dit onderwerp gehoord, in deszelfs Vergadering van 24 December, 1833, hebben goedgevonden en verstaan, met wijziging van voorschreven 20ste Art. der Publicatie van 5/6 December, 1828, en van Art. 2 der Publicatie van 30 October/11 November, 1829, te bepalen en vast te stellen, zoo als Wij zijn doende bij deze:
‘Wanneer de weggeloopene Slaven, welke ter gelegenheid eener Burgerpatrouille opgevangen, of door verordende maatregelen van de Burgerlijke Authoriteit in de Divisiën, op eenige Plantaadje of grond worden aangehouden, hetzij wegens langdurige desertie, hetzij uit hoofde van andere verzwarende omstandigheden, in handen van de Policie moeten worden gesteld, zal, zonder onderscheid der plaats van opvanging of aanhouding, eene premie van zes Gulden (f 6), voor iederen opgevangen' of aangehouden' weglooper-Slaaf, ten laste van den Eigenaar. worden betaald ten behoeve der Slaven, die zoodanige Patrouille hebben helpen zamenstellen, of de wegloopers op eenige Plantaadje of grond hebben helpen aanhouden; welke premie, voor de daartoe geregtigden, ten Burele van den Procureur-Generaal, aan den Heemraad der Divisie zal worden uitgekeerd.
De uitbetaling der vang-gelden voor Slaven, op de verschillende Militaire Posten aangehouden, blijft op den vorigen voet.’
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze wor-