| |
| |
| |
Bijlagen.
| |
| |
Bijlagen.
Publicatie
van den 2den Maart, 1842, houdende Reglement op de verdeeling der Kolonie Suriname in Divisiën en ter verzekering der publieke rust en veiligheid in dezelve.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Naardemaal reeds bij 's Konings Besluit, van 8 October, 1835, No. 3, is gearresteerd een Reglement op de verdeeling der Kolonie Suriname in Districten en ter verzekering der publieke rust en veiligheid in dezelve, met last op den Gouverneur-Generaal, om dit Reglement, met overleg van den Kolonialen Raad, te toetsen aan de bestaande verordeningen en daarna dadelijk in werking te brengen.
| |
| |
In aanmerking nemende, dat de opgevolgde behandeling van dit onderwerp de uitvaardiging van dat Reglement heeft vertraagd.
Gelet op de speciale Instructie, van wege Zijne Majesteit aan Ons geworden, om, vóór ons vertrek uit deze Kolonie, zoodanige voorzieningen daar te stellen en verordeningen uit te vaardigen, als Ons noodig zouden voorkomen.
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord in deszelfs Vergadering van den 31sten Januarij, ll., hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Te arresteren het navolgend
| |
Reglement
Op de verdeeling der kolonie suriname in divisiën en ter verzekering der goede orde en veiligheid in dezelve.
Hoofdstuk I.
Over de verdeeling der kolonie suriname in divisiën.
Art. 1.
De Kolonie Suriname tot Hoofdplaats hebbende de Stad Paramaribo, zal, wat de Landen en Wateren betreft, welke niet binnen den omtrek der Stad zijn
| |
| |
gelegen, of daartoe behooren, verdeeld worden in acht Afdeelingen, welke den naam zullen voeren van Divisiën; tot welke echter niet zullen worden gerekend het Opper- en Neder-District Nickerie.
| |
Art. 2.
Deze acht Divisiën zullen onderscheiden worden door de acht volgende, in de Kolonie van oudsher bekende benamingen:
1o. | De Divisie Boven-Suriname en Thorarica. |
2o. | De Divisie Para. |
3o. | De Divisie Beneden-Commewijne. |
4o. | De Divisie Beneden-Cottica. |
5o. | De Divisie Matappica. |
6o. | De Divisie Boven-Commewijne. |
7o. | De Divisie Boven-Cottica en Perica. |
8o. | De Divisie Saramacca. |
| |
Art. 3.
De Divisie Boven-Suriname en Thorarica zal zich, in het afvaren der Rivier Suriname, aan haren regteroever uitstrekken, van den Houtgrond Remoncour, of zoodanigen anderen Grond of Plantaadje, als nader hoogerop weder in bewerking mogt worden gegeven, tot en met de Plantaadje Voorburg, en, aan den linkeroever, van den Houtgrond Victoria, tot aan de doorsnede naar de Divisie Para.
| |
Art. 4.
De Divisie Para zal eenen aanvang nemen bij de doorsnede der Rivier Suriname naar Para, en, met insluiting der geheel Para-Kreek, langs den linker- | |
| |
oever der Rivier Suriname, met uitsluiting der Stad Paramaribo en haren omtrek, voortloopen tot aan de Redoute Purmerend.
Deze Divisie zal alzoo bevatten:
1o. | Het gedolven Kanaal tusschen de Rivieren Suriname en Para. |
2o. | De Carolina-Kreek. |
3o. | De Corroupina-Kreek. |
4o. | De Tawaycoera-Kreek. |
5o. | De Pararac-Weg. |
6o. | De De Booms-Kreek - en |
7o. | De Het verlengde Pad van Wanica. |
| |
Art. 5.
De Divisie Beneden-Commewijne, aan den linkeroever der Rivier Commewijne gelegen, zal eenen aanvang nemen met de Plantaadje Zoelen en eindigen met de Plantaadje Hooyland.
Deze Divisie zal alzoo in zich sluiten, de Orelana of Orleans-Kreek.
| |
Art. 6.
De Divisie Beneden-Cottica zal beginnen met de Plantaadje Pomona, in de Jonkermans-Kreek, en, zich uitstrekkende langs den regteroever der Rivier Commewijne, in het afvaren mede die Plantaadjes bevatten, welke ter regterhand of aan de noordzijde van Groot-Matappica zijn gelegen, en eindigen met de laatste Plantaadje der Warrappa-Kreek, aan Zee.
Deze Divisie bevat alzoo in zich, de Jonkermans- | |
| |
Kreek, de helft der Matappica-Kreek, of zoogenaamd Groot-Matappica, en de geheele Warrappa-Kreek.
| |
Art. 7.
De Divisie Matappica zal eenen aanvang nemen met den geheelen linkeroever of zuidzijde van Groot-Matappica; voorts zal dezelve, met insluiting van geheel Klein-Matappica, de Tapoeripa-Kreek en de Cabbes-Kreek, zich langs den regteroever der Rivier Commewijne uitstrekken, van en met de Plantaadje Sporksgift, tot en met de Plantaadje de Eendragt; en langs den linkeroever der Rivier Cottica, van en met het Etablissement Sommelsdijk, tot aan de Cras-Kreek.
Deze Divisie zal, behalve de reeds opgenoemde Kreken, nog bevatten, de Paramarica- en de eene helft of noordzijde der Cras-Kreek.
| |
Art. 8.
De Divisie Boven-Commewijne zal eenen aanvang nemen bij den zamen loop der Rivieren Commewijne en Cottica, zich aan de linkerhand eerst uitstrekken, langs den regteroever der Commewijne, met insluiting der Commetewane-Kreek, en boven deze Kreek, langs beide oevers voortloopen, tot- en eindigen bij het Kordon van Binnenlandsche Defensie.
Tot deze Divisie zullen ook behooren:
1o. | De doorsnede der Commewijne. |
2o. | De Commetewane-Kreek. |
3o. | De wederhelft der Cras-Kreek. |
4o. | De Caramacca-Kreek en |
5o. | De Casiwinica-Kreek, |
| |
| |
| |
Art. 9.
De Divisie Boven-Cottica en Perica, zich uitstrekkende langs beide de oevers der Rivier Boven-Cottica, zal aan den regteroever eenen aanvang nemen met de Plantaadje Oud Bellevue en, met insluiting der Mot-Kreek en Oranje-Kreek, eindigen bij het Piket van en Militairen Post Vredenburg; en aan den linkeroever, beginnende bij den Mond der Cras-Kreek, de Rivier Perica, met al de daaraan gelegene Plantaadjes en daartoe behoorende takken en Kreken bevatten, en bij het Kordon eindigen.
| |
Art. 10.
De Divisie Saramacca zal de geheele Rivier Saramacca bevatten, en voorts al de Landen en Gronden in zich sluiten, welke langs de Kreek van Wanica en het gedolven Kanaal naar Saramacca, tot aan den uitloop in de Rivier Suriname, zijn gelegen.
Tot deze Divisie behoort ook de Tawayarie-Kreek.
| |
Art. 11.
De in de verschillende Divisiën aanwezige Militaire Hoofd-Posten, en daaronder behoorende kleinere Posten en Piketten, ofschoon onmiddellijk onder de bevelen van den Gouverneur-Generaal staande, zullen echter op de eerste aanvrage der na te noemene Burgerlijke Authoriteiten, bij onvoorziene voorvallen, de noodige assistentie moeten verleenen, zoo dikwerf die aan eenen der Kommandanten dier Posten of Piketten, in het belang der inwendige rust of tot handhaving van goede Policie, zal worden gevraagd.
| |
| |
Om dezelfde redenen van tijdelijke of blijvende noodzakelijkheid, zal het Hoofd der Burgerlijke Authoriteit in iedere Divisie de bevoegdheid hebben, om aan den Gouverneur-Generaal de noodige voordragt te doen, hetzij tot versterking van een' der bestaande Posten, hetzij tot verplaatsing van een' der Posten, hetzij tot vermeerdering der reeds aanwezige Posten met eenen nieuw aan te leggen' Post.
| |
Hoodfstuk II.
Over de heemraden, als hoofden der verschillende divisiën.
Art. 12.
Elke der Divisiën is, ten aanzien van deszelfs huishoudelijk bestuur, ondergeschikt aan eenen Heemraad; de Gouverneur-Generaal heeft het Opperbestuur over alle, en benoemt de Heemraden uit de zes Ingezetenen-Leden van den Kolonialen Raad.
Het getal der Divisiën grooter zijnde dan dat der personen, tot den post van Heemraad verkiesbaar, zoo volgt daaruit, dat twee, of, bij ontstentenis, meerdere Divisiën aan éénen Heemraad kunnen opgedragen worden; doch zijn deze verpligt, voor elke Divisie afzonderlijke boeken te houden, zoo van hunne correspondentiën, als van al de bij hen inkomende
| |
| |
Resolutiën en verdere stukken, die bij hunne aftreding aan hunnen opvolger bij inventaris worden overgegeven, van welken inventaris, door den overnemer, steeds een duplicaat aan den Gouverneur-Generaal moet worden ingezonden. - Zij, die eenmaal de betrekking van Heemraad hebben bekleed, kunnen niet meer verpligt worden tot Schutterlijke diensten, noch in de Stad, noch in de Divisiën.
| |
Art. 13.
Krachtens de hun opgedragene Commissie, zijn Heemraden met het oppertoezigt van het huishoudelijk beheer in de Divisiën belast, en zorgen zij alzoo voor eene stipte naleving van alle Wetten, Publicatiën en verordeningen van inwendige Policie, inzonderheid wat de behandeling van- en goede orde onder de Slaven betreft. - Zullende zij voornamelijk zorgen voor de stipte naleving der Plantaadje-Reglementen, voor zooverre die reeds bestaan, of eventueel zullen worden uitgevaardigd.
In overeenstemming met de bestaande Wetten en verordeningen van het Gouvernement, doen Heemraden aan de hierna te noemen Burger-Officieren hunne bevelen toekomen, en stellen zich, met deze laatste, tot rigtige uitvoering van alles, wat tot de geregelde dienst, rust en veiligheid in de Divisiën betreft, in onmiddellijke correspondentie.
De Heemraden zullen ten minste ééns in het jaar of meer, wanneer zij zulks noodig oordeelen, het Archief der Burger-Kapiteins van de Divisiën inspec- | |
| |
teren, om zich te verzekeren, dat alles bijgehouden en in orde zij. - Zij zullen den door den Kapitein, over het afgeloopen jaar, geformeerden inventaris voor gezien teekenen, en het duplicaat daarvan aan den Gouverneur-Generaal inzenden.
De Heemraden zijn gehouden, om den Gouverneur-Generaal in alle Divisie-zaken te dienen van consideratiën en advijs, en zijn tevens bevoegd, om den Gouverneur-Generaal alle zoodanige voordragten te doen, als zij in het belang der hun toevertrouwde Divisiën noodig oordeelen.
| |
Art. 14.
Heemraden zullen zich, zooveel mogelijk, met den staat van cultuur en den toestand der Slavenmagten hunner Divisiën in het algemeen, en met de gesteldheid van iedere Plantaadje in het bijzonder, bekend stellen, en daarvan jaarlijks in de maand Mei een algemeen Verslag aan den Gouverneur-Generaal inzenden, met bijvoeging der Statistieke Tabellen, bedoeld in fine van Art. 44.
