| |
| |
| |
Bijlagen.
| |
| |
Bijlagen.
Publicatie.
Houdende wijziging der bestaande Wetten op de beschrevene en onbeschrevene middelen, mitsgaders invoering van eene Belasting, onder de benaming van Regt van Successie.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Naardemaal Zijne Excellentie de Heer Kommissaris-Generaal van Zijne Majesteit voor de Nederlandsche Westindische Bezittingen, bij de herziening der bestaande Wetten op de beschrevene en onbeschrevene middelen, heeft goedgevonden, in sommige derzelve belangrijke wijzigingen daar te stellen, en aan Ons de uitvoering daarvan is opgedragen.
| |
| |
Zoo is het, dat Wij het deswege door Zijne Excellentie gegeven Besluit ter kennisse brengen van de Ingezetenen dezer Kolonie, luidende hetzelve als volgt:
IN NAAM DES KONINGS.
Wij JOHANNES van den BOSCH, Generaal-Majoor, Ridder van de 3de Klasse der Militaire Willems-Orde, Z.M. Kommissaris-Generaal voor de W.I. Bezittingen.
Al dengenen, die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut! doen te weten:
Dat het Ons, bij de examinatie en overweging der in deze Kolonie bestaande Publieke Belastingen, is voorgekomen noodig te zijn, dat sommige van dezelve gewijzigd of vervangen worden.
Dat zulks meer speciaal het geval is met de Belastingen op den In- en Uitvoer, het Hoofdgeld, de Additionele Verhooging, het Patent-regt, de Admissie-Celen, het Zegel-regt en de Transport-regten.
Dat het voorts dienstig is voorgekomen, dat ook in deze, gelijk in de overige Nederlandsche Koloniën in de Westindiën, onder de middelen, tot stijving der Koloniale Financiën, worde opgenomen de Belasting, welke, onder de benaming van Regt van Successie, in het Moederland wordt geheven, van de waarde van al, wat door overlijden wordt geërfd of
| |
| |
verkregen, behoudens de uitzonderingen, welke daarop bij de Wet zijn toegelaten of gemaakt.
Dat Wij dien ten gevolge, onder de goedkeuring des Konings, hebben besloten, gelijk Wij besluiten bij dezen:
| |
Eerstelijk:
Het Tarief der Inkomende en Uitgaande Regten vast te stellen op den navolgenden voet:
| |
§ 1.
De Goederen, die, uit de Nederlanden, met Nederlandsche Schepen worden ingevoerd, zijn vrij van Inkomende Regten, voor zooverre dezelve, volgens het Consignatie-Manifest, of de Cognossementen, aan, in deze Kolonie gevestigde, Ingezetenen of Kooplieden onmiddellijk zijn geconsigneerd; terwijl nimmer als zoodanig zullen beschouwd worden die Goederen, welke op de genoemde documenten, ongeconsigneerd zijn, of aan order vermeld staan, al is het ook, dat men door eenig endossement op de Cognossementen, of door de overlegging van facturen, kan aantoonen, dat dezelve voor alhier gevestigde Ingezetenen of Kooplieden gedestineerd zijn.
| |
§ 2.
Van de alzoo, uit de Nederlanden, met Nederlandsche Schepen ingevoerd wordende ongeconsigneerde Goederen zal moeten worden betaald een Inkomend Regt van drie percent van derzelver waarde, waarvan de specifieke opgaaf dadelijk bij de inklaring van het schip zal moeten geschieden; behoudende
| |
| |
het Gouvernement aan zich het regt van naasting, tegen de opgegevene prijzen, op denzelfden voet, als zulks met de, door Noord-Amerikaansche Schepen, aangebragt wordende Goederen plaats vindt.
| |
§ 3.
Van de na te meldene Goederen, die met Noord-Amerikaansche Schepen worden ingevoerd, zal, volgens de keus der invoerders, moeten worden betaald (hetzij dezelve al dan niet geconsigneerd zijn) een Inkomend Regt van acht percent van de waarde, die, op den tegenwoordig bestaanden voet, bij de inklaring op het Manifest zal moeten vermeld worden; of wel, zestien Gulden per last scheepsruimte, te berekenen naar de in de Meetbrieven der Schepen uitgedrukte grootte, of naar het aantal lasten, die de Vaartuigen bij meting bevonden zullen worden groot te zijn, zonder rabat.
| |
§ 4.
