Studia Neerlandica. Jaargang 1971
(1971)– [tijdschrift] Studia Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
H. Hamburger
| |
[pagina 217]
| |
Het onderzoek betreft derhalve slechts een klein, maar elementair gedeelte van een tekst. Een belangrijk gedeelte van wat een tekst uniek maakt, blijft buiten het onderzoek. Een onderzoek als het onderhavige ligt meer op het terrein van de tekstanalyse in het algemeen, dan op dat van de literaire tekstanalyse. Uit bovenstaande blijkt, dat allereerst uitgegaan wordt van de gelaagdheid van het literaire werk. Vervolgens, dat een tekst, qua structuur, isomorf wordt geacht ten opzichte van de zin. De zin immers wordt door veel linguïsten, o.a. Bloomfield, als de kleinste complete taaluiting beschouwd.Ga naar eind4 Aangenomen wordt hier, dat een zinsdeel, bv. een adverbiale bepaling, van een adverbium kan uitgroeien tot een constructie, ja, tot een bijzin, daar niet ophoudt, maar uitgebreid kan worden tot een geheel tekstgedeelte. Hieruit volgt, dat in een grotere taaluiting dan de enkele zin de syntactische componenten slechts kwantitatief en niet kwalitatief verschillen. Een tekst, en dus ook een literaire tekst, wordt beschouwd als een op schaal vergrote zin. Verwacht wordt, dat bepaalde onderscheidingen in macro-vorm meer naar voren zullen komen. Voor wat betreft de zinsopvatting wordt aangesloten bij de denkbeelden van A.W. de Groot, die de zin beschouwt als een referentiele kern met een daarover gesuperponeerde attitudinele factor.Ga naar eind5 Daaraan wordt dezerzijds nog een factor toegevoegd: het gezichtspunt.Ga naar eind6 Het gezichtspunt omvat onder andere de plaats(en) van waaruit de handeling wordt gezien (oriëntatie) en de wijze waarop de logische nadruk in het werk is gerealiseerd. Met andere woorden de fabula bestaat uit een referentiele kern, welke syntactisch gestructureerd is, met daarbij de houding en het gezichtspunt van de verteller. Vervolgens wordt elke zin en dus ook elke tekst beschouwd als het object van een verbum dicendi (zie figuur 1, blz. 218). | |
2. Directe en indirecte betekenisEen taalteken is een stukje taalwerkelijkheid (betekenis) gekoppeld aan een vorm. Dit betreft de directe betekenis van het taalteken. Taallogische verbanden, welke binnen deze directe betekenissen voorkomen, bestaan binnen deze ene betekenislaag. Vgl. de betekenissen van de woorden stofzuiger, draaideur e.a. Onder symbool wordt in het algemeen verstaan iets, wat staat voor iets anders. Men kan dit twee lagen noemen. Het verband tussen deze twee symbool-delen kan arbitrair zijn. Dit is het geval bij algebraïsche en logische symbolen, maar ook bij de directe betekenis van taaleenheden als woorden, constructies en zinnen. Hierbij staat dan de vorm voor de betekenis, de | |
[pagina 218]
| |
vorm is symbool voor de betekenis. Dit type symbool zal verder buiten beschouwing worden gelaten. Fig. 1. Model van een tekst
Wanneer echter een betekenis symbool is voor een andere betekenis, is er sprake van indirecte betekenis. Het verband tussen de beide betekenissen is echter niet arbitrair. Het arbitraire verband zou slechts dezelfde en geen extra betekenis opleveren. Wanneer bij de directe betekenis taallogisch verband aanwezig is binnen één laag, bestaat dit verband bij de indirecte betekenis tussen twee lagen. Dit soort symbool wordt door Wellek en Warren religious symbol genoemd. De term religious is echter ongelukkig gekozen, omdat dit type symbool van algemenere aard is. Vrijwel elke betekenis kan door een andere betekenis gesymboliseerd worden of als symbool optreden. Het is een puur semantisch mechanisme, waarmee extra informatie wordt verschaft (zie figuur 2, blz. 219).
Op welke wijze nu wordt deze extra betekenis gerealiseerd, met andere woorden welk is het soort verband, dat tussen beide betekenissen bestaat? Van oudsher is het begrip literair symbool verbonden met het begrip metafoor. Wellek en Warren schrijven over het religieus symbool: ‘...religious | |
[pagina 219]
| |
symbols are based on some intrinsic relation between ‘sign’ and ‘thing signified’, metonymic or metaphoric: the Cross, the Lamb, the Good Shepherd.’Ga naar eind7 Ook Maatje, aan wie de termen directe en indirecte betekenis zijn ontleend, noemt metafoor als voorbeeld van indirecte betekenis.Ga naar eind8 Van oudsher, wat blijkt uit hun etymologische achtergrond, worden de begrippen ‘symbool’ en ‘metafoor’ verbonden met ‘vergelijken’. Het naast of liever gezegd vóór elkaar stellen van de directe en indirecte betekenis kan men inderdaad met vergelijken aangeven. De extra informatie wordt vergelijkenderwijs verschaft. De expliciete vergelijking met ‘zoals’ bevindt zich met het vergelekene in één laag, nl. die van de directe betekenis. De indirecte betekenis echter, opereert in twee lagen en is op een zeer speciale wijze aan de directe betekenis gekoppeld. Het ‘speciale’ van deze koppeling is, dat 1. hij van zowel grammaticale als semantischeGa naar eind9 aard is; 2. hij niet volledig is: de indirecte betekenis wordt slechts met een gedeelte van de directe betekenis vergeleken; 3. de directe betekenis zich tot de indirecte betekenis meestal verhoudt als concreet en beeldrijk tot minder concreet of abstract en algemeen. Fig. 2. Model van een tekst met indirecte betekenis
Zoals uit het voorgaande blijkt, wordt de indirecte betekenis primair ge- | |
[pagina 220]
| |