Dit Verslag zal, behalve den meer of min voordeeligen staat der verschillende takken van landbouw, en den toenemenden of afnemenden staat der Slavenmagten in de verschillende Divisiën, buitendien bevatten:
1o. | Eene opgave van zoodanige bijzondere voorvallen, welke met de rust en veiligheid der Kolonie in eenig verband staan. |
2o. | Eene vermelding van het gedrag der Burger- |
| |
| |
| Officieren en andere ondergeschikten, met eene bijzondere aanwijzing dergenen, welke zich gunstig hebben- of blijven onderscheiden. |
3o. | Eene Tabellarische opgave der kommando's en andere lasten, gedurende den loop des jaars door iedere Divisie gedragen; - en |
4o. | Eene aanwijzing van zoodanige bestaande gebreken of bezwaren, welke, óf voor het oogenblik óf, door den tijd, in het belang van een doelmatig huishoudelijk beheer, zouden kunnen en behooren te worden weggenomen. |
| |
Art. 15.
Bij oproerige bewegingen, onder eene of meer Slavenmagten uit eenige Divisie, zullen Heemraden de bevoegdheid bezitten, om, óf zelve onverwijld op de plaats het noodige onderzoek te bewerkstelligen, en de noodige maatregelen van voorzorg te nemen, óf de noodige bevelen daartoe aan den hierna te noemen eerst aanwezigen Burger-Officier toe te zenden.
Heemraden zullen, zoodra zij, óf zelve van zoodanige oproerige bewegingen, als hierboven is gesproken, kennis hebben genomen, óf daarvan rapport hebben bekomen, den Procureur-Generaal daarvan zoo spoedig doenlijk onderrigten, ten einde dezen in staat te stellen, om, óf op de plaats zelve dadelijk het noodige onderzoek te bewerkstelligen, óf, met overleg van Heemraden, zoodanige gedelegeerde Regtbank te provoceren, als wordt voorgeschreven
| |
| |
bij Art. 47 van het Reglement op het beleid der Regering van de Kolonie Suriname.
| |
Art. 16.
Ieder Ingezeten der Divisie is verpligt, den hoogeren of lageren Divisie-Ambtenaar, die zich ambtshalve tot hem wendt, in zijne woning te ontvangen, op straffe van gevangenzetting voor ten minste eene maand en ten hoogste zes maanden, of wel eener geldboete van Vijftig tot Vijf honderd Gulden.
| |
Hoofdstuk III.
Over de gewapende burgermagt in de divisiën.
Art. 17.
In iedere Divisie zal eene gewapende Burgermagt bestaan, aan het hoofd van welke, onder de bevelen van den Heemraad, een Burger-Kapitein zal zijn geplaatst, die tevens meer onmiddellijk met de handhaving der Policie, en alle daartoe betrekking hebbende Wetten en verordeningen, zal zijn belast.
| |
Art. 18.
Deze Burgermagt is bepaaldelijk ingerigt, om den gewapenden arm uit te maken, bij het ontstaan van oproer, zamenrottingen van Slaven, of iedere andere verstoring der rust en veiligheid in de Divisiën, en
| |
| |
wijders, om patrouilles zamen te stellen, tot opsporing van weggeloopene Slaven.
In het belang eener goede orde en noodzakelijke ondergeschiktheid, zal deze Burgermagt, onder het kommando van den Burger-Kapitein, voorts, naar gelang van de meerdere of mindere talrijkheid van het personeel, in iedere Divisie, zijn zamengesteld, als volgt:
a. | Een 1ste Luitenant. |
b. | Twee 2de Luitenants. |
c. | Twee Adjudanten Onder-Officieren. |
d. | Een Serjant-Majoor-Scriba. |
e. | Vier tot zes Serjanten. |
f. | Twee Fouriers-Scriba. |
g. | Acht tot twaalf Korporaals. |
h. | Schutters. |
De Burger-Officieren zullen verpligt zijn, om van de voor hunne rangen bepaalde uniformen, en de Onder-Officieren, om van de voor hen bepaalde onderscheidingsteekenen voorzien te zijn, op poene van eene boete van Vijf en twintig Gulden voor den Officier, en van Tien Gulden voor den Onder-Officier; welke boete, wanneer de gecalangeerden drie maanden later van het gevorderde nog niet voorzien zijn, zal worden herhaald, en vervolgens maandelijks, tot aan deze bepaling is voldaan.
| |
Art. 19.
De benoeming der Kapiteins, der Eerste en Tweede Luitenants geschiedt, op voordragt van den Heemraad, door den Gouverneur-Generaal.
| |
| |
Tot deze voordragt zal voornamelijk worden gelet op oud-Officieren, hetzij uit de Divisiën, uit de Schutterg of uit 's Konings leger.
De Gouverneur-Generaal is niet gehouden tot eene benoeming ingevolge deze voordragt, en kan, zulks geraden achtende, den Heemraad uitnoodigen, eene andere voordragt te doen.
De Onder-Adjudanten worden, op voordragt der Burger-Kapiteins, door Heemraden benoemd.
De aanstelling van den Serjant-Majoor-Scriba, Serjanten, Fouriers-Scriba en Korporaals, geschiedt door de Burger-Kapiteins.
| |
Art. 20.
Elk vrij Ingezeten boven de 18 jaren tot en met 55 jaren, hetzij hij korter of langer in de Divisie hebbe gewoond, behoort van zelven, en zonder eenige voorafgaande oproeping, tot de gewapende Burgermagt, en is gehouden de dienst te helpen verrigten, waartoe dezelve is daargesteld, behoudens de uitzondering in fine van Art. 12, en van hen, die, uit hoofde van ligchaamsgebreken, door den Gouverneur-Generaal zijn vrijgesteld.
| |
Art. 21.
Naar aanleiding van het beginsel, hij het vorig Artikel vastgesteld, is ook ieder Burger en Ingezeten, boven de achttien jaren tot en met vijf en vijftig jaren, welke met der woon van de Stad naar enne der Divisiën, of van de eene Divisie in de andere overgaat, onmiddellijk lid van de gewapende Bur- | |
| |
germagt in de Divisie, waarin bij binnentreedt, zonder onderscheid, of bij in de Divisie, welke hij heeft verlaten, al dan niet reeds dienst heeft gedaan.
De vorenstaande bepaling zal evenwel, ten aanzien van Officieren, alsmede van Adjudanten Onder-Officieren der gewapende Burgermagt, in dier voege van toepassing zijn, dat deze, bij het overgaan van de eene Divisie in de andere, in deze laatste dan eerst tot het doen van dienst gehouden zijn, wanneer zij in dezelfde rangen weder kunnen invallen, met bepaling echter, dat zoodanige Officieren en Adjudanten Onder-Officieren, bij buitengewone voorvallen, dadelijk in hunne rangen, tot het verrigten van tijdelijke dients, kunnen worden opgeroepen, al ware het, dat zij tot dusverre in hunne verschillende rangen niet hadden kunnen invallen; in welk geval de Eed, in der tijd gedaan, ondanks hun verkregen ontslag, voor verbindend zal worden gehouden.
| |
Art. 22.
Ieder lid der gewapende Burgermagt is gehouden, om de bevelen, die hij van zijnen meerdere in rang betrekkelijk de dienst der Divisie ontvangt, zonder verwijl en zonder tegenspreken, ten uitvoer te brengen, met bevoegdheid, om, voor zooverre hij zich over zoodanige bevelen bezwaard mogt achten, na de uitvoering derzelve, zijne bezwaren te doen gelden, hetzij bij den Burger-Kapitein, wanneer zoodanige bevelen door eenen der aan dezen ondergeschikte Officieren of minderen in rang mogten zijn gegeven;
| |
| |
hetzij bij den Heemraad der Divisie, wanneer dusdanige bevelen van den Burger-Kapitein zelven mogten herkomstig zijn; hetzij eindelijk bij den Gouverneur-Generaal, voor zooverre de bedoelde bevelen door den Heemraad zelven mogten uitgevaardigd zijn; en wordt het bovendien aan een' ieder vrijgelaten, zich regtstreeks aan den Gouverneur-Generaal te wenden, ingeval hij zich bezwaard gevoelt met de door den Heemraad of de Burger-Authoriteiten genomene beslissing, alswanneer de zaak ten definitive door den Gouverneur-Generaal zal worden beslist.
| |
Art. 23.
Ieder lid der gewapende Burgermagt, welke de bevelen door zijnen meerdere in rang, in dienstzaken gegeven, niet onverwijld en zonder tegenspreken ten uitvoer brengt, alsmede die zijne meerderen in rang gedurende de dienst beleedigt of dreigt, zal deswege te regt staan voor den gewonen Regter, en door dezen gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste drie dagen en niet langer dan eene maand, of eene geldboete van niet minder dan Twintig Gulden en niet hooger dan Honderd Gulden; zullende deze straffen, naar gelang van omstandigheden zoowel te zamen als afzonderlijk kunnen worden toegepast.
Hij, die zich tegen zijnen meerdere in rang met der daad verzet, zal ter zake van gepleegd geweld worden vervolgd.
Wanneer de meerdere den mindere beleedigt of
| |
| |
mishandelt, zal de Regter den eerstgenoemde het dubbele der straf opleggen, welke voor den mindere is bepaald.
| |
Art. 24.
De Burger-Kapiteins zullen zich nimmer uit hunne Divisiën mogen verwijderen, zonder alvorens hunne functiën aan den eerst in rang aanwezigen Officier te hebben overgedragen; zoo dikwerf de Burger-Kapiteins voor langer dan acht dagen de Divisie mogten verlaten, zullen zij daarvan kennis geven aan den Heemraad.
| |
Art. 25.
De Eerste en Tweede Luitenants mogen hunne Divisie niet verlaten, zonder daarvan vier en twintig uren te voren, buiten het geval van bewijsbare urgentie, kennis te hebben gegeven aan den Burger-Kapitein, op verbeurte eener boete van Vijftig Gulden.
Wanneer de Eerste en Tweede Luitenants de Divisie voor langer dan acht dagen willen verlaten, zullen zij daarvan bepaaldelijk kennis geven aan den Burger-Kapitein, die van zijne zijde zorg zal behooren te dragen, dat de Divisie nimmer van al de Burger-Officieren gelijktijdig ontbloot gerake; zullende, ingeval de Kapitein, om hieraan te voldoen, de Officieren mogt gelasten, zich tot de terugkomst van andere niet te verwijderen, aan dat bevel worden gehoorzaamd, op straffe eener boete van Tien Gulden voor de eerste maal en Vijf en twintig Gulden voor de volgende keeren.
| |
| |
| |
Art. 26.
De Adjudanten en andere Onder-Officieren, de Korporaals, alsmede alle Directeuren, welke als Schutters staan ingeschreven, zullen zich, hetzij voor korter, hetzij voor langer tijd, niet uit de Divisie mogen verwijderen, zonder voorafgaande kennisgeving aan den naastbijwonenden Burger-Officier, op verbeurte eener boete van Vijf en twintig Gulden.
| |
Art. 27.
