| |
| |
| |
Boeken
Kerk en theologie
Anders leven
Al van bij het prille begin van het christendom bestonden er mensen die zich uit de wereld terugtrokken om zich volledig toe te wijden aan een of andere vorm van monastiek leven. Nu kerk en geloof steeds verder naar de marge van de samenleving worden gedrongen groeit de verwondering om mensen die vandaag nog steeds bewust voor dit leven kiezen. Het monastieke leven staat volop in belangstelling als een aantrekkelijk alternatief voor de verzuchtingen van de wereld. Dit uit zich niet enkel in het feit dat producten die de kloosters en abdijen produceren goed verkopen en zeer gewaardeerd worden. Ook verschijnen er talloze boeken waarin buitenstaanders de wereld van de monniken trachten te doorgronden of waarin monniken iets proberen duidelijk te maken van hun inspiratie en het belang hiervan voor de wereld.
De grote verdienste van Anders leven het boek van de jonge benedictijn Homas Quartier bestaat erin dat hij verder gaat waar heel wat andere publicaties ophouden. Hij probeert duidelijk te maken aan mensen die volop in de moderne wereld staan, hoe het monastieke leven een belangrijke toegevoegde waarde kan beteken. Daarbij slaagt erin om de voor de hand liggende spirituele clichés te doorbreken door zaken als rust, stilte en een strakke tijdsindeling, die doorgaans als de positieve aspecten van het abdijleven worden gezien, af te doen als bijzaken die afleiden van de essentie.
Vooral in het eerste deel over vervreemding als levensvorm van de monnik maakt de auteur duidelijk dat de monastieke spiritualiteit een subcultuur is die in haar vorm haaks staat op wat gangbaar is in de maatschappij. In tegenstelling tot heel wat jongerenculturen is deze subcultuur echter geen tegencultuur. De monnik vergelijkt zich niet met anderen en kiest in geen geval de weg van de zelfverheffing. Het zwijgen van de monnik is, wars van romantisch zelfbedrog, een oncomfortabele en vaak zelfs paradoxale weg die te allen tijde het perspectief op de eeuwigheid zoals dat in Christus tot de mensen kwam zichtbaar, voelbaar en ervaarbaar tracht te maken.
In een tweede beweging toont Quartier aan dat niet de rust van de abdij, maar wel de houding van aandacht die in wezen overal in de wereld kan ontstaan, cruciaal is voor een monastieke spiritualiteit. Waken en vasten kunnen belangrijke instrumenten zijn om de aandacht als een vervreemdende houding tegenover het leven te laten groeien. Het uitermate boeiende laatste hoofdstuk, ten slotte, gaat over openheid als de levensinhoud van de monnik zoals die vorm kan krijgen in denken, handelen en vieren.
| |
| |
Door zijn pogingen om de snelle successen van monastieke spiritualiteit, zoals bijvoorbeeld relaxatie en tijdsmanagement, af te doen als bijzaken, heeft de auteur voor een moeilijk toegankelijke benadering gekozen. Het feit dat dit boek inmiddels al aan een derde druk toe is en ook al een Duitse vertaling kent, toont evenwel aan dat heel wat mensen wel degelijk op zoek willen gaan naar wat er achter het romantische beeld van het moderne monnikendom schuilt en dat ze graag bereid zijn om deze authentieke wegen te ontdekken en deze gestalte te geven in hun eigen leven.
Gert Van Langendonck
Thomas Quartier, Anders leven. Onderweg naar hedendaagse monastieke spiritualiteit, Uitgeverij Berne Media, Heeswijk, 2017, 224 blz., 17,95 euro, isbn 9782874388248.
| |
Filosofie
De redding van het Husserl-archief
Wanneer op 27 april 1938 Edmund Husserl, de grondlegger van de fenomenologie, op 79-jarige leeftijd sterft in zijn thuisstad Freiburg, laat hij daar 40.000 bladzijden aan handschriften opgesteld in Gabelsberger Steno achter, met daarnaast ook nog eens 10.000 bladzijden geschreven of getypte transcripties, en verder een bibliotheek met 2.700 boeken en 2.000 overdrukken van artikelen. Het toeval wil dat enkele maanden later, in augustus, de Vlaamse franciscaan Herman Leo Van Breda (1911-1974), die van plan is aan de Katholieke Universiteit Leuven een proefschrift te maken over diens werk, aankomt in de Zuid-Duitse stad. Hij legt meteen contact met de weduwe Husserl en met de naaste medewerkers van de filosoof.
