Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 532]
| |
Forum
| |
[pagina 533]
| |
zelf geeft, ‘met een geestelijk lichaam’, klinkt trouwens nogal paradoxaal. Ik zou het liever omkeren, bijvoorbeeld: ‘Na zijn dood leeft de mens verder als een lichamelijk gegroeide geest’. Immers, een mens wordt toch reeds van voor zijn geboorte in zeer hoge mate bepaald door zijn lichamelijke gegevenheid en anderzijds traint en boetseert hij zijn lichaam. Het is langs het lichaam dat we in contact komen met de buitenwereld, met onze medemensen en met onszelf. Die mogelijkheid wordt afgebroken bij de dood. Totaal afgebroken? Ik kan mij toch nog laten inspireren door een overledene. Of zou ik zelfs mogen zeggen dat de overledene mij inspireert en bijstaat? Maak ik Jezus tot een idool voor mij? Of leeft en werkt hij in mij? Een derde vraag die bij een historisch-kritische lezer opkomt: Hoe zit het met dat lege graf van Jezus? En waar ging zijn lichaam dan naartoe, als het niet ten hemel werd opgenomen? Proberen de evangelisten hier misschien iets te construeren als een bewijs voor Jezus' verrijzenis? Zo'n verdenking is niet uit de lucht gegrepen. Reimarus bracht ze voorzichtig te berde. In feite lijkt reeds Mattheüs ze te willen weerleggen. We lezen bij hem namelijk: De volgende dag gingen de hogepriesters en farizeeën gezamenlijk naar Pilatus en zeiden: ‘Heer, wij herinneren ons dat die bedrieger toen hij nog leefde gezegd heeft: “Na drie dagen zal ik verrijzen”. Geef daarom order de veiligheid van het graf te verzekeren tot de derde dag toe. Zijn leerlingen mochten hem anders eens komen stelen en aan het volk zeggen: “Hij is van de doden verrezen”. Dat laatste bedrog zou nog erger zijn dan het eerste.’ Pilatus zei hen:'Gij kunt een wacht krijgen. Neemt dan maar uw veiligheidsmaatregelen zoals gij gedacht hebt.Ga naar eind4 Laten we liever eens teruggaan naar het oudste evangelie, dat van Markus, dat pas later aangevuld en opgesmukt werd door Mattheüs en Lukas. Bij het oorspronkelijke slot van Markus (16:8) lezen we hoe dat lege graf de vrouwen helemaal niet met een blijde verrassing vervult maar ze integendeel ontreddert: Ze liepen naar buiten,
ze vluchtten weg van het graf.
Ze beefden, ze waren totaal
buiten zichzelf.
Ze vertelden er niets van, aan niemand.
Ze waren bang.Ga naar eind5
Dat het graf leeg was, zou wel eens verklaard kunnen worden op een manier die wellicht onze vrome verbeelding stoort, maar die overigens goed aansluit bij de historische omstandigheden. Volgens de meest waarschijnlijke chronologie, die van Johannes, stierf Jezus op de vooravond van de sabbat, nog wel een grote sabbat.Ga naar eind6 Nu luidt een voorschrift uit Deuteronomium: Als iemand een misdrijf heeft | |
[pagina 534]
| |
en u hangt hem na voltrekking van het vonnis op aan een paal, dan moet u zijn lijk voor het einde van de dag begraven en het daar niet 's nachts nog laten hangen, anders maakt u het land dat Jhwh, uw God, u als grondgebied geeft onrein. Want op een gehangene rust Gods vloek.Ga naar voetnoot7 Jozef van Arimatea, achtenswaardig lid van de Hoge RaadGa naar voetnoot8 neemt dit ter harte en gaat Jezus' dode lichaam neerleggen in een nabij gelegen graf. We weten niet of dat graf aan Jozef toebehoorde of dat hij er slechts voorlopig gebruik mocht van maken. Het moest vlug gebeuren want het liep al tegen de avond; de sabbat ging beginnen. Na de sabbat ging Jozef of zijn knecht in alle vroegte het graf ontruimen en het dode lichaam deponeren in de gemeenschappelijke kuil van terechtgestelde misdadigers. In die anonimiteit lag het verloren te vergaan. En misschien was dat zo ook maar het beste. De latere evangelies, vooral die van Lukas en Johannes, vertellen hoe Jezus herkenbaar en zelfs tastbaar aan zijn leerlingen verschijnt. Die visioenen brengen hen tot het besef dat hij leeft, hoewel toch niet lichamelijk zoals vroeger. Indien ze anderzijds zijn dode lichaam nog hadden gevonden, zou dat allicht storend zijn geweest voor hun nieuwe geloofsinzicht. |