2o. Raad van Koophandel en Kolonien.
Deze Raad, een der hooge Collegien van Staat, is ingesteld bij besluit van Z.M. van den 6 April 1815, no. 5, en resideert in 's Gravenhage. Voor deszelfs werkzaamheden bestaat ook eene provisionele instructie, in dato 25 Junij 1814, (Koninklijk Besluit van dien dag, no. 66.)
De Minister voor het publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien, heeft toegang tot deszelfs vergaderingen en presideert dezelve zoo dikwijls als hij ze bijwoont. Bij zijne absentie zit de oudste in rang der aanwezige Leden voor.
De Raad dient den Minister van consideratien en advis, over alle zaken, die hij, in zijne betrekking, voordraagt.
De algemeene belangen van den Koophandel en de daarmede verbonden scheepvaart, de bezittingen en etablissementen in de Oost- en Westindië en op de Kust van Afrika, derzelver Landbouw, Industrie en Handel, mitsgaders de meest voordeelige regeling van derzelver betrekkingen tot het Moederland, zijn de onderwerpen, waarmede de Raad zich in het bijzonder bezig houdt.
De betrekking van den Raad tot de Kamers van Koophandel, zoo als ook die Kamers zelve, komen hier niet regtstreeks in aanmerking, het is genoeg er met een woord melding van te hebben gemaakt.