Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 390]
| |||||||||
Tuur Devens
| |||||||||
[pagina 391]
| |||||||||
steeds meer theatermakers die misschien niet direct willen terugkeren naar de oorsprong, welke die ook moge zijn, maar wel in ieder geval op zoek zijn naar de oorspronkelijke transcendente - rituele - rol die theater (en alle kunsten) kan vervullen. | |||||||||
De dood en de sjamaanLaten we, in onze zoektocht naar de verwevenheid tussen rituelen en theater, even alle mythes en verhalen vergeten, en luisteren naar wat de wetenschappen in al hun nuchterheid te vertellen hebben, over de aarde, over ons, mensen, onze rituelen, ons spelen. Het begon allemaal met de dood. Volgens wetenschappersGa naar eind1 vond ongeveer 70.000 jaar geleden de zogenaamde ‘cognitieve revolutie’ plaats. Door allerlei duizenden jaren durende chemische reacties in de hersenen ziet de mens een lichtje. Hij komt tot het besef, hij wordt er zich van bewust, dat hij dood gaat. En vanuit dat doodsbesef bouwt de mens een cultuur op.Ga naar eind2 Naast het louter technisch overleven (beschaving), wil hij ook psychisch overleven. Door zich bewust te worden van de dood, ziet de mens dat de hem omringende wereld ambivalent is. Een plant kan bijvoorbeeld helend werken, maar kan ook doden. Dat besef van die ambivalentie zet de mens aan om naast de eerste werkelijkheid (het fysiek overleven) een tweede werkelijkheid te creëren, om op die manier ook een duiding te kunnen geven aan wat er om hem heen gebeurt. Hij probeert zijn concrete, aardse benedenwereld te transcenderen, hij probeert een tweede werkelijkheid, een bovenwereld, op te bouwen. Het doodsbesef zette de mens ook aan het denken over zichzelf, over hier en nu, maar ook over een andere wereld, een toekomst, een verleden. Hij maakt figuurtjes uit klei, hij beitelt in steen vrouwen met grote borsten en billen, hij maakt van een tak een poppetje, hij tekent op rotswanden. Zie als grote voorbeeld de Grotten van Chauvet, Zuid-Frankrijk, van zo'n 32.000 jaar geleden. Kinderen laten letterlijk hun handtekening na. De wetenschappen (archeologie, antropologie, psychologie...) gaan ervan uit dat wie zo schildert met de hoogste waarschijnlijkheid ook kan musiceren, dansen, mimisch spelen. Zo keren we in het kielzog van de wetenschappen terug naar die oude mythen en verhalen. De mens creëert droombeelden over gevechten tussen goden en draken, over de goddelijke adem op een stukje klei, over een levend wordend stukje terracotta. Hij creëert een onderwereld, hij laat zichzelf daarin afdalen, hij creëert een bovenwereld, en mogelijkheden om daarmee contact te krijgen. Het valt niet mee met die goden, ze sturen in alle culturen een zondvloed, en nog andere straffe natuurverschijnselen en | |||||||||
[pagina 392]
| |||||||||
monsters. De mens fantaseert verhalen. Mythen noemen we die verhalen die uit pure verbeelding zijn gemaakt, verhalen die het menselijk leven proberen te verklaren, die de omringende werelden willen uitleggen, die proberen om te gaan met de geschetste ambivalentie in de natuur, een ambivalentie die de mens ook bij zichzelf opmerkt, in goed en kwaad, in humeurig en vrolijk zijn, in verdriet en vreugde. Zo probeerde de mens grip te krijgen op het bestaan (tussen geboren worden en sterven) dat zinloos is of lijkt. En wellicht zullen er toen ook al verhalen zijn gemaakt over mensen die echt hebben bestaan, die heldendaden hebben verricht, uitblonken in de jacht en vechten. Hun avonturen zullen in de loop der tijden steeds worden aangedikt. Zo gaat dat met verhalen. | |||||||||
