| |
| |
| |
Mengelingen.
| |
| |
I. | Programma der Prijsvragen, uitgeschreven door de Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, Departement Paramaribo. |
| |
II. | Bijdrage, medegedeeld door den Heer h.h. dieperink, ten nutte en gebruike der Suiker-Plantaadjes. |
| |
| |
| |
Mengelingen. I.
Programma.
Het Departement der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, te Paramaribo, sinds deszelfs oprigting, den 1en. April 1816, er steeds op bedacht geweest zijnde, om, zoo veel mogelijk, algemeen nut en welzijn, in naauw verband gebragt tot de locale behoeften dezer Kolonie, te bevorderen; en reeds vroeger in ernstige overweging genomen hebbende, hoe zeer, nevens vele bij de hand genomene en in werking zijnde middelen, dit doel, ook door de uitschrijving, beantwoording en bekrooning van algemeen nut bevorderende prijsvragen, kon in de hand gewerkt worden; heeft bij besluit harer Algemeene Vergadering, in dato 21 Julij 1823, besloten, tot de uitschrijving der navolgende Prijsvragen, ter doelmatige beantwoording en tot eene daarop volgende bekrooning van wege dit Departement.
| |
| |
| |
Prijsvraag, No. 1.
Zou het oprigten van eene Kweekschool voor toekomende Schoolonderwijzers, in de Kolonie, mogelijk zijn? zoo ja; hoedanig behoorde dezelve, naar de localiteit der Kolonie, ingerigt te wezen, en op welk eene wijze kan dit Departement op dezelve met vrucht werkzaam zijn?
Deze Prijsvraag komt voort uit den boezem der Commissie A., aan wier oplettendheid en belangstelling de verbetering van de opvoeding en het onderwijs der jeugd is aanbetrouwd, en heeft tot grond: de behoefte, in deze Kolonie, aan een genoegzaam aantal goede Schoolonderwijzers, en de niet ongegronde vrees, dat dit gebrek, in het vervolg van tijd, nog grooter worden zal. Het Departement, deze algemeene belangen ter harte nemende, looft uit eene gouden Medaille, ter waarde van 10 Ducaten, of de waarde daarvan in goud of zilver, aan den inzender van de best geoordeelde en goedgekeurd wordende beantwoording dezer Prijsvraag, vóór of op den 1en November 1824.
Bij de beantwoording dezer Prijsvraag behoort de minkostbaarheid in het oog gehouden te worden, alsmede dat de Kweekelingen inboorlingen of jonge lieden van ingezetenen der Kolonie moeten zijn.
| |
| |
| |
Prijsvraag, No. 2.
Welke is de beste wijze om eenen Houtgrond zoodanig in te rigten, dat daardoor den bezitter en deszelfs nakomelingen een duurzaam rentegevend bestaan verzekerd worde?
De Commissie C., aan wier oplettendheid en belangstelling de nationale oeconomie of huishoudkunde is aanbetrouwd, en uit wier boezem deze Prijsvraag voortspruit, achtte dezelve van te meer belang: omdat het Timmerhout dagelijks schaarscher wordt, in prijs of waarde toeneemt, en de bezitters van Houtgronden zich desniettegenstaande in veel ongunstiger omstandigheden bevinden dan voorheen, veroorzaakt door het onverschillig vellen van hout, zonder immer aan te planten, waardoor de goede houtsoorten zich al veel op zoodanige verwijderde afstanden van Rivieren of Kreeken bevinden, dat het gevelde en onbewerkte hout met geen voordeel te vervoeren is.
Het komt er hier dus voornamelijk op aan, om aan te toonen:
1o. | Welken weg men inslaan zal, om, zonder merkelijk bezwaar der Eigenaars van Houtgronden, deze over te halen tot het aanplanten van goede houtsoorten. |
| |
2o. | Welke houtsoorten hiertoe de geschiktste zijn; en |
| |
3o. | Hoe die moeten behandeld worden, met vooruitzigt op eenen goeden uitslag. |
| |
| |
Het Departement looft uit de Gouden Medaille, of de waarde van dezelve, als bij Prijsvraag No. 1. uitgedrukt, aan den inzender van de bestgeoordeelde en goedgekeurd wordende beantwoording dezer Prijsvrage, vóór of op den 1en November 1825.
| |
Prijsvraag, No. 3.
Welke zijn de geschiktste middelen, om voortaan het verlaten van Plantaadjes, te weeg gebragt door het uitputten van den grond, voor te komen?