De politieke situatie in Duitsland op dat moment (Husserl en zijn vrouw zijn van Joodse afkomst) overtuigt Van Breda van de noodzaak deze nalatenschap zo snel mogelijk naar Leuven over te brengen. Om alles uit nazi-Duitsland gesmokkeld te krijgen, heeft hij echter niet alleen de hulp nodig van de rector van de Leuvense universiteit, maar ook van de Belgische regering. De eerste minister, Paul-Henri Spaak, geeft uiteindelijk de toelating de documenten van Freiburg naar de Belgische ambassade in Berlijn te brengen en vervolgens worden ze, vermomd als diplomatieke post, van Berlijn naar Leuven gevoerd. Ook de weduwe Husserl, Malvine, en twee van Husserls voormalige assistenten volgen Van Breda richting Leuven (Malvine zal als Joodse jarenlang ondergedoken leven in een klooster te Herent).
Daarmee zijn echter de problemen nog niet van de baan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moet men het archief om veiligheidsredenen over verschillende locaties verspreiden. Voorts is het niet makkelijk mensen te vinden die Gabelsberger Steno beheersen en tegelijk vertrouwd zijn met het denken van Husserl. Ook voor de technische consolidatie en uiteindelijk editie van de teksten (in 1950 komt het eerste deel van de vandaag nog steeds lopende reeks Husserliana uit), het oprichten
| |
| |
van wetenschappelijke bijhuizen aan buitenlandse universiteiten en natuurlijk de financiering van het hele project, is Van Breda nog vele jaren lang, de rest van zijn leven eigenlijk, in de weer. Het levert een aantal interessante weetjes op. Zo vernemen we dat de Bank Van Breda (opgericht door twee broers van Herman Leo) een tijd het geheime verblijf van Malvine Husserl in Herent financierde en tijdens de oorlog ook een deel van het archief in zijn kluis bewaarde. Een andere belangrijke bewaarplek was de abdij van Postel.
Leerrijk zijn ook de talrijke anekdotes rond de contacten die Van Breda had met de bekende filosofen van zijn tijd: Edith Stein, Maurice Merleau-Ponty, Emmanuel Levinas, Martin Heidegger, Paul Ricoeur, Jacques Derrida,... Eén feit wil ik hier even vermelden. Bij Jean-Paul Sartre thuis wordt Van Breda heel vriendelijk ontvangen, maar Simone de Beauvoir blijft zeer afstandelijk: ‘Een katholieke geestelijke geef ik geen hand’, zegt ze afgemeten. Herman Leo Van Breda is nooit een groot filosoof geworden, zijn wetenschappelijke publicaties zijn beperkt in aantal, maar in zekere zin vertegenwoordigde hij een nieuw type geleerde: hij was een ‘academisch manager’, een regelaar en een netwerker.
Toon Horsten (*1969), die vooral bekend is als stripspecialist, ontdekte Herman Leo Van Breda op een oude familiefoto: hij bleek een neef van zijn grootmoeder. De zoektocht naar het verhaal achter deze foto resulteerde uiteindelijk in een stevig boek over de man in kwestie. Het leven van Van Breda nodigt daar ook toe uit. Bovendien komt hij naar voren als een nogal eigenzinnige figuur die op een heel eigen manier de franciscaanse deugden gestalte gaf: avontuurlijk, ondernemend, reislustig, sportlie hebber, niet vies van wereldse genoegens (op de foto's staat hij steevast met een sigaret). Gelukkig heeft Horsten van zijn boek geen hagiografie gemaakt. Hij geeft ook alle ruimte aan getuigenissen die 's mans mindere kantjes belichten. De auteur heeft flink wat onderzoekswerk verricht en dat merk je ook als lezer: soms wordt de vloed van feiten en feitjes misschien zelfs wat te groot. Dat staat de toegankelijkheid echter niet in de weg: het boek leest steeds prettig en vlot.
Herman Leo Van Breda redde het archief van Edmund Husserl, Toon Horsten redde op zijn beurt het verhaal van die redding. Dat hij daarbij het doorgaans saai aandoende filosofische bedrijf mooi weet om te zetten in een spannend en aantrekkelijk verhaal is een extra verdienste.
