| |
| |
| |
Publicatie.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Al dengenen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Alzoo Wij het noodzakelijk geoordeeld hebben, eenige meer duidelijke en stellige Bepalingen daar te stellen omtrent de Plaatselijke en Landelijke Policie.
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan te arresteren, zoo als Wij zijn doende bij dezen, de navolgende
| |
Reglementaire Bepalingen voor de Plaatselijke en Landelijke Policie.
Art. 1.
De zindelijkheid, reinheid en bruikbaarheid der straten een voornaam onderwerp uitmakende der Plaatselijke Policie, zoo zal elk eigenaar van eenig huis gehouden zijn, zorg te dragen, dat de straat, ter breedte van vijftien voet, van het huis af te rekenen, zindelijk en schoon worde gehouden; dat de laagten aangevuld, de hoogten weggenomen, en alzoo de grond effen of gelijkgemaakt
| |
| |
worde; dat dezelve voorts van alle vuilnis ontdaan en gezuiverd worde, en de aangeveegde vuilnis worde weggedragen ter plaatse, welke daartoe in elke Wijk door of van wege het Gemeente-Bestuur nader zal worden bestemd.
| |
Art. 2.
Elk eigenaar zal daarenboven verpligt zijn, in de maanden Maart en September, de straat, ter breedte van vijftien voet, langs zijn huis met schulpen te doen beleggen.
| |
Art. 3.
Geene stoepen, balkons, of eenige andere op de openbare straat uitstekende of uitspringende aanhangsels van of tot eenig huis, zullen, na de afkondiging van het tegenwoordig Besluit, mogen gemaakt worden, dan na bekomene vergunning van het Gemeente-Bestuur, hetwelk zorgvuldig zal moeten toezien, dat, door het opzetten of construëren van zoodanige voorwerpen, de algemeene passagie niet worde belemmerd, of de buren in hun welhebbend regt worden gekrenkt of benadeeld.
| |
Art. 4.
Ook zal het aan niemand vrijstaan, eenen boom voor zijn huis of erf te planten, dan na bekomene vergunning van het Gemeente-Bestuur, hetwelk ten deze het belang der buren en aangelenden zal in het oog moeten houden.
| |
Art. 5.
Alie eigenaren van erven, gelegen aan den water- | |
| |
kant, van den Steenentrap of de zoogenaamde Klip af tot aan de Knuffelsgracht, zullen verpligt zijn, de schoeijingen langs de rivier voor hunne erven in eenen goeden staat te onderhouden.
| |
Art. 6.
Alle eigenaren van onbebouwde erven zullen verpligt zijn, dezelve, met en benevens de steenen voeten, welke zich op dezelve mogten bevinden, van wiede en vuilnis zorgvuldig te zuiveren.
| |
Art. 7.
Geene waterlozingen zullen van huizen, erven, of binnenplaatsen mogen geleid worden over de straten of wegen; maar zullen de eigenaren der huizen zorg dragen, dat dezelve langs goten, dewelke eenen halven voet onder den bovengrond van de straat met een verwelf moeten bedekt zijn, worden afgeleid, of naar de rivier, of naar de in dezelve ontlastende, en door Paramaribo loopende kreken en hoofdslooten.
| |
Art. 8.
De eigenaren van erven, welke gelegen zijn in zoodanige straten, langs welke zich hoofdriolen bevinden, zullen in zoodanig riool eene lozing en communicatie kunnen hebben, hetwelk aan beide einden voorzien zal moeten zijn van eenen opstaanden rooster; zullende zij echter zoodanig riool of uitwatering niet zonder voorkennis en toestemming van den Ambtenaar, met het oppertoezigt over de Landelijke en Plaatselijke Policie belast, mogen repareren of open- | |
| |
breken, of ook, na verkregene toestemming, zulks gedoogen of bewerkstelligen, ten zij onder het toezigt van den Stads-Bouwmeester.
| |
Art. 9.
Elk eigenaar zal hebben te zorgen, dat de slooten (trenzen) of trekkers, voor zijn huis langs de openbare wegen loopende, ter breedte van twee en eenen halven voet, gedolven worden, en dat over dezelve sloot eene brug of zoogenaamde overloop worde gelegd.
| |
Art. 10.