De Goederen, waarvan de invoer met Noord-Amerikaansche Schepen wordt toegelaten, bestaan in de volgende, namelijk:
Aardappelen en andere Aardvruchten. |
Beschuit. |
Boomvruchten. |
Blom. |
Brood. |
Gevogelte. |
Hoornvee. |
Houtwaren. |
| |
| |
Kaarsen van Spermacetie. |
Muilezels. |
Olie van Spermacetie. |
Paarden. |
Peulvruchten. |
Rijst. |
Schapen. |
Tabak in bladen. |
Varkens. |
Visch, gedroogd, gerookt, gezouten of in pekel. |
Vleesch. idem. idem. |
| |
§ 5.
Van de Produkten, van den grond dezer Kolonie uitgevoerd wordende met Nederlandsche Schepen, naar de Nederlanden, zal, van derzelver waarde, moeten worden betaald een Uitgaand Regt van vijf percent, en zal die waarde moeten worden berekend naar een, te dien einde, elke drie maanden te regelen en publiek te maken Tarief.
| |
§ 6.
Het Uitgaand Regt van den Tabak zal van honderd Pond bedragen |
25 Centen. |
Van het oud Koper, over gelijke hoeveelheid, |
2 Gulden. |
En van oud Tin of Lood, over gelijke hoeveelheid, |
1 Gulden. |
| |
§ 7.
Van de Melassie, die met Noord-Amerikaansche Schepen wordt uitgevoerd, zal voor Uitgaand Regt
| |
| |
moeten betaald worden, per Gallon 3 Centen, en van den uitvoer van Tabak, oud Koper, oud Tin en oud Lood, hetzelfde Uitgaand Regt, waaraan de Nederlandsche Schepen hiervoren bij § 6 deswege onderworpen zijn.
| |
§ 8.
Van het Uitgaand Regt zullen vrij zijn de Goederen, welke in deze Kolonie met Nederlandsche Schepen zijn aangebragt en weder worden uitgevoerd.
| |
§ 9.
Van alle Schepen en Vaartuigen, waarmede eenige Goederen worden in- of uitgevoerd, zal een Lastgeld moeten worden betaald, ten bedrage van drie Gulden per Last.
| |
§ 10.
Voor Baak-, Los- en Steigergelden zal elk Schip of Vaartuig moeten betalen twintig Gulden.
| |
Ten tweede:
Ten aanzien van het bij Publicatie van den 20sten December, 1826, ingevoerd Hoofdgeld, vast te stellen de volgende modificatiën:
| |
§ 1.
Van alle Ingezetenen der Kolonie Suriname, zoo als hare bevolking zal zijn op den 1sten Januarij van elk jaar, zal worden geheven een Hoofdgeld van vijf Gulden, te betalen ineens, en wel vóór het einde der maand Junij van ieder jaar, met vrijlating echter aan de mingegoede, vast Inwoners van Paramaribo, om deze Belasting in twee termijnen te
| |
| |
voldoen, waartoe hun de permissie, op eene schriftelijke aanvraag aan den Contrôleur-Generaal, in de eerste drie maanden van het jaar te doen, zal verleend worden.
| |
§ 2.
Van deze Belasting zullen vrij zijn:
a. | Allen, die tot de Militaire bezetting of het Garnizoen behooren. |
b. | De gepensioneerde Onderofficieren en Soldaten. |
c. | De Behoeftigen, die uit Publieke Kassen onderstand genieten. |
d. | De Slaven, die aan verschillende Kerk genootschappen toebehooren, en uitsluitend tot derzelver dienst worden gebruikt. |
| |
§ 3.
Voor zooverre het den staat der Koloniale Kas zal toelaten, zullen jaarlijks, na de voldoening van het Hoofdgeld, restitutiën geschieden.
Deze restitutiën zullen jaarlijks, door het Departement van de Marine en Koloniën, op voordragt van den Hoogen Raad, worden geregeld, en voornamelijk strekken, om de takken van Landbouw aan te moedigen, die zulks het meest noodig hebben, of wel om andere heilzame bedoelingen te bereiken.
| |
§ 4.
De reeds bestaande reglementaire bepalingen op het doen der opgaven van Familiën en Slaven, welke op den 1sten Januarij van elk jaar de bevolking der Kolonie uitmaken, worden in zooverre
| |
| |
gewijzigd, dat de opgaven deswege vóór den 1sten Februarij zullen moeten ingeleverd zijn; opdat de leggers of kohieren zoo tijdig kunnen zijn opgemaakt, dat de ontvangsten met den 5den April van ieder jaar kunnen aangevangen en voortgezet worden.
| |
§ 5.