De Burger-Kapitein en de Luitenants zullen, alvorens in functie te treden, behalve den Eed van geheimhouding, in handen van den Gouverneur-Generaal den navolgenden Eed afleggen:
‘Dat zweer ik, dat ik aan Zijne Majesteit den Koning gehouw en getrouw zal zijn in mijne betrekkingen.
Dat ik den Gouverneur-Generaal, in al deszelfs bevelen, die hij mij geven zal, stiptelijk zal gehoorzamen.
Dat ik, in de betrekking van Burger-Kapitein (Eerste of Tweede Luitenant) der Divisie, mij overeenkomstig de Wetten dezer Volkplanting, meer bepaaldelijk volgens het Reglement op de verdeeling der Kolonie Suriname in Divisiën, en ter verzekering der goede orde en veiligheid in dezelve, getrouw zal gedragen, en de bepalingen daarvan zal doen of helpen ten uitvoer leggen.
Dat ik mij ten allen tijde zal wachten voor het aannemen van giften, gaven of geschenken, mij aan- | |
| |
geboden, of middellijk of onmiddellijk toegevoegd, met het kennelijk oogmerk, om mij van mijnen pligt af te trekken, of daarin te doen wankelen.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!’
| |
Hoofdstuk IV.
Over het gezag en de werkzaamheden van den burger-kapitein.
Art. 28.
De Burger-Kapitein, welke, volgens Art. 17 van dit Reglement, onder de bevelen van den Heemraad, aan het hoofd der gewapende Burgermagt in iedere Divisie is geplaatst, zal tevens, meer uitsluitend, met de handhaving der Policie in zijne Divisie zijn belast.
De Burger-Kapitein zal den ouderdom van vijf en twintig jaren moeten bereikt hebben, en ten minste zes jaren het beheer over eene Plantaadje hebben gevoerd.
| |
Art. 29.
De Burger-Kapitein draagt, in het belang der handhaving van Policie en goede orde, zorg, dat de Wetten en verordeningen, welke hem van Hoogerhand, ten fine van promulgatie, worden toegezonden, ter kennis van de Ingezetenen zijner Divisie worden gebragt; te welken einde hij het hem toe- | |
| |
gezonden exemplaar van zoodanige Wetten en verordeningen, ter lezing, van Plantaadje tot Plantaadje zal rondzenden, daarbijvoegende eene Lijst, waarop ieder Gezagvoerder der Plantaadje of Grond, ten blijke van ontvangst, de dagteekening van deze, met zijnen naam zal stellen; zullende deze Lijst, na weder bij den Burger-Kapitein te zijn ingekomen, onder denzelven blijven berusten. Ieder Hoofd eener Plantaadje of Grond, welke verzuimt, de ontvangst van het hem, met zoodanige Lijst, toegezonden stuk, op de voorschrevene wijze, door zijne naamteekening te erkennen, zal daardoor eene boete van Tien Gulden verbeuren; terwijl zoodanig Gezaghebber eener Plantaadje of Grond, door wiens toedoen, of door wiens achteloosheid, zoodanig, bij circulaire rondgaand exemplaar, of eenig ander document of brief, verloren raakt, naar gelang van omstandigheden, zal worden gestraft met eene boete van Vijf en twintig Gulden ten minste en Honderd Gulden ten hoogste.
| |
Art. 30.
De Burger-Kapitein is in het algemeen met de zorg belast, dat alle hem toegezondene Wetten en verordeningen zoo en in dier voege worden ten uitvoer gelegd, als, of door den inhoud dier bepalingen zelve, of door inlichtende aanschrijvingen van Hoogerhand, wordt aangewezen.
Hij bewaart de ontvangene stukken, behoorlijk gerangschikt, houdt kopijboeken van zijne correspondentie en behoorlijke roosters van de kommando- | |
| |
diensten. - Zijn Archief moet altijd bij zijn, met den inventaris daarvan, afgesloten aan het einde van ieder jaar; welk laatst stuk, bij eventuële inspectie van den Heemraad, door dezen zal worden afgeteekend, wanneer alles in orde zal zijn bevonden.
| |
Art. 31.
De Burger-Kapitein zal gehouden zijn, een procesverbaal op te maken van de klagten wegens overtredingen en misdrijven, welke bij denzelven mogten worden ingediend, voor zooverre bij de bestaande Algemeene of Koloniale Wetten en Plakkaten straffen daartegen zijn bepaald, onder verpligting, om de aldus opgemaakte processen-verbaal, in originali, aan den Procereur-Generaal, en gelijktijdig afschriften aan den Heemraad der Divisie in te zenden.
Voor zooverre klagten zullen worden ingebragt tegen personen van den Slavenstand, zal de Burger-Kapitein steeds van het beginsel moeten uitgaan, om, in de gevallen daarvoor vatbaar, de huisselijke jurisdictie te handhaven; zullende mitsdien, met uitzondering van bepaalde oproerige bewegingen onder eene of meer Slavenmagten, of andere zware misdrijven, overtredingen en ongeregeldheden van minder aanbelang op eene huishoudelijke wijze worden afgedaan, waarvan hij verslag zal doen aan den Heemraad der Divisie, die daarvan kennis geeft aan den Procureur-Generaal.
| |
| |
| |
Art. 32.
De Burger-Kapitein heeft de bevoegdheid tot apprehensie van vrije personen:
a. | Wanneer deze op heeter daad op zoodanige misdaad zijn betrapt, welke eene lijfstraf kan ten gevolge hebben. |
b. | Waneeer verdachte vreemdelingen zich in zijne Divisiën ophouden of rondzwerven. |
c. | Ieder' Burger-Officier wordt de stellige verpligting opgelegd, om scherp toe te zien, dat nergens in de Divisiën, op welke wijze ook, eenige zoogenaamde smokkelaars- of andere affaires geëtablisseerd worden, en tevens tot dadelijke apprehensie van zoogenaamde negocianten. |
Personen van den Slavenstand zal hij niet alleen ter zake van een begaan misdrijf, buiten het bereik der huisselijke jurisdictie, maar ook wegens verstandhouding met wegloppers-kampen of schuilernegers, in verzekerde bewaring doen nemen.
De alzoo geapprehendeerde personen, hetzij vrije, hetzij Slaven, zal hij, met de tegen hen dienende stukken, aan den Procureur-Generaal opzenden, en daarvan gelijktijdig aan den Heemraad kennis geven.
| |
Art. 33.
Uit hoofde der uitgestrektheid van de meeste Divisiën en daardoor meermalen verwijderde woonplaats der Burger-Officieren, wordt, zoowel aan de Luitenants als aan de Burger-Kapiteins, de bevoegdheid toege- | |
| |
kend, en zelfs de verpligting opgelegd, om, zoodra een hunner, middellijk of onmiddellijk, van het plegen eener misdaad, vermoedelijken zelfmoord of eenig ander buitengewoon voorval, in zijne nabijheid, kennis zal hebben bekomen, onverwijld, of zelf, of door twee daartoe te benoemen Onder-Officieren, het noodige onderzoek en schouwing, hetzij van zware verwondingen, hetzij van lijken, op de plaats zelve, te bewerkstelligen of te doen bewerkstelligen.
Tot de gezegde schouwing, hetzij van zware verwondingen, hetzij van lijken, zal door den aanwezigen Burger-Officier of Onder-Officieren, steeds de hulp van eenen Genees- of Heelkundige worden ingeroepen, wanneer een Genees- of Heelkundige in de nabijheid is, of zijne ontbieding zonder schadelijke vertraging kan plaats hebben, en in dat geval diens visum repertum, ten spoedigste, met het in loco opgemaakt proces-verbaal, aan den Burger-Kapitein (wanneer deze zelf daarbij niet tegenwoordig is) worden opgezonden, ten einde daarmede te vervaren gelijk des behoort.
Voor zooverre op eenige Plantaadje of Grond een lijk mogt komen aandrijven, dat, uit hoofde van toenemend bederf, ten spoedigste zou behooren begraven te worden, zullen de Gezagvoerders van zoodanig effect kunnen volstaan met twee vrije personen uit de buurt tot de schouwing van zoodanig lijk te roepen, en hetzelve vervolgens onder de aarde te doen brengen; onder gehoudenheid, om het bewijs der gedane
| |
| |
schouwing vervolgens aan den Burger-Kapitein op te zenden, op verbeurte eener boete aan Vijftig Gulden.
| |
Art. 34.
De Burger-Kapitein zal, aan de eene zijde, zorg dragen voor eene goede behandeling der Slaven, en, van de andere zijde, de hand houden aan eene beradene tucht en discipline over de Negermagten; voornamelijk zorgende, dat de bestaande verordeningen, of het Plantaadje-Reglement, dat eventuëel zal worden uitgevaardigd, stiptelijk worde nageleefd; zullende hij verpligt zijn, daarvan te rapporteren, wanneer, door wien het ook zij, van hetzelve wordt afgeweken.
| |
Art. 35.
De Burger-Kapitein zal ten strengste waken, en doen waken, tegen verbodene zamenkomsten en afgodische dansen onder de Slaven, onder welke benaming die ook bekend mogen zijn, en ook tegen afgodische plegtigheden, ter gelegenheid der begraving van lijken van personen van den Slavenstand, waartegen straffen zijn gestatuëerd.
| |
Art. 36.
De Burger-Kapitein zal, zoowel zelf, als door tusschenkomst zijner Officieren, voor de rigtige naleving zorgen der Publicatie aan 7 | 15 September, 1830 (Gouvernements-Blad, sub No. 13), houdende maatregelen tot wering der ziekte aan melaatschheid en besmettelijke elephantiasis.
| |
| |
| |
Art. 37.
De Burger-Kapitein is, overeenkomstig de bepalingen, voorgeschreven bij Art. 1 en volgende der Publicatie van 17 Junij, 1835 (Gouvernements-Blad, No. 8), in zijne Divisie belast met het houden der Registers van den Burgerlijken Stand, en stelt zich, wat deze zijne werkzaamheden betreft, in correspondentie met den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand in de Hoofdplaats.
Door de groote uitgestrektheid der Divisie Boven-Suriname en Thorarica, zullen, behalve de Burger-Kapitein, Hulp-Authoriteiten worden aangesteld tot het houden der Registers van den Burgerlijken Stand.
| |
Art. 38.
Zoo dikwerf een sterfgeval van eenen vrijen persoon in de Divisie plaats heeft, zal de Burger-Kapitein, ten aanzien der nalatenschap van den overledene, de bepalingen naleven, welke zijn vervat in Art. 11 van het Reglement voor het Departement der Onbeheerde Boedels en Weezen, voorkomende in de eerste Afdeeling der Publicatie van 8 Februarij, 1836 (Gouvernements-Blad, No. 1); wordende het aan den Burger-Kapitein vrijgelaten, zich door den naast bij het sterfhuis wonenden Officier te doen vertegenwoordigen. - De kosten deswege worden ten laste van den boedel gebragt.
| |
Art. 39.
De Burger-Kapitein is verpligt, te voldoen aan alle aanschrijvingen, welke hij, hetzij van den Procureur- | |
| |
Generaal, hetzij van den Heemraad, met betrekking tot door hem ingezondene klagten of andere stukken, mogt ontvangen, en diensvolgens alle zoodanige verrigtingen te vervullen, als waartoe hij door de gezegde Ambtenaren zal worden uitgenoodigd. - De Procureur-Generaal zal echter zijne gegevene bevelen mededeelen aan den Heemraad, en zooveel mogelijk door tusschenkomst van dezen die bevelen aan den Burger-Kapitein doen geworden.
| |
Art. 40.