Stijn Geudens
Toon Horsten, De pater en de filosoof. De redding van het Husserl-archief, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2018, 293 blz., 22,50 euro, isbn 9789460016516.
| |
Ecologie
Het nieuwe klimaatregime
De Gifford Lectures, een jaarlijkse reeks lezingen geïnitieerd bij testament door Adam Lord Gifford (1820-1887) ter be- | |
| |
vordering van de natuurlijke theologie, vinden sedert 1888 plaats op de campussen van vier Schotse universiteiten. In de loop der jaren werden er voordrachten gehouden door gereputeerde denkers als William James, Henri Bergson, Alfred North Whitehead, John Dewey, Hannah Arendt en Charles Taylor. In 2013 viel de eer te beurt aan de Franse wetenschapsantropoloog en filosoof Bruno Latour (*1947) die zijn in Edinburgh gehouden cyclus van zes lezingen naderhand herwerkte en samen met twee toegevoegde lezingen op schrift stelde in Oog in oog met Gaia. Hierin stelt Latour dat in het licht van de klimaatopwarming onze kijk op de natuur aan een grondige herziening toe is. Want de opvatting van de natuur als onveranderlijke en inerte achtergrond voor de menselijke geschiedenis is volgens Latour niet langer houdbaar. Met het antropoceen (het tijdperk waarin de mens uitgroeide tot een geologische kracht) ‘is het net alsof het decor op het toneel is geklommen om met de acteurs mee te doen in de intrige’.
Om die boedelscheiding tussen natuur en cultuur te overstijgen knoopt Latour in het spoor van Au temps des catastrophes (2009) van de Belgische wetenschapsfilosofe Isabelle Stengers (*1949) aan bij het Gaia-concept van wetenschapper, uitvinder en milieubeschermer James Lovelock (*1919). ‘Gaia’ - opgevat als een metafoor voor een zelfregulerend en ‘zich ontwikkelend systeem, dat is samengesteld uit alle levende organismen en het milieu van aardoppervlak, oceanen, atmosfeer en aardkost’ - wordt door Latour angstvallig ontdaan van elke zweem van ersatz-religie. Toch speelt religie een belangrijke rol in zijn filosofische overwegingen en Latours beschouwingen over de religieuze oorsprong van de milieucrisis leveren de interessantste pagina's van het boek op.
Latour vraagt zich in deze lezing (Hoe maak je (g)een einde aan het einde der tijden?) af waarom de zogeheten milieuvraagstukken ondanks hun omvang, urgentie en hardnekkigheid veel mensen onverschillig laten. ‘Ze weten het, ze horen het, maar eigenlijk geloven ze het niet’. Zich beroepend op de analyse van de Duits-Amerikaanse politieke filosoof Eric Voegelin (19011985) meent Latour dat met de secularisering de religieuze idee van het einde der tijden verschoven is naar de utopie van de modernisering. De moderne mens is er, volgens Latour, van doordrongen de apocalyps reeds achter de rug te hebben en deel te hebben aan de voltooiing van de heilsleer op aarde als een tijdperk van voortschrijdende en verzekerde vooruitgang. Verwijzend naar de encycliek Laudato Si van paus Franciscus onderstreept Latour juist het potentieel van het christendom in haar betrokkenheid op een aardse en vergankelijke wereld. Omdat we door een louter wetenschappelijke benadering van het klimaatprobleem in een impasse verzeild zijn geraakt, houdt Latour aan de hand van de denkbeelden van de Duitse filosoof en rechtsgeleerde in de laatste hoofdstukken een pleidooi voor een herpolitisering van onze opvattingen over ecologie. Oog in oog met Gaia is een gecompliceerd
| |
| |
en zo nu en dan taai boek. Het vergt daarom enige inspanning, maar het loont de moeite om deze urgente en provocerende bespiegelingen over klimaatverandering te lezen.
Frederik Polfliet
Bruno Latour, Oog in oog met Gaia. Acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime, Octavo, Amsterdam, 2017, 432 blz., 27,50 euro, isbn 9789490334239.
| |
Natuurlijk
Het Boekenweekessay van 2018 is van de hand van de Nederlandse natuurkundige en voormalige politicus Jan Terlouw. In zijn essay brengt hij een ode aan de natuur en waarschuwt hij de lezer tegen de gevaren van het menselijke handelen ten koste van de natuur.