De boeten en straffen, die op het niet, of niet behoorlijk en tijdig doen der opgave thans zijn bepaald, blijven in haar geheel.
De wijze van vervolgingen der nalatigen zal plaats hebben op den voet en de wijze, bij de Reglementen op de Koloniale Regtspleging bepaald.
| |
Ten derde:
Te verklaren, dat over het jaar 1829, en vervolgens, niet meer zal worden geheven de Belasting op de Admissie-Celen voor eenige beroepen, zoo als die in het Generaal Tarief van Belastingen, vermeld in de Publicatie van den 20sten December, 1826, voorkomt.
| |
Ten vierde:
De Publicatie van den 30sten December, 1826, houdende de invoering van het Patent-regt in deze Kolonie, met den 31sten December dezes jaars in te trekken, en op de heffing van dat middel te arresteren de navolgende
| |
Ordonnantie.
§ 1.
De heffing van het Patent-regt zal, te rekenen
| |
| |
van den 1sten Januarij, 1829, plaats hebben op den volgenden voet:
| |
§ 2.
Hetzelve regt zal van de Administrateurs of Beheerders van Plantaadjes worden geheven tegen (50) vijftig Centen van elke honderd Gulden waarde, die van Suiker, Koffij, Katoen, Cacao en Indigo ter wage worden gewogen, te berekenen van dezelfde sommen, waarvan het Uitgaand Regt moet worden betaald.
| |
§ 3.
Tot een gelijk bedrag van vijftig Centen, zal het Patent-regt worden geheven van de Administrateurs of Beheerders van Houtgronden, en wel van de onzuivere opbrengst der verkochte Houtwaren.
| |
§ 4.
Verder zal het Patent-regt worden geheven van allen hierna te melden' handel, beroepen, neringen of bedrijven, waarvan de Patenten (met uitzondering van die voor transiërende Kooplieden of Pakbuishoudende Schippers of Superkarga's) over een geheel jaar moeten genomen worden; zullende aan diegenen, welke hunnen handel, beroep, nering of bedrijf in den loop des jaars quitteren, geene restitutie van het reeds betaalde, of vrijstelling van het nog verschuldigde, worden verleend, dan alleen ingevalle bij § 29 vermeld.
| |
§ 5.
De hiervoor bedoelde aan het Patent-regt onder- | |
| |
worpen wordende handel, beroepen, neringen of bedrijven, zijn de volgende:
Aannemers van Publieke Werken, Advocaten, Apothekers, Artsen of Doctoren, Bakkers van Brood of Beschuit, Chirurgijns, Courantiers, Goud- en Zilversmeden en dito Kashouders, Grof- en Hoefsmeden, Horologie- of Uurwerkmakers, Hospitaalhouders van Zieke Slaven, Kleermakers, Koffijhuis- en Biljarthouders, Kommissionnairs, Kooplieden en Winkeliers in het groot en klein, Koper- en Blikslagers, Kramers of Ronddragers van Goederen met bakjes en anderzins, Kroeghouders, Kuipers, Makelaars of Scheepsbezorgers, Metselaars, Molenmakers, Pontevoerders, Procureurs, Scheeps- Schuit-Sloep-of Vaartuigmakers, Schoenmakers, Schrijnwerkers, Slagters of Vleeschhouwers, Slijters of Dramverkoopers, Societeit- of Kollegiehouders, Tappers in Wijn, Sterken Drank en Likeuren, die gelagen zetten, Tappers, als voren, die geene gelagen zetten, Timmerlieden, Transierende Kooplieden of Pakhuishoudende Schippers of Superkarga's, Translateurs of Overzetters, Vendumeesters, Verwers of Schilders, Vettewariërs of Komenijswinkels, Voertuig- of Karren- Wagens- en Trekveehouders, Vroedmeesters, Vroedvrouwen en Zeehandelaars.
| |
§ 6.
De aanslag der bij de vorige § omschrevene Patentpligtigen zal geschieden in verhouding tot de huurwaarde der huizen, die zij bewonen, met uit- | |
| |
zondering der navolgende, van welke het Patent-regt bij dezen wordt vastgesteld.