Bij de lossing en opstapeling van Goederen, in het bijzonder van Houtwaren, zullen de belangbebbenden moeten zorg dragen, dat door dezelve de passagie op de openbare wegen en straten, zoo voor rijtuigen als voetgangers, niet worde belemmerd, maar er eene genoegzame ruimte voor dezelve overblijve.
| |
Art. 11.
Het zal aan niemand vrijstaan, om, langs de openbare straten rijdende, met zijn paard te galopperen.
| |
Art. 12.
Het zal insgelijks niet geoorloofd zijn, eenige zoogenoemde vliegers op de openbare straten op te laten.
| |
Art. 13.
Het is verboden, om op de binnenplaatsen, erven, en openbare straten, eenig geweer, pistool, of ander vuurwapen, af te schieten, of eenig met buskruild gevuld voorwerp op te laten.
| |
| |
| |
Art. 14.
De Uitventers en Uitventsters van groenten en andere levensmiddelen zullen op geene andere plaatsen in Paramaribo zich met hunne uitgevent wordende artikelen mogen nederzetten, dan op de vier na te meldene plaatsen, welke alleenlijk als marktplaatsen zullen beschouwd worden, namelijk:
1. | De oude Oranjetuin. |
2. | Het, sedert den brand van 1821, onbetimmerd en opengebleven Plein langs de Knuffelsgracht. |
3. | De Houtmarkt onder de Tamarindeboomen, aan den Waterkant. |
4. | De Steenbakkersgracht onder de Tamarindeboomen, bij de zoogenaamde Bokkebrug. |
| |
Art. 15.
De Voerlieden, die met karren en wagens langs de openbare straten rijden, zullen, hetzij dezelve karren of wagens beladen zijn of niet, zich niet op dezelve mogen plaatsen, maar naast dezelve moeten gaan, op poene dat, na voorafgaande vruchtelooze vermaning, dezelve wagens en karren zullen worden aangehouden, en op 's Lands Grond Boniface zullen worden gebragt, van waar zij door den eigenaar of de voerlieden, tegen betaling van vijf Gulden, ten behoeve der aanhalers, en van een' Gulden daags wegens kostgeld van de aangehaalde paarden of ezels, ten behoeve van den Directeur van gemelden Groud, zullen kunnen worden gelost, mits
| |
| |
binnen de driemaal vier en twintig uren na de aanhaling; zullende, na verloop van dien tijd, de karren, wagens en de lastdieren zijn verbeurd ten behoeve der aanhalers, die verpligt zullen zijn, den Directeur van 's Lands Grond Boniface, wegens het aan hem ten deze verschuldigde kostgeld, te voldoen.
| |
Art. 16.
Geene personen zullen te eeniger tijd, hetzij bij nacht of dag, hetzij ter gelegenheid van eenige feestviering, hoe ook genaamd, zich gemaskerd of verkleed op de openbare wegen en straten mogen vertoonen.
| |
Art. 17.
Na des avonds ten acht ure zullen geene slaven op de openbare wegen of straten zich mogen vertoonen, ten zij vergezeld door hunne Meesters, of voorzien van een permissie-biljet, door dezelve afgegeven, en te zelven dage, als waarvoor het dienen moet, onderteekend, op poene van te worden aangehouden en gebragt naar het Piket der Justitie, van waar zij, tegen betaling der kosten, door derzelver Meesters, echter onverwijld, zullen kunnen worden gelost.
| |
Art. 18.
Geene zoogenaamde Baljaar-partijen zullen aan Paramaribo door slaven mogen worden gehouden, of door derzelver Meesters aan hen worden toegestaan, dan gedurende de maand Januarij van elk jaar,
| |
| |
en na alvorens daartoe een schriftelijk verlof verkregen te hebben van den Kommissaris van Policie.
| |
Art. 19.
Geene zoogenaamde Zang-partijen zullen door slaven mogen worden gehouden, of door derzelver Meesters aan dezelve worden toegestaan, dan na daartoe een schriftelijk verlof te hebben verkregen van den Kommissaris van Policie.
| |
Art. 20.