Deze Prijsvraag, mede uit den boezem der Commissie C. voortspruitende, heeft tot oorzaak en grondslag deze beweegredenen:
Tot dus verre heeft de Landbouw in deze Volkplanting alleen berust op de oorspronkelijke vruchtbaarheid of rijkdom van den grond; denzelven verlatende, zoodra door uitputting die niet meer tot het voortbrengen der bepaalde producten geschikt was, zonder eenige pogingen te doen, om in de aarde het beginsel van vruchtbaarheid te onderhouden. De nadeelen van deze wijze van werken zijn, dat de gronden meer en meer van de fabrijken en gebouwen verwijderd worden, waardoor zoo veel tijd verloren gaat, dat de afgelegenste gronden van sommige Plantaadjes, hoe vruchtbaar ook, met geen voordeel te bewerken zijn. De Plantaadje verlatende, verliest men de kosten aan gebouwen besteed, die soms wel een derde van de waarde
| |
| |
van het geheel bedragen; men ondervindt den grootsten tegenstand bij de slaven, als men hen verplaatsen wil; vele loopen weg, de verlatene gronden worden schuilhoeken voor wegloopers, tot groot nadeel der naastbijgelegene Plantaadjes.
De hoofdzaak in de beantwoording dezer Prijsvraag zal dus wel zijn, de noodige aanwijzingen te doen:
1o. | Hoe groot eene Plantaadje naar een bepaald getal slaven behoort te wezen. |
| |
2o. | Op welk eene wijze zulk eene Plantaadje zal ingerigt en de gronden van dezelve zullen moeten bewerkt worden, om |
| |
3o. | Aan te toonen, dat zulk eene Plantaadje altoos in zoodanigen staat van vruchtbaarheid en dus opbrengst voor den Eigenaar te houden zij, dat het zijn belang is, dezelve niet te verlaten. |
Het Departement looft uit de gouden Medaille, of de waarde daarvan als voren, aan den inzender van de best geoordeelde en goedgekeurd wordende beantwoording dezer Prijsvraag, vóór of op den 1en November 1826.
Eene zilveren Medaille of eenige vereerende belooning zal, bij wijze van Accessit, toegekend worden aan den inzender eener verhandeling, tot beantwoording van eene dezer Prijsvragen, ingevalle Beoordeelaren, aan dezelve den uitgeloofden Eereprijs ontzeggende, echter deze onderscheiding mogten waardig achten.
| |
| |
Het Departement berigt verder, dat het een ieder vrij staat, om naar de Eereprijzen, op het beantwoorden der Prijsvragen uitgeloofd of aangeboden, te dingen, om het even of hij Lid der Maatschappij zij, dan niet.
De verhandelingen, daartoe strekkende, zullen in de Nederduitsche taal, met Italiaansche letteren, en door eene andere hand dan die des Verhandelaars geschreven, vóór of op den 1en November, der bij de Prijsvragen vermelde jaren, vrachtvrij aan den Secretaris des Departements moeten worden ingezonden. Ook zullen de Verhandelingen niet met den naam des opstellers, maar met eene spreuk geteekend worden, welke spreuk, insgelijks door eene andere hand geschreven, moet gevonden worden op een bijgaand verzegeld briefje, in hetwelk de naam, de woonplaats en het beroep van den opsteller vermeld staan.
Voorts zij den schrijveren berigt, dat elk bekroond stuk een eigendom wordt van het Departement, waarvan de schrijver, door de bekrooning van hetzelve, eenen onvoorwaardelijken afstand doet, om daarmede en daarvan, met en benevens den naam des schrijvers, zoodanig gebruik te maken, als hetzelve best zal oordeelen te behooren. De stukken, aan welke geen eereprijs is toegewezen, zullen bij het Departement worden bewaard; echter zal, wanneer derzelver schrijvers dit binnen zes maanden vorderen, en zij hetzelfde zegel doen vertoonen, waarmede de omslagen zijn verzegeld geweest, aan hen, te hunnen kosten, een behoorlijk afschrift daarvan geleverd worden. Eindelijk is het van belang voor de schrijvers, dat derzelver stukken
| |
| |
duidelijk en leesbaar afgeschreven worden, daar hot moeijelijk leesbare geenen anderen dan nadeeligen invloed op de beoordeelingen kan hebben, en het onleesbare dezelve daaraan geheel zoude onttrekken.
Op last van het Departement,
C.A. BATENBURG,
Secretaris.
Paramaribo, den 15en November, 1823. |
|