Bakkers van Brood en Beschuit op |
f 25-00 's jaars. |
Courantiers op |
f 100-00 - |
Hospitaalhouders van Zieke Slaven |
f 80-00 - |
Koffijhuis- en Biljarthouders |
f 100-00 - |
Kramers of Ronddragers van goederen met bakjes en anderzins |
f 25-00 - |
Kroeghouders |
f 125-00 - |
Pontevoerders, voor iedere Pont |
f 10-00 - |
Slagters |
f 25-00 - |
Slijters of Dramverkoopers |
f 100-00 - |
Societeit- of Kollegiehouders |
f 100-00 - |
Tappers in Wijn, Bier en Likeuren, die gelagen zetten |
f 50-00 - |
Tappers in Wijn, Bier en Likeuren, die geene gelagen zetten |
f 30-00 - |
Transiërende Kooplieden of Pakhuishoudende Schippers of Superkarga's op |
f 100-00 's maands. |
Vendumeesters, van elke te houdene aangeslagene Vendu f 5-00, welke ten minste 24 uren vóór het houden der Vendu, ten Kantore van den met de ontvangst van dit middel belasten Ambtenaar, zullen moeten voldaan worden. |
|
| |
| |
Voertuig- of Karren- Wagens- en Trekvechouders: |
|
Voor iedere Kar of Wagen, het Paard of Ezel daaronder begrepen, op |
f 5-00 's jaars. |
| |
§ 7.
De huurwaarde der huizen en der pakhuizen van de hiervoor bij § 6 niet vermelde Patentpligtigen zal elk jaar berekend worden op 10 percent van den koopprijs, en wel van die huizen en pakhuizen, welke in de laatstverloopene vijf jaren zijn verkocht, volgens de te vertoonen bewijzen van eigendom; terwijl de waarde der vóór dat tijdvak verkochte, of in dat tijdvak nieuw gebouwde huizen en pakhuizen, bij taxatie zal worden bepaald.
| |
§ 8.
Van de volgens de vorige § berekende huurwaarde zal een vierde gedeelte het bedrag zijn van het door den bewoner verschuldigd Patent-regt.
| |
§ 9.
Daarentegen zal degene, die bij eenig' ander' Ingezeten deszelfs inwoning mogt nemen, in het Patent-regt worden aangeslagen naar twee derde gedeelten van het bedrag der volgens § 7 en 8 berekende huurwaarde.
| |
§ 10.
De Patentpligtigen, die mogten vermeenen, door de voormelde berekening der huurwaarde te hoog aangeslagen te zijn, zullen van het door hen te veel be- | |
| |
taalde restitutie kunnen bekomen: voor zooverre den handel betreft, door overlegging hunner te beëedigen boeken, en voor zooverre andere beroepen of bedrijven betreft, door het overleggen van zoodanige bewijzen, als daartoe, naar den aard des beroeps, in billijkheid noodig zullen worden geoordeeld, en welke beoordeelingen zullen verblijven aan de Commissie, door den Hoogen Raad, tot den aanslag van het Patent-regt jaarlijks, te benoemen.
| |
§ 11.
Niemand zal eenig beroep, nering, bedrijf, handel of koopmanschap, in deze Ordonnantie aangeduid, mogen uitoefenen, of door iemand anders in zijnen naam mogen doen uitoefenen, ten zij hij daartoe van het vereischte Patent is voorzien.
| |
§ 12.
Het Patent is personeel, en betreft alleen dengenen, op wiens naam het is verleend.
| |
§ 13.
Voor elk der aangeduide beroepen of bedrijven wordt een afzonderlijk Patent vereischt, al worden die ook door éénen persoon uitgeoefend.
| |
§ 14.
De Patenten moeten worden aangevraagd vóór den vijftienden der maand Januarij van elk jaar; bij het willen aanvangen van eenigen handel of Patentpligtig bedrijf of beroep in den loop des jaars, zal zulks moeten gedaan en het Patent verkregen zijn, voordat met de uitoefening zal mogen worden aangevangen.
| |
| |
De aanvragen zullen, ten Kantore van den met de ontvangst van dit middel belasten Ambtenaar, kosteloos verkrijgbaar zijn, en zal degene, die de aanvrage niet tijdig of behoorlijk inlevert, verbeuren eene boete van vijftig Gulden, en hij, die eenigen handel, beroep, nering of bedrijf aanvangt zonder gepatenteerd te zijn, eene boete van honderd Gulden; zullende deze overtreding door het Publiek Ministerie, overeenkomstig de Koloniale Reglementen op de Regtspleging, worden vervolgd.
| |
§ 15.
