaal, telkens met tusschenruimte van ten minste eene week, in het Gouvernements Advertentie Blad opgeroepen.
Het in beslag genomen goud wordt, wanneer binnen 6 maanden na de laatste aankondiging de eigenaar of daarop rechthebbende zich niet heeft opgedaan, ten bate der koloniale kas door den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester in het openbaar verkocht.
Art. 46. De concessiën van den ontginner kunnen door het Hof van Justitie op daartoe door den Procureur-Generaal in te stellen actie worden vervallen verklaard bij veroordeeling in de gevallen genoemd in art. 36 1a. a en art 47 1a. a en b, wanneer het betreft de registers bedoeld in artt. 2 en 12.
De bepalingen van artt. 31 en 32 der verordening van 7 September 1882 (G.B. No. 19) zijn alsdan van toepassing, met dien verstande dat het geheele bedrag van den koopprijs bedoeld in het 6e lid van art. 31 dier verordening in de koloniale kas wordt gestort.
Art 47. De rechter, de straf van gevangenis ter zake van overtreding dezer verordening uitsprekende, daaronder begrepen de gevangenisstraf ter vervanging van de geldboete, is bevoegd te bepalen, dat de veroordeelde buiten de gevangenis aan openbare werken mag worden te werk gesteld.
Art. 48. Bij elke veroordeeling tot geldboete krachtens deze verordening uitgesproken, bepaalt de rechter overeenkomstig het voorschrift van art. 24 Wetboek van Strafrecht den duur der gevangenisstraf, welke de opgelegde geldboete, indien deze niet overeenkomstig art. 50 kan worden verhaald, vervangt.
Art. 49. Personen, in de kolonie niet gevestigd, alsmede zij, die in de kolonie geen bekend verblijf hebben, bekeurd ter zake van eenig feit bij deze verordening strafbaar gesteld, kunnen worden aangehouden. Zij worden met het van deze aanhouding op te maken proces-verbaal zoo spoedig mogelijk door tusschenkomst van den Procureur-Generaal gebracht voor den President van het Hof van Justitie die onverwijld uitspraak doet omtrent de aanhouding.
Het bevelschrift van den President moet op het proces-verbaal van aanhouding gesteld en terstond ten uitvoer gelegd worden.
De aangehoudene wordt onmiddellijk in vrijheid gesteld en het bevelschrift tot gevangenhouding, zoo dit reeds verleend mocht zijn, vervalt van rechtswege, zoodra het maximum der bedreigde geldboete, ook indien daarnevens gevangenisstraf is bedreigd, is gedeponeerd.
Het deponeeren van het maximum der geldboete geschiedt te Paramaribo ten parkette, in de districten bij den Districts-Commissaris.
Het bevelschrift vervalt mede van rechtswege, indien bin-
| |
| |
nen acht dagen na de dagteekening daarvan de aangehoudene niet is gedagvaard ter zake waarvan hij bekeurd werd.
Art. 50. Het ingevolge het vorig artikel gedeponeerd bedrag vervalt ten beloope van de boete en de kosten, waarin de veroordeelde bij vonnis gegaan in kracht van gewijsde is verwezen, aan de koloniale kas.
Het tweede lid van art. 45 is van toepassing.
Omtrent het in beslag genomen goud, dat is verbeurd verklaard of waarvan de teruggave aan den eigenaar of daarop rechthebbende is bevolen, gelden de bepalingen van art. 45.
Art. 51. Ingeval van aanhalingen van goud gedaan tegen onbekenden wordt door den Procureur-Generaal van de aanhaling alsmede van de omstandigheden, waaronder de aanhaling heeft plaats gevonden, bij drie aankondigingen, telkens met tusschenruimte van ten minste een week, in het Gouvernements-Advertentie-Blad kennis gegeven aan belanghebbenden.
De Procureur-Generaal gelast teruggave van het in beslag genomen goud aan den eigenaar of daarop rechthebbende, wanneer er geene termen bestaan eene vervolging ter zake in te stellen. Te dien einde wordt het in beslag genomen goud op last van den Procureur-Generaal overgebracht ten kantore van den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, die tegen betaling van het verschuldigd recht, het goud ter beschikking stelt van den eigenaar of daarop rechthebbende.
Het in beslag genomen goud wordt, wanneer er geen vervolging is ingesteld en zes maanden na de laatste aankondiging de eigenaar of daarop rechthebbende zich niet heeft opgedaan, op last van den Procureur-Generaal overgebracht ten kantore van den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester, die het in het openbaar ten bate der koloniale kas verkoopt.
Art. 52. Van de wegens overtreding dezer verordening betaalde boeten en van de zuivere opbrengst van het verbeurd verklaarde of krachtens art. 51 ten bate der koloniale kas verkochte goud wordt aan alle ambtenaren die de bekeuring of aanhaling hebben gedaan beneden den rang van Controleur der belastingen en de ambtenaar die aangewezen is hem in de uitoefening zijner functiën bij te staan, van Commissaris van politie of Districts-Commissaris een vierde in gelijke aandeelen toegekend.
Art. 53 De vervolgingen ter zake van misdrijven bij deze verordening voorzien, verjaren door verloop van den tijd bepaald bij art. 335 van het Wetboek van Strafvordering.
Art. 54. Met het in werking treden dezer verordening vervallen enz.
Art. 55. Deze verordening treedt in werking den 1sten Juli 1895 of op een ander door den Gouverneur te bepalen tijdstip. |
|