als vrijbrief om al die ‘milde’, ‘softe’ christenen met open armen te ontvangen in onze seculiere samenleving.
Maar: wat is gelovig zijn? Het christendom heeft in Vlaanderen en Nederland een hele evolutie doorgemaakt sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Na het Tweede Vaticaans Concilie is men zich gaan afzetten tegen het vaak verstikkende en autoritaire klerikalisme van een hiërarchische kerk. In dezelfde beweging werden ook de papieren van het geloof in een ‘verticale transcendentie’, het geloof in het bestaan van een diepere goddelijke werkelijkheid, sterk gedevalueerd. Het was alsof voor velen de hiërarchische structuur van de oude kerk synoniem was voor het geloof in een werkelijkheid voorbij de grenzen van de zichtbare realiteit. Gaandeweg begonnen de visies van seculiere humanisten en christenen te overlappen. En zo betraden we het tijdperk dat de Canadese filosoof Charles Taylor omschrijft als het postrevolutionaire klimaat.
In een revolutionair klimaat keerden vrijzinnigen zich uitdrukkelijk tegen het dominante christendom en vice versa. In een postrevolutionair klimaat is het daarentegen alsof de strijd gestreden is en het pleit definitief beslecht in het voordeel van degenen (‘the brights’) voor wie elk spreken over bijvoorbeeld goddelijke transcendentie hopeloos verouderd is. Wie toch nog probeert op basis van geloofsovertuiging een christelijke levens-houding te verdedigen, krijgt makkelijk het odium van fundamentalisme en achterlijkheid op zich geladen. Het vigerende cultuurchristendom - waarin religieuze overtuigingen argwanend worden bekeken - is van dit postrevolutionair klimaat een duidelijk symptoom. Het is vandaag ‘in de mode’.
Cultuurchristenen beschouwen zich immers als ‘verlichte’ mensen die niet langer geloven in een transcendente goddelijke werkelijkheid, maar aan die voorbije culturele traditie wel hun waarden beweren te ontlenen. Om de Europese (Vlaamse of Nederlandse) identiteit te verdedigen, doen zij nu eens beroep op de waarden van de Verlichting (die, aanvankelijk universeel, nu tot West-Europa worden herleid), dan weer op de culturele (niet de religieuze) verworvenheden van het westerse cultuurchristendom. Tussen beide is ternauwernood nog verschil: dat amalgaam van een verlicht cultuurchristendom dient als bolwerk tegen de oprukkende islam. Hoe minder kennis van de eigen religie, hoe meer harde woorden over godsdienst in het algemeen en islam in het bijzonder, aldus Yvonne Zonderop in haar recente boek Ongelofelijk.
Ook het tijdschrift Streven heeft deze evolutie meegemaakt en - op beperkte schaal - die verschuiving in de rol en de betekenis van het christendom mede gestalte gegeven. Aan het einde van de jaren zeventig schreef Louis Van Bladel: ‘Ik kan de eschatologische, transcendente roeping van het christendom pas volledig sérieus nemen als ze ook, ik zeg niet uitsluitend