De homo ludensDe mens droomt, fantaseert, creëert beelden en verhalen. De mens kan ook spelen. De homo sapiens, onze voorouder, was vanaf het begin al een homo ludens, en dat is hij nu nog steeds vanaf zijn geboorte. Dat vertelde Johan Huizinga al een tachtig jaar geledenGa naar eind3. De mens is van nature een spelend wezen, zoals hij van nature over taal beschikt. De baby, het kind, de volwassene speelt. Voor de pure vreugde van het spel zelf, om de omringende wereld te verkennen, orde te vinden, om in de toekomst iets te veranderen. Jong en oud scheppen nieuwe werelden in hun verbeelding, laten de fantasie werken. Het spel prikkelt de fantasie, de fantasie stimuleert het spel. Vergelijk het met jammen in de muziek of met improvisatie in het theater(proces). Jong en oud ontdekken de wereld, zien wat er om hen heen gebeurt, ze geven er duiding aan. Daardoor ontdekken ze ook dat er iets om hen heen kan veranderen, dat ze zelf iets kunnen veranderen. Ze dromen, ze spelen een vlucht uit dit aardse dal, ze dromen en spelen een betere wereld. Of beter: een andere wereld. Stel dat er niet gespeeld wordt. In een essayGa naar eind4 over spelen las ik over een stam uit Papoea-Nieuw-Guinea. Een volk van eenvoudige landbouwers die de door de buren ‘Baining’ worden genoemd: ‘wilde, onbeschaafde mensen in de rimboe’. In de jaren twintig van vorige eeuw verblijft onder hen een antropoloog, veertien maanden lang. Bij zijn terugkomst zegt hij alleen: ‘De Baining hebben mijn hart gebroken’ en hult zich verder in een depressief zwijgen. In de jaren zestig doen twee antropologen hetzelfde; ook zij keren depressief en zwaar aangeslagen terug en willen niets meer met de antropologie te maken hebben. Pas jaren later kan de vrouwelijke antropologe het mysterie uitleggen. Er was de Leegte. De Baining hebben geen rituelen, er is geen magie. Ze maken geen schelpengeld, geen beeldhouwwerk, geen pottenbakkerij. Er worden geen goden of heiligen aanbeden. Er zijn ook | |||||||||
[pagina 393]
| |||||||||
geen leraars, dokters of sjamanen. Iedereen is gelijk en alle dagen zijn hetzelfde. De boeren staan 's ochtends op, gaan aan het werk komen terug, en bakken taro, een plant die dagelijks op het menu staat. Dat is alles. Alleen werken telt. Spelen zien zij als ‘spetteren in de modder’, een bezigheid voor varkens. Peuters die over de grond kruipen, worden opgepakt. Spelen wordt van kleins af aan verboden. Veertig jaar na haar gedeprimeerde terugkeer verklaart de antropologe: ‘Ik heb altijd gedacht dat de Baining me de fundamentele leegheid van het bestaan hebben laten zien’ en voegt daaraan toe: ‘Maar zijn er niet veel meer mensen die deze leegheid ervaren? [...] wordt dat niet gewoon depressie genoemd?’ | |||||||||
Religie en kunstIn de cultuur staan volgens de Tsjechisch-Duitse cultuursemioticus Ivan Bystrina (1924-2004) de twee begrippen ‘ambivalentie’ en ‘transcendentie’ centraal. Vandaar is religie erg belangrijk. Religie is afgeleid van religare dat in de volksetymologie ‘verbinden’ betekent. De mens zoekt naar een verbinding tussen beneden en boven, tussen laag en hoog, en het heil ligt - in onze mediterrane tradities - boven. In die pogingen tot transcendentie zoekt de mens naar middelen die hem daartoe stimuleren: objecten, losse bestaande voorwerpen, zelf gemaakte voorwerpen, planten, maar ook muziek, dans, beweging. Het natuurobject, zoals een stuk tak (het artefact zelf), een bewerkt stuk tak, en de pop (het stuk tak gebeiteld naar zijn beeld en gelijkenis), is een product van aardse materialen, van de benedenwereld. En zeker in samenlevingen die de kosmos personifiëren en aan stenen, planten, dieren, bomen, dingen een eigen bezieling en identiteit toekennen, wordt het object subject. Dit nieuwe object/subject krijgt door de tussenkomst van de sjamaan, de priester, de tovenaar, de medicijnman een magische kracht. Er zit ook een puur esthetisch, vormelijk aspect aan het artefact/object. Mythen zitten vol symbolen en beelden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat die in het ‘echt’ worden nagemaakt. De sjamaan draagt in zijn vertelspel een dierenmasker. Dat is niet alleen om het dier te laten verschijnen, maar vooral om de mens, de speler, te laten verdwijnen. Om zo het personage alleen te laten leven, zonder bespeler. Om zo de verhalen kracht bij te zetten, om mythen te illustreren, te verlevendigen. En hoe mooier hoe beter. De sjamaan zal in het dier, waarvan hij een masker draagt, verdwijnen, hij zal er kosmisch één mee worden. Maar het masker is ook een artistiek en esthetisch object om de toehoorders/toeschouwers te behagen. | |||||||||