De Burger-Kapitein zal, bij den aanvang van iedere drie maanden, eene Lijst of Tabellarischen Staat van Plantaadje tot Plantaadje doen rondgaan, waarop alle Gezagvoerders, in de daarvoor aangewezene kolommen, opgave zullen doen van het getal en de namen der Negers, welke sedert de vorige opgaaf weggeloopen, weder opgevangen, of, uit eigene beweging, teruggekeerd zijn.
Ieder Gezagvoerder van eene Plantaadje of Grond, welke in gebreke blijft, behoorlijke opgave der desertie, opvanging, of terugkeer zijner onderhoorige Slaven te doen, zal daardoor verbeuren eene boete van ten minste Tien en ten hoogste Vijf en twintig Gulden; zullende bij herhaling van deze overtreding, binnen hetzelfde kwartaal, of bij gebleken' onwil, om de vereischte opgave te doen, het maximum der boete zijn verbeurd.
| |
Art. 41.
Binnen de eerste vier weken der maanden Janua- | |
| |
rij, April, Julij en October van ieder jaar, zal de Burger-Kapitein eene Tabellarische lijst in duplo opmaken, van de, in zijne Divisie, weggeloopene, opgevangene en teruggekeerde Slaven, waarvan hij de eene aan den Heemraad, en de tweede aan den Procureur-Generaal zal inzenden.
| |
Art. 42.
De Burger-Kapitein zal van de gelijktijdige desertie van drie of meer Slaven, zoowel aan den Heemraad, als aan den Procureur-Generaal, onverwijld rapport inzenden; zullende, ingeval de aangifte van weggeloopene Slaven, ingevolge Art. 67, aan een' der Officieren is geschied, deze daarvan onverwijld aan den Burger-Kapitein berigt inzenden.
| |
Art. 43.
De Burger-Kapitein is gehouden, om vóór den 1sten Maart van elk jaar, aan den Heemraad, eenen naauwkeurigen Staat der bevolking van de Divisie in te zenden; welke Staat, in verschillende kolommen, zal bevatten:
1o. | De Namen der Eigenaren, aan welke de Plantaadjes of Gronden behooren, en der Administrateuren, welke dezelve beheeren. |
2o. | Den Naam, Voornaam, Geboorteplaats, ouderdom, kwaliteit en Godsdienst van elken op Plantaadje woonachtigen Blanke of vrijen persoon. |
3o. | De Namen der Schutternegers, welke op iedere Plantaadje, volgens de raming, bij Art. 48
|
| |
| |
| van dit Reglement bepaald, moeten bekend staan. |
| |
Art. 44.
Ten einde den Staat, bij het vorig Artikel bedoeld, behoorlijk te kunnen zamenstellen, zal de Burger-Kapitein, in de maand Januarij van ieder jaar, eene Lijst, of Tabel, in verschillende vakken afgedeeld, van Plantaadje tot Plantaadje doen rondgaan, waarop alle Gezagvoerders van Plantaadjes of Gronden opgave zullen moeten doen der punten, bij Art. 43 vermeld; zullende ieder Gezagvoerder, welke in gebreke blijft, de voorschrevene opgave te doen, verbeuren eene boete van Tien Gulden ten minste, en Vijftig Gulden ten hoogste. - Behalve dezen Staat, zullen de Burger-Kapiteins, te gelijker tijd, aan de Divisiebewoners ter invulling rondzenden, en daarna aan de Heemraden retourneren, de gedrukte Statistieke Tabellen, waarvan hij van Gouvernementswege zal worden voorzien; zullende zij, die in gebreke blijven, deze invulling behoorlijk te doen, gelijke boete verbeuren, als boven is bepaald.
| |
Art. 45.
De Burger-Kapitein is belast met de zorg voor het onderhoud der Wegen en Kreken, en daartoe behoorende Bruggen, in zijne Divisie, ten einde de algemeene of 's lands communicatie ongehinderd zal kunnen plaats hebben.
| |
Art. 46.
Op last van den Burger-Kapitein, zal telken jare,
| |
| |
in de maand September, in iedere Divisie, door eenen daartoe te designeren Officier of Adjudant Onder-Officier, vergezeld door twee leden der gewapende Burgermagt van minderen rang, eene visitatie worden gehouden:
1o. | Van 's lands communicatie, zoo te water als te land, gelijk hierna bij Art. 54 van dit Reglement wordt bepaald, voor zooverre het onderhoud daarvan door de Ingelanden behoort te geschieden. |
2o. | Van den kost en de ammunitie, met al wat daartoe behoort, - en |
3o. | Van alle zoodanige voorwerpen en Reglementen, als, volgens de vigerende Wetten, op iedere Plantaadje of Grond aanwezig moeten zijn. |
En zal gelijktijdig een monstering geschieden der Schutternegers, welke op iedere Plantaadje of Grond, volgens de bepalingen van dit Reglement, als zoodanig aan den Burger-Kapitein zijn opgegeven; en zullen zoodanige visitatiën op onbepaalde tijden, zoo dikwijls de Burger-Kapitein dezelve noodig acht, kunnen worden gedaan; doch zal daarvan altoos veertien dagen te voren, hetzij bij Advertentie of herinnering van den Burger-Kapitein, worden kennis gegeven.
| |
| |
| |
Hoofdstuk V.
Over divisie-lasten en verpligtingen voor de ingelanden en ingezetenen in iedere divisie.
a. Over het leveren van Schutter- en Kommando-Negers.
Art. 47.
Tot meerdere versterking der Burgermagt in de Divisie, zal strekken zoodanig aantal bekwame en vertrouwde Schutternegers, als, naar den hiernavolgenden maatstaf, bij omslag voor iedere Plantaadje wordt bepaald; zullende het, in de berekening der aan te wijzen en te leveren Schutternegers, geen onderscheid hoegenaamd maken, of de Slaven, welke op eenige Plantaadje aanwezig zijn, tot het effect behooren, dan wel als privé-Slaven daarop werken.
| |
Art. 48.
Overeenkomstig de bepalingen, in het voorgaande Art. vervat, zal iedere Plantaadje of Grond, naar gelang der sterkte van de Slavenmagt, tot de levering van Schutternegers naar de volgende vaste berekening gehouden zijn:
a. | Van eene magt van 20 tot en met 50 hoofden, een' Schutterneger. |
b. | Van 50 tot en met 100 hoofden, twee Schutternegers. |
| |
| |
c. | Van 100 tot en met 150 hoofden, drie Schutternegers. |
d. | Van 150 tot en met 200 hoofden, vier Schutternegers. |
e. | Van 200 tot en met 250 hoofden, vijf Schutternegers. |
f. | Van 250 tot en met 300 hoofden, zes Schutternegers. |
g. | Van 300 tot en met 350 hoofden, acht Schutternegers. |
h. | Van 350 tot en met 400 hoofden, tien Schutternegers. |
i. | Van 400 tot en met 450 hoofden, twaalf Schutternegers. |
k. | Van 450 tot en met 500 hoofden, veertien |
Schutternegers. - Zullende nogtans, buiten ongewone voorvallen, bij het kommanderen van gewone Burger-patrouilles, van het beginsel worden uitgegaan, dat iedere Plantaadje of Grond op eene gelijkmatige wijze in het leveren van Schutternegers deele, en alzoo, in den regel, van vijftig hooofden slechts een Schutterneger worden genomen.
| |
Art. 49.
Iedere Plantaadje of Grond, welke tot de levering van Schutternegers gehouden is, zal steeds naar den maatstaf, welke hierna, bij Art. 62, in verband met Art. 48 van dit Reglement, zal worden aangewezen, van de vereischte defensie-geweren moeten voorzien zjjn.
| |
| |
| |
Art. 50.
Zoodanige Plantaadjes of Gronden, welke minder dan twintig Slaven hebben, zullen, ofschoon tot de levering van Schutternegers niet gehouden, echter met andere effecten, in het leveren van Lastdragers en Kommando-Negers, op gelijken voet deelen, voor zooverre zij daarvan niet zijn vrijgesteld.
| |
Art. 51.
Tot meerdere verzekering, dat alleen de meest daartoe geschikte en vertrouwde Slaven tot Schutternegers, op iedere Plantaadje of Grond, steeds worden aangewezen, wordt aan de Gezagvoerders op de Plantaadjes of Gronden de stellige verpligting opgelegd, om, bij de jaarlijksche opgave der maand Januarij, de Namen mede te stellen van zoo vele bekwame en vooral vertrouwde Schutternegers, als iedere Plantaadje of Grond, volgens de berekening, bij Art. 48 aangewezen, moet leveren.
De Gezagvoerders, welke in gebreke blijven, opgave van Schutternegers te doen, zullen zoo vele keeren Tien Gulden verbeuren, als het getal Negers bedraagt, dat door de Plantaadje of Grond moet aangewezen worden.
Eene boete van ten minste Vijf en twintig, en ten hoogste Vijftig Gulden zal worden opgelegd aan den Gezagvoerder van eenige Plantaadje of Grond, welke zal bevonden worden, notoor slechte of onbruikbare voorwerpen tot Schutternegers te hebben opgegeven.
| |
| |
| |
Art. 52.
Naar gelang van het getal vrije Schutters en van het getal Negerschutters, op iedere Plantaadje of Grond, bij Art. 48 van dit Reglement bepaald, zal, voor iederen vrijen persoon en Schutterneger, en voor even zoo vele Lastdragers, als er vrije personen en Schutternegers zijn, steeds twaalf ponden drooge kost, hetzij hardbrood, hetzij cassave, voor ieder hoofd voorradig, en, bij iedere visitatie, in bruikbaren staat moeten bevonden worden.
Wanneer, bij de gezegde visitatie, of de vereischte hoeveelheid drooge kost niet aanwezig, of dezelve in eenen onbruikbaren staat wordt bevonden, zal, in ieder dier gevallen, de daaraan schuldige enne boete van Twaalf Gulden ten minste, en Vijftig Gulden ten hoogste verbeuren.
| |
Art. 53.
De Lastdragers en Kommando-Negers, voor welke eene Plantaadje of Grond wordt gekommandeerd, zullen, voor zoo vele dagen, als bij het kommando is bepaald, moeten zijn voorzien van den noodigen droogen kost, berekend tegen 1½ pond droogen kost, hetzij hardbrood, hetzij cassave, per dag; of, voor zooverre groene kost kan worden gebezigd, twee bossen bananen, twee pond gezouten visch, of vleesch, en eene pint dram per week.
Zoo dikwerf een Lastdrager of Kommando-Neger ter loopplaats of andere aangewezene plaats verschijnt, zonder van den noodigen kost en andere opgenoemde
| |
| |
artikelen te zijn voorzien, zal, voor ieder dier ontbrekende artikelen, door den Gezagvoerder van de Plantaadje of Grond, eene boete van Tien Gulden ten minste, en Vijf en twintig Gulden ten hoogste zijn verbeurd; zullende bovendien de ontbrekende of onbruikbare kost, voor rekening van den in gebreke zijnde, worden aangeschaft.
| |
b. Over het onderhoud der communicatie, zoo te water als te land.