Voor alle Patentpligtigen, die in het 2e, 3e of 4e kwartaal des jaars, eenigen handel, beroep, nering of bedrijf aanvangen, zal het regt berekend worden, te beginnen met het kwartaal, waarin de aanvrage voor Patent is geschied; zullende geen kwartaal mogen gesplitst worden, - en voor Transiërende Kooplieden, Pakhuishoudende Schippers of Superkarga's berekend worden van het begin der maand, waarin de aanvrage is geschied; zullende geene maand mogen gesplitst worden.
| |
§ 16.
De zegels der Patenten zullen de Patentpligtigen moeten bekostigen, en die voor Administrateurs of Beheerders van Plantaadjes worden afgegeven op een zegel van f 10-00; voor de overige Gepatenteerden, op een zegel ten bedrage van één percent van het montant, waarvoor dezelve zijn aangeslagen; met uitzondering der Patenten, waarvan het regt minder dan f 10-00,
| |
| |
bedraagt, dewelke zullen gesteld worden op een zegel van 50 Centen.
| |
§ 17.
Aan de Vendumeesters wordt vergund, om in voorraad voor zoo vele Venduën, als zij zullen verkiezen, het Patent-regt te betalen; doch zullen, nadat het daarin bepaalde getal Venduën gehouden is, alvorens hun bedrijf te kunnen continuëren, het bij § 6 verschuldigd regt, voor eene, of naar goedvinden meerdere Venduën, moeten voldoen.
| |
§ 18.
Alvorens de Patenten zullen worden uitgereikt, moeten dezelve ter Contrôle van Financiën zijn geregistreerd.
| |
§ 19.
De betaling van het regt zal moeten geschieden:
a. | Door Administrateurs of Beheerders van Plantaadjes, zoodra de Produkten ter Waag gewogen zijn, en alzoo vóór dezelve worden geladen of verkocht. |
b. | Door de Administrateurs of Beheerders van Houtgronden, iederen keer bij de aflevering van door hen verkochte Houtwaren. |
c. | Door de overige Patentpligtigen in twee termijnen, verschijnende de eerste termijn vóór het einde der maand Maart, en de tweede, of laatste, vóór het einde der Maand Julij van elk jaar, behoudens de faculteit tot het betalen der beide termijnen ineens. |
| |
| |
| |
§ 20.
In alle akten, geregtelijke, of andere, die den Patentpligtigen als zoodanig betreffen, zal het Patent moeten worden gemeld, met aanduiding van deszelfs dagteekening, nommer en het beroep tot uitoefening, waarvoor het is verleend, mitsgaders de tijd, waarover het is afgegeven, op eene boete van vijf en twintig Gulden, te verbeuren door dengenen, die daarin nalatig zal zijn gebleven.
| |
§ 21.
In Regterlijke gedingen, over zaken, die een beroep betreffen, tot de exercitie waarvan men moet zijn gepatenteerd, zal het Patent, of een behoorlijk afschrift van hetzelve, moeten worden overgelegd, op eene boete van vijf en twintig Gulden.
| |
§ 22.
Elk Patentpligtige is gehouden, deszelfs Patent, of een geauthentiseerd afschrift van hetzelve, op de daartoe, aan deszelfs gewoon domicilie, door desbevoegde Ambtenaren te doene vordering, te vertoonen, op eene boete van vijftien Gulden; doch zullen de Kramers of Ronddragers met bakjes en anderzins verpligt zijn, hun Patent steeds bij zich te dragen, ten einde hetzelve, op eene vordering als voren, te allen tijde en op alle plaatsen te kunnen vertoonen, op eene boete van vijftien Gulden.
| |
§ 23.
Die zich op eene bedriegelijke wijze van eens an- | |
| |
ders Patent bedient, verbeurt eene boete van twee honderd Gulden.
| |
§ 24.
De actiën, die uit deze Ordonnantie zouden mogen voortvloeijen, zullen door het Publiek Ministerie, op den voet en de wijze, bij de Reglementen voor de Koloniale Regtspleging bepaald, voor de Regtbank worden vervolgd.
| |
§ 25.
Tot het doen der bekeuringen, en het opmaken der relazen deswege, zijn bevoegd de Ambtenaren voor de Financiën, de Justitie en de Policie.
| |
§ 26.
De opbrengsten der boeten zullen worden genoten voor ⅓ bij dengenen, die de bekeuring heeft gedaan, voor ⅓ bij den Officier en voor ⅓ bij de Koloniale Kas.
| |
§ 27.
Na verloop van twee jaren zullen de actiën, uit deze Ordonnantie voortvloeijende, worden gehouden voor geprescribeerd.
| |
§ 28.