[pagina 394]
| |||||||||
Spel der rituelen22De mythen, de afstammingsverhalen, worden ritueel herdacht. Rituelen beelden ook fasen van het leven uit, geven structuur aan de ons omringende chaos, aan het leven, brengen mensen samen. De sjamaan van vroeger is de kunstenaar van nu. Hij of zij verbeeldt in dans, muziek, met of zonder masker, in een spel met objecten, een contact met die andere wereld, een transcendentie naar een voorgestelde wereld, een wereld die wordt gecreëerd. Een groot voorbeeld van de nauwe band tussen sjamanisme en beeldende kunst is nog altijd de Duitse beeldend kunstenaar en performer Joseph Beuys, die zich vaak als sjamaan gedroeg. In de transcendentie naar die andere wereld vinden mensen een roes, geluk. Het geluk denken mensen te vinden in objecten, in bomen, stenen, waaraan krachten worden toegekend. De dingen zijn bezield, hebben een anima. Het zijn die animae die de mens te vriend moet houden, want zij en andere wezens, zo hoopt de mens, zullen hem de weg tonen naar die andere wereld. Hen moet de mens gunstig stemmen in dans, woord, gezang, spel. En de demonen en kwade geesten moet de mens bezweren. Maar de mens moet niet alleen gefantaseerde (mythische) wezens te vriend houden, hij moet zich ook aan de mens die boven hem staat, aan de macht, onderwerpen. Processies, begrafenisstoeten, optochten zijn er niet alleen om die wezens uit ‘de andere wereld’ te behagen, maar zijn er ook om de mensen te wijzen op hun plek in ‘deze wereld’. Wie macht heeft over een groep mensen, krijgt een belangrijke plaats in de stoet, hij wordt gehuld in opvallende gewaden, wordt omringd door pracht en praal. De vertoningen zijn theatraal, vol pracht en praal. De processies, rituele stoeten - met dans en dodendans, met muziek, en met rondgedragen beelden en voorwerpen die dienen om te pronken en ook om te offeren, zijn oertheater. Algemeen wordt aangenomen dat dans de eerste kunstvorm was bij rituelen. Hoewel er ook stemmen opgaan die zeggen dat het spel met objecten (uit hout gesneden figuurtjes, maskers, en dergelijke) het oorspronkelijkst is. Pat Van Hemelrijck van het Alibicollectief maakt in een van zijn Patagoniaproducties aannemelijk dat het poppentheater een eerste vorm van theater is, gewoon doordat een oermens, een sjamaan in Pats productie, het vel van een dood konijn over zijn hand trok, die hand bewoog en laconiek vaststelde dat hij het beestje weer levend had gemaakt. Hoe het ook zij, ook het woord, de mogelijkheid om verhalen te maken en te vertellen, wordt belangrijk in het rituele begin van theater. Stephen Fry stelt in het nawoord van zijn Mythos dat een mythe overgaat in een cultus en dan in een religie. Ik stel mij dat zo voor: verhalen (mythen en andere) worden verteld. Een verhalenverteller gaat een vast moment vastleggen, op een vaste vertelplek. (Zoals verhalen uit voorlees- | |||||||||
[pagina 395]
| |||||||||