steld. De indirecte betekenis kan met een groot aantal directe betekenissen, mits zij de vereiste kenmerken bevatten, worden ‘vergeleken’. Al die directe betekenissen zijn als het ware realisaties van één zelfde indirecte betekenis. De metafoor is de belangrijkste en meest voorkomende vorm van indirecte betekenis. Daarnaast verdienen ook de allegorie en de metonymie bespreking. Alvorens daartoe over te gaan, is het wellicht raadzaam enige opmerkingen over het literair symbool in het algemeen te maken. Nuttig lijkt het onderscheid, dat LundingGa naar eind10 maakt tussen het traditionele symbool welke zijn indirecte betekenis ook buiten een literaire tekst heeft, en het unieke symbool, welke functioneert binnen de structuur van de enkele literaire tekst. Bij de indeling van Wellek en Warren in algebraïsche en religieuze symbolen gaat het om de aard van het verband tussen de beide delen van het symboolmechanisme, terwijl het bij Lunding gaat om de soort van functie welke het symbool vervult. De eigen wijze waarop de metafoor als (uniek) symbool in een tekst functioneert, is door Wellek en Warren uiteengezetGa naar eind11: An ‘image’ may be invoked once as a metaphor, but if it persistently recurs, both as presentation and as representation, it becomes a symbol, may even become part of a symbolic (or mythic) system.’ Met andere woorden het metafoor fungeert eerst als symbool, als het recursief optreedt. Getracht zal worden het mechanisme van de metafoor te beschrijven. Daarbij wordt de ongetwijfeld belangrijke aesthetische functie van het metafoor, het procédé van de vreemdmaking, als niet relevant voor het symboolmechanisme, buiten beschouwing gelaten. Het symboolmechanisme kan op de volgende wijze beschreven worden: een vorm 1 en een gedeelte van de bijbehorende betekenis 1 functioneren als symbool en (meestal concreet) vergelijkingsmateriaal voor een betekenis 2, waarvan de bijbehorende vorm 2 verdwijnt. Deze functie kan vervuld worden krachtens een aantal grammaticale en semantische kenmerken, welke beide betekenissen gemeenschappelijk hebben. Betekenis 1 en 2 worden door I.A. Richards wel vehicle respectievelijk tenor genoemd. Wellicht kan een en ander het best met behulp van een voorbeeld verduidelijkt worden. Neem de weliswaar niet langer actieve metafoor ezel in de zin van dommerd. Vorm 1 bestaat o.a. uit de fonemen e, z, e, l, en het singularis kenmerk. Betekenis 1: eenhoevig zoogdier van het geslacht der paarden, waaraan meestal de eigenschap dom wordt toegekend' De ezel wordt nu als concreet symbool en vergelijkingsmateriaal gebruikt voor dommerd. Dit kan omdat in beide betekenissen het grammaticale kenmerk msc sg substantivum | |
[pagina 221]
| |
en het semantische kenmerk dom+levend wezen aanwezig zijn. Daarbij is slechts een gedeelte van de betekenis van ezel gebruikt. Niet zijn staart, zijn oren, zijn hoeven etc. De vorm 2 dommerd 1is verdwenen. Als attitudinele factor is aanwezig de spot of ergernis en als gezichtspunt wellicht de nadruk op speciaal die eigenschap van de ezel: domheid (zie figuur 3a). Fig. 3.
Dikwijls worden metafoor en metonymie in één adem genoemd. Daarbij worden ze door sommigen als gelijksoortig emechanismen beschouwd, door anderen tegen elkaar afgezet. Op het eerste gezicht lijkt de metonymie van hetzelfde type als de metafoor. Inderdaad is er sprake van een symboolmechanisme. In het taalteken wordt iets voor iets anders geplaatst. In het bekende voorbeeld ‘De Fokker steeg op’ wordt Fokker voor vliegtuig geplaatst. Toch verschilt de metonymie fundamenteel van de metafoor. Er is hier namelijk geen sprake van vergelijken, maar tot op zekere hoogte van gelijk zijn. Er is geen nieuwe betekenis, omdat de directe betekenis een onderdeel is van de indirecte betekenis. Het heeft geen zin een vliegtuig met zijn eigen merk te ‘vergelijken’ (zie ook figuur 3b). Ook JakobsonGa naar eind12 stelde metafoor en metonymie als fundamenteel verschillend voor. Volgens hem is er bij de metafoor sprake van similarity en substitution, waar bij de metonymie contiguity en complementarity kenmerkend zijn. Tenslotte dient ook de allegorie als een vorm van indirecte betekenis te worden vermeld. De allegorie is een uniek symboolstelsel van het metafoor | |
[pagina 222]
| |
type, d.w.z. een systeem van onderling van elkaar afhankelijke tot symbool geworden metaforen in één literaire tekst. Daarbij geldt vooral wat Coleridge opmerkte: ‘...allegory is merely a translation of abstract notions into a picture language...’Ga naar eind13; met andere woorden, een vergelijking van abstracta met concrete beelden. | |
3. De indirecte betekenis in taaluitingen van grotere omvang dan een enkele zin.De indirecte betekenis vangt aan op het niveau van het stammorfeem en het woord als kleinste betekeniseenheden: schaduw- in schaduwkabinet, - spuwend in vuurspuwend, en wat betreft complete woorden: het reeds besproken ezel, kat e.d. Ook bepaalde constructies kunnen dragers van indirecte betekenis zijn: bv. roeien met de riemen, die men heeft voor zich behelpen met de middelen, die men heeft. Ook hier corresponderende grammaticale en semantische kenmerken. in beide delen; grammaticaal: itr. verbum+adv. bepaling (instrumentalis); semantisch: een handeling, waarin een progressief bewegingselement aanwezig is, met behulp van een bepaald instrument. Daarbij is er ook sprake van concretisatie in de directe betekenis: riem-middel; en ook van een niet gebruikt gedeelte van de directe betekenis: de stofeigenschappen van de riemen etc. Een taaluiting, welke qua complexheid weer een stap verder is, ja, als de meest complete taaluiting wordt beschouwd, is de zin. De zin in zijn geheel wordt eveneens in het mechanisme van de indirecte betekenis gebruikt, vgl. de zin Er was storm op til; letterlijk: het zou gaan stormen; figuurlijk: men kon onrust verwachten. Er is zelfs een aparte categorie ontstaan: het spreekwoord. Neem bv. het spreekwoord Het hemd is nader dan de rok. Een gebruikelijke omschrijving van de indirecte betekenis ervan luidt: Bloedverwanten gaan voor vreemden. Gemeenschappelijke kenmerken van de beide delen van het symboolmechanisme zijn: grammaticaal o.a.: een indicativus en een comparativus; semantisch o.a.: dichterbij, dat in dienst staat van een vorm van locatieve hiërarchie tot een bepaalde kern: hemd en rok ten opzichte van het lichaam, verwanten en vreemden ten opzichte van een (andere) persoon. Er is sprake van concretisatie. Een groot deel van de eigenschappen van hemd en rok, zoals de stofeigenschappen, de kleur etc. worden niet benut. Bij het spreekwoord is dikwijls een attitudineel moment aanwezig: grammaticaal in de modi: imperativus: schoenmaker houd je bij je leest en ook de indicativus (het is waar, dat...), zoals in het geval van Het hemd is nader dan de rok; semantisch: beter één vogel in de hand..., oost west, thuis best etc. Het gezichtspunt komt in de diathese tot uitdrukking: De soep wordt niet zo heet gegeten... | |
