| |
| |
| |
Publicatie
van den 22sten/23sten Februarij, 1841, waarbij, met ampliatie der Publicatie van 8 October, 1828 (Gouvernements-Blad, No. 13), eenige meerdere bepalingen der Wet van 24 Januarij, 1815, voor het Koningrijk der Nederlanden alhier van toepassing worden gemaakt.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Alzoo de Wet van 24 Januarij, 1815, voor het Koningrijk der Nederlanden, vervat in het Staatsblad van dat jaar, No. 5, voor een gedeelte alhier reeds van toepassing gemaakt, bij de Publicatie van den 8sten October, 1828 (Gouvernement-Blad, No. 13), nog andere bepalingen behelst, welke evenzeer doelmatig en noodzakelijk zijn, tot bescherming van hen, die ten algemeene nutte werkzaaam zijn.
Overwegende, dat de gedeeltelijke invoering dier Wet onvolledig en niet genoegzaam duidelijk is.
Willende de Wetgeving in dit opzigt, zooveel mo- | |
| |
gelijk, in overeenstemming brengen met hetgene dienaangaande in Nederland is bepaald.
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord in de Vergadering van den 15den dezer maand, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
| |
Artikel 1.
Geenerlei Arresten zullen verleend of gedoogd worden op gelden, effecten, papieren of goederen, berustende onder de Hoofdambtenaren alhier, of andere Chefs van Administratiën, of op eenige Bureaux of Kantoren tot de algemeene Lands-Administratie behoorende, en speciaal niet op eenige Ordonnantiën van betaling, welke, zoo ter zake van traktementen, soldijen of pensioenen, als ter voldoening van aannemingen, leveranciën als anderzins, reeds zijn geslagen, of nog moeten geslagen worden.
| |
Art. 2.
Al degenen, welke ter voldoening aan een vonnis of tot securiteit van eenige pretentiën, ten laste van particuliere Ingezetenen, Ambtenaren, Officieren of andere in dienst van het Gouvernement staande personen, aanspraak maken op eenige gelden of andere objecten, in Art. 1 bedoeld, zullen zich per requeste aan den Gouverneur-Generaal moeten adresseren, met opgave van hetgene zij te vorderen hebben, en overlegging van alle zoodanige documenten, als waarop
| |
| |
zij zich beroepen, en waarop door den Gouverneur-Generaal, na onderzoek, zoodanig zal beslist worden, als bevonden zal worden te behooren.
| |
Art. 3.
Op de traktementen der Ambtenaren en Officieren in deze Kolonie, van welken rang ook, mitsgaders der Officieren van Gezondheid, gelijk mede op de pensioenen van gepensioneerde Ambtenaren en Officieren alhier aanwezig, zal door den Gouverneur-Generaal korting worden verleend, onder de bepalingen, in de volgende Artikelen vastgesteld.
| |
Art. 4.
Deze korting zal zijn een vierde van het beloop der traktementen of pensioenen van Twee Duizend Gulden en daarbeneden, en een derde van het beloop der traktementen of pensioenen, welke meer dan Twee Duizend Gulden beloopen.
| |
Art. 5.
Geene korting zal kunnen worden geobtineerd voor minder dan Vijf en Twinting Gulden, terwijl daarenboven de schuld, waarvoor de korting gevraagd wordt, ingeval dezelve uit leveranciën, arbeidsloonen en dergelijke voortspruit, ten minste een jaar oud zal moeten zijn.
| |
Art. 6.
Wegens verteringen en gemaakte schulden in pu- | |
| |
blieke of particuliere koffij- en wijnhuizen zal nimmer korting worden verleend.
| |
Art. 7.
Insgelijks zal voor geene interessen korting verleend worden, ten zij alleen in het geval van voorgeschotene gelden, waarvoor handschristen, acceptatiën, obligatiën of dergelijke zijn gepasseerd, bij welke het bijbetalen van interessen speciaal is bedongen geworden.
| |
Art. 8.
Geen Officier zal ten laste van een' ander' Officier eenige korting wegens particuliere schulden kunnen vragen; zullende, ingevalle daartoe adres mogt worden gemaakt, hetzelve te allen tijde buiten dispositie worden gehouden.
| |
Art. 9.
Op het traktement of pensioen, van welken aard ook, van denzelfden Ambtenaar of Officier, zal slechts èène korting tegelijk effect kunnen sorteren; meerdere kortingen op zoodanig traktement of pensioen verleend wordende, zal de eene de andere successivelijk opvolgen.
| |
Art. 10.
De tijd van het indienen van het primitief verzoek [o]m korting bepaalt de preferentie.
Ter Gouvernement-Secretarij, alwaar de verzoeken
| |
| |
om korting zullen moeten worden ingediend, zal hiervan naauwkeurige aanteekening worden gehouden, en zal nimmer op eenig later ingediend verzoek eene definitive dispositie worden genomen ten zij omtrent eene vroeger ingediende reclame finaal gedisponeerd zal wezen.
| |
Art. 11.
Wanneer het evenwel mogt gebeuren, dat twee of meer personen op denzelfden dag korting ten laste van denzelfden Ambtenaar of Officier obtineerden, zal echter alleen het een derde of een vierde, overeenkomstig het bepaalde bij Art. 4, worden gekort, en dit montant in gelijke deelen aan ieder der korting verkregen hebbende personen worden uitgekeerd.
| |
Art. 12.
Ieder, die eenige korting ten laste van een' Ambtenaar of Officier zal hebben geobtineerd, zal gehouden zijn te zorgen, dat die korting geboekt worde ten Kantore, waar de betaling moet geschieden.
Ingeval hij langer dan eene maand na het verleenen der korting mogt verzuimen, de teboekstelling te doen effectuëren, zal de korting worden gehouden voor vervallen.
| |
Art. 13.
Wanneer een Ambtenaar of Officier gelden aan den Lande mogt verschuldigd zijn, zullen dezelve altijd bij
| |
| |
voorkeur worden ingehouden, al ware het ook, dat er reeds kortingen ten behoeve van particulieren mogten verleend zijn, welke dan zoo lang zullen cesseren, totdat de schuld aan den Lande geheel zal zijn gekweten.
Op gelijke wijze zal gehandeld worden met zoodanige schulden, welke de Officieren aan de Korpsen, waartoe zij behooren of behoord hebben, mogten hebben, hetzij dezelve daarbij nog dienen, of wel de dienst met pensioen mogten hebben verlaten.
| |
Art. 14.
Geene kosten zullen ten laste van den Ambtenaar of Officier, op wien de korting verleend wordt, kunnen worden gebragt, dan die voor zegels en leges.
| |
Art. 15.
Bijaldien mogt bevonden worden, dat sommige Ambtenaren of Officieren zich zelve ver genoeg konden vergeten, om ongeoorloofde schulden te contracteren of de kortingen, te hunnen laste, bovenmate te doen vermenigvuldigen, zullen de Chefs, onder wie zoodanige Ambtenaren of Officieren behooren, zulks ter kennisse van den Gouverneur-Generaal brengen, en des noods, naar gelang van omstandigheden, hunne destitutie voordragen.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze wor- | |
| |
den gepubliceerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd alhier aan Paramaribo, den 22sten Februarij, 1841, het eerste jaar van Zijner Majesteits Regering.
J.C. RIJK.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.S. de VEER.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 23sten daaraanvolgende.
De Gouvernements-Secretaris,
G.S. de VEER. |
|