De Gezelschappen, onder den naam van Does bekend, zullen nimmer binnen Paramaribo, noch in eenig ander gedeelte der Kolonie, worden toegelaten; zullende dezelve niet alleen de facto uit elkander worden gedreven, maar de aanleggers en hoofden derzelve daarenboven gemuleteerd worden in eene geldboete van f 200; terwijl de slaven, welke aan dezelve Gezelschappen deel hebben genomen, met eene kastijding van honderd slagen zullen worden gestraft, en niet dan tegen betaling der te dezer zake verschuldigde Justitie-kosten, door derzelver Meesters, weder in vrijheid zullen worden gesteld.
| |
Art. 21.
Geenerlei luidruchtige uitspanningen of vermaken zullen mogen worden gehouden, wanneer daardoor aan eenigen in de buurt woonachtigen kranke hinder of nadeel zoude kunnen worden toegebragt; zullende de deelnemers aan zoodanige uitspanningen en vermaken, op de aanmaning van wege de Beambten der Policie uit dien hoofde gedaan, onverwijld moe- | |
| |
ten uiteengaan, en, bij weigering om daaraan te voldoen, door de sterke hand uiteen worden gedreven.
| |
Art. 22.
Elk eigenaar van paarden, koebeesten, ezels, varkens, schapen, geiten of zoogenaamde cabrieten, zal verpligt zijn, zorg te dragen, dat dezelve dieren op geene andere plaatsen grazen of weiden, dan op de zoogenaamde Savane, alsmede, dat zij zich nimmer, hetzij bij dag of nacht, zonder eenen geleider op de openbare straten vertoonen; op poene dat dezelve dieren zullen worden aangehouden en op 's Lands Grond Boniface zullen worden gebragt, van waar zij, tegen betaling van twee Gulden, ten behoeve van de aanhalers, en van een' Gulden daags wegens kostgeld, ten behoeve van den Directeur van evengemelden Grond, zullen kunnen gelost worden, mits zulks geschiede binnen de driemaal vier en twintig uren na de aanhaling; zullende, na verloop van dien tijd, het aangehaalde vee zijn verbeurd ten behoeve der aanhalers, die verpligt zullen zijn, den Directeur van 's Lands Grond Boniface, wegens het aan hem te dezer zake verschuldigde kostgeld, te voldoen.
| |
Art. 23.
Elk eigenaar van honden zal verpligt zijn, zorg te dragen, dat dezelve bij nacht zich niet buiten 's huis op de openbare straat bevinden; zullende hij anders moeten gedoogen, dat dezelve door de daartoe gestelde Policie-Beambten worden doodgeslagen.
| |
| |
| |
Art. 24.
Elk eigenaar van eenig huis is verpligt, voor de onverwijlde herstelling of wegneming van alle zoodanige gebreken of bouwvalligheden aan zijn huis zorg te dragen, waardoor het leven of de welvaart van de voorbijgangers eenig gevaar zoude kunnen loopen, en zal, wanneer hij, na daarop door de daartoe gestelde Policie-Beambten opmerkzaam te zijn gemaakt, in gebreke blijft daaraan gevolg te geven, moeten gedoogen, dat zulks te zijnen koste door of van wege de Openbare Magt geschiede.
| |
Art. 25.
Elk en een iegelijk zal zich hebben te wachten, om de boomen, welke langs de openbare wegen staan, weg te kappen, of op eenigerlei wijze te beschadigen, en zulks op poene van eene opsluiting van drie tot tien dagen in het Fort Zelandia, of, ingevalle het slaven mogt betreffen, van eene kastijding met niet minder dan vijf en twintig slagen.
| |
Art. 26.
Die vermeenen mogt, dat aan zijn gebouw, of deszelfs fondamenten, door eenigen langs de openbare straten of op een aanbelendend erf staanden boom, eenige schade zou worden toegebragt, en redres hierin verlangen mogt, zal zich deswege aan het Gemeente-Bestuur moeten vervoegen.
| |
Art. 27.
Elk en een iegelijk zal bij den opbouw van eenig huis zorg moeten dragen, dat niet het beslag van
| |
| |
zoodanig huis negen duim van de lijn afblijve, maar dat de drop van het water van de dakpannen of singels negen duim van de lijn valle.
| |
Art. 28.