De vervolgingen tegen de nalatige betalers van het Patent-regt zullen geschieden bij Parate Executie, op de in deze Kolonie gebruikelijke wijze; en zal niemand de bevoegdheid hebben, op het verschuldigde regt eenige vermindering of moderatie toe te staan, dewijl de decisiën op alle verzoeken, daartoe tenderende, of wel om ontheffing, uitsluitend aan den Hoogen Raad zijn voorbehouden.
| |
| |
| |
§ 29.
Zoo nogtans eenig Gepatenteerde, vermeld in § 5, gedurende den loop van het 1e., 2e. of 3e. kwartaal, mogt komen te overlijden, zal het regt niet verder mogen gevorderd worden, dan voor het kwartaal, waarin het overlijden heeft plaats gevonden, ten ware deszelfs Weduwe, Kinderen, Erfgenamen of Executeuren, mogten verkiezen het beroep van den overledenen te continuëren; bijaldien in genoemd geval eenige vooruitbetaling op het Patent-regt mogt hebben plaats gehad, zal daarvan de restitutie geschieden.
| |
Ten vijfde:
Te verklaren, dat de tien percent Verhooging, welke, volgens de Publicatie van den 20sten December, 1826, geheven is geworden van nagenoeg al de publieke inkomsten der Kolonie, bij dezen wordt afgeschaft, en vervangen zal worden door opcenten, op eene of meer Belastingen te leggen, indien zulks voor de financiële aangelegenheden der Kolonie mogt blijken noodig te zijn.
| |
Ten zesde:
De heffing van het Zegel-regt in zooverre te altereren, dat, te rekenen van den 1sten Januarij, 1829, alle rekeningen of quittantiën, voor sommen beneden de f 10-00, niet meer aan het Zegel-regt onderhevig zijn; blijvende voor het overige al de bestaande bepalingen, welke bij dit Besluit niet zijn gemodificeerd of gewijzigd, in derzelver geheel.
| |
Ten zevende:
Te bepalen, dat, te rekenen van middernacht van
| |
| |
den 31sten December dezes jaars, in deze Kolonie zal geheven worden eene Belasting, onder den naam van Regt van Successie, van alle Boedels of Nalatenschappen van Ingezetenen van Suriname, op of na gezegd tijdstip overlijdende.
De bepalingen, voorkomende in de Wet van den 27sten December, 1817 (zie Staats-Blad van het Koningrijk der Nederlanden, No. 37), worden, ten aanzien van de aangifte en waardering van het geërfde of verkregene, van de hoegrootheid en de toepassing van het Regt van Successie, van de betaling en de vrijstellingen, en van de verjaringen ten dezen, als zoo vele wettelijke Verordeningen, voor de Kolonie Suriname overgenomen, en een iegelijk gehouden en verpligt verklaard, zich dien overeenkomstig te gedragen; en zal, zoo dikwijls als in de aangehaalde Wet de aanduiding van het Koningrijk der Nederlanden plaats vindt, het daarvoor moeten gehouden worden, alsof zulks deze Kolonie in het bijzonder betreft.
De aangiften, bij Art. 4 der Wet van den 27sten December, 1817, bepaald, zullen moeten worden gedaan ten Kantore van den Algemeenen Ontvanger te Suriname, die met al de daaraan verbondene werkzaamheden en verpligtingen belast is.
De vervolgingen door de Koloniale Ambtenaren, tot invordering van het regt en de boeten, krachtens de aangehaalde Wet verschuldigd zullende worden, en door de belanghebbenden tot het vragen van teruggave van betaald regt en boeten, zullen op de- | |
| |
zelfde wijze geschieden, als in de Kolonie Suriname in materie van Belastingen voorgeschreven en gebruikelijk is.
De Wet van den 27sten December, 1817, zal aan den voet van dit Ons Besluit gedrukt, en met hetzelve afgekondigd en aangeplakt worden ter plaatse, waar zulks in Suriname te doen gewoonlijk is.
| |
Ten achtste:
Over te nemen de Publicatie van den Hove van Policie en Criminele Justitie d.d. 20 December, 1781, en van 6 Junij, 1791, betrekkelijk de Transport-regten van drie ten honderd, in zooverre dezelve door de navolgende bepalingen niet worden afgeschaft of gewijzigd.
| |
Ordonnantie.
§ 1.
Er zal, ten overstaan van de daartoe bevoegde Magistraats-Personen, moeten worden gegeven en genomen Transport van alle onroerende Goederen.