In een inleidend gedeelte brengt Terlouw zijn lezer opnieuw in verwondering voor de natuur. De verwondering van het alledaagse staat hierbij voorop. Het moet niet steeds een exclusief natuurfenomeen zijn dat verwondering oproept, ook het observeren van een eenvoudig madeliefje kan al grote verwondering en een gevoel van schoonheid opwekken. De natuur blijft een onuitputtelijke bron van schoonheid en verwondering.
Maar de mens is de vijand van de natuur geworden. Het rentmeesterschap van de mens waarover zo vaak wordt gesproken, neemt soms verkeerde proporties aan. Hij heerst over de natuur en manipuleert haar naar eigen goeddunken. Zo heeft de mens weinig tot geen aandacht voor de eigenheid en waarde van dieren. Denken we in dit verband maar aan de omgang met dieren die zich in extremis uit in de inhumane praktijken in intensieve veehouderijen. De economische waarden van het neoliberale kapitalisme staan hierbij voorop. De harde wet van de economie, waarbij het eigen winstbejag hoogtij viert, oefent een negatieve invloed uit op de menselijke omgang met de natuur. Dit zorgde er onder meer voor dat we in een halve eeuw onze planeet hebben uitgeput. Onze relatie tot de natuur moet dringend veranderen!
Om die reden pleit de auteur voor de vermindering van de consumptie van fossiele brandstoffen en de overschakeling naar duurzamere CO2-arme energievoorzieningen die gebruik maken van zonne-energie. Volgens de auteur is een dergelijke overstap economisch gezien niet nadeliger. Integendeel, het kan voor meer werkgelegenheid zorgen, onze welvaart zou stabiel blijven en het zou de nodige innovatie garanderen.
De moeizame overstap naar duurzame energie is volgens de auteur te wijten aan de politieke sfeer. Politici durven geen besluiten te nemen in het voordeel van duurzame energie omdat veel stakeholders belangen hebben bij het gebruik en verbruik van fossiele brandstoffen. Terlouw roept politici op om actie te ondernemen. De prijs van emissierechten van broeikasgassen moet verhoogd worden en oliemaatschappijen dienen te worden verplicht om een deel van hun opbrengst in duurzame energie te investeren.
| |
| |
De mensheid is terechtgekomen in het Antropoceen, een nieuw geologisch tijdperk waarin de mens aan de hand van zijn handelen de ontwikkeling van de aarde beïnvloedt. De auteur roept de mensheid op om af te stappen van het nu-denken en gestuurd door de rede het langetermijndenken te omarmen. Biodiversiteit, dierenwelzijn en natuurbehoud moeten bovenaan de agenda komen, willen we de komende generaties de hoop geven op een leefbare en duurzame toekomst. Dit korte maar scherpe essay is een uitstekend pleidooi voor verantwoordelijkheid met betrekking tot duurzaamheid. Een aanrader voor al diegenen die de toekomst van mens en natuur genegen zijn.
Bryan Beeckman
Jan Terlouw, Natuurlijk, De Kring, Amsterdam, 2018, 64 blz., 3,50 euro, isbn 9789059654549.
| |
Geschiedenis
Sporen van het toeval
Het lijkt erop dat de Spaanse stripmaker Paco Roca (Francisco Martinez Roca, *1969), die in zijn eigen land al jaren aan de top staat en reeds heel wat prijzen mocht ontvangen, vorig jaar ook in ons taalgebied eindelijk is doorgebroken. In 2009 verraste hij met de graphic novel Rimpels (die ook werd verfilmd) over de gepensioneerde bankdirecteur Ernest die lijdt aan de ziekte van Alzheimer en door zijn kinderen wordt gedropt in een bejaardentehuis. Het is een verhaal over aftakeling en oud worden, over geheugenverlies en zich vastklampen aan herinneringen. Vorige lente kwam dan de Nederlandse vertaling uit van La Casa (de titel bleef wel in het Spaans). Drie kinderen keren een jaar na de dood van hun vader terug naar het vakantiehuis van het gezin met de intentie het te verkopen. Tussen het leegruimen en het opknappen door komen niet alleen oude herinneringen naar boven maar ontspruiten er ook dromen van een mogelijke toekomst.
