leeuwendeel van het boek behandelt de grote klassieken van de Latijnse literatuur: Caesar, Cicero, Livius, Vergilius, Horatius, Lucretius, Catullus, enzovoort. Aan de hand van enkele korte tekstfragmenten (altijd de Latijnse tekst met de Nederlandse vertaling) probeert hij de lezer warm te maken voor de schoonheid van de taal bij die auteur. Hij streeft geen volledigheid na, geeft geen uitvoerige literaire beschrijvingen en nog minder grammaticale ballast. De taal van het fragment, de gekozen woorden en de syntaxis leiden bij hem steeds tot een originele inkijk in het eigene van elke auteur.
Van de rationele, bijna wiskundige precisie van Caesar tot het mysterie van de verwondering dat de auteur ervaart bij het lezen van de gedichten van Catullus: steeds probeert hij de schoonheid van de taal tot zijn recht te laten komen. Originele invalshoeken zijn daarbij schering en inslag: wie verwacht in De rerum natura, het ernstige en moeilijke filosofische leerdicht van Lucretius, een passage over het verdriet van een koe als haar kalf wordt geofferd, of een beschrijving in een paar verzen hoe hij ervan geniet op een zonnige dag in het gras te liggen? Gardini heeft het allemaal gelezen en kan er op een boeiende manier over vertellen.
Van Cicero zegt hij dat hij ‘complexe maar geen gecompliceerde zinnen schrijft waarin geen ruimte overblijft voor twijfel of onduidelijkheid.’ Een toonbeeld van helderheid, volledigheid en perfectie, van grammaticaal correct en consistent schrijven. Het hoofdstuk over Vergilius heeft als titel ‘een rilling door de syntaxis’. Wat Cicero is voor het proza, is Vergilius voor de poëzie: de norm voor alle dichters die na hem komen, tot Dante, Ariosto, Tasso, en vele moderne dichters toe.
Gardini hoopt met zijn boek lezers - zowel zij die Latijn kennen als degenen die het niet kennen maar er wel interesse voor hebben - tot het lezen van Latijnse literatuur (origineel of in vertaling) aan te zetten. Ik vind het alvast een heerlijk boek dat enkele uren onvervalst leesplezier zal bezorgen en enthousiasme opwekt om de originele teksten zelf (opnieuw) ter hand te nemen. Volgens Gardini een noodzakelijke en nuttige bezigheid, want ‘de complexiteit van Latijn doorgronden, de structuren blootleggen en genieten van de stilistische schoonheid - het zijn allemaal manieren om onszelf beter te leren kennen, om oplossingen te vinden voor problemen voordat ze zich aandienen, en tegelijk een bijzondere vorm van geluk te ervaren’. En is dat ook niet de taak van elke leraar: de liefde voor de taal aan zijn leerlingen doorgeven? Want, zoals Vergilius al wist: ‘Quis enim modus adsit amori? Bestaat er een maat voor de liefde?’
Jan Verheyen
Nicola Gardini, Leve het Latijn. Geschiedenis en schoonheid van een nutteloze taal, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2019, 255 blz., ISBN 9789028427747. (oorspronkelijke titel: Viva il Latino, Garzanti, Milaan 2016)