[pagina 223]
| |
Het spreekwoord is echter geen gewoon geval van indirecte betekenis. Door het algemene karakter van de handeling n.l., is de directe betekenis Het hemd is nader dan de rok op zijn beurt een pasklaar thema geworden voor een nog concretere directe betekenis, n.l. één welke aan tijd gebonden is. Dat dit niet denkbeeldig is, blijkt uit het feit, dat tal van fabels niets anders zijn dan ‘gespeelde’, nader uitgewerkte spreekwoorden; trouwens het schrijven van opstellen, waarbij een spreekwoord als thema wordt gegeven, is een gebruikelijke methode. Een goed begrip van de grammaticaal-semantische structuur van het spreekwoord zou daarbij vele afwijkingen van het thema kunnen voorkomen. Ondertussen is de indirecte betekenis van complete teksten aan de orde gekomen. Uitgaande van de veronderstelling, dat bij een taaluiting groter dan een enkele zin, de structuur van de zin gehandhaafd blijft en alleen de mate van uitgebreidheid van de componenten ervan verandert, moeten we in een complete tekst een syntactische structuur en eveneens de attitudinele en gezichtspuntcomponent kunnen aantreffen. Dit geldt in het geval van het symbool voor beide delen. Ook de overige facetten van de indirecte betekenis zullen in macro-vorm moeten worden aangetroffen: het meer algemene in vergelijking met het meer concrete, het overschot aan betekenis bij de directe betekenis en de koppeling van beide delen van het symboolcomplex door middel van corresponderende grammaticale en semantische kenmerken. Aan de hand van de grammaticale en semantische kenmerken, en uitgaande van een indirecte betekenis, bv. Bloedverwanten gaan voor vreemden/Het hemd is nader dan de rok, moet het mogelijk zijn verschillende verhalen te schrijven. Deze verhalen zijn dan concreet vergelijkingsmateriaal ten aanzien van de indirecte betekenis. Een belangrijk punt bij de concretisatie is, zoals gezegd, dat het tijdloze van het algemene wordt omgezet in een aan tijd gebonden betekenis. Het hemd is nader dan de rok wordt tot Het hemd was nader dan de rok. Zo heeft de Russische fabeldichter Krylov een fabel geschreven Twee vaten. De inhoud ervan komt in het kort op het volgende neer: Twee vaten, de één leeg, de ander gevuld met wijn, spoedden zich voort. Het lege vat maakte veel lawaai en bonkte met veel stof over de weg. Het volle vat bewoog zich geruisloos en soepel voort. Het spreekwoord/indirecte betekenis Holle vaten klinken het hardst is hier geworden tot Holle vaten klonken het hardst; het algemene heeft plaats gemaakt voor het specifieke, het tijdloze voor het aan tijd gebondene. | |
[pagina 224]
| |
Ook de attitude kan in de indirecte betekenis van een complete tekst in macro-vorm voorkomen. De houding van de verteller wordt dan o.a. gecombineerd met de beschreven lotgevallen en gebeurtenissen. Een voorbeeld hiervan is de houding van spot, en daarmee corresponderende gebeurtenissen, uitgedrukt in de satire. Hetzelfde geldt voor gevoelens als medelijden, sympathie etc. in de tendentieliteratuur. Ook het gezichtspunt kan men in de indirecte betekenis aantreffen, o.a. in de macro-diathese, bv. in de indirecte betekenis Het kwaad wordt gestraft. Hier is het kwaad duidelijk naar voren gehaald, ten koste van de oorzaak, waardoor het kwaad gestraft wordt (persoon of kracht). Soms is de indirecte betekenis verbonden met een geheel genre: het sprookje (Het kwaad wordt gestraft), wat ten dele ook geldt voor de wild-west roman en de detective. Zelfs literaire stromingen kunnen gekenmerkt worden door de toepassing van de indirecte betekenis: het Symbolisme, ja, de gehele Romantiek, zoals sommigen beweren. Genres waarin de vergelijking in directe vorm aanwezig is, zijn bv. het exemplum, de parabel. Als stroming wordt dan tegenover de romantiek het realisme gesteld. Het is een bekend feit, dat vrijwel ieder literair werk zo'n extra betekenis heeft, welke door de lezer tegelijk met de directe betekenis wordt ‘gedecodeerd’. Op welke wijze komt deze ‘decodering’ van de indirecte betekenis tot stand? Het blijkt moeilijker de indirecte betekenis op grond van exacte indicaties vast te stellen dan directe betekenissen vanuit de indirecte betekenis te genereren. Allereerst, omdat er een niet-relevant deel van de directe betekenis bestaat. Wat is wel en wat is niet benut als vergelijkingsmateriaal? En vervolgens de graad van algemeenheid. Tot hoever moet men doorgaan met het veralgemenen van de directe betekenis? En toch is de enige manier om kennis te nemen van de indirecte betekenis via de directe, zoals men ook alleen van de diepte-structuur van een tekst kennis kan nemen via de oppervlakte-structuur. Bij het omzetten van concreet naar meer algemeen is de diepte-syntactische structuur (met attitude en gezichtspunt) een vast gegeven. Het vaststellen van de indirecte betekenis moet dan ook beginnen met het vaststellen van de diepte-syntactische structuur van de directe betekenis. Bij de veralgemening van semantische componenten zal men moeten aftasten, tot hoever men moet gaan. Daarbij mag de deels grammaticaal gesystematiseerde, deels niet gesystematiseerde (semantische) diepte-structuur van de directe betekenis, niet aangetast worden. Zo kan men bij de fabel van de twee vaten de eigenschappen vol en leeg niet verder herleiden | |
[pagina 225]
| |
tot verschillende eigenschappen, omdat de aard van de eigenschap tot de dieptestructuur van de directe betekenis behoort. De eigenschappen hol en leeg zijn onmisbare betekeniscomponenten of motieven. Verwijdering ervan zou van de tekst een andere tekst maken. We zijn met de motieven op een terrein gekomen, waarover reeds veel geschreven is. Een coherente samenhang tussen de verschillende soorten motieven, en tevens een hiërarchie van concreet naar abstract, treft men in Blok's Verhaal en lezer.Ga naar eind14 Blok klimt vanuit de zin (weliswaar niet vanuit de syntactische structuur ervan) in een hiërarchie van concreet naar abstract op van het ‘verhaalmotief’ via het ‘abstracte motief’ naar het ‘sluit of-grondmotief’, wat ongeveer overeenkomt met het hier gehanteerde begrip indirecte betekenis. Fig. 4. Model van een tekst met indirecte betekenis en motieven.
