Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1835
(1834)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina 293]
| |||||||||||
Beknopte beschouwing van den invloed van de weêrsgesteldheid op den Surinaamschen akkerbouw in het jaar 1833,
| |||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||
zoo is ook alleen en bepaaldelijk de betrekking van de Weêrsgesteldheid op den aard en de herstelling van Ziekte van de inwoners van deze plaats of stad Paramaribo bij die Tabel beschouwd geworden, hetwelk met den Akkerbouw, welke zich tot de geheele uitgestrektheid van de Kolonie bepaalt, geenszins het geval zijn kan, vermits deze Weêrsgesteldheid meermalen gedurende weken of maanden achter elkander op de aan of nabij de zee gelegene, even als de dieper landwaarts inliggende landen, van die van Paramaribo verschillende is; om nu niet te spreken van de zoo zeer verschillende soorten van landen en bewerkte gronden, derzelver hooge of lage ligging, gemakkelijke of teruggehouden wordende waterlozing, en van de onderscheidene produkten zelve, met dewelke deze landen worden gecultiveerd; - alzoo, dat het niet zeldzaam is, dat de Weêrsgesteldheid, welke voor het eene district of landstreek in deze Kolonie, of het eene produkt allergunstigst of nadeelig moet beschouwd worden, zulks meermalen in eene veel mindere mate voor het andere produkt of voor een van daar min of meer verwijderd liggend stuk land is. Dit zal wel geenszins eenig verder of breedvoerig betoog behoeven, indien men alleenlijk in aanmerking neemt, dat van nabij elkander, of naast elkander liggende gecultiveerde landen of Plantaadjes, welke beide denzelfden rijken katoenoogst beloofden, deze oogst op het eene stuk land geheel door den katoenworm vernield wordt, terwijl het andere naastaangelegene stuk land het minste | |||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||
nadeel van dezen worm (meermalen alleen van de windstreek afhangende) ondervindt. De cultuur van de koffij op naast elkander liggende Koffijplantaadjes kan, ofschoon beide denzelfden regen, droogte, of hitte hebben ondervonden, meermalen aanmerkelijk van elkander (de evenredigheid van het aantal koffijboomen onder het oog houdende) verschillen, hetwelk alzoo minder aan eene voordeelige of nadeelige gesteldheid van het weder (neemt men aleens een' en denzelfden aard van beide landen aan), dan wel aan eene betere of slechtere waterlozing, den ouderdom der koffijboomen zelve, den tijd, dat dezelve gesnoeid zijn, en het al of niet beplanten van de koffijstukken met bananen tusschen de koffijboomen, en wat dies meer zij, moet worden toegeschreven; - eenige van deze bemerkingen gelden insgelijks voor de landen, welke met suikerriet zijn beplant. De Weêrsgesteldheid wordt in het algemeen voor den Surinaamschen Akkerbouw gunstig beschouwd, wanneer de saizoenen elkander geregeld afwisselen; wanneer de zoogenoemde groote en kleine droogte en regentijden op den gewonen tijd van het jaar invallen, en, met eenige afwisselingen, het, volgens de waarnemingen van vorige en vroegere jaren, bekende tijdperk aanhouden; de Planter rigt naar deze zijne ondervinding, of naar die van andere en oude kolonisten, zijne Plantaadjewerkzaamheden in, en bepaalt den tijd van poten of planten, snoeijen, zuiveren, inoogsten en afwerken van zijne produkten, ja zelfs | |||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||
van het afmalen van het suikerriet, naar den stand der maan, voor iedere maand van het jaar vooruit, ten einde de afgemalene of nieuwe landen met het gewenschte gevolg in cultuur weder aan te brengen en genoegzaam droogen tijd voor zijne bedoelingen, het omhakken der bosschen, het bepolderen van nieuwe landen, en wat dies meer zij, over te houden. - Iedere teleurstelling in de Weêrsgesteldheid, of iedere afwijking van het gewone jaarlijksche saizoen, moet alzoo voor den Surinaamschen Akkerbouw in het algemeen als nadeelig worden beschouwd. Waren de landen, vooral die, met suikerriet beplant, bij den aanvang van het jaar 1833 door de veelvuldige meer dan gewone regens, welke onderscheidene, zoo niet de meeste, streken in deze Kolonie in het jaar 1832 hebben ondervonden, in eenen achterlijken toestand, zoodat vele Plantaadjes het anders met veel naaawkeurigheid vooraf kunnende bepaald worden aantal vaten suiker niet opleverden, de opbrengst van vele Plantaadjes in het jaar 1833 bleef ook verre beneden de verwachting, die men van deze cultuur in de eerste maanden van dat jaar bij eene minder ongunstige Weêrsgesteldheid had opgevat; hetwelk voornamelijk veroorzaakt is door den sterken en lang aangebonden hebbenden grooten droogen tijd, die van de maand Augustus tot in de maand December, en aldus meer dan vier maanden, onafgebroken, niet alleen aan Paramaribo, maar algemeen in de onderscheidene districten van de Kolonie, heeft aan- | |||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||