Art. 54.
Behalve de gehoudenheid tot de dadelijke voorziening, bij buitengewone defecten in de communicatie, zullen alle Gezagvoerders van Plantaadjes of Gronden, te allen tijde, de lands-communicatie, voor zooverre die over of langs hunne Plantaadje loopt, behoorlijk schoon en openmaken, en in eenen bruikbaren staat doen houden; zullende in de maanden Maart en September eene algemeene schouwing, op last van den Burger-Kapitein, door daartoe te benoemen Officieren of Onder-Officieren, geschieden.
| |
Art. 55.
Voor zooverre de lands-communicatie loopt over of langs Plantaadjes en Gronden, welke op eene wettige wijze in den boezem van het Domein zijn teruggekeerd, zal in het onderhoud worden voorzien door Kommando-Negers, welke, ter requisitie van den Burger-Kapitein, tot voorschreven einde, op eene gelijkmatige wijze, bij omslag of repartitie, door de
| |
| |
overige Plantaadjes en Gronden, naar gelang der grootte van de Plantaadje-magten, of naar gelang van het getal der op eenige Plantaadje of Grond werkende privé-Slaven, zullen worden geleverd, en welke te werk zullen worden gesteld, onder dadelijk toezigt van eenen daartoe aan te wijzen Onder-Officier der Divisie.
| |
Art. 56.
Alle Plantaadjes en Gronden, met uitzondering derzulke, welke op eene legale wijze van Divisielasten zijn vrijgesteld, zullen, op eene gelijkmatige wijze, in het leveren van Kommando-Negers moeten deelen. - Voor zooverre Plantaadjes of Gronden, welke van Divisielasten waren vrijgesteld, later weder, met privé-Slaven of anderzins, in bewerking worden genomen, zullen dezelve, met alle andere Plantaadjes en Gronden, weder op gelijken voet in zoodanige lasten deelen.
| |
Art. 57.
Bij den aanvang der maanden Maart en September, zal, op last van den Burger-Kapitein, door eene Commissie, bestaande uit eenen Burger-Officier, vergezeld van eenen of meerdere Onder-Officieren, eene algemeene schouwing over de lands-communicatie in iedere Divisie worden gehouden, en zal alsdan proces-verbaal worden opgemaakt tegen iederen Eigenaar, Directeur of Opzigter van Plantaadjes, welke de communicatie over of langs zijne Plantaadje niet, of niet behoorlijk, heeft onderhouden; zullende elk, die des in gebreke
| |
| |
is gebleven, verbeuren eene boete van Twaalf Gulden ten minste, en van Vijftig Gulden ten hoogste; terwijl daarenboven zoodanige gebrekkige communicatie, voor rekening van zoodanigen Eigenaar, Directeur of Opzigter, door Kommando-Negers, in behoorlijken staat zal worden gebragt. Voor zooverre de nalatige dit een en ander niet dadelijk voldoet, zal tegen denzelven, te gelijker tijd en voor denzelfden Regter, worden geageerd, tot betaling der boete en tot betaling van het huurloon der Kommando-Negers, berekend tegen Twee Gulden voor iederen Kommando-Neger per dag, ten ware het timmerwerken betreft aan Bugggen als anderzins, alswanneer Twee Gulden Vijf en twintig Centen per dag zal worden gerekend, en ook de prijzen der materialen, tot het in orde brengen benoodigd.
| |
Art. 58.
Alle Gezagvoerders van Plantaadjes of Gronden, welke in gebreke blijven, om de Kommando-Negers, bedoeld bij Art. 55 van dit Reglement, of tot welk einde dan ook gekommandeerd, ten gestelden dage en ter aangewezene plaatse te leveren, zullen, voor ieder hoofd, eene boete van Vijf en twintig Gulden betalen, en de ontbrekende Negers te hunnen koste van eene andere Plantaadje of Grond worden gekommandeerd; zullende tot betaling der boete en tot verhaal der kosten, als in het vorig Artikel bepaald, mede gelijktijdig en voor denzelfden Regter, tegen den in gebreke zijnde worden geageerd, ten zij
| |
| |
hij zich alvorens aan de betaling van beide mogt hebben onderworpen.
| |
Art. 59.
De Burger-Kapitein zal, na den afloop der schouwing, na de maand September, een Rapport van den staat der lands-communicatie in zijne Divisie aan den Heemraad inzenden.
| |
Art. 60.
Ofschoon de Gezagvoerders van Plantaadjes aan kommando's van, of namens den Burger-Kapitein moeten voldoen, zal echter degene, welke mogt rekenen daarbij boven anderen bezwaard te zijn geweest, nader zijne klagten kunnen doen gelden bij den Heemraad der Divisie, te dien effecte, dat, wanneer de bijgebragte bezwaren gegrond mogten worden bevonden, daarvan, bij volgende kommando's van Negers, redres zal geschieden. Hiertoe wordt den Officieren de stellige last opgelegd, om van alle door hen gedane kommando's, binnen de maand, behoorlijke opgaaf te doen aan den Kapitein, die daarvan aanteekening zal houden in zijne registers, ter verzekering van de evenredigheid der fournissementen. De Tabellen der fournissementen van Kommando-Negers zullen volgens een eenvormig model worden opgemaakt, en zullen alle belanghebbenden, die zulks verlangen mogten, daarvan bij den Burger-Kapitein visie kunnen nemen, onverminderd de gehoudenheid, om de gevorderde Kommando-Negers te leveren, doch met bevoegdheid, om later te doleren, wanneer men denkt, dat daartoe termen zijn.
| |
| |
| |
Art. 61.
Wanneer, door het verlaten van een aantal elkander belendende Plantaadjes of Gronden, of om eenige andere notoor afdoende reden, het onderhoud der communicatie te lande, in eenige Divisie, voor de overige Ingelanden te bezwarend mogt worden, of minder aan het primitief doel dier communicatie beantwoorden, zal de Heemraad de opheffing van zoodanig gedeelte der communicatie te lande aan het Koloniaal Gouvernement kunnen voorstellen, maar te gelijker tijd de middelen voordragen, waarop daarin te water, op eenen vasten voet, kan worden voorzien.
| |
c. Over het aanschaffen en onderhouden van defensie-geweren.
Art. 62.
Bij de invoering van dit Reglement, zullen door de Eigenaren of Administrateuren, voor de onder hun beheer zijnde Plantaadjes en Gronden, de noodige defensie-geweren, berekend naar het getal vrije Schutters en der Schutternegers, voor iedere Plantaadje of Grond, bij Art. 48 hierboven bepaald, voorhanden moeten zijn, of binnen den tijd van zes maanden moeten worden aangeschaft; zullende diegene, welke, na verloop van dien tijd, des in gebreke zijn gebleven, eene boete verbeuren van Twaalf Gulden voor ieder ontbrekend geweer, welke boete zal worden verhoogd tot Vijf en twintig Gulden voor ieder
| |
| |
geweer, wanneer de Eigenaar of Administrateur, bij nadere visitatie, na verloop van zes maanden, de vereischte geweren niet zal hebben aangeschaft; terwijl, in dit laatste geval, de noodige geweren door den Heemraad der Divisie, voor rekening van zoodanige Plantaadje, zullen worden aangekocht, en gelijktijdig, zoo voor de verschuldigde boeten als voor de kosten van aankoop der geweren, tegen zoodanigen Eigenaar of Administrateur bij den bevoegden Regter zal worden geageerd.
| |
Art. 63.
De defensie-geweren, welke op iedere Plantaadje moeten aanwezig zijn, naar gelang van het getal vrije Schutters en Schutternegers, hetwelk de Plantaadje in cas van nood moet leveren, zullen, te allen tijde, in eenen bruikbaren staat behooren te zijn.
Voor ieder geweer, hetwelk, bij iedere visitatie van kost en ammunitie, in eenen defecten of onbruikbaren staat mogt worden bevonden, zal de Directeur of Opzigter der Plantaadje of Grond eene boete van Twaalf Gulden verbeuren, en hij verpligt zijn, om het defect of onbruikbaar geweer, binnen den tijd van eene maand, te doen repareren; bij gebreke waarvan, de boete voor ieder defect of onbruikbaar geweer tot Vijf en twintig Gulden zal worden verhoogd, ten zij voldoende mogt blijken, dat hier verzuim aan de zijde van den Eigenaar of Administrateur der Plantaadje bestaat, in welk geval door
| |
| |
laatstgenoemden eene boete van Vijf en twintig Gulden, voor ieder defect defensie-geweer, zal zijn verbeurd.
| |
d. Over den voorraad van ammunitie en andere daarmede in verband staande artikelen, welke steeds op de Plantaadjes of Gronden behooren aanwezig te zijn, enz.
Art. 64.
Ten einde, in cas van alarm, te allen tijde de vereischte middelen tot defensie voorhanden zullen zijn, wordt aan de Eigenaren of Administrateuren van Plantaadjes en Gronden de verpligting opgelegd, om op iedere Plantaadje of Grond, welke twintig of meer Slaven heeft, steeds de navolgende artikelen en voorwerpen, in behoorlijke orde en hoeveelheid, voorradig te hebben:
1o. | Een kwart pond (oud gewigt) buskruid voor ieder der defensie-geweren, welke op iedere Plantaadje, in verhouding tot het getal Schutters, moeten aanwezig zijn. |
2o. | De noodige kommando-zakken of pototters, volgens modellen, door het Gouvernement aan te wijzen, zoo voor de Schutternegers als Lastdragers, met dien verstande, dat, op een getal van vijftig Negers, een kommando-zak of pototter voor eenen Schutterneger, en een dito voor eenen Lastdrager zal moeten aanwezig zijn. |
| |
| |
3o. | De noodige patroon- en jagttasschen voor zoo vele vrije Schutters en Schutternegers, als de Plantaadje of Grond verpligt is te leveren. |
4o. | Twaalf scherpe patronen, voorzien aan een' kogel en vijf loopers, voor ieder der vrije Schutters en Schutternegers, welke door de Plantaadje, in cas van nood, moeten worden geleverd. |
5o. | Drie vuursteenen voor ieder geweer. |
6o. | Eene ruimnaald voor ieder geweer. |
7o. | Een' kretser voor ieder geweer. |
8o. | Een' schroefdraaijer voor ieder geweer. |
9o. | De noodige houwers voor de Schutternegers en Lastdragers, berekend op twee voor iedere vijftig Slaven op de Plantaadje of Grond; zullende voor ieder der opgenoemde artikelen en hoeveelheden, welke bij iedere te houden visitatie van kost en ammunitie zal bevonden worden te ontbreken, of in onbruikbaren staat te zijn, door de gezegde Eigenaren of Administrateuren, of door hen, die daaraan schuldig worden bevonden, eene boete zijn verbeurd van Vijf Gulden ten minste, en van Twaalf Gulden ten hoogste, onder gehoudenheid, om het ontbrekende of onbruikbare, binnen den tijd van eene maand, aan te vullen; bij gebreke waarvan, de boete, voor ieder bij nadere visitatie ontbrekend artikel, Vijf en twintig Gulden zal beloopen; terwijl diegene,
|
| |
| |
| welke eene maand later, bij eene derde visitatie, zullen bevonden worden, de ontbrekende of onbruikbare artikelen niet te hebben aangevuld, of in bruikbaren staat gebragt, zullen worden gestraft met gevangenzetting voor ten minste veertien dagen, en ten hoogste drie maanden, of wel met eene boete van Vijftig tot Vijf honderd Gulden. |
| |
Art. 65.