Motieven zijn betekeniscomponenten van een tekst, welke door ‘optelling’ worden verkregen. Het is via de motieven dat de directe betekenis van een tekst in verbinding staat met de indirecte betekenis. Indirecte betekenissen kunnen syntactisch van gelijke structuur zijn, terwijl ze semantisch ver- | |
[pagina 226]
| |
schillen. Niet alleen de grammaticale structuur van de directe betekenis moet dus worden blootgelegd, maar de gehele directe motiefstructuur, waarvan de grammaticale deel uitmaakt. Via de motieven kan dan het proces van concreet naar abstract worden gevolgd (zie figuur 4, blz. 225).
Een en ander kan het best nog met een voorbeeld worden verduidelijkt. We kozen daarvoor wederom een fabel van Krylov: De ketel en de pot. De korte inhoud of directe motiefstructuur ervan kan als volgt worden geformuleerd: Doordat eens twee vrienden, een ijzeren ketel en een aarden pot, samen een wereldreis gingen maken, kwam de ketel heelhuids terug, de pot in scherven. De fabeldichter geeft expliciet de volgende indirecte betekenis aan bovenstaande: In liefde en vriendschap is gelijkheid een heilig goed. De syntactische structuur ervan kan als volgt worden samengevat: Eens (adv. bep. van tijd, t1), een ketel (agens 1), van ijzer (adj. bep. bij agens 1), bevriend met (coördinerende bep. bij agens 1 en agens 2), een pot (agens 2), van aarde (adj. bep. bij agens 2), samen (adv. bep.), een wereldreis gingen maken (intr. predicaat behorend bij agens 1 en 2), toen (adv. bep. van tijd, t2), kwam(en) terug (intr. predicaat behorend bij agens 1 en 2), de ijzeren ketel (agens 10, heelhuids (dubbel verbonden bep. bij agens 1), de aarden pot (agens 2) in scherven (dubbel verbonden bep. bij agens 2). De beide episodes zijn causaal (doordat) verbonden. Bij het construeren van de indirecte betekenis wordt uitgegaan van een congruente grammaticale en semantische structuur ten opzichte van de directe betekenis. De belangrijkste methode om tot de indirecte betekenis te komen is veralgemening. We gaan nu aftasten tot hoever we moeten gaan hiermee. Nemen we de maximale veralgemening, dan is het resultaat hiervan bijna gelijk aan de ‘naakte’ grammaticale structuur. De indirecte betekenis van bovenstaande fabel kan in dit geval als volgt worden geformuleerd: Telkens wanneer iemand 1, met eigenschap 1, in een bepaalde relatie tot en samen met iemand 2, met eigenschap 2, iets doet, blijft bij iemand 1 tengevolge daarvan een toestand 1 en wordt van iemand 2 toestand 2. Deze indirecte betekenis is te algemeen en heeft de diepte-structuur aangetast. Als men nu sommige componenten minder algemeen maakt komt de indirecte betekenis naar voren: vervang in een bepaalde relatie door in een bevriende relatie, vervang eigenschap 2 in eigenschap ongelijk aan eigenschap 1, voeg bij toestand 1 gunstig toe en bij toestand 2 ongunstig. | |
[pagina 227]
| |
[pagina 228]
| |
Het resultaat is dan: Telkens wanneer iemand 1 met een bepaalde eigenschap 1, in bevriende relatie tot iemand 2 met een eigenschap 2 ongelijk aan eigenschap 1, samen iets doet, dan blijft iemand 1 met een gunstige toestand 1, wordt toestand 1 van iemand 2 ongunstig. IJzeren, aarden, heelhuids, in scherven zijn te concreet voor de indirecte betekenis, eigenschap 1 en toestand 1 echter te algemeen. Eigenschap ongelijk aan, gunstige en ongunstige toestand zijn relevant. De nu verkregen elementen zijn typische motieven: structuureenheden met een semantische en een grammaticale component. Liefde is een overschot aan indirecte betekenis, omdat in de directe betekenis slechts over vrienden gesproken wordt. De auteur heeft de directe betekenis dus te beknopt gemaakt ten opzichte van de indirecte betekenis. Deze constatering kan echter alleen geschieden, als de indirecte betekenis expliciet gegeven is. In alle gevallen kan er echter van het omgekeerde gesproken worden, n.l. van een overschot aan directe betekenis, aan elementen welke bij het proces van veralgemening niet zijn geactueerd, niet zijn gebruikt. In het geval van De pot en de ketel bv., dat er uit gegeten wordt of in gekookt wordt, dat er een hengsel aan zit, een oor of een tuit. Deze irrelevante details kunnen ook expliciet voorkomen. Wat wel en wat niet benut is, zal de lezer niet vanaf de eerste zin weten. Maar al lezend zal hij o.m. door combinatie van elementen steeds duidelijker bemerken, welke elementen relevant zijn voor de indirecte betekenis. En tenslotte zal hij ook steun hebben aan de ‘literaire traditie’ (competence): er bestaat een aantal traditionele indirecte betekenissen. In de expliciete indirecte betekenis van bovenstaande fabel is heilig goed een duidelijk voorbeeld van macro-attitudinaliteit van de verteller ten aanzien van het vertelde. | |
4. De indirecte betekenis in enige sprookjes van Godfried BomansGa naar eind15Lang niet alle sprookjes van Bomans lenen zich voor dit onderzoek om de eenvoudige reden, dat niet in alle sprookjes een indirecte betekenis aanwezig is. Geen indirecte betekenis treft men aan in Juffrouw Prillewits, Vrolijke Hans, De herbergier van Pidalgo, De vloek, Johannes. Om onze analyse van de indirecte betekenis gemakkelijk te kunnen verifiëren beginnen we met een sprookje, waarin de indirecte betekenis expliciet vermeld staat, bv. De koning in zijn hemd. Laten we eerst trachten de directe motiefstructuur van dit verhaal bloot te leggen. We hanteren als uitgangspunt de reeds vermelde veronderstelde isomorfie ten opzichte van de zinsstructuur. De korte inhoud van het verhaal kan hier tevens opgevat | |
[pagina 229]
| |
