waarvan de vlag geheschen moet worden, als er een schip in het gezigt is; drie of vier mijlen beoosten dezen Post, heeft men, op 3 à 3½ vademen diepte, stekgrond met gele schulpjes, zoo groot als een nagel, zeer naar foelie gelijkende; tusschen beide ook graauw zand, en eene enkele St. Jacobs-schulp.
Post Oranje gepasseerd zijnde, houdt men, zoo na mogelijk, langs den wal, en verkent zich aan de Mot-Kreek, die 7 mijlen beoosten de Suriname ligt, en alwaar ook een Militaire Post is; de gebouwen der Mot-Kreek kan men, als het weder eenigzins klaar is, altijd te zien krijgen, op 4 à 5 vademen water, aangezien het daar diep is, mits oppassende, om dan weder bijtijds uit den wal te sturen, ten einde niet tegen de Modderbank aan te loopen.
Deze Modderbank strekt zich uit in een ovaal halfrond; dezelve neemt haar begin eene mijl ten oosten van de Mot-Kreek, eindigt ¾ mijl ten westen van de Warrappa-Kreek, en strekt ver in zee uit. Men behoeft echter niet bevreesd te zijn, al mogt men ook eens den grond raken, dewijl dezelve hier enkel uit zachten modder bestaat, en men op het oogenblik, dat men om den Noord houdt, dieper water bekomt.
De eerste gebouwen, die men aan het passeren der Mot-Kreek te zien krijgt, zijn twee langwerpige katoenloodsen en eene hooge loods, met eenen cilindermolen op dezelve, dewelke zich opdoet als een