boeken een vast moment, bij het slapen gaan, en een vaste plek, op de rand van het bed, krijgen.) Dat is voor mij het ritualiseren. Het verhaal brengen, wordt dan een ritueel in een cultus. Daarna komt dat ritueel in een religie terecht (zoals uit het evangelie voorlezen, op een vast moment in de mis, in een kerk). Verhalen worden verteld, verbeeld, in stoeten (processies) uitgebeeld. Die vertellingen worden niet alleen verbeeld in die stoeten, maar ook in rituelen op heilige plekken en op afgesproken vastgelegde momenten. Die heilige plaats is in feite speelplaats, zoals Huizinga het formuleert, en daarin ligt ‘de wezenlijke en oorspronkelijke identiteit van spel en ritus’. Dat vaste moment is de tijd van het ritueel: een al dan niet religieuze, verbindende viering, een steeds terugkerend ritueel, waarin je mee opgaat. Deelnemers (het publiek) aan een religieuze rituele handeling zijn enerzijds volstrekt gelovig en anderzijds weten ze heel goed dat ze in een enscenering meespelen. Ze kennen de codes, ze doen mee. Een ritueel kan ook veel kleiner zijn en, zoals gezegd, niet religieus. Een ritueel is altijd een handeling om structuur te bieden aan de chaos van het leven. Dat kan individueel zijn, zoals voor het slapen gaan de tanden poetsen. Het ritueel kan iets zijn voor een paar mensen, zoals het voorlezen voor het naar bed gaan. Als dat ritueel voor grotere groepen gebeurt op een aparte plek, dan wordt het een opgaan in iets bijzonders, iets sacraals, iets heiligs. Dat gaat van risk en games en voetballen tot concerten en voorstellingen. Niet alleen meespelen, maar ook kijken en luisteren naar een gespeelde, gelaagde, verbeeldende vertoning behoort tot het ritueel. | |||||||||
Onttovering van de existentieRituelen brengen mensen samen, stellen ze tevreden en gerust, en meer nog: ze zorgen vaak voor een roeservaring. Ze kunnen onze existentie in vraag stellen, en geven op (religieuze) bijeenkomsten tegelijkertijd euforie-opwekkende antwoorden. Die fundamentele vragen behelzen de condition humaine, het tragische, existentiële lot. Het zijn vragen die niet altijd van bovenaf worden opgelost. In de vijfde eeuw voor Christus leidt dat bij de Grieken tot de tragedie. Er zijn dan wel goden, maar als het erop aan komt, staat de mens er alleen voor. Daarmee zijn we beland bij het westers theater dat in Griekenland zijn oorsprong had en dat weg van de zichtbare rituelen evolueert. Wat ik tot nu toe heb geschreven over het doodsbesef, de ontdekking van de ambivalentie in de natuur, de omringende wereld en in de mens zelf, de oorsprong van het theater in religieuze en wereldse rituelen, dat geldt voor alle culturen. Zoals de cultussen en de religies, differentiëren ook die | |||||||||
[pagina 396]
| |||||||||
culturen zich, en krijgen we overal andere vormen van theater, andere tradities, andere normen, andere speel- en kijkcodes. Ik focus van nu af aan op de westerse cultuur. In onze huidige maatschappij draagt men de wetenschap hoog in het vaandel. We kunnen atomen splitsen, menselijke cellen kweken in varkens en sterrenstelsels ontdekken, maar het brengt ons geen stap dichter bij het raadsel van het leven. De wetenschap biedt geen antwoord op de vraag wat de zin van het leven is. Wij leven in een maatschappij waarin alles wetenschappelijk meetbaar moet zijn. Er is een ‘onttovering van de wereld’: de magische verwondering verdwijnt, om plaats te maken voor rationele calculatie. Om de wereld om ons heen te doorgronden, grijpen we niet langer naar mythes of goden, maar naar wetenschappelijke instrumenten en nieuwe technologieën. Maar toch: we vinden er geen antwoord op de fundamentele existentiële vraag: Waarom leven wij? Waarom lijden wij? Mensen van nu zoeken antwoorden in van alles, in, zoals vanouds, roesmiddelen, in allerlei religies, in spel, in evenementen, op ‘heilige’ plekken op het strand, in duinen, op weiden, in oude mijngebouwen, in bijeenkomsten, op festivals die alsmaar talrijker, drukker en grootser worden, in amusement... maar ook in de kunst, in het museum, en in het theater. | |||||||||