Het thema van de tijd, geschiedenis, geheugen en herinnering, in Rimpels en La Casa nog uitgewerkt in de familiale sfeer, staat ook centraal in Sporen van het toeval. De Spaanse bevrijders van Parijs dat eind vorig jaar van de pers rolde, maar in deze striproman past Paco Roca een en ander toe op de grote geschiedenis, met name de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog. Het resulteert in een indrukwekkende proeve van ‘striphistoriografie’ over een bij het grote publiek minder of zelfs niet bekend stuk geschiedenis. Paco Roca geeft daarbij het woord aan een van de laatste nog levende Spaanse republikeinse strijders, Miguel Ruiz.
In maart 1939, helemaal op het einde van de Spaanse Burgeroorlog, vluchten ruim 15.000 tegenstanders van Franco naar de haven van Alicante, hopend op een schip dat hen kan redden. Uiteindelijk lukt het slechts enkele duizenden van hen te ontkomen, onder wie Ruiz. Na een barre tocht komen ze aan in Frans Algerije, maar daar wordt
| |
| |
het alleen nog erger. Want na de Franse nederlaag in 1940 sluiten de Franse koloniën in Afrika zich aan bij de met de Duitsers collaborerende regering van maarschalk Pétain. De Spaanse verzetsstrijders zijn op slag hun statuut van oorlogsvluchteling kwijt en komen in een arbeidskamp terecht midden in de Sahara om er een spoorlijn aan te leggen onder gruwelijke werkomstandigheden. Na de landing van de geallieerden in Noord-Afrika in 1942 weet een aantal gevangenen zich bij hen aan te sluiten en vechten zo mee tegen de Duitse generaal Rommel. Als die strijd afgelopen is worden ze vervolgens naar het Verenigd Koninkrijk gevoerd en van daaruit nemen ze in 1944 deel aan de bevrijding van Frankrijk. De eersten die Parijs binnentrekken zijn geen Fransen, Britten of Amerikanen maar voormalige Spaanse republikeinen die deel uitmaken van het Franse bevrijdingsleger. Het feit verdween echter op de achtergrond omdat het niet paste in de officiële geschiedschrijving, noch die van Frankrijk, noch die van Spanje.
Het epos dat Paco Roca brengt maakt niet alleen indruk door de verhaalstof zelf, het wint ook nog aan kracht door diens sobere, realistische en trefzekere tekenstijl. Het geheel is goed opgebouwd en steeds in balans, bevat geen overbodigheid en mist nooit intensiteit. Het individuele wedervaren van Miguel Ruiz past mooi in de grotere geschiedenis, en de voortdurende dialoog tussen heden en verleden geeft het geheel een extra dynamiek. In Spanje wordt het boek door sommigen al vergeleken met Maus, de bekende striproman van Art Spiegelman over de lotgevallen van zijn vader tijdens de Holocaust, vormgegeven als een soort dierenfabel. Daar is zeker iets van aan, maar ikzelf moest bij het lezen toch meer denken aan recentere projecten als Ik, René Tardi, krijgsgevangene in Stalag IIB van Jacques Tardi, De oorlog van Alan van Emmanuel Guibert, of zelfs Irmina van Barbara Yelin, die eveneens minder evidente aspecten van de Tweede Wereldoorlog in beeld brengen vanuit het perspectief van een individuele verteller die terugblikt vanuit het heden. In elk geval, met Sporen van het toeval bewijst nu ook Paco Roca dat een graphic novel een geschikt instrument kan zijn om aan historiografie te doen.
Stijn Geudens
Paco Roca, Sporen van het toeval. De Spaanse bevrijders van Parijs, soul food comics, Arnhem, 2017, 328 blz., 24,95 euro, isbn 9789082410761.