De keukens of stookplaatsen, welke in de stad Paramaribo worden gebouwd, zullen ten minste ter hoogte van acht voet rondom van steen moeten zijn opgemetseld, en met tigchels, pannen, leijen, of ander onbrandbaar bedeksel moeten overdekt worden; de keukens en wetkplaatsen echter van zoodanige neringdoende personen, welke met vuur of met brandbare stoffen omgaan, zoo als Apothekers, Geweermakers, Smeden, Koperslagers, Broodbakkers, zullen geheel en al van steen moeten zijn opgetrokken; doch zal, alvorens tot de opbouwing van zoodanige keukens en werkplaatsen zal mogen worden overgegaan, het Gemeente-Bestuur door de belanghebbenden moeten worden geädieerd, ten einde daartoe het noodige verlof te verkrijgen, hetwelk niet zal mogen worden verleend, wanneer de plaatsing van dergelijke keukens en werkplaatsen een blijkbaar gevaar zoude opleveren voor de naburige huizen of buurten.
| |
Art. 29.
Ook zullen alle keukens of stookplaatsen op zich zelve moeten staan, en van alle andere gebouwen afgezonderd; voor zooverre de beperktheid van het erf zulks echter niet mogt gedoogen, zullen dezelve keukens en stookplaatsen naast andere gebouwen
| |
| |
kunnen worden aangebouwd, mits alsdan zorg gedragen worde, dat zij van de aan dezelve vaststaande gebouwen aan alle zijden, immers tot eene hoogte van acht voet, door eenen steenen muur zijn afgescheiden. Geene na de Publicatie dezes op te bouwen keukens of stookplaatsen zullen daarenboven mogen worden gebruikt, of in dezelve eenig vuur worden gestookt, dan nadat dezelve door den Kommissaris van Policie zullen zijn bezigtigd en goedgekeurd.
| |
Art. 30.
Elk, die een geheim-gemakhuis of stalling voor paarden en vee zal willen opbouwen of vernieuwen, zal verpligt zijn, alvorens de plaats, waar dezelve gebouwen zouden worden opgetrokken, aan den Kommissaris van Policie aan te wijzen, aan wiens prudentie het wordt overgelaten, om, naar gelang deze plaats al of niet, of wel in meerdere of mindere mate, voor de buren hinderlijk of nadeelig zoude kunnen zijn, het voorgenomen werk toe te staan, of hetzelve te beletten.
| |
Art. 31.
Geene geheim-gemakken zullen mogen worden geruimd dan bij nacht, en na verkregene toestemming van den Kommissaris van Policie.
| |
Art. 32.
Elk eigenaar van eenig erf zal gehouden zijn te zorgen, dat hetzelve behoorlijk omheind zij, en zoo
| |
| |
veel doenlijk tegen het overloopen of doorbreken van viervoetig gedierte beveiligd.
| |
Art. 33.
Elk eigenaar van eenig huis zal gehouden zijn zorg te dragen, dat boven de hoofddeur het Nommer van hetzelve, met en benevens de Litt. van de Wijk, waartoe hetzelve huis behoort, kennelijk zij uitgedrukt; wanneer op eenig erf het huis niet meer mogt aanwezig zijn, zal op hetzelve erf een paal moeten gesteld worden, waarop de evengem. Nommer en Litt. zijn aangeduid.
| |
Art. 34.
De overtredingen, in de voorgaande Artikelen voorkomende, voor zooverre daarbij niet bereids eenige poenaliteiten bepaald zijn, zullen gestraft worden met eene geldboete, welke niet minder zal kunnen zijn dan van vijf en twintig Gulden, en niet meer dan honderd Gulden, ter beslissing des Regters; terwijl, voor zooverre de werkzaamheden, waartoe men volgens het tegenwoordige Reglement verpligt was, niet mogten zijn gemaakt, dezelve steeds door de Openbare Magt ten koste der overtreders zullen worden bewerkstelligd, en het produkt der verrigtingen, welke bij dit Reglement zijn verboden, op gelijke wijze, ten koste der overtreders, zal worden vernietigd, afgebroken of weggenomen; en, wanneer zoodanige overtredingen door slaven zouden mogen zijn bedreven, dezelve zullen worden gecorrigeerd met
| |
| |
eene kastijding van niet minder dan vijf en twintig, en niet meer dan honderd slagen.
| |
Art. 35.