Rook, as, verhaalNaast het ‘klassieke, gewone’ theater waarin individuele conflicten tussen personages worden uitgespeeld, heb je de laatste jaren weer steeds meer theater dat zich richt op het verschijnsel ‘mens’ in relatie tot de omringende wereld, de natuur, de dingen, de anderen. Dat hoeft geen afgerond verhaal meer te zijn, dat kunnen caleidoscopische fragmenten zijn, uitgewerkte thema's, sfeervolle beelden, bezweringen op leven en dood, rituele handelingen, theater dat meer belang hecht aan een meebeleven, een ondergaan van een proces. Ritueel theater komt de laatste vijftig jaar steeds meer naar voren. De teksten in de dialogen en de dramatische handelingen zijn niet altijd meer het belangrijkst in het theater. Andere soorten taal zijn er nu, zoals fragmenten, romanbewerkingen, essays... Ook andere kunstdisciplines worden geïntegreerd, zoals dans, beweging, muziek, projecties, film en video, beeldende kunst, spel met poppen en met objecten, computeranimatie... Dit is het soort theater dat door de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann ‘het postdramatisch theater’ wordt genoemd. Bijvoorbeeld: tot ongeveer dertig jaar geleden was er geen sprake van theater voor publiek onder de vier jaar. Nu trekken voorstellingen voor baby's en peuters veel volk. Die producties zijn rituelen. Nest van Theater De | |||||||||
[pagina 397]
| |||||||||
Spiegel is een samenbrengen van rituele handelingen rond een warmnestgevoel. Met muziek, klanken, houten vogels en schalen wordt een nest gecreeerd, een nest om in te dromen, een nest om uit te vliegen. Een heel recent voorbeeld uit de dans is de voorstelling Invited (2018) van Seppe Baeyens bij Ultima Vez, een dansvoorstelling met een ‘intergenerationele cast van non-professionals’ Piepjonge en stokoude mensen weten heel organisch en ongedwongen het publiek een zestig meter lang dik blauw touw mee te laten dragen, in een stoet, in een ritueel van gemeenschap en samenzijn. Ik zou hier nog meer voorbeelden uit het theater kunnen geven, maar ik houd het nu bij de vermelding van een indrukwekkende video-installatie die een hoog theatergehalte heeft. Ik vond het oerritueel van de stoet onlangs terug op de tentoonstelling van William Kentridge in het Sint-Janshospitaal in Brugge: Smoke Ashes Fable. Deze Zuid-Afrikaanse kunstenaar weet grandioos (esthetische) vorm en (maatschappelijke) inhoud samen te smelten in zijn tekeningen en animatiefilms, met houtskool, uitgesneden silhouetten van voorwerpen, in zwart-wit, met vegen en strepen. Daarnaast maakt hij ook opera's, met en zonder poppen.
© William Kentridge / More Sweetly Play the Dance
| |||||||||
[pagina 398]
| |||||||||
Rook, as, verhaal: dat is wat rest van de menselijke aanwezigheid op deze wereldbol. De Griekse geschiedschrijver Herodotos uit de vijfde eeuw voor Christus zei dat al, en hij werd nog eens geciteerd door de Romeinse keizer Marcus Aurelius, filosoof van dienst en plicht, in de tweede eeuw na Christus. Het waren ook de woorden waarmee in de vorige eeuw de Ethiopische keizer Haile Selassie werd beoordeeld, de keizer van wie heel veel werd verwacht maar die door corruptie en machtswellust zijn volk vreselijk deed lijden. Ruïnes, puin en verhalen blijven over van mensen en hun handelingen. Verhalen die dankzij vertellers overleven, dankzij sjamanen, magiërs, spelers van toen en nu. William Kentridge sluit in zijn tweedimensionaal narratief theater More Sweetly Play the Dance, een video-installatie over een wand van vijftig meter, aan bij oeroude rituelen van ceremoniële optochten, begrafenisstoeten, danses macabres. | |||||||||
Een nieuw oerverhaal, een nieuw oertheaterEr is, zo klinkt het vaak in de westerse cultuur, behoefte aan een ‘nieuw verhaal’. Ooit boden religies en ideologieën houvast, maar in de onttoverde wereld van nu missen mensen een gemeenschappelijke horizon. Mensen dolen gedesoriënteerd rond, zonder nog een collectief project voor ogen te hebben. Misschien dat mensen daarom opnieuw gaan zoeken naar oude en nieuwe verhalen, naar oude en nieuwe rituelen, naar een nieuw oud vertellen, naar een nieuw oud spelen. Naar een theater dat, zoals bij rituelen, bijzonder is om mee te beleven. | |||||||||
[pagina 399]
| |||||||||
Literatuur
|
|