Geen bewoner der Divisie, of zich tijdelijk daar bevindend persoon, zal, boven de hoeveelheid los buskruid, bij het vorige Artikel bepaald, meer dan één Nederlandsch pond buskruid tegelijk, voor zijn bijzonder gebruik, onder zich mogen hebben of houden, met uitzondering van zoodanige effecten, welke kanonnen hebben, of daarvan zullen voorzien zijn, tot het doen van alarm-schoten, dewelke genoegzaam kruid voor twintig schoten zullen mogen houden, mits op eenige veilige plaats geborgen; zullende hij, die bevonden zal worden, meer onder zijne berusting te hebben, verbeuren eene boete van Vijftig Gulden, met dadelijke confiscatie van hetgene boven de veroorloofde kwantiteit zal worden ontdekt; wordende hierbij de Burger-Kapitein bevoegd verklaard, om, bij presumtie wegens overtreding van dit verbod, zoo zelf, als door daartoe te committeren Burger-Officieren, doch altoos vergezeld van twee Onder-Officieren, of des noods Schutters, het noodige onderzoek op iedere Plantaadje of Grond, in alle al- | |
| |
daar aanwezige gebouwen en bergplaatsen, te bewerkstelligen.
Wanneer de voorraad kruid aanmerkelijk is, zal de houder daarvan, als verdacht van rebellie, moeten te regt staan.
| |
e. Over verpligte kennisgeving aan den Burger-Kapitein, zoo dikwerf Eigenaren, Directeuren of Opzigters zich met der woon binnen eene Divisie nederzetten, of eene Divisie verlaten.
Art. 66.
Eigenaren, Administrateurs, Directeuren of Opzigters, welke hunne woonplaats in eenige Divisie vestigen of overbrengen, zullen, binnen het verloop eener maand, daarvan opgave doen aan den Burger-Kapitein, op verbeurte eener boete van Twaalf Gulden.
De Ingezetenen der Divisiën, hetzij Eigenaren, Administrateurs, Directeuren of Opzigters van Plantaadjes of Gronden, welke eene Divisie met der woon verlaten, zullen daarvan schriftelijk kennis geven aan den Burger-Kapitein, op verbeurte eener boete van Twaalf Gulden.
Daarenboven zijn de Gezagvoerders van Plantaadjes en Gronden gehouden, om van iedere aankomst, ontslag of verwisseling van Blank-Officieren, binnen den tijd van veertien dagen, met vermelding van den Naam en Toenaam van den nieuw aangekomene, kennis te geven aan den Burger-Kapitein; zullende
| |
| |
het verzuim dezer opgave binnen den bepaalden tijd worden achtervolgd met eene boete van Twaalf Gulden.
Wanneer de afstand tot het verblijf van den Burger-Kapitein aanmerkelijk is, zal men kunnen volstaan, met de opgaaf aan den naastbij wonenden Burger-Officier der Divisie te doen, die dezelve alsdan aan den Kapitein zal doen toekomen.
| |
f. Over verpligte kennisgeving der desertiën van drie of meer Slaven.
Art. 67.
Zoo dikwerf drie of meer Slaven zich, op of omstreeks denzelfden tijd, van eenige Plantaadje of Grond verwijderen, zonder onderscheid, of zoodanige Slaven tot de Plantaadje of Grond behooren, dan wel als privé-Slaven daarop werken, zal de Gezagvoerder van het effect gehouden zijn, om daarvan dadelijk aan den Burger-Kapitein, of den naastbij wonenden Burger-Officier, kennis te geven, en zulks op verbeurte eener boete van Tien Gulden, voor iederen dag, dat zoodanige aangifte later is geschied, dan volgens den afstand had kunnen plaats hebben.
| |
| |
| |
Hoofdstuk VI.
Over burger-patrouilles en verpligtingen, welke daaruit voortvloeijen.
Art. 68.
Het voorname doel der gewapende Burgermagt zijnde, om de kampen van wegloopernegers op te sporen en te vernielen, en de weggeloopene Slaven, zooveel mogelijk, aan te houden, zoo zullen in iedere Divisie, zoo dikwerf daartoe door het opvangen van wegloopernegers, als anderzins, genoegzame aanleiding bestaat, patrouilles worden gekommandeerd.
Deze patrouilles zullen, hetzij gecombineerd met militairen, hetzij zonder deze, dan alleen buiten het Kordon van binnenlandsche defensie worden gedaan, wanneer daartoe, óf door den Gouverneur-Generaal, óf door den Heemraad, óf door den Burger-Kapitein, met voorkennis van den Heemraad, order zal zijn gegeven; zullende het in spoed vereischende gevallen aan den Burger-Kapitein vrijstaan, zoodanigen last onmiddellijk te geven, onder gehoudenheid, om daarvan dadelijk rapport aan den Heemraad in te zenden.
Patrouilles, binnen den omtrek van het Kordon, zullen te allen tijde, niet alleen door den Burger-Kapitein, maar ook door de overige Officieren der
| |
| |
Divisie, kunnen worden gekommandeerd, zoo dikwerf, hetzij door het opvangen van eenen weglooper, of eenige andere omstandigheden, aanleiding zal worden gegeven, om met allen spoed weglooper- of schuilernegers in hun kamp te overvallen; zullende echter de Eerste en Tweede Luitenant gehouden zijn, om van iedere, door hen ondernomene of bevolene patrouille aan den Burger-Kapitein zoo spoedig mogelijk kennis te geven, en deze daarvan, op zijne beurt, aan den Heemraad rapport moeten doen.
Voor zooverre binnen den omtrek van eenige Plantaadje of Grond, wegloopers of schuilernegers worden ontdekt, zal het den Gezagvoerders van zoodanig effect vrijstaan, om, zonder voorafgaande authorisatie der burgerlijke Authoriteit, in zijne Gronden eene patrouille te ondernemen, onder gehoudenheid echter, om, vóór het insteken met zoodanige patrouille, aan zijne belendende buren daarvan kennis te geven, en nader daarvan, binnen den tijd van drie dagen, opgave te doen aan den Burger-Kapitein, en aan dezen niet alleen de namen der opgevangene Slaven dadelijk, te doen kennen, maar tevens de zoodanige op te zenden, welke tot andere effecten behooren.
De Gezagvoerders, welke zullen bevonden worden, in gebreke te zijn gebleven, om van eene op hunne Plantaadje of Grond ondernomene patrouille aan zijne buren kennis te geven, of aan den Burger-Kapitein zijner Divisie opgave te doen der daarbij opgevangene weglooperslaven en aan dezen zoodanige
| |
| |
weglooperslaven op te zenden, welke tot andere effecten behooren, zal, in elk dier gevallen, naar gelang der omstandigheden, eene boete verbeuren van ten minste Twaalf en een hoogste Vijf en twintig Gulden.
| |
Art. 69.
Zoo dikwerf het, ten gevolge van gebleken verstandhouding tusschen de Slaven aan eenige Plantaadje of Grond en wegloopernegers, of om andere voldoende aanleiding, aan den Burger-Kapitein en den Eersten en Tweeden Luitenant, met voorkennis van den Burger-Kapitein, raadzaam zal voorkomen, om de Negerhuizen op eenige Plantaadje of Grond tot aanhouding der wegloopers te bezetten, of te doen bezetten, zal ieder hunner daartoe onverwijld kunnen overgaan, onder gehoudenheid, om daarvan nader rapport aan den Heemraad in te zenden.
Niemand zal eenige hindernis tegen zoodanigen maatregel, door of namens den Burger-Kapitein ondernomen, in een weg mogen leggen, op straffe van gevangenzetting, voor ten minste eene maand en ten hoogste zes maanden, of wel eener geldboete van Vijftig tot Vijf honderd Gulden.
| |
Art. 70.
De weglooperslaven, welke door eene Burger-patrouille buiten het Kordon mogten worden aangehouden, zullen door den kommanderenden Officier aan den Burger-Kapitein overgegeven, en door dezen, door tusschenkomst van den Heemraad, aan den Pro- | |
| |
cureur-Generaal worden opgezonden, ten einde met de gearresteerden zal kunnen gehandeld worden, als bij de vigerende Wetten is voorgeschreven.
Weglooperslaven, welke, hetzij ter gelegenheid eener gekommandeerde patrouille, hetzij op eene andere wijze, binnen eenige Divisie of binnen het Kordon worden opgevangen, zullen, door tusschenkomst van den Burger-Kapitein, tegen betaling der gewone premie en kosten, ter dispositie der Eigenaren, of hunne vertegenwoordigers, worden gesteld; met uitzondering nogtans der drie volgende gevallen:
1o. | Dat zoodanige Slaven langer dan een jaar afwezig geweest, en tot een eigenlijk gezegd kamp hebben behoord. |
2o. | Wanneer zoodanige Slaven, vóór of gedurende hunne desertie, eene misdaad gepleegd, of, bij hunne aanhouding, zich eenige daad van geweld hebben veroorloofd; - en |
3o. | Wanneer van de desertie van zoodanige Slaven, binnen den tijd, bij de Wet bepaald, door de Gezagvoerders der Plantaadjes of Gronden, waartoe zij behooren, geene aangifte of opgave is gedaan. |
| |
Art. 71.
Bij het houden eener gecombineerde patrouille, zoowel als bij elke andere dienst, welke met medewerking van de Militaire Magt mogt plaats hebben, zal het bevel steeds aan den hoogst in rang aanwezigen Officier worden opgedragen.
| |
| |
Indien echter de Burger- en Militaire Officieren denzelfden rang moeten bezitten, zal het bevel aan den laatsten worden gegeven.
| |
Hoofdstuk VII.
Over alarm en daarmede in verband staande voorzieningen.
Art. 72.
Bij het ontstaan van oproer, aanval van wegloopernegers, of andere redenen tot alarm op eenige Plantaadje of Grond, zullen de Gezagvoerders, in de eerste plaats, gehouden zijn, om daarvan dadelijk, door drie minuutschoten met kanon, het sein te geven, en na het verrigten daarvan, in de tweede plaats, verpligt wezen:
1o. | Om den naastbijwonenden Burger-Officier onverwijld, hetzij langs de communicatie te land, hetzij langs die te water, naar gelang derligging van het effect, van de redenen tot alarm te onderrigten, en |
2o. | Om, gelijktijdig, daarvan aan de Gezagvoerders der, aan beide zijden, naastbij gelegene Plantaadjes of Gronden kennis te geven en hunne assistentie in te roepen. |
De Gezagvoerder op eenige Plantaadje of Grond, welke, in de gevallen bij dit Artikel bedoeld, in ge- | |
| |
breke zal gebleven zijn, om de Ingezetenen der Divisie, door de voorschrevene seinschoten, van het alarm te verwittigen, of daarvan aan den naastbij wonenden Burger-Officier en aan de Gezagvoerders der, aan beide zijden, naastbij gelegene Plantaadjes of Gronden kennis te hebben doen dragen, zonder daarin door daden van geweld, of dadelijk levensgevaar, verhinderd te zijn geweest, zal, in ieder dier gevallen, naar gelang der omstandigheden, worden gestraft met eene geldboete van ten minste Vijftig Gulden, en ten hoogste Vijf honderd Gulden, of met eene gevangenzetting van ten minste drie maanden, en ten hoogste een jaar; zullende het aan den Regter verbleven zijn, om deze straffen, zoowel afzonderlijk, als te zamen, te kunnen toepassen.