gehouden; door welke algemeene droogte dit gedeelte van Amerika niet alleen veel geleden heeft, maar, volgens berigten, evenzeer de Engelsche Koloniën Demerary en Berbice; hebbende, volgens de nieuwspapieren, deze groote droogte zich ook in Brazilië doen gevoelen. Deze groote lang aangehoudene droogte, zijnde in drie maanden, September, October en November, niet meer dan 1 voet 5¼ lijn water (waarvan 7 duim 6 lijn in vier regen- of onweêrsbuijen) te Paramaribo gevallen, heeft eenen algemeen ongunstigen invloed niet alleen op de cultuur van de drie voornaamste van hier uitgevoerd wordende produkten, de suiker, koffij en katoen, maar tevens op den kost voor de Negers, de bananen, uitgeoefend; vermits door de veelvuldige rukwinden, welke in dezen droogen tijd, en ook later in de maand December, aanhielden, zeer vele banaanboomen, die buitendien door deze droogte schraal stonden, uit den, door de droogte, als ware het vaneengereten' grond gerukt werden, of met de halfrijpe of jonge vrucht werden omvergeworpen; waardoor er, gedurende de maanden December, 1833, en de maanden Januarij, Februarij en Maart van dit jaar 1834, in deze Kolonie een zoodanig gebrek aan kost heerschte, dat men denzelven door aanvoer van rijst, gerst, erwten, als anderzins, heeft moeten vervangen. Het suikerriet heeft door deze droogte veel geleden; het pijlde sterk of schoot in bloemen; het is | |||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||
meestal onvolwassen moeten afgemalen worden, om den loop van den Akkerbouw zijnen gang te laten gaan. De rendementen voldeden op geene Plantaadje aan de vroeger opgevatte verwachting; het supleijen der landen of inboeten kon naauwelijks plaats hebben, daar de sterke droogte het ontkiemen belette en dus de toppen deed verloren gaan. Vergelijkt men de Tabelle van de in het jaar 1833 uitgevoerde produkten, welke in dit Jaarboekje, bij vervolg van de vorige jaren, eene plaats beslaat, met de hoeveelheid der produkten, die in vorige jaren uit deze Kolonie zijn uitgevoerd, zoo blijkt het, dat de hoeveelheid van de in het jaar 1833 uit deze Kolonie uitgevoerde koffij en katoen grooter, en de hoeveelheid der uitgevoerde suiker en cacao minder is geweest dan in 1832; terwijl, bij vergelijking van de Tabelle van uitvoer van het jaar 1830 met die van 1833, blijkt, dat in het laatste jaar eene aanmerkelijk mindere hoeveelheid produkten dan in 1830 is uitgevoerd geworden, welke voor de suiker
Deze lang aangehouden hebbende groote drooge tijd doet op vele Plantaadjes en in vele districten | |||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||
nog deszelfs nadeeligen invloed op den Surinaamschen Akkerbouw in dit jaar ondervinden, vooral, daar de koffij- en katoengronden ook veel nadeeligen invloed van de aanhoudende droogte hebben gehad. In deze Kolonie, waar de hitte zoo aanhoudend heerscht, dat de Thermometer van fahrenheit in de heetste maanden, Augustus, September en October, meermalen op den middag 94 graden teekentGa naar voetnoot(1) en maar zeer zeldzaam op den 71sten graad des morgens vroeg wordt waargenomen, terwijl deszelfs stand op den middag gewoonlijk meer boven dan beneden de 85 graden is, in een zoodanig heet gewest wordt aan de aarde, zonder toevloed van zware regens, alle vruchtbaarheid, alle ontwikkelingsvermogen benomen; het hangt alzoo alleen van den regen af, waarmede dit gewest bedeeld wordt, of men op goede opbrengsten kan rekenen. Wij behoeven dien in eene ruime mate en tijdig; edoch een ieder, die met den aard der voortbrengselen van deze Kolonie bekend is, weet, dat ontijdige regens en droogte de vleijendste vooruitzigten in het niet doen vergaan. |
|