Grenzen van Suriname.
Suriname ligt tusschen de parallellen van 2 gr. en 6 gr. Noorder-breedte en de meridianen van 54 gr. en 58 gr. West van Greenwich. Het wordt begrensd ten Noorden door den Atlantischen Oceaan, ten Oosten door de Marowijne die het van Fransch-Guyana scheidt; ten Zuiden wordt het door het Tumuc-Humac gebergte van Brazilië, en ten Westen door de Corantijn van Britsch-Guyana gescheiden.
De Marowijne is een groote stroom die uit het Tumuc-Humac gebergte ontspringt en van het Zuiden naar het Noorden loopt. Tot op 4 gr. 22 min. N.B. en 54 gr. 27 min. draagt zij den naam van Lawa; op dat punt vereenigt zich de Tapanahoni, die uit het Z.Z.W. komt, met de Lawa, die alsdan meer bepaaldelijk den naam van Marowijne aanneemt en op 5 gr. 45 min. N.B. en 54 gr. W.L. door een breeden mond in zee valt.
Aangezien er vooral bij het Fransche Gouvernement twijfel was ontstaan welke rivier, de Tapanahoni of de Lawa, als de hoofdstroom der Marowijne diende beschouwd te worden, en welke dus als de eigenlijke grensrivier behoorde te worden aangemerkt, werd in 1861 eene Nederlandsch-Fransche Commissie benoemd om beide rivieren op te nemen, de gegevens te verzamelen om tot eene bepaalde grensregeling te geraken en ter zake de noodige voorstellen te doen.
Deze Commissie volbracht hare taak op het einde van genoemd jaar. Uit hare onderzoekingen bleek dat de Lawa de hoofdstroom der Marowijne was, bewezen zoowel door haren loop en grootte als door de hoeveelheid water, die beiden in een gegeven tijd afvoerden, hetwelk van de Lawa 1¾ maal het afstroomend water van de Tapanaboni bedroeg. Niet alleen werd daardoor uitgemaakt dat de Aucaner-boschnegers, die de oevers van de Tapanahoni bewonen, geheel op Surinaamsch grondgebied gevestigd zijn, maar ook dat de voornaamste dorpen der Boninegers zich aan den linkeroever der Lawa bevinden en dus gelijk de Aucaners als Nederlandsche onderdanen te beschouwen zijn, betwelk zij trouwens, door hunne afstamming en hunne afhankelijkheid tot in 1860 van de Aucaners, ongetwijfeld ook waren.
De quaestie dezer grensregeling, sedert 1861 aanhangig gebleven, en thans zooveel te gewichtiger geworden nu er sedert een paar jaren zooveel goudontdekkingen op den linkeroever der Lawa zijn gedaan, is in het laatst van Mei 1891, bij arbitraire uitspraak, ten gunste van Nederland opgelost.
Omtrent de Westelijke grens van Suriname valt op te merken, dat ook hier allicht quaestiën zouden kunnen ontstaan, ware het niet dat in 1799 door de Gouverneurs Friderici en van Batenburg bij overeenkomst was bepaald dat de strook lands gelegen tusschen de vroegere westelijke grenslijn der kolonie Suriname, van af de Devilskreek tot den westelijken