1o. | Bij elken overgang van eigendom door koop en verkoop, hetzij onder de hand, hetzij bij willige of onwillige publieke veiling. |
2o. | Bij elke ruiling, welke tusschen eigenaren van onderscheidene onroerende Goederen mogt plaats vinden. |
3o. | Bij elke schenking, hetzij onder levenden, hetzij ter zake des doods. |
4o. | Bij elke scheiding en verdeeling tusschen eigenaren, van door hen in gemeenschap bezeten wordende onroerende Goederen. |
In de vier alhier vermelde gevallen zal het beloop
| |
| |
der aan den Lande verschuldigde Transport-regten worden geregeld overeenkomstig met hetgene in de hierboven aangehaalde Publicatie is vastgesteld, met dien verstande echter, dat, bij scheiding en verdeeling tusschen gezamenlijke eigenaren, de Transport-regten slechts zullen verschuldigd zijn over zoodanig gedeelte, als een of meerdere mede-eigenaren zullen verkrijgen boven hetgene, waartoe hij of zij reeds geregtigd was of waren.
| |
§ 2.
Bij overgang van eigendom van onroerende Goederen, door erfenis of vermaking bij uitersten wil, zal het geene stellige verpligting zijn om Transport te nemen; indien echter eenige erfgenaam of legataris, tot zijne eigene meerdere verzekering, een afzonderlijk Transport mogt verlangen, zullen ook over zoodanig Transport de gewone Transport-regten moeten voldaan worden.
| |
§ 3.
Van elken koop en verkoop, openbare veilingen uitgezonderd, en van elke schenking onder levenden of ter zake des doods, of scheiding en verdeeling tusschen mede-eigenaren van onroerende Goederen, zal eene schriftelijke overeenkomst moeten worden opgemaakt, welke op een zegel van een' Gulden zal moeten worden geschreven.
Bij ontstentenis van zoodanige schriftelijke overeenkomst, zal op hetgene tusschen de belangheb- | |
| |
benden mogt zijn overeengekomen geen regt mogen gedaan worden; neenmaar alle mondelinge overeenkomsten, ter zake van de bij het eerste Art. omschrevene eigendomsovergangen van onroerende Goederen, zullen beschouwd worden als niet te zijn geschied, en geene kracht of waarde hebben.
| |
§ 4.
De in het vorige Art. vermelde schriftelijke overeenkomsten van koop en verkoop, ruiling, schenking, scheiding en verdeeling tusschen mede-eigenaren van onroerende Goederen, zullen, uiterlijk binnen drie maanden na derzelver dagteekeningen, moeten bezorgd worden ter Secretarij van het Gemeente-Bestuur; zullende door den Secretaris van dat Bestuur, op de thans gebruikelijke wijze, van het te verleiden Transport in de Registers aanteekening gedaan, en hetzelve vervolgens door hem in de Nieuwspapieren der Kolonie aangekondigd worden.
Bij deze aanteekening in de Registers zal het Zegel-regt, en de verdere voor het verleiden van het Transport verschuldigde onkosten, dadelijk moeten worden voldaan.
Het zal echter aan den Contrôleur-Generaal vrijstaan, wanneer hij daartoe redenen mogt vinden, te vergunnen, dat het Zegel-regt eerst bij het wezenlijk verleiden van het Transport worde voldaan, met dien verstande echter, dat het in allen gevalle aan de Heeren Wethouders, te wier overstaan eenig Transport mogt worden verleden, zal moeten blijken, dat
| |
| |
zoowel het Zegel- als de Transport-regten voldaan zijn.
| |
§ 5.
Allen, die de hiervoor vermelde verpligting, om de alhier omschrevene schriftelijke overeenkomsten, binnen den tijd van drie maanden, ter Secretarij van het Gemeente-Bestuur te bezorgen, komen te overtreden, zullen, hoofd voor hoofd, verbeuren eene boete van honderd Gulden (f 100-00), en zulks zoowel de kooper of koopers, als de verkooper of verkoopers, en al degenen, die eene overeenkomst van ruiling hebben aangegaan, alsmede zoowel de schenker of schenkers, als diegene of diegenen, aan wien, of aan wie, eenig geschenk van onroerend Goed is gemaakt, als ook elk der gezamenlijke eigenaren, die tot eene verdeeling van eenig onroerend Goed is overgegaan.
Deze boete zal zijn voor de helft ten behoeve van het Publiek Ministerie, en voor de wederhelft ten behoeve van de Gemeente-Kas.
| |
§ 6.
