Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1833

[p. 167]

Publicatie.

Regelende de, volgens Art. 15, § 1, van het Reglement op de Manumissie, bij het verzoeken van Brieven van Manumissie, in de Generale Geldkamer te storten som, alsmede den vorm van den te stellen personelen borgtogt.

DE GOUVERNEUR-GENERAAL, ad interim, IN RADE.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:

Alzoo bij Art. 15 van het Reglement op de Manumissie van Slaven in de Nederlandsche Westindische Bezittingen, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 23 October, 1831, N^o. 83, gepromulgeerd en in werking gebragt, bij Publicatie van den Gouverneur-Generaal, a.i., der Nederlandsche Westindische Bezittingen van 23/24 Maart, Il. (Gouvernements-Blad van dit jaar, N^o. 2), onder anderen is bepaald, dat de aanzoeken, tot het verleenen van Manumissie, zullen moeten vergezeld gaan ‘van een bewijs, dat door den aanzoeker in de Generale Geldkamer der Kolonie is gestort eene som

[p. 168]

van drie tot vijf honderd Gulden (f300 ad f500), of wel van eenen, ten bedrage dier som, gestelden personelen en door de Kollegiën, welke in de Koloniën met het werk der Manumissie belast zijn, goedgekeurden borgtogt; welk een en ander ter cautie zal verstrekken voor de Openbare Schatkist, dat dezelve te eeniger tijd geene schade of winstderving door de verlangde Manumissie zal komen te lijden,’ van de verpligting van het indienen van welk bewijs, volgens den inhoud van het aangehaalde 15^de Artikel, § 1, alleen ontheven zijn de Kurators ad hoc.

Zoo is het, dat Wij, de toepassing en uitvoering van bovenstaande bepaling willende regelen, hebben goedgevonden en verstaan, vast te stellen, zoo als geschiedt bij deze:

Art. 1.

Het bedrag der som, welke, ter voldoening aan Art. 15, § 1, van het Reglement op de Manumissie van Slaven, door den aanzoeker in de Generale Geldkamer der onderscheidene Nederlandsche Westindische Koloniën zal moeten worden gestort, of waarvoor voldoende personele borgtogt zal moeten worden gesteld, zal zijn als volgt:

a.	Voor Slavenkinderen van twaalf jaren, en daarbeneden, drie honderd Gulden (f300).
b.	Voor Slaven van boven de twaalf jaren, tot en met veertig jaren oud, vijf honderd Gulden (f500).

[p. 169]

c.	Voor Slaven, boven de veertig jaren oud, vier honderd Gulden (f400).

Art. 2.

De aanzoeker, die gebruik zal willen maken van de bevoegdheid, om, in plaats van de te storten som, eenen personelen borgtogt te stellen, zal gehouden en verpligt zijn, bij het in te dienen request om Manumissie, niet minder dan twee personen als borgen aan te bieden, welke als burgers in de Burger-Registers der respective Koloniën zullen moeten zijn ingeschreven.

Deze voorgestelde borgen goedgekeurd wordende, zal daarvan eene notariële akte moeten worden opgemaakt, overeenkomstig het hierachter volgende formulier, waarvan de grosse ter respective Secretarijen zal moeten zijn ingeleverd voor en aleer de advertentiën, vermeld in Art. 16 van het onderwerpelijk Reglement der Slaven, zullen vermogen plaats te vinden.

De aangebodene borgen, of een van dezelve, niet goedgekeurd wordende, zal het verzoek om Manumissie worden gehouden buiten verdere deliberatie, tot tijd en wijle, dat, of door den aanzoeker een andere borgtogt, ten genoegen van de Kollegiën, die met het werk der Manumissie belast zijn, zal zijn aangeboden, of door denzelven de vereischte som in de Generale Geldkamer gestort zijn zal.

Art. 3.

De bepalingen, voorkomende in de twee voorgaande

[p. 170]

Artikelen, zullen in werking komen te Suriname, op den 1^sten April aanstaande, en in de Nederlandsche W.I. Eilanden, respectivelijk op den dag, waarop in elk derzelve het meer aangehaalde Reglement op de Manumissie van Slaven zal worden gepubliceerd en afgekondigd.

En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.

Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, den 27^sten Maart, 1832, het negentiende jaar van Zijner Majesteits Regering.

E.L. van HEECKEREN.

Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal ad int. in Rade,

De Algemeene Secretaris,

G.A. van der MEE.

Gepubliceerd en geaffigeerd den 30^sten Maart, daaraanvolgende.

De Algemeene Secretaris,

G.A. van der MEE.