Verordening van 23 April 1886, houdende bepalingen tot wering van besmetting door scheepvaart (G.B. 1886 No. 26).
Elk schip, in de kolonie aankomende of na aankomst daar vertoevende, wordt aan quarantaine onderworpen, o.m.:
wanneer het van een land of eene plaats is gekomen, of tijdens de reis een land of eene plaats heeft aangedaan, waar eene besmettelijke ziekte heerscht of welke besmet is verklaard.
De duur van elke opgelegde quarantaine is in gewone gevallen 21 dagen.
Geen schip dat, van buiten 's lands gekomen, de rivier Suriname of de rivier Nickerie binnenloopt, mag gemeenschap houden met den wal of met eenig ander vaartuig, alvorens bij het fort Nieuw-Amsterdam of bij den post in Nickerie het anker te hebban laten vallen en er den uitslag van het onderzoek, in de volgende artikelen voorgeschreven, te hebben afgewacht.
De ligplaats voor schepen in quarantaine of observatie is:
voor die, welke de rivier Suriname zijn binnengeloopen, een bij het in art. 21 vermelde reglement nader te omschrijven gedeelte dezer rivier bij de verlaten redoûte Leijden;
voor die, welke in het district Nickerie aankomen, een bij hetzelfde reglement nader te omschrijven gedeelte der rivier van dien naam tusschen den ouden steiger en de eerste boei.
Zoolang een schip zich in quarantaine of in observatie bevindt, moet het eene gele vlag voeren.
Ten aanzien van de schepen, belast met het overbrengen van mailpakketten, kan door den Gouverneur dispensatie van bepalingen dezer verordening worden verleend.