Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1831

[p. 165]

Publicatie.

Waarbij nadere Bepalingen worden daargesteld omtrent de voortdurende kracht der Koloniale. Wetgevingen, ten aanzien van de toestemming der Ouders in de Huwelijksverbindtenissen hunner Kinderen, en eenige andere daarmede in verband staande onderwerpen.

DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:

Naardemaal het aan Ons is gebleken, dat er, niet-tegenstaande onze Publicatie van den 11/16 September, 1829, Gouvernements-Blad, N^o. 13, alsnog onzekerheid bestaat omtrent de al of niet bestaanbaarheid der bestaande Koloniale Wetgevingen, opzigtelijk het Huwelijks-consent van Ouders in de Echtverbindtenissen hunner Kinderen, met het Besluit van Zijne Majesteit, van den 17^den. Februarij, 1819, L^a. B⁴.

Willende deze onzekerheid doen ophouden, en daarenboven in aanmerking nemende, dat het, uit hoofde van den veranderden staat van zaken in de

[p. 166]

Nederlandsche Westindische Bezittingen, noodzakelijk geworden is, om, ten aanzien van andere met deze stoffe in verband staande onderwerpen, eenige nadere en algemeen geldende Bepalingen vast te stellen.

Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan te arresteren, zoo als Wij doen bij dezen:

Art. 1.

Totdat daarover door Zijne Majesteit anders zal worden beslist, zullen in de Nederlandsche Westindische Bezittingen, op grond van de aldaar nog vigerende Wetgevingen, geene jongmans, die hun vijf en twintigste jaar nog niet bereikt, en geene jonge dochters, die haar twintigste jaar nog niet bereikt hebben, in ondertrouw mogen worden opgenomen, ten zij aan de Ambtenaren, met de solemnisatie der Huwelijken belast, van de toestemming hunner Ouderen, of der langst levende van dien, hetzij door derzelver mondelinge verklaring, hetzij bij schriftelijke Akte, zal zijn gebleken.

Zullende het aan de voornoemde Ambtenaren niet geoorloofd zijn, bij ontstentenis van zoodanige toestemming, met het opnemen in ondertrouw voort te gaan.

Art. 2.

In de gevallen, waarbij, volgens de vigerende Koloniale Wetgevingen, opzigtelijk het door de Ouders in de Echtverbindtenissen hunner Kinderen te geven consent, eenige afdoening of beslissing aan de res-

[p. 167]

pective Magistraten is verbleven, zal zoodanige afdoening of beslissing voortaan aan de Gemeente-Besturen, of waar dezelve Besturen niet mogten bestaan, aan de Kollegiën, met de Huwelijks-Zaken belast, worden opgedragen; welke Besturen en Kollegiën, te dien einde, door partijen of een van beide geadiëerd, over de tusschen Ouders en Kinderen ten deze bestaande verschillen, in overeenkomst van betgene bij dezelfde Koloniale Wetgevingen daaromtrent is voorgeschreven, steeds de plano, behoudens hooger beroep, zullen uitspaak doen.

Art. 3.

Van zoodanige uitspraken zal, binnen den tijd van drie dagen, nadat dezelve aan partijen zijn bekend geworden, bij het hoogste Regterlijk Kollegie in elke Kolonie, appèl kunnen worden aangeteekend; welk appèl, op poene van desertie, ten eerstkomenden Regtdage zal moeten worden vervolgd.

Art. 4.

De voormelde Regts-Kollegiën zullen de plano, en buiten verderen form van proces, in het hoogste ressort ten deze erkennen.

En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.

Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, den 16^den Februarij

[p. 168]

des jaars 1830, van Zijner Majesteits Regering het achttiende.

CANTZ'LAAR.

Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,

De Algemeene Secretaris,

G.A. van der MEE.

Gepubliceerd aan Paramaribo, den 20^sten Maart, 1830.

De Algemeene Secretaris,

G.A. van der MEE.