worden als de directe motiefstructuur en is als volgt: Eens werd een koning, die zijn behoefte deed in een korenveld, doordat hij niet herkend werd door boeren, doordat hij zijn hermelijnen mantel had afgelegd, (door hen) verjaagd. De syntactische structuur van deze directe betekenis kan men als volgt formuleren: eens (adv. bep. van tijd, t1), een man (agens 1), deed zijn behoefte (intr. predicaat bij agens 1), koning (adj. bep. 1 bij agens 1), met hermelijnen mantel (adj. bep. 2 bij agens 1), in een korenveld (adv. bep. van plaats), toen (adv. bep. t2), boeren (agens 2), niet herkenden (tr. predicaat 1, dat agens 1 en 2 verbindt), verjaagden (tr. predicaat 2, dat agens 1 en 2 verbindt). Het geheel gezien als een passieve constructie met de koning als subject. Daarbij is er een causaal verband tussen niet herkennen en verjagen en een causale relatie tussen niet herkennen en de bijvoeglijke bepaling zonder hermelijnen mantel. Volgens de eerder voorgestelde methode van analyse moeten nu alle primaire syntactische en semantische elementen van de directe betekenis in algemenere vorm in de indirecte betekenis kunnen worden teruggevonden. Het resultaat is dan als volgt: | |
[pagina 230]
| |
De veralgemening is zover doorgevoerd als noodzakelijk leek met betrekking tot de in telegramstijl gegeven expliciete indirecte betekenis: (de koning) bedacht, dat hij zonder hermelijn een man was in zijn hemd. De indirecte motiefstructuur kan dan als volgt worden samengevat: Telkens wanneer iemand met een hoge functie en daarvan getuigende kenmerken ergens iets ongeoorloofds doet, wordt hij, vanwege de afwezigheid van de uiterlijke kenmerken, door iemand met een lagere functie niet herkend, en daardoor ongunstig bejegend. Attitudinele elementen zijn noch in de directe, noch in de indirecte betekenis manifest. Wat betreft het gezichtspunt, is gekozen voor een passieve presentatie van de transitieve relaties welke koning en boeren (personen met een hogere en lagere functie) met elkaar verbinden, omdat de koning, wat ook uit de titel en de expliciete indirecte betekenis blijkt, meer op de voorgrond komt dan de boeren. Het volgende sprookje, dat onderzocht zal worden is De oprechte moordenaar Een expliciete indirecte betekenis is hierin niet vermeld, hoewel de opmerking van de moordenaar: De mensen willen nooit luisteren, als ik zeg, dat ik ze ga vermoorden, door zijn algemeenheid wel een aanwijzing is voor de richting, waarin het thema moet worden gezocht. De directe motiefstructuur van het sprookje is als volgt: Eens werd een reiziger, die de bewoner van een hut in het bos om onderdak vroeg, doordat hij (het) niet geloofde (dacht, dat (het) niet waar was), toen deze in oprechtheid zei, dat hij hem zou vermoorden, door hem vermoord. De syntactische structuur kan enigszins vereenvoudigd als volgt worden geformuleerd: Eens (adv. bep. van tijd, t1), een reiziger, die om onderdak vroeg (agens 1), geloofde niet (indirect tr. predicaat bij agens 1, dat hem met agens 2 verbindt), een bewoner van een hut in het bos (agens 2), (toen hij) zei (indirect tr. predicaat bij agens 2, dat hem met agens 1 verbindt), dat hij hem zou vermoorden (objectszin bij zei en geloofde niet, waarin een voluntatisconstructie (hij (agens 2) zou/wilde hem (agens 1) vermoorden)), in oprechtheid (attitudinele bepaling bij zei, afkomstig van verteller), toen (adv. bep. van tijd, t2), hij (agens 2), vermoordde (tr. predicaat bij agens 2, dat hem met agens 1 verbindt), hem (agens 1). Daarbij is er een causale (doordat) relatie tussen niet geloven en vermoorden. Over deze causale relatie valt nog wel wat op te merken. Er is hier n.l. sprake van een oorzakelijk en niet van een redegevend verband. Men kan de directe motiefstructuur n.l. ook als volgt formuleren: Eens heeft een bewoner van een hut in het bos een reiziger, die hem om | |
[pagina 231]
| |
onderdak vroeg, omdat hij hem niet geloofde, toen hij hem in oprechtheid zei, dat hij hem zou vermoorden, vermoord. De indirecte betekenis zou dan worden: Telkens wanneer iemand 1, wanneer hij tegen iemand 2 in oprechtheid zegt, dat hij hem ongunstig zal behandelen, door deze niet geloofd wordt, behandelt hij hem daarom op deze ongunstige wijze. Deze versie zou aannemelijk zijn indien de moordenaar met redenen gemotiveerd te werk was gegaan. Bij de moordenaar is van motivering echter geen sprake. De ‘oprechte’ mededeling, dat hij een moordenaar is, is een hem door zijn koning opgelegde voorwaarde, geen redenering van de moordenaar zelf; zijn moord is een automatisme. De tijdontwikkeling van het verhaal wordt, evenals in De koning in zijn hemd gerealiseerd door de tijd momenten (t1, t2 etc.) en hun intervallen. Als we de directe betekenis gaan veralgemeniseren, krijgen we het volgende schema: De indirecte betekenis kan dan als volgt worden geformuleerd: Telkens wanneer iemand 1, (doordat hij) (het) niet gelooft, wanneer iemand 2 in op- | |
[pagina 232]
| |
rechtheid zegt, dat hij hem ongunstig zal behandelen, wordt hij door hem ongunstig behandeld. Wat betreft de attitude van de verteller, is het voornaamste zijn getuigenis, dat de moordenaar de waarheid spreekt. De reiziger meent, dat de moordenaar onwaarheid spreekt; hij waagt het er in ieder geval op. Deze mogelijkheid is echter voor de lezer door de vertellers attitude (de hutbewoner is oprecht) geneutraliseerd (zie figuur 5). In de titel heeft de auteur de oprechtheid van de moordenaar al aangekondigd. De lezer weet, dat het waar is wat de moordenaar zegt, de reiziger kan dit niet weten, ook al beweert de moordenaar, dat hij de waarheid spreekt. Het alternatief waarvoor de reiziger zich gesteld ziet, n.l. niet geloven en blijven, of geloven en weggaan, vormt de ‘knoop’ van dit sprookje: de reiziger had rekening moeten houden met de mogelijke waarheid van de bewering van de moordenaar. De auteur bewijst de lezer in zijn verhaal, dat als iemand een verkeerde keuze maakt, hem iets ongunstigs overkomt. De verteller laat niet merken op wiens hand hij is, of hij met de reiziger sympathiseert of met de moordenaar. De auteur laakt in ieder geval de moordenaar niet, wat wel voor de hand zou liggen, maar legt de ‘fout’ bij de reiziger. Fig. 5.
