ten, die natuurlijk hier hun verblijf moeten houden. Verscheidene huizen behooren aan welgestelde Israëlieten, die zoo te Paramaribo, als elders, woonachtig zijn; deze huizen worden, bij derzelver afwezigheid van de Savanah, door vertrouwde Slaven bewoond.
Jaarlijks, gedurende de Joodsche Feestdagen (in September en October), maken verre de meeste Portugesche Israëlieten (en ook vele van de Hoogduitsche Joden) eene bedevaart naar de Savanah, waar zij, eenige weken achtereen, zich ophouden. Alles is alsdan onder hen gemeen; de rijke en aanzienlijke schaamt zich niet aan zijne welvoorziene tafel den behoeftige en geringe te onthalen, evenmin om aan den disch van dezen laatsten deel te nemen; eene voorbeeldige broederschap heerscht dan in dit dorp.
De Kerkelijke Beambten genieten eene geringe bezoldiging uit de kas der gemeente te Paramaribo; de overige dorpbewoners worden, of door meer gegoede Leden van hun geslacht onderhouden, of voorzien in hunne nooddruft, door het aanplanten van bananen, tayers, nappies, enz. Visch alhier in overvloed zijnde, zoo hebben zij, in den eigenlijken zin des woords, met geen gebrek te kampen.
Het rivierwater in den omtrek en boven de Savanah is niet slechts drinkbaar, maar ook zeer helder en zuiver; zoodat de weldadige Natuur, ook in dit opzigt, in de behoefte der dorpelingen heeft voorzien. Ook de Gezagvoerders der schepen maken van dit water gebruik, daar zij, tegen den tijd van