Bij openbare, hetzij willige, hetzij onwillige veilingen, zal de hierboven vermelde aangifte ter Secretarij van het Gemeente-Bestuur moeten geschieden, mede uiterlijk binnen den tijd van drie maanden na den verkoop, door den Vendumeester of den Eersten Exploiteur.
Bijaldien deze hieraan mogten blijven in gebreke, zullen zij verbeuren, voor den eersten keer eene
| |
| |
boete van een honderd Gulden, ten behoeve als boven, en voor den tweeden keer van hunne posten ontzet worden.
| |
§ 7.
Ter Secretarij van het Gemeente-Bestuur zal van elke aanteekening van eenig te verleiden Transport dadelijk aan den Contrôleur-Generaal schriftelijk kennis moeten gegeven worden, welke hiervan alsdan den Algemeenen Ontvanger zal verwittig en.
| |
§ 8.
Uiterlijk binnen zes maanden, nadat van eenig te verleiden Trausport, ter Secretarij van het Gemeente-Bestuur, aanteekening zal gedaan zijn, moeten de verschuldigde Transport-regten ten Kantore van den Algemeenen Ontvanger voldaan worden.
Bij gebreke van dien zullen de verschuldigde Transport-regten door den Algemeenen Ontvanger dadelijk, bij Parate Executie, worden ingevorderd.
Indien echter de belanghebbende eenige Transporten vroeger mogt willen doen verleiden, zoo zullen de Transport-regten ook zoo veel vroeger voldaan moeten worden.
Hiervan zijn echter de Transporten van, op openbare veiling, verkochte onroerende Goederen uitgezonderd, als waarvan de Zegel- en Transport-regten, tegelijk met den laatsten termijn, aan het Kantoor van den Vendumeester of Eersten Exploiteur moeten worden voldaan.
| |
| |
| |
§ 9.
Bijaldien over eenig te verleiden Transport verschillen ontstaan mogen, in dier voege, dat deswege procedures, voor den Hove van Civile en Criminele Justitie, of bij het Geregtshof van Kleine Zaken aanhangig, en het verleiden van eenig Transport belet, of vertraagd worden mogt, zal het aan den belanghebbenden, hangende die procedures, vrijstaan, teruggave van de betaalde Transport- en Zegel-regten te vragen, welke hem alsdan niet zullen mogen geweigerd worden, of, wanneer dezelve nog niet mogten voldaan zijn, de betaling derzelve, tot na den afloop der procedures, te verschuiven.
Zoodra echter bij uiterlijk gewijsde mogt beslist zijn, dat het aangeteekende Transport voortgang hebben kan, zullen de belanghebbenden, binnen gelijken tijd van uiterlijk zes maanden daarna, verpligt zijn de verschuldigde Zegel- en Transport-regten te voldoen, welke bij gebreke daarvan, door den Algemeenen Ontvanger, zonder tijdverwijl, bij Parate Executie, zullen moeten worden ingevorderd.
Ten einde hieraan het gewenschte gevolg te kunnen geven, is de Griffier van het Hof van Civile en Criminele Justitie, of de Griffier van de Regtbank van Kleine Zaken, gehouden en verpligt, van elk, tegen eenig aangekondigd Transport, verleend mandament-poenaal, zoo spoedig doenlijk, alsmede na verloop van den tijd, waarin appèl aangeteekend worden kan, van de daarin door den Hove of de Regt- | |
| |
bank te wijzen definitive vonnissen, met vermelding of er appèl is aangeteekend, aan den Contrôleur-Generaal schriftelijk kennis te geven, door wien alsdan de Algemeene Ontvanger hiervan zal worden verwittigd.
| |
§ 10.
De bepalingen, in deze Verordeningen vervat, zijn niet toepasselijk op den koop en verkoopen, schenkingen en verdeelingen van onroerende Goederen, welke vóór de afkondiging dezer mogten gesloten of gemaakt zijn.
| |
§ 11.
Er wordt bij dezen geene verandering gemaakt in het van alle openbare verkoopingen van onroerende Goederen verschuldigde veilgeld van drie ten honderd, ten aanzien waarvan de bestaande Verordeningen in derzelver geheel blijven.
Gedaan te Paramaribo, den 30sten Julij, 1828.
(Get.) J. van nenBOSCH.
Ter ordonnantie van Zijne Excellentie: De Secretaris bij het Kommissariaat-Generaal,
(Was get.) J. JABOT. |
|