De vaststelling van het gezichtspunt is geen eenvoudige zaak. Indicaties in de directe betekenis, welke hierop betrekking kunnen hebben zijn: een overwegend gebruik van passieve of actieve constructies, een meer of minder gedetailleerde beschrijving, een meer of minder uitgebreide rol van een personage of voorwerp. De biografie van de moordenaar is vrij gedetailleerd | |
[pagina 233]
| |
en de moordenaar staat als enige in de titel vermeld. Toch is in de presentatie van de indirecte betekenis gekozen voor een gezichtspunt, waarbij de reiziger de belangrijkste plaats inneemt, terwijl de moordenaar naar de achtergrond is geschoven. Want de moordenaar neemt, functioneel gezien, in het geheel van het sprookje, slechts de plaats van een instrument in; hij is een werktuig van het lot, een bijna gedepersonifieerde natuurkracht: Ik vind het zelf ook vervelend; Je moet het zelf weten... ik heb gezegd wie ik ben; Kom binnen als je het bepaald wilt; Er is geen reden om vrolijk te zijn...; Het doet me leed.; Het is mijn beroep... ik doe het al twintig jaar; Doch ik was een moordenaar en sloeg hem het hoofd af. Zoals boven reeds uiteengezet is, is de functie van de reiziger essentieel: het lag in de macht van de reiziger, en niet van de moordenaar, om de loop van de gebeurtenissen te wijzigen. Vandaar dat bij het opstellen van de indirecte betekenis een gezichtspunt werd gekozen waarbij de reiziger subject is van een passieve constructie en de moordenaar, in een ergatieve bepaling is ondergebracht. Niet de gehele directe betekenis is benut. Het reizen van de reiziger dient alleen om de reiziger in contact te brengen met de moordenaar. Andere impliciete betekenisfacetten welke met het reizen samenhangen, zoals waar de reiziger vandaan komt, zijn reisdoel, zijn middel(en) van vervoer etc., zijn niet gebruikt. Ook expliciete details als het land Tassa en de roemrijke regering van koning Sir de rechtvaardige zijn niet relevant voor de indirecte betekenis. Ze hebben slechts een ornamentale rol. De biografie van de moordenaar zou veel beknopter hebben kunnen zijn. Het sprookje De rijke bramenplukker blijkt een indirecte betekenis te hebben, welke veel verwantschap vertoont met die van De oprechte moordenaar. De directe motiefstructuur van de Rijke bramenplukker kan als volgt worden samengevat: Eens heeft een reiziger, omdat hij teleurgesteld was, omdat de door hem gehoorde en door een bramenplukker in oprechtheid geuite woorden en de door de reiziger daaraan verbonden verwachtingen van voordeel niet waar waren, de bramenplukker opgehangen. In beide gevallen is er sprake van een dicendi constructie met een voluntatis constructie (zullen) in de bijzin, met een beslissende rol van de waarheid ervan (geloven of niet-geloven) en een ongunstige afloop voor een van beide personages, waarbij de andere personage de veroorzaker van het ongunstige is. Er is zelfs in beide gevallen sprake van een reiziger, die om onderdak vraagt als complication. In De oprechte moordenaar geloofde de reiziger de moordenaar niet, hij hield geen rekening met de mogelijke waarheid van de dicendi uiting, vandaar de ongunstige afloop voor de reiziger; de reiziger in De rijke | |
[pagina 234]
| |
bramenplukker geloofde de bramenplukker wel, hield geen rekening met de onwaarheid van de dicendi uiting, vandaar de teleurstelling voor de reiziger. In De oprechte moordenaar ontdekte de reiziger te laat, dat hij verkeerd gehandeld had, door de waarheid van de dicendi uiting niet te overwegen. In De rijke bramenplukker ontdekte de reiziger ook te laat, dat hij de onwaarheid van de dicendi uiting niet overwogen had. Gevolgen: moord respectievelijk teleurstelling. Een juiste evaluatie had de moord en teleurstelling kunnen voorkomen. In De rijke bramenplukker is daarmee echter de kous nog niet af: de teleurstelling vindt een voortzetting in de wraak: de moord op de oprechte bramenplukker. De syntactische structuur van De rijke bramenplukker kan als volgt worden geformuleerd: Eens (adverbiale bepaling van tijd, t3), (heeft) een reiziger (agens 1), omdat (causale relator), (hij) teleurgesteld was (verbum affectuum, behorend bij agens 1, (t2), omdat (causale relator), (causale bijzin volgt tussen vierkante haakjes) [hij (agens 1) bevonden had (verbum observandi bij agens 1), dat (observandi object volgt tussen accolades), {niet waar was (adv. bepaling bij bevinden), wat (dicendi object) de bramenplukker (agens 2) gezegd had (verbum dicendi bij agens 2), en wat (dicendi object, waarin een voluntatis constructie (dat hij rijk zou worden)), hij (agens 1), gedacht had (verbum dicendi bij agens 1}], hem (agens 2) opgehangen (tr. verbum bij agens 1, dat hem met agens 2 verbindt) (zie figuur 6). Fig. 6.
| |
[pagina 235]
| |
Er is dus een bijna gelijke motiefstructuur in beide sprookjes. Het gedeelte t3, dus na de teleurstelling, ontbreekt echter in De oprechte moordenaar. Het had daar de volgende vorm kunnen hebben gehad: De moordenaar werd gearresteerd en opgehangen. In verband met de dood van de reiziger had dan een derde personage ingevoerd moeten worden, en had de achtergrond van de moordenaar anders moeten zijn. Om de indirecte betekenis van De rijke bramenplukker vast te stellen, veralgemenen we boven samengevatte motiefstructuur: Is er sprake van een manifeste attitude bij de verteller? Allereerst de oprechtheid van de bramenplukker. Deze komt overeen met die van de ‘oprechte moordenaar’. De titel De rijke bramenplukker had dan ook heel goed De oprechte bramenplukker kunnen luiden. Ook in De rijke bramenplukker weet slechts | |
[pagina 236]
| |