Elke maand zal, van wege het Gemeente-Bestuur, eene taxa of zetting op het brood worden gesteld, welke in de openbare Nieuwspapieren der Kolonie zal worden bekend gemaakt. - De Broodbakker, of Broodverkooper, welke mogt bevonden worden brood te bakken of te verkoopen, het naar deze zetting bepaalde gewigt niet houdende, zal incurreren eene geldboete van vijftig Gulden, en zal het in zijnen winkel voorhanden zijnde brood, ten behoeve van de armen, worden verbeurd verklaard; terwijl, bij herhaling, deszelfs Patent daarenboven zal worden ingetrokken.
| |
Art. 36.
Elk vierendeeljaars zal, van wege het Gemeente-Bestuur, de prijs worden bepaald, waarvoor de Slagters het door hen geslagte vleesch zullen mogen verkoopen, welke bepaling insgelijks in de openbare Nieuwspapieren zal worden aangekondigd.
| |
Art. 37.
De Slagters zullen verpligt zijn, naar deze prijsstelling het vleesch aan elk en een' iegelijk uit te leveren; en zullen dezelve, wanneer zij mogten bevonden worden, ten aanzien van het gewigt, de koopers te frauderen, of hun het volle gewigt niet te geven, incurreren eene geldboete van vijftig Gulden; terwijl, bij herhaling, derzelver Patent zal worden ingetrokken.
| |
| |
| |
Art. 38.
Geen koebeest, of eenig ander vee, zal mogen geslagt worden, dan nadat hetzelve door den Keurmeester van het Beestiaal levend zal zijn geëxamineerd en goedgekeurd.
| |
Art. 39.
Alvorens tot den verkoop van eenige stukken van het alzoo geslagte koebeest, of eenig ander stuk vee, over te gaan, zal hetzelve, aan den haak hangende, andermaal door den Keurmeester van het Beestiaal worden bezigtigd, en, wanneer deze hetzelve alsdan weder goedkeurt, zal de verkoop geoorloofd zijn.
| |
Art. 40.
De Slagters, welke mogten worden bevonden een koebeest of eenig stuk vee geslagt, of ook eenig vleesch verkocht te hebben, zonder dat hetzelve door den Keurmeester van het Beestiaal is geëxamineerd, zullen incurreren eene boete van f 100; terwijl, bij herhaling, derzelver Patent daarenboven zal worden ingetrokken, en het geslagte vleesch, in allen gevalle, ten behoeve van de armen zal worden verbeurd verklaard.
| |
Art. 41.
De Slagters zullen hun bedrijf niet mogen aanvangen, dan na aan den Kommissaris van Policie het huis te hebben opgegeven, in hetwelk zij hetzelve zullen uitoefenen, en deszelfs goedkeuring daarop te hebben verkregen; en zal de Kommissaris van Poli- | |
| |
cie, in de beoordeeling hiervan, te werk gaan naar de meerdere of mindere conveniëntie der straten en aanlendende huizen of gebouwen voor het al of niet oprigten eener slagterij.
| |
Art. 42.
Elk neringdoend persoon, die in zijnen winkel of magazijn eenige levensmiddelen, waren of provisiën mogt voorhanden hebben, dewelke kennelijk door bederf zijn aangedaan, zal gehouden zijn, dezelve onmiddellijk in de rivier te werpen; en, bij gebreke van daaraan te voldoen, door de daartoe bevoegde Magt, buiten form van proces, worden geconstringeerd.
| |
Art. 43.
Wanneer eenige door bederf aangedane levensmiddelen, provisiën of waren op eenige Vendu of openbare verkooping mogten worden uitgeveild, zal daarmede niet worden voortgevaren, maar dezelve, op de vordering van den openbaren Ambtenaar, welke daarbij mogt assisteren, onmiddellijk in de rivier moeten worden geworpen.
| |
Art. 44.