Zoo dikwerf zal kunnen bewezen worden, dat beide of een der Gezagvoerders der aan beide zijden van het effect, waar het ongeval plaats heeft, gelegene Plantaadjes of Gronden daarvan kennis hebben gedragen, zonder zoodanige assistentie te hebben verleend, als in hun bereik was, zullen, of zal de zoodanige hunner, als schuldig aan pligtverzuim in het handhaven der rust en veiligheid in de Divisie, worden gestraft met eene geldboete van Vijftig Gulden ten minste, en Twee honderd Gulden ten hoogste, of met eene gevangenzetting van niet minder dan eene maand, en niet hooger dan drie maanden.
Daar echter niet alle Plantaadjes van kanon voorzien zijn, zal de Burger-Kapitein opgave doen van de
| |
| |
zoodanige, en zal de Heemraad aan den Gouverneur-Generaal rapport doen, welke Plantaadjes of Gronden, ter overbrenging van alarmschoten, noodwendig van een stuk geschut of draaibas moeten voorzien worden, om te kunnen voldoen aan het bepaalde in het volgende Artikel; en zal aan dezelve, zoo mogelijk, een draaibas of stuk ligt geschut van het Gouvernement worden gegeven, en de kosten daartoe door de gezamenlijke Eigenaren in de Divisie, naar evenredigheid, worden gedragen; doch wanneer het alarm ontstaat op eene Plantaadje of Grond, waar geen grof geschut voorhanden is, zal het sein gedaan worden door drie minuutschoten uit geweren met kogels geladen, ten einde die te beter te doen hooren.
| |
Art. 73.
De drie minuutschoten, waarvan bij het vorig Artikel wordt gesproken, zullen door de Gezagvoerders van Plantaadje tot Plantaadje, aan beide zijden der Rivier of Kreek, worden herhaald met kanon of geweer, naar mate zulks op de Plantaadje voorradig is; zullende ieder Hoofd of Gezagvoerder van eenige Plantaadje of Grond, welke des te doen in gebreke blijft, verbeuren eene boete van ten minste Vijftig en ten hoogste Honderd Gulden.
| |
Art. 74.
Ten einde de ware strekking der bij de twee vorige Artikelen bedoelde minuutschoten des te meer te verzekeren, wordt aan elk en een' iegelijk in de Divisiën,
| |
| |
op verbeurte eener boete van Tien Gulden tot Vijf en twintig Gulden, verboden, bij dag drie achtereenvolgende schoten te doen, die voor minuutschoten kunnen gehouden worden; en op eene boete van Vijftig Gulden, wanneer dit plaats vindt na zonsondergang.
| |
Art. 75.
Zoodra er in eenige Divisie de bepaalde sein- of alarmschoten zijn gevallen, zullen de Burger-Kapiteins, Luitenants, Adjudanten Onder-Officieren, Korporaals en vrije Schutters zich onverwijld begeven op de loopplaatsen, welke hierna bij Art. 85 zullen worden aangewezen.
Aan den ter loop- of alarmplaats bevelvoerenden Officier wordt de stellige verpligting opgelegd, om, zoodra mogelijk, die Schutters en Onder-Officieren te ontslaan, wier Plantaadje zonder opzigt van eenigen vrijen persoon is gebleven.
| |
Art. 76.
In het geval, dat de woonplaats van den Burger-Kapitein, of eenen der Burger-Officieren, meer in de nabijheid mogt zijn van de Plantaadje of Grond, waar oproer of eenig ander buitengewoon onheil voorvalt, dan van de gewone loopplaats, zal deze zich dadelijk naar het bedreigde punt moeten begeven, met de bevoegdheid, om al de leden van de Burgermagt, welke hij op zijnen weg zal kunnen bijeenbrengen, derwaarts inmiddels mede te nemen.
Al de overige leden der Burgermagt begeven zich
| |
| |
naar de gewone loopplaats, ten ware dezelve door het getij moeijelijk te bereiken ware, of men de plaats, waar het oproer is, zou moeten passeren; in welke gevallen zij zich niet naar de gewone loopplaats, maar dadelijk naar de plaats van het alarm zullen begeven.
Wanneer het oproer buiten de Divisie is, zal de verzameling altoos op de gewone loopplaats zijn.
| |
Art. 77.
Zoodra er sein- of alarmschoten gevallen zijn, zullen de Gezagvoerders van Plantaadjes of Gronden tevens gehouden zijn, om al de Schutternegers, welke, overeenkomstig de bepalingen van Art. 48 van dit Reglement, op iedere Plantaadje of Grond aanwezig moeten zijn, onverwijld te water of te land naar de loopplaats te zenden, behoudens het bepaalde bij het voorgaande Artikel.
Ieder Schutterneger zal door den Gezagvoerder der Plantaadje moeten worden voorzien van een behoorlijk schietgeweer, houwer, twaalf scherpe patronen, een kalebasje of kruidhoorn met ¼ ℔ kruid, een dito met loopers en twee vuursteenen.
Voor iederen Schutterneger, welke niet behoorlijk toegerust naar de loopplaats wordt gezonden, zal, door den Gezagvoerder der Plantaadje of Grond, eene boete van Tien Gulden zijn verbeurd; zullende, buiten de gekommandeerde Schutternegers en Lastdragers, zich geene andere Slaven van de effecten, waartoe zij behooren, mogen verwijderen, en, bij
| |
| |
overtreding van dit verbod, worden gestraft, naar gelang der omstandigheden, disciplinair, of door de Openbare Magt.
Bij ziekte of afwezigheid van een' of meer der Schutternegers, bepaald bij Art. 48, zal de Gezagvoerder der Plantaadje een ander bekwaam Schutter, hoezeer op de jaarlijksche opgave van Art. 51 niet vermeld, in de plaats des ontbrekenden, zenden.
| |
Art. 78.
Eveneens zullen de Gezagvoerders van eenige Plantaadje de noodige Negers naar de loopplaats zenden, om als Lastdragers te dienen, en zulks naar den maatstaf, dat, voor iederen vrijen Schutter, welke van zoodanige Plantaadje of Grond naar de loopplaats gaat, een Lastdrager, en voor twee Schutternegers, mede een Lastdrager derwaarts worde gezonden; zullende ieder Lastdrager van eenen houwer en voor ten minste drie dagen, zoo voor zich zelven, als voor den vrijen Schutter en de Schutternegers, van behoorlijken kost moeten zijn voorzien; en voorts elk dier Lastdragers op de loopplaats in dier voege worden geëmploijeerd, als door den aldaar bevelvoerenden Officier of Onder-Officier, naar gelang der omstandigheden, ten meesten nutte van den Lande zal worden geoordeeld.
Wanneer het verblijf der Schutternegers en Lastdragers op de bepaalde loopplaats voor langer dan drie dagen gevorderd wordt, is de bevelvoerende Officier gemagtigd, waar hij het best geholpen kan
| |
| |
worden, kost te koopen, ja, des noods, behoudens vergoeding naderhand, voor rekening van het Gouvernement te requireren.
Ieder Gezagvoerder eener Plantaadje, welke in gebreke blijft, om aan de vrije Schutters en Schutternegers, volgens een hierboven vermelden maatstaf, de noodige Lastdragers toe te voegen, of zoodanigen Lastdrager niet van eenen houwer en den vereischten kost, ten minste voor drie dagen, voorziet, zal, in het eerste geval, voor iederen ontbrekenden Lastdrager, eene boete van ten minste Vijf en twintig Gulden, en ten hoogste Vijftig Gulden, en, in de twee laatste gevallen, voor het gemis van eenen houwer, eene boete van Vijf Gulden, en voor gebrek aan genoegzamen kost, eene boete van Tien Gulden betalen.
| |
Art. 79.
De eerst op de loopplaats aanwezige Officier of Onder-Officier zal verpligt zijn, zoodra hij van de ware gesteldheid onderrigt is, daarvan onverwijld aan den Kommandant van den meest nabij gelegenen Militairen Hoofd-Post, of onderhoorigen Post, kennis te geven, ten einde de noodige assistentie te bekomen.
Hij zal insgelijks daarvan ten spoedigste rapport moeten inzenden aan den Gouverneur-Generaal, den Heemraad en den Burger-Kapitein der Divisie, voor zooverre de laatstgenoemde daarvan nog niet onderrigt mogt zijn.
| |
| |
| |
Art. 80.
Insgelijks zal de eerst op de loopplaats aanwezige Officier of Onder-Officier naauwkeurig opnemen, welke Blanken of vrije personen, Schutternegers en Lastdragers op de loopplaats zijn verschenen, met aanteekening hunner namen, de Plantaadjes, waartoe zij behooren, en of de Schutternegers en Lastdragers van het noodige zijn voorzien, zoo als hiervoor bij Art. 78 is bepaald.
De Officier of Onder-Officier, welke deze opneming heeft gedaan, zal daarvan aan den Burger-Kapitein, door een beknopt proces-verbaal of rapport, doen blijken.
| |
Art. 81.
De leden der Burgermagt, welke, blijkens het proces-verbaal of rapport, bij het vorig Artikel vermeld, niet op de loopplaats zijn verschenen, niettegenstaande zij daartoe, volgens Art. 75 van dit Reglement, verpligt waren, zullen worden gestraft met eene boete van ten minste Vijftig Gulden, en ten hoogste Honderd Gulden.
De Gezagvoerders eener Plantaadje of Grond, welke zullen bevonden worden in gebreke te zijn gebleven, om het vereischte getal Schutternegers en Lastdragers, overeenkomstig Art. 77 en 78 van dit Reglement, naar de loopplaats te zenden, zal voor iederen Schutterneger en Lastdrager, welke ontbreekt, eene boete van Vijf en twintig Gulden verbeuren.
| |
| |
| |
Art. 82.
Ieder Eigenaar of Administrateur eener Plantaadje of Grond, welke dertig of meer koppen Slaven heeft, is gehouden, een geschikt tentvaartuig, van ten minste vier riemen, op het effect te houden, ten einde daarover voor de dienst in de Divisiën zal kunnen worden beschikt.
De Eigenaar of Administrateur, welke in gebreke blijft, zijne onderhebbende Plantaadje of Grond van een behoorlijk tentvaartuig te voorzien, zal eene boete betalen van Honderd Gulden, en zich binnen twee maanden een zoodanig vaartuig moeten aanschaffen, op verbeurte eener vernieuwde boete van Honderd Gulden, die iedere maand zal herhaald worden, totdat de Plantaadje van het gevorderde tentvaartuig zal zijn voorzien.
Wanneer een zoodanig vaartuig op Plantaadje voorhanden is, doch de Gezagvoerder weigert hetzelve af te geven, zal daarvoor door hem eene boete van Honderd Gulden worden betaald, behalve dat het benoodigde vaartuig en Stuurman met Roeijers op eene der andere Plantaadjes of Gronden, in de Divisie, voor zijne rekening zal worden aangehuurd.