| |
Kunst
Een kunstenaarsboek over ‘God’
Honderden en honderden definities van het woordje ‘God’ heeft de kunstenaar Thierry De Cordier uit filosofische, theologische, literaire, esoterische, wetenschappelijke en spirituele bronnen over de jaren heen opgetekend en nu in een wel heel bijzonder kunstenaarsboek bijeengebracht. De voertaal ervan is het Frans. De citaten volgen elkaar op in een razend tempo, alleen door een schuine streep van elkaar gescheiden. Zelfs dat streepje valt
| |
| |
vanaf blz. 179 weg, de citaten lezen dan als een duizelingwekkende doorlopende tekst (waarin onder meer de inhoudstafel van Hegels Wetenschap van de logica gedeeltelijk is opgenomen), totdat de zinnen vanaf blz. 197 eindelijk netjes van elkaar gescheiden worden en je opnieuw wat ademruimte krijgt. Auteurs worden slechts hoogst uitzonderlijk vermeld. Echter, wanneer op blz. 200 de naam G. Steiner keurig onder een citaat wordt geplaatst, is dit misleidend: het gaat wel degelijk om woorden die hij geschreven heeft (de aanhef van Real Presences), maar daarin verwoordt hij niet zijn eigen gedachten, wel die van Nietzsche. Dat dit citaat ook typografisch een prominent karakter krijgt, wijst alleszins op de relevantie ervan.
Op verzoek van zijn uitgever geeft Thierry De Cordier wat uitleg in een voorwoord dat hij met opzet fragmentarisch gehouden heeft. Met uitspraken voor of tegen het bestaan van God (beide vind je in deze bloemlezing overvloedig) zul je noch een ongelovige tot geloof, noch een gelovige tot ongeloof brengen, zegt hij. Dat er zoveel diverse en tegenstrijdige voorstellingen van God mogelijk zijn, zou erop kunnen wijzen dat God zelf ook daadwerkelijk veelvuldig en divers is. Maar volgens hem bewijst de aaneenschakeling van zo veel verschillende mogelijke definities veeleer dat ‘God’ een ‘absolute aberratie is’. De laatste zinnen uit het boek zijn bekende gezegden waarin De Cordier een woord door ‘God’ vervangen heeft (bijvoorbeeld ‘geld heeft geen geur’ wordt hier ‘God heeft geen geur’).
Dat zoiets altijd werkt, toont volgens hem voldoende aan dat je over God om het even wat kunt zeggen, en dat dit alles dus uiteindelijk nietszeggend is.
Op voorwaarde dat je dit boek niet als een academische publicatie benadert, kun je het als een boeiende creatie beschouwen. Je kunt onder de indruk komen van het rijke materiaal dat erin verzameld is. Je kunt er vrijelijk in bladeren en doordenken op wat je er toevallig in leest. Je kunt er een spelletje van maken hier of daar auteurs (Thomas van Aquino, Pascal, Voltaire, Sartre, . ) of Bijbelse verzen te herkennen. Je kunt, met andere woorden, intellectueel een tijd lang bezig blijven met dit boek. Maar mijns inziens is de beste manier om ermee om te gaan het als een kunstwerk te beschouwen, als een kunstenaarsboek waar poëzie in zit, ‘een lang en eindeloos gedicht’, zoals de kunstenaar het zelf in zijn voorwoord noemt. Want, zoals de schilder De Cordier, in zijn serie ‘Nada’, door grote kruisen met een dikke zwarte verflaag te overdekken de figuur van de gekruisigde reduceert tot een schim in een twilight zone voorbij de scheiding van zijn en niet-zijn, voorbij de onderscheiding van alles en niets, zo bereikt de denker De Cordier in dit boek met het woordje ‘God’ een soortgelijk resultaat. Het voorstellingsvermogen loopt door oververzadiging dood, de mysterieuze volheid van de werkelijkheid schemert onverminderd door. Dieu, luidt de titel: de komma hoort erbij. De Cordier sluit de zaak niet af. Achter de komma komt er leegte, maar juist daarin zit leven, en voelen wij verder.
| |
| |
Met zijn kunst zoekt Thierry De Cordier de stilte en de leegte op, daar vindt hij volheid. Het is geen toeval dat hij in deze bloemlezing geregeld ook mystici citeert. En dat de compacte woordenstroom aan het einde plaatsmaakt voor ruim twintig witte bladzijden, of liever, ruim twintig bladzijden wit. Die zijn er niet om snel weer met nieuwe uitspraken over God te worden opgevuld. Maar om de lezer uit te nodigen na zoveel drukte eindelijk tot stilte te komen en daarin te verwijlen.
Jan Koenot
Thierry De Cordier, Dieu, MER. Paper Kunsthalle, Gent, 2017, 284 blz., 39 euro, isbn 9789492321664.
|
|