Alle Ingezetenen, die, hetzij in het groot, het-zij in het klein, handel drijven in zoodanige voorwerpen, die bij het gewigt of de maat plegen te worden verkocht, zullen niet alleen verpligt zijn, zich te voorzien van behoorlijk geijkte ellen, maten, of gewigten, maar ook zorg moeten dragen, dat dezelve ellen, maten en gewigten jaarlijks, ge- | |
| |
durende den tijd, daartoe door het Gemeente-Bestuur te bepalen, aan eene nieuwe ijking worden onderworpen; zullende, wanneer dezelve mogten bevonden worden met geene geijkte, of ook met geene behoorlijk geijkte ellen, maten of gewigten te verkoopen, incurreren eene geldboete van vijftig Gulden, en, bij herhaling, derzelver Patent worden ingetrokken.
| |
Art. 45.
De Eerste Wethouder, met het oppertoezigt over de Landelijke en Plaatselijke Policie belast zijnde, zal met de instandhouding en handhaving der voorafgaande Bepalingen in de eerste plaats zijn gechargeerd.
Onder denzelven zal de Kommissaris van Policie werkzaam zijn, welke ten deze weder zal worden bijgestaan door den Luitenant van Policie, de Agenten van Policie, de Dienaren der Justitie, en speciaal door de Veldwachters.
| |
Art. 46.
De Eerste Wethouder zal dienvolgens zorge hebben te dragen, dat, door geregelde patrouilles langs de openbare straten en wegen, van derzelver staat en onderhoud steeds blijke; en dat geene overtredingen, welke tegen dit Reglement mogten bestaan, of worden bedreven, aan deszelfs kennis worden onttrokken.
| |
Art. 47.
In de maanden April en October van elk jaar zal,
| |
| |
door den Eersten Wethouder, geassisteerd, zoo hij des mogt verkiezen, van den Kommissaris van Policie, eene algemeene schouwing over de straten gebouwen, grachten, waterlozingen, keukens en stookplaatsen gehouden worden, ten einde hij zich met de meeste zekerheid van den staat van zaken ten deze zoude kunnen vergewissen.
| |
Art. 48.
De Eerste Wethouder is gehouden, om aan den President van het Gemeente-Bestuur de voordragt te doen tot de maandelijksche zetting van het brood, zoo mede der driemaandelijksche prijsstelling van het vleesch, en de jaarlijksche ijking der ellen, maten en gewigten, ten einde aan de deswege bij dit Reglement gemaakte Bepalingen verder gevolg zoude kunnen worden gegeven.
| |
Art. 49.
De Eerste Wethouder zal in het geval, bij Art. 32 vermeld, den onwillige, buiten form van proces, tot de daarbij gebodene verrigtingen constringeren, of doen constringeren, zoo als hij, wanneer zijne hulp daartoe mogt worden ingeroepen, zulks insgelijks zal doen in het geval, voorkomende in Art. 33.
| |
Art. 50.
De Eerste Wethouder zal het zich ten pligt stellen, om met bijzondere zorgvuldigheid na te gaan, voor welke verbeteringen dit gedeelte der Policie vatbaar is, en de mededeelingen of voordragten, wel- | |
| |
ke hij dienaangaande mogt hebben te doen, indienen aan den President van het Gemeente-Bestuur.
| |
Art. 51.
Alle overtredingen, welke bij dit Reglement met eenige poenaliteit achtervolgd worden, zullen door den Kommissaris van Policic worden gebragt voor de Regtbank van Kleine Zaken.
| |
Art. 52.
Door dit Reglement wordt gederogeerd aan alle vroegere Wetten en Verordeningen, welke, omtrent de in hetzelve voorkomende onderwerpen, in deze Kolonie mogten bestaan hebben, speciaal aan de Publicatie van den Hove van Policie en Criminele Justitie de dato 27 Februarij, 1815.
En opdat niemand eenige onwetendheid hiervan voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, geaffigeerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehonden alhier aan Paramaribo, den 19den November, 1828, het vijftiende jaar van Z.M. Regering.
CANTZ'LAAR.
Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,
De Algemeene Secretaris,
R. van REES, Az.
Gepubliceerd en geaffigeerd den 25sten November daaraanvolgende.
De Algemeene Secretaris,
R. van REES, Az. |
|