Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1833

[p. 180]

Publicatie.

HET GEMEENTE-BESTUUR DER KOLONIE SURINAME.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:

Al zoo het in het belang der Kolonie noodzakelijk, is voorgekomen, dat eenige nadere bepalingen worden daargesteld ten aanzien van het Schietgeweer en Ammunitie op Plantaadje:

Zoo is het, dat Wij, met approbatie van den Hoogen Raad der Nederlandsche Westindische Bezittingen, hebben goedgevonden te arresteren, hetgene volgt.

Art. 1.

Op alle zoodanige Plantaadjes, onverschillig of dezelve al dan niet geheel of gedeeltelijk zijn verlaten, alwaar het getal der weerbare mannen (Slaven) minder bedraagt dan vijf, zal geen Schietgeweer noch ook Ammunitie mogen aanwezig zijn, noch aldaar gebragt of gehouden worden, met uitzondering alleen van zoodanig Schietgeweer en Ammunitie, hetgene in eigendom mogt toekomen aan de vrije personen, hetzij blanken of anderen, die op zoodanige Plantaadjes mogten wonen, mits voor het

[p. 181]

Schietgeweer behoorlijke port d'armes hebbende verkregen; wordende het bij deze aan alle vrije Plantaadjebewoners, die geen port d'armes verkregen hebben, wel expresselijk verboden, om op Plantaadje eenige Ammunitie te hebben of te bezitten.

Art. 2.

Wanneer voortaan de Slavenmagten van eenige Plantaadje naar eene andere Plantaadje worden overgebragt, of wanneer voortaan de Slavenmagten van eenige Plantaadje, afgezonderd van den grond, waartoe zij behooren, worden verkocht, zal het Schietgeweer en de Ammunitie op de alzoo verlaten wordende Plantaadje niet mogen verblijven, maar zal hetzelve, binnen den tijd van acht dagen, nadat de Slavenmagten zullen overgebragt of verkocht zijn, ter keuze van den eigenaar of diens vertegenwoordiger, naar eenig ander gecultiveerd wordend effect worden overgebragt, of wel in 's Konings Magazijn van Oorlog worden gedeponeerd.

Art. 3.

Voor zooverre op Plantaadjes, van welke, vóór de uitvaardiging der tegenwoordige Publicatie, de Slaven reeds verkocht of op andere staten reeds mogten overgebragt zijn, of op welke zich minder dan vijf weerbare mannen (Slaven) bevinden, alsnog Schietgeweer en Ammunitie mogte aanwezig zijn, zullen de eigenaren van zoodanige Plantaadjes of derzelver vertegenwoordigers verpligt zijn, hetzelve Schietgeweer en Ammunitie binnen eene maand,

[p. 182]

nadat dezelve Publicatie kracht van Wet zal hebben bekomen, van dezelve Plantaadjes te doen vervoeren, en naar eenig ander gecultiveerd effect over te brengen, of wel in 's Konings Magazijn van Oorlog te deponeren.

De in dit Artikel bepaalde tijd van eene maand zal, voor zooverre betreft de Districten Opper- en Neder-Nickerie, gerekend worden te zijn ingegaan met den dag, waarop deze Publicatie in de beide Districten zal bekend worden.

Art. 4.

De Burger-Kapiteins der respective Divisiën zullen verpligt zijn het noodige onderzoek te doen, of aan de bepalingen der drie voorgaande Artikelen behoorlijk gevolg is gegeven, en wanneer zij, bij de door hen te dien einde in het werk te stellen visitatiën, het tegendeel mogten bevinden, zullen zij het aanwezige Schietgeweer en Ammunitie onverwijld in beslag nemen, en zal de eigenaar of diens vertegenwoordiger verbeuren eene geldboete van niet minder dan vijf en twintig, en niet meer dan honderd Gulden, met verbeurdverklaring der in beslag genomene artikelen, ten behoeve van 's Konings Magazijn van Oorlog.

Art. 5.

In het geval, dat het Schietgeweer naar eenig ander gecultiveerd wordend effect wordt overgebragt, zal, overeenkomstig Art. 9 der Publicatie van Gouverneur-Generaal in Rade, dd. 19 Januarij, 23 Maart,

[p. 183]

1830 (Gouvernements-Blad, N^o. 4), aan den Burger-Kapitein der Divisie, waarin hetzelve effect is gelegen, daarvan door den eigenaar of diens vertegenwoordiger worden kennis gegeven, tot zoodanig einde, als bij gezegd Artikel is voorgeschreven.

Art. 6.

Ingevalle het Schietgeweer en de Ammunitie in 's Konings Magazijn van Oorlog mogte worden gedeponeerd, zullen, ten aanzien van het ontvangen, bewaren en restituëren daarvan, Art. 35, 36, 37 en 38 van de Publicatie van Gouverneur-Generaal in Rade, dd. 23/30 December, 1828 (Gouvernements-Blad, N^o. 28), van volkomene toepassing zijn; wordende dezelve Artikelen alhier voor geïnscreerd gehouden.

En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze worden, afgekondigd, in de Nieuwspapieren geïnsereerd, en in de Divisiën van Plantaadje tot Plantaadje worden rondgezonden.

Aldus gearresteerd in de Vergadering van den Gemeente-Raad, gehouden alhier aan Paramaribo, den 1^sten Mei, 1832.

Het Gemeente-Bestuur voornoemd,

De President van hetzelve,

L.B. SLENGARDE.

Ter Ordonnantie van den Gemeente-Raad,

De Secretaris,

WENTHOLT.