de lezer, zij het in een later stadium, dat de bramenplukker oprecht is. De reiziger weet dit niet. Hij wordt evenals de reiziger in De oprechte moordenaar voor de keuze gesteld de woorden als waar of onwaar te interpreteren. De sympathie van de verteller berust naar alle waarschijnlijkheid bij de ‘brave’ bramenplukker. Van belang voor de opstelling van de indirecte betekenis is ook hier het gezichtspunt. Directe indicaties zijn weinig manifest. Er is weliswaar een wat meer gedetailleerde beschrijving van het gevoelsleven van de bramenplukker dan van de reiziger en de bramenplukker staat als enige in de titel vermeld. Voor meerdere informatie zal men zich toch weer tot de functie van de desbetreffende verhaalelementen moeten wenden. Door de wraak van de reiziger op de bramenplukker na de teleurstelling, verlegt de auteur het ‘brandpunt’ van zijn gezichtspunt van de keuzehandeling (het vaststellen van de waarheid of de onwaarheid van de bewering van de bramenplukker) naar de bramenplukker. Was de reiziger in De oprechte moordenaar het slachtoffer van zijn verkeerde keuze, in De rijke bramenplukker is de bramenplukker het slachtoffer van het voor hem ontbreken van een keuzemogelijkheid. Hij is even geconditioneerd als de ‘oprechte moordenaar’ voor wat betreft zijn fantaseren. Het is deze onvermijdelijke ‘eigenschap’, die hem het slachtoffer van het lot maakt. De reiziger is hierbij het instrument bij het voltrekken van het vonnis. Aan een instrument mag men in navolging van Jakobson een bijkomstige (marginale) rol toekennen.Ga naar eind16 Natuurlijk is het niet uitgesloten dat de lezer zijn gezichtspunt concentreert op de reiziger. De gemiddelde lezer zal toch, naar we menen, dit niet doen, Vandaar dat we de indirecte betekenis als volgt zouden willen formuleren: Telkens wanneer iemand 1 teleurgesteld is, omdat hij bevindt, (dat), wat iemand 2 in oprechtheid zegt en wat iemand 1 denkt, n.l. dat het waar is en dat hij voordeel zal hebben, niet waar is, wordt iemand 2 door hem ongunstig behandeld. Tal van elementen zoals het onthaal van de reiziger en de gedetailleerde uitwerking van de rijkdom van de bramenplukker, vervullen een louter ornamentale rol. Ook het collectieve karakter van het personage reiziger (+de burgemeester, de mensen) is niet relevant voor de indirecte betekenis. De directe motiefstructuur van het sprookje De muzikant en de rentenier is als volgt samen te vatten: Eens stond een rijke rentenier na lang aarzelen op het punt een bezoek te brengen aan een arm musicus. Syntactische structuur: Eens (adv. bepaling van tijd), een rentenier (agens 1), rijke (adj. bepaling bij agens 1), een bezoek brengen (tr. predicaat bij agens 1, dat hem verbindt met agens 2), na lang aarzelen (adv. bepaling | |
[pagina 237]
| |
bij een bezoek brengen), bijna (adv. bepaling bij een bezoek brengen), een musicus (agens 2), arme (adj. bepaling bij agens 2). Door veralgemening van de directe betekenis kan de indirecte betekenis als volgt worden geformuleerd: Telkens wanneer iemand met een hoge sociale functie eindelijk op het punt staat contact te krijgen met iemand met een sociaal lage positie.... Zowel in de directe als in de indirecte betekenis is één element essentieel: het feit, dat het contact niet plaats vond. Het is een vorm van ontkenning. In de directe betekenis wordt het ‘op het punt staan’ geaccentueerd door de rentenier klopte aan, daarna eindigt het sprookje abrupt. De lezer moet verder raden wat er gaat gebeuren. In de indirecte betekenis geeft de verteller expliciet aanwijzingen over de afloop: Hebt ge ooit gehoord van een gesprek, een werkelijk gesprek tussen een musicus en een rentenier? Ook de attitude van de verteller is expliciet: Hij heeft in de afloop ervan, helaas! helaas! weinig vertrouwen. De indirecte betekenis zou dan compleet luiden: (Ik) heb weinig vertrouwen in de afloop, wanneer.... Wat het gezichtspunt betreft, er is weinig verschil in nadruk bij de beschrijving van de beide personages. De beide attributen (hoge en lage positie) kunnen niet verder veralgemeend worden, omdat de indirecte betekenis in dat geval gewijzigd zou worden. Het ‘muzikant zijn’ van agens 2 is niet benut voor de indirecte betekenis. Een expliciete aanwijzing voor de indirecte betekenis van het sprookje Anita is: Een Rinkelaar schreeuwt niet, een Rinkelaar wiebelt niet en verder Het gespring in de zon dient nergens toe, beide citaten gekenmerkt door een algemeen praesens. De directe motiefstructuur van Anita kan als volgt worden geformuleerd: Eens mocht een meikever uit een hoger milieu van haar ouders niet schreeuwen, niet wiebelen, niet trouwen met wie ze wilde, omdat haar ouders meenden, dat het niet paste en niet voordelig was en daardoor schreeuwde ze niet, wiebelde ze niet en trouwde ze niet met wie ze wilde en zo verging het ook haar kinderen. De syntactische structuur: Eens (adverbiale bepaling t1), Anita, een meikever (agens 1), uit een hoger milieu (adj. bepaling bij agens 1 en agens 2), niet mogen/willen (verba voluntatisGa naar eind17 bij respectievelijk agens 1 en 2) wiebelen, schreeuwen, trouwen met wie ze wilde (object van verba voluntatis), omdat (causale relator, causale bijzin volgt tussen accolades) {haar ouders (agens 2 verbonden door possessieve relatie met agens 1), meenden (verbum dicendi bij agens 2), dat het niet paste en niet voordelig was (dicendi bijzin) en daardoor (causale relator), ze (agens 1) schreeuwde niet, trouwde niet me wie ze wilde (verba bij agens 1), en zo verging het ook haar kinderen (recursiviteit van het motiefcomplex) (zie figuur 7). | |
[pagina 238]
| |
Fig. 7.