Wanneer echter het vaartuig reeds voor het kommando in dienst der Plantaadje afwezig is, of voor eenen korten tijd voor reparatie op den wal is gehaald, zal er geene beboeting plaats hebben, doch alsdan zoodra mogelijk aan het gerequireerde worden voldaan.
| |
| |
| |
Art. 83.
Bij alarm, ter zake van oproer of andere onvoorziene onheilen in eenige Divisie, is ieder Gezagvoerder gehouden, om, op de eerste aanvrage, door of namens den kommanderenden Officier, alle op de Plantaadje of Gronden aanwezige vaartuigen, met de noodige Slaven, te zijner beschikking te stellen.
Ieder Gezagvoerder, welke zich tegen zoodanige requisitie verzet, of daaraan niet voldoet, zal schuldig worden gehouden aan de misdaad van wederstand tegen de Openbare Magt, en als zoodanig worden gestraft.
Plantaadjes of Gronden, boven andere, buitengewoon bezwaard zijnde, zal men zich, ter erlanging eener billijke schadeloosstelling, aan het Gouvernement kunnen wenden.
De Schutter-Officieren in het algemeen zullen toezien, dat, in hunne Divisiën, het merken en nommeren der vracht- en tentvaartuigen behoorlijk worde onderhouden; zullende de eigenaren der vaartuigen, die ongenommerd of ongemerkt worden gevonden, gestraft worden overeenkomstig de Publicatie van 5|7 October, 1837 (Gouvernements-Blad, No. 6).
| |
Art. 84.
De rapporten, brieven en andere stukken, welke, hetzij van de loopplaats, hetzij van de Plantaadje of Grond, waar oproer of eenig ander onheil plaats heeft, worden afgezonden, zullen steeds in dier voege, óf te land, óf te water, worden geëxpediëerd, dat dezelve
| |
| |
ten spoedigste de plaats der bestemming bereiken; zullende diegenen, welke bevonden worden in de expeditie van zoodanige rapporten, brieven of stukken eenig oponthoud te hebben veroorzaakt, worden gestraft met eene boete van Vijf en twintig Gulden, wanneer het een bloot verzuim is; doch, daarentegen, wanneer het blijkbaar kwade wil is, zullen de schuldigen criminaliter worden vervolgd.
Wanneer de oorzaken, welke tot het alarm hebben aanleiding gegeven, zullen hebben opgehouden, zal zulks door vijf minuutschoten aan de Divisiebewoners worden kennelijk gemaakt, op gelijke wijze, als in Art. 73 is bepaald.
| |
Hoofdstuk VIII.
Loopplaatsen voor de verschillende divisiën, in cas van alarm.
Art. 85.
Bij Art. 75 van dit Reglement bepaald zijnde, dat, na het vallen der voorschrevene sein- of alarmschoten, de Burger-Kapitein en alle andere leden der gewapende Burgermagt zich naar de daarvoor aan te wijzene loopplaatsen zullen moeten begeven, zoo worden daartoe, in de verschillende Divisiën, de navolgende Plantaadjes gedesigneerd:
| |
| |
| |
A. Divisie Boven-Suriname en Thorarica.
1o. | Wanneer er aan den regteroever der Rivier Suriname alarm plaats heeft tusschen den Houtgrond Remoncour en de Plantaadje Vreeland, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje TOLEDO. |
2o. | Wanneer er alarm voorvalt tusschen de Plantaadjes Vreeland en Voorburg, met uitsluiting der Paulus-Kreek, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje DE HOOP. |
3o. | Wanneer er aan den linkeroever der Rivier Suriname alarm voorvalt tusschen den Houtgrond Victoria en de Plantaadje De Drie Gebroeders, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje GUINESCHE VRIENDSCHAP. |
| |
B. Para.
1o. | Wanneer het alarm voorvalt tusschen de Plantaadjes Accaribo en Beekhuizen, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje DOMBURG. |
2o. | Wanneer het alarm plaats heeft in de Para-Kreek zelve, met de daartoe behoorende kleinere Kreken, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje ONORIBO. |
3o. | Wanneer alarm wordt geschoten tusschen de Stad Paramaribo en de Redoute Purmerend, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje GEIJERSVLIJT. |
| |
| |
| |
C. Beneden-Commewijne.
1o. | Wanneer alarm plaats heeft tusschen de Plantaadje Zoelen en de Plantaadje Spieringshoek, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje ALKMAAR. |
2o. | Wanneer het alarm plaats heeft in de Orleans-Kreek, of hooger, tot en met de Plantaadje Hooyland, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje NIEUWGROND. |
| |
D. Beneden-Cottica.
1o. | Wanneer alarm wordt geschoten tusschen de Plantaadjes De Resolutie en Constantia, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje VERTROUWEN. |
2o. | Wanneer het alarm voorvalt op de Plantaadje Constantia, langs de geheele Warrappa-Kreek tot aan Zee, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje BENTSHOPE. |
| |
E. Matappica.
1o. | Wanneer het alarm plaats heeft tusschen den mond van Groot-Matappica en langs geheel Klein-Matappica, tot aan den Zeekant, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje BODENBURG. |
2o. | Wanneer er alarm voorvalt in de Tapoeripa-Kreek, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje KORTE VREUGD. |
| |
| |
3o. | Wanneer het alarm plaats heeft tusschen de Plantaadjes Sporksgift en De Eendragt, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje NIEUW LEVANT. |
| |
F. Boven-Commewijne.
1o. | Wanneer het alarm voorvalt tusschen den aanvang dezer Divisie, dat is, tusschen den zamenloop der Rivieren Commewijne en Cottica en de Plantaadje Arendsrust, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje GOUDMIJN. |
2o. | Wanneer het alarm plaats heeft tusschen de Plantaadje Arendsrust en het Kordon, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje DES TOMBESBURG. |
| |
G. Boven-Cottica en Perica.
1o. | Wanneer het alarm voorvalt tusschen de Plantaadje Nieuw Klarenbeek en de geheele Perica-Kreek, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje DE EENDRAGT. |
2o. | Wanneer het alarm plaats heeft in de Cotticaen de Mot-Kreek, tot aan de Plantaadjes Groot Cuylenburg en Bleijenhoop en Bleijenrust, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje DE ALYDA. |
| |
3o. | Wanneer het alarm voorvalt tusschen de Plantaadjes De Alyda en Mon Bijou, met insluiting
|
| |
| |
| van de Vredenburger-Kreek, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje LA PAIX. |
| |
4o. | Wanneer het alarm voorvalt aan den linkeroever der Cottica, tusschen de Kerk en het Kordon, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje ANNA'S BURG. |
| |
H. Saramacca.
1o. | Wanneer het alarm voorvalt tusschen den Post Saron en de Plantaadje Hamburg, met insluiting der Wanica-Kreek en andere kleinere, in deze uitloopende Kreken, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje HAMBURG. |
| |
2o. | Wanneer het alarm plaats heeft tusschen de Plantaadje Hamburg en den Zeekant, zal de loopplaats zijn:
De Plantaadje CATHARINA SOPHIA. |
Bij het verlaten van eenige der als loopplaats aangewezene Plantaadjes, zal een ander effect daarvoor, op voordragt van den Heemraad, worden bepaald; van welke verandering telkens bij Notificatie kennis zal worden gegeven, en deze Notificatiën, op de gebruikelijke wijze, in de Divisiën worden rondgezonden.
| |
| |
| |
Hoofdstuk IX.
Over de vervolgingen van de overtredingen, waartegen bij dit reglement poenaliteiten zijn gestatuëerd.
Art. 86.
Alle vervolgingen, krachtens dit Reglement, worden, behoudens de bepaling van het volgend Artikel, door het Openbaar Ministerie, voor den daartoe bevoegden Regter gebragt.
| |
Art. 87.
Ingeval van overtreding, waarop alleen eene geldboete is gesteld, zal de beklaagde door den Procureur-Generaal worden bekeurd; doch zal de bekeurde de Regterlijke vervolging kunnen voorkomen door vrijwillige betaling der boete, tegen acquit der Akte van bekeuring, in handen van den Heemraad of den Burger-Kapitein, binnen den tijd van zes weken, te rekenen van den dag, waarop de bekeuring zal hebben plaats gehad.
| |
Art. 88.
De boeten, gepercipiëerd ten gevolge van overtredingen tegen dit Reglement, zullen eene afzonder- | |
| |
lijke kas uitmaken, waaruit, in bijzondere gevallen, door den Gouverneur-Generaal, op voordragt van de Heemraden, eenige tegemoetkoming of indemniteit zal worden toegekend aan zoodanige minvermogende vrije Schutters, die, hetzij tot onderneming van Burger-patrouilles, hetzij voor andere Landsdiensten, niet zonder bezwaar, in hunne uitrusting of kleeding, uit eigene middelen hebben kunnen voorzien.
| |
Art. 89.
Wanneer Schutters of Kommando-Negers, bij het doen van patrouilles of andere gekommandeerde diensten, voor het algemeen belang, komen te sneuvelen, of zoodanig worden verminkt, dat zij tot verderen arbeid ongeschikt zijn, zal de Heemraad der Divisie of Divisiën, waarin zoodanige verliezen hebben plaats gehad, daarvan rapport inzenden aan den Gouverneur-Generaal, die, met overleg van den Kolonialen Raad, zoodanige indemniteit aan den verliezende zal toekennen, als de billijkheid zal medebrengen.
Hetzelfde zal plaats hebben, wanneer minvermogende personen, tot de Landelijke Schutterij behoorende, in gekommandeerde diensten, verliezen lijden, zwaar gewond worden, sneuvelen, - of ten gevolge van hunne diensten overlijden; alswanneer evenredige tegemoetkomingen, op gelijke wijze, aan hen of hunne nablijvende betrekkingen, onvermogend zijnde, zullen worden toegekend.
| |
| |
| |
Slotbepaling en toepassing van dit Reglement voor de Districten Nickerie.
Art. 90.
Alle Plantaadjes en Gronden zullen moeten voorzien zijn van een exemplaar van dit Reglement, op verbeurte eener boete van Tien Gulden, zoo dikwijls bij de visitatiën hetzelve niet zal worden vertoond.
| |
Art. 91.
De bepalingen, in dit Reglement voorkomende, zullen, voor zooverre de inrigting van de gewapende Burgermagt betreft, mede van toepassing zijn voor de beide Districten Nickerie, in voege, als bepaald is bij Art. 67 van het Reglement op het beheer van gezegde Districten, Publicatie van 9 Maart, 1836 (Gouvernements-Blad, No. 2).
| |
Art. 92.
Bij de invoering van het tegenwoordig Reglement, zullen alle vroegere Publicatiën en verordeningen, omtrent de in hetzelve voorkomende onderwerpen, die met dit Reglement in tegenstrijdigheid zijn, worden gehouden voor afgeschaft en buiten effect gesteld.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze wor- | |
| |
den gepubliceerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd alhier aan Paramaribo, den 1sten Maart, 1842, het tweede jaar van Zijner Majesteits Regering.
De Gouverneur-Generaal voornoemd,
J.C. RIJK.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.S. de VEER.
Gepubliceerd den 2den Maart, daaraanvolgende.
De Gouvernements-Secretaris,
G.S. de VEER.
|
|