De indirecte betekenis welke hieruit afgeleid kan worden is als volgt samen te vatten: Telkens wanneer een kind uit een hoger milieu van zijn ouders niet mag doen wat het wil, omdat ze menen dat het niet past en niet voordelig is, doet het dat niet en zo vergaat het ook zijn kinderen. Anita en haar ouders worden hier vergeleken met meikevers, van de eigenschappen van meikevers wordt hier vrijwel geen gebruik gemaakt. Voor wat betreft het gezichtspunt moet gekozen worden uit een variant met Anita op de voorgrond en een variant waarin de ouders de voornaamste rol spelen. Wat ongeveer neerkomt op een keuze tussen Anita mag niet en haar ouders willen niet, dat Anita.... In de bovenvermelde indirecte betekenis is gekozen voor de eerste variant, hoewel de gedetailleerdheid van de beschrijving geen uitsluitsel geeft en functioneel gezien beide agentes een even belangrijke plaats in het verhaal innemen. De titel is een niet onbelangrijke aanwijzing van de auteur. Het meer op de voorgrond tredende van Anita's rol blijkt onder meer uit passages als Je moet niet 20 schreeuwen i.p.v. Ik wil niet, dat je schreeuwt, Waarom mag ik niet schreeuwen? i.p.v. ‘Waarom wil je, dat ik niet schreeuw?’ en het herhaalde Ik wil (niet) van Anita. Voorts passieve constructies als: Doch zij wordt opgenomen en in bed gestopt..., Doch de volgende dag wòrden de visites gemaakt en wòrdt er geslapen. De oppervlakte-structuur | |
[pagina 239]
| |
steunt hier onze veronderstelling aangaande het gezichtspunt van de diepte-structuur. Een geheel expliciete indirecte betekenis heeft het sprookje Het aanzoek: Als de grote dag gekomen is, ga er dan zelf op af. De imperativus is een uiting van de verteller, waarin hij zijn attitude tegenover de lezer uitdrukt. De directe motiefstructuur: Eens heeft een kikker (mnl), die verliefd was op een kikker (vr), haar bijna verloren aan een andere kikker (mnl), doordat/toen hij deze vroeg te bemiddelen. Syntactische structuur: Eens (adv. bepaling van tijd, t1), kikker (mnl) (agens 1) was verliefd op (tr. predicaat bij agens 1, dat hem verbindt met agens 2), een kikker (vr) (agens 2), bijna (adv. bepaling bij verloren), heeft verloren (tr. predicaat bij agens 1, dat hem verbindt met agens 2), doordat (causale relatie), toen (t2) hij een andere kikker (agens 3), gevraagd had (tr. predicaat bij agens 1, dat hem met agens 3 verbindt), te bemiddelen (object bij verbum voluntatis vragen). De indirecte betekenis luidt dan: Wanneer iemand 1 verliefd is op iemand 2, loopt iemand 1 kans iemand 2 te verliezen, als hij iemand 3 vraagt te bemiddelen. | |
5. SamenvattingMet terzijdestelling van de literairheid (procédé's) werd getracht in enige teksten (sprookjes van Bomans) het mechanisme van de indirecte betekenis te onderzoeken. Daarbij werd uitgegaan van structurele isomorfie van de zin (als kleinste complete taalteken) en een grotere teksteenheid. Bovendien werd verondersteld, dat het taalteken een grammaticaal-gesystematiseerde, gelaagde structuur is met een oppervlakte-laag (vorm) en een diepte-laag (betekenis). Dat de diepte-structuur van een tekst op een van taal tot taal verschillende wijze en in verschillende varianten in de oppervlakte-laag gerealiseerd (getransformeerd) kan worden. Dat de dieptestructuur in de oppervlaktestructuur slechts ten dele grammaticaal gesystematiseerd is en voor het andere deel in lexemen is ondergebracht. Voor wat betreft de zinsstructuur werd aangesloten bij de opvattingen van A.W. de Groot, welke een referentiele kern onderscheidt met een daarover gesuperponeerde attitudinele factor. Het werd nodig geacht daarbij een eveneens gesuperponeerde factor gezichtspunt te onderscheiden, welke zorg draagt voor de oriëntatie van de betekenis en voor het realiseren van nadrukverschillen. Achtereenvolgens werden verschillende soorten indirecte betekenis besproken: metafoor, metonymia en allegorie. Metonymie en metafoor | |
[pagina 240]
| |
werden met elkaar vergeleken. De metonymie bleek wel een symboolmechanisme te zijn maar geen extra betekenis toe te voegen. De metafoor werd het uitgangspunt voor een bespreking van de in uitgebreidheid verschillende vormen van indirecte betekenis. Achtereenvolgens werden besproken: het enkele woord (ezel), de constructie (roeien met de riemen die men heeft), de zin (er is storm op til), het spreekwoord als apart geval (het hemd is nader dan de rok), de complete tekst (de fabel Twee vaten). De indirecte betekenis werd gekarakteriseerd als een niet-arbitrair symboolmechanisme, dat door de spreker aan iedere taaluiting kan worden toegevoegd. De beide delen van het symboolcomplex, met aan F.C. Maatje ontleende termen, directe en indirecte betekenis genoemd, zijn op een speciale wijze aan elkaar gekoppeld. Aangezien betekenis gedeeltelijk grammaticaal en gedeeltelijk lexicaal wordt uitgedrukt, heeft deze koppeling ook twee facetten, een grammaticaal en een semantisch (h.l.=lexicaal) facet. Andere kenmerken van de koppeling zijn, dat een gedeelte van de directe betekenis niet gebruikt wordt voor de indirecte betekenis, en dat de indirecte betekenis zich tot de directe betekenis verhoudt als abstract en algemeen (niettijd gebonden) tot meer concreet en specifiek (tijd gebonden). De gecombineerde semantische-grammaticale eenheden, waardoor de beide delen van het symboolcomplex met elkaar verbonden worden, zijn de motieven. Evenals dit door W. Blok is gedaan, maken we, met een enigszins andere benaming, bij de motieven onderscheid tussen specifieke en algemene motieven. Het specifieke motief hoort thuis in de directe betekenis, maar kan als algemeen motief in de indirecte betekenis worden voortgezet. Zo'n in beide betekenissen gesitueerd motief vindt zijn eenheid in een corresponderende grammaticale en semantische structuur. Op grond van bovenstaande wordt een directe en een indirecte motiefstructuur onderscheiden. Enerzijds kunnen vanuit een indirecte betekenis verschillende directe betekenissen gegenereerd worden, anderzijds moet dan ook vanuit zo'n directe betekenisvariant, door middel van veralgemening, en rekening houdende met zowel het grammaticale als het semantische facet, de indirecte betekenis kunnen worden vastgesteld. Het vaststellen van de indirecte betekenis via de directe betekenis is moeilijker dan het omgekeerde vanwege het niet-gebruikte gedeelte van de directe betekenis. De procedure bij het vaststellen van de indirecte betekenis van een tekst is dan ook: eerst het vaststellen van de directe motiefstructuur (grammaticaal en semantisch), vervolgens door veralgemening het afleiden van de indirecte motiefstructuur of indirecte betekenis. De veralgemening mag niet zover gaan, dat de | |
[pagina 241]
| |
diepte-structuur wordt aangetast. In dat geval ontstaat er een andere fabula. De macro-causaliteit en het macro-gezichtspunt zijn niet altijd even gemakkelijk en exact vast te stellen. Voor wat betreft het gezichtspunt worden aanwijzingen gevonden in de gedetailleerdheid van de beschrijving, de grammaticale oppervlaktestructuur (bv. passieve constructies), de frequentie van het optreden van bepaalde person ages, de aard van de syntactische functie (bv. direct of indirect object). Voor wat betreft de aard van de causaliteit moet allereerst worden nagegaan of er sprake is van oorzakelijk of redegevend verband. Achtereenvolgens werden met toepassing van bovenstaande uitgangspunten de volgende sprookjes van Bomans onderzocht: De koning in zijn hemd, De oprechte moordenaar, De rijke bramenplukker, De muzikant en de rentenier, Anita en Het aanzoek. Al in het begin werd gesteld, dat met dit onderzoek niet werd beoogd de uniekheid van deze sprookjes te bestuderen, maar veeleer bij te dragen tot inzicht in het karakter van de tekst in het algemeen en van het symboolmechanisme in het bijzonder. |
|