Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
Henk Haenen
| |
[pagina 252]
| |
Herman van PraagZeven jaar geleden ontmoette ik hoogleraar psychiatrie Herman van Praag voor het eerst. Sinds die tijd treffen we elkaar eens in de twee maanden, om de discussie aan te gaan, vaak over thema's die Bijbel en geloof betreffen. Het eerste gesprek dat wij met elkaar hadden, staat mij nog helder voor de geest. Ik gaf aan dat Martin Buber vanaf mijn puberteitsjaren een belangrijke gids was, Herman van Praag lichtte iets van zijn persoonlijke betrokkenheid op het joodse geloof toe, en van zijn behoefte aan discussie. De levendigheid van ontmoetingen en discussies werd een duurzame band. Na zijn afscheid als hoogleraar psychiatrie heeft Van Praag nadrukkelijk in verschillende publicaties de betekenis van religie voor het psychisch (en sociaal) welbevinden van de mens onder de aandacht gebracht. De bekendste hiervan is God en Psyche.Ga naar eind3 In deze publicaties onderstreepte hij dat een weldenkend psychiater als benaderingswijze de complementariteit van verschillende invalshoeken in theorievorming en praktijk zou moeten kiezen. Daar hoort per se de religieuze invalshoek bij, en dit staat in tegenstelling tot de optiek van Sigmund Freud, die religie als een atavistisch overblijfsel van de menselijke psyche desavoueerde. Van Praag heeft belangstelling opgevat voor de persoon Jezus van Nazareth, vanuit zijn betrokkenheid als psychiater én als mens. Het is een kritische, maar welwillende belangstelling. Dit resulteerde in de publicatie van Slecht zicht. Een hommage aan de twijfel, waarin een jonge Jood, Amos, verhalenderwijs gesprekken met een aantal prominente joodse bijbelkenners aangaat, onder wie Jezus van Nazareth. Van Praag zet een belangrijke trend in, om als gelovige jood Jezus van Nazareth op een onbevangen wijze tegemoet te willen treden. Daarom wil ik zijn uitdagende boek voor een breder publiek onder de aandacht brengen. Hierbij stel ik tegelijk vanuit mijn eigen geloofsvisie een aantal vragen aan ‘Amos’, formuleer enkele tegenwerpingen en interpreteer de compositorische opzet van Slecht zicht. Maar eerst: wie is Herman van Praag? Deze emeritus hoogleraar psychiatrie aan de universiteiten van Groningen, Utrecht, Maastricht en het Albert Einstein College of Medicine in New York verrichtte veel onderzoek naar de relatie tussen gestoord gedrag en gestoorde hersenfuncties. Zijn joodse visie op de Bijbel daagt uit tot discussie en de vorm van Slecht zicht, een zevental dialogen, sluit daarop aan. Als psychiater heeft hij de twijfel zowel bij patiënt als geneesheer in verschillende vormen gezien. Lang niet altijd bleek deze twijfel louter en alleen negatief van karakter. Deze geestesgesteldheid kan ook deuren openen voor nieuw en origineel inzicht in oude ethische en religieuze waarden en overleveringen. Vanuit die optiek is Slecht zicht geschreven. | |
[pagina 253]
| |
Een hommage aan de twijfelGa naar eind4Slecht zicht. Een hommage aan de twijfel bestaat uit een reeks dialogen waarin een jonge man, Amos, naarstig op zoek is naar zijn identiteit als waarachtig gelovige jood. Tegelijk is het een boek over de condition humaine. En laten we ons niet in de luren leggen, Slecht zicht is geen verzuchting van een stuurman tijdens een mistige morgen wanneer hij zijn schip veilig een haven binnen moet loodsen. Slecht zicht is hier eerder ‘goed zicht’ - het betreft een paradox. Twijfelen doen we op z'n tijd allemaal, bij belangrijke beslissingen, of over onze oordelen en opvattingen. Dat veroorzaakt onrust en roept allerlei vragen op. Het kan ons 's nachts wakker houden. We zijn bij deze twijfel in ons bestaan betrokken. In welke mate? Zoals de Deense filosoof Kierkegaard twijfelde? Tot aan ver-twijfeling toe? Dat laatste is bij Amos, die de twijfel tot lijfspreuk kiest, beslist niet het geval. Zijn vragen over geloof en leven - hoe word ik een rechtvaardige jood? - die hij aan het begin van onze jaartelling aan zeven mannen van geestelijk postuur stelt, hebben een basis van zelfbesef en een daardoor geïnspireerd savoir vivre. Hij ‘is de weg kwijt’, maar ervan overtuigd dat er een te vinden is. Amos krijgt het vanwege zijn met klem ingebrachte visie op het joodse geloof meer dan eens voor de voeten geworpen: ‘wie is hier nu eigenlijk de leraar, jij of ik?’ Hoe dit ook zij, Amos' manier van vragen stellen geeft blijk van een zekere methode, de methode van de onderzoekende geest. Het karakter van het eerbetoon is echter verre van de honneur die de filosoof René Descartes aan de methodische twijfel schonk. Amos is in zijn doorvragen naar het zinnige en reële van geloof en leven geen koel beschouwende buitenstaander, maar een hartstochtelijk betrokken participant. Bijvoorbeeld de vraag ‘Bestaat de Eeuwige echt?’, aan de Farizeeër Jaäcov gesteld, komt uit de grond van Amos' hart, en maakt meteen duidelijk dat in het boek de eerste en de eenentwintigste eeuw door elkaar heen kunnen lopen. Het hedendaagse is tussen de regels door aanwezig. Amos bezoekt als drieëntwintigjarige adolescent, mede op advies van zijn vader, achtereenvolgens een Farizeeër, een priester, een Zeloot, een vooraanstaand lid van de Qumran-gemeenschap, Jochanan ‘de doper’, Jozua van Nazaret en Philo van Alexandrië. Het is een zoektocht naar een waarachtige inrichting van de persoonlijke ‘binnenwereld’. Ontmoetingen met mensen met een verschillende ervaringsachtergrond en een diverse kijk op het joodse geloof vormen de crux ervan. Bij het lezen van Slecht zicht had ik om die reden meer dan eens het idee dat de kernachtige uitspraak ‘Alle werkelijke leven is ontmoeting’Ga naar eind5 van Martin Buber, bedoeld of onbedoeld, in de tekst aanwezig was. Maar niet | |
[pagina 254]
| |
alle dialogen van Amos zijn gekenmerkt door de unieke verstandhouding die Buber in ontmoeting ziet. Zo is het gesprek met een Zeloot eerder een confrontatie die vervreemdend werkt. De fanatieke intentie, gewapend ten strijde te trekken tegen een Romeinse overmacht, is in Amos' ogen niet alleen een poging tot collectieve suïcide, maar getuigt ook van een gevaarlijke vorm van blasfemie, de Eeuwige voor de kar van al te menselijke ideeën te willen spannen. Amos verwijt de krijgshaftige David de Zeloot een gebrek aan werkelijkheidszin en is zich bewust van de grote kracht die ideeën kunnen hebben: ‘Ideeën zijn geen vluchtige gedachtekronkels die snel verdampen. Integendeel: ideeën kunnen mensenmassa's in beweging zetten, geestelijke aardverschuivingen uitlokken. Die kunnen uiteindelijk zegenrijk, maar ook rampzalig uitpakken.’Ga naar eind6 Ook de ontmoeting met een vooraanstaand lid van de Qumran-gemeenschap, Eli, is eerder een confrontatie, zeker gelet op het open karakter van een werkelijke dialoog, waardoor je ideeën kunnen veranderen. Eli verwijt Amos gedachteloos te spelen met woorden - ‘Je lijkt mij een verbale muggenzifter’ - en Amos op zijn beurt begrijpt niets van de starre opvattingen en neiging tot uitsluiting van minder vrome Joden die de Qumran- gemeenschap er op na houdt: ‘U laat uw naasten vallen als een baksteen’. Deze sekte is in de visie van Amos extreem op zichzelf gericht en verliest zich al te snel in rituelen. Het kwade of goede te kiezen, een vraag die zich gedurig aan de mens voordoet, is bij hen geen vraag meer, maar een dualistische werkelijkheid: er zijn mensen van het Licht en mensen van de Duisternis. Die scheiding is door de Eeuwige voorbestemd. Amos, die licht én duisternis in het gedrag van ieder mens onderkent, laat zijn afkeer over dit fanatieke idee nadrukkelijk blijken in zijn treffen met Eli. | |
Fanatisme, star dogmatisme en twijfelAan fanatisme in combinatie met star dogmatisme heeft Amos een broertje dood. Het leidt volgens hem tot onbuigzame opvattingen, onoverbrugbare conflicten en discriminatie met alle gevolgen van dien. Hommage aan de twijfel is zo beschouwd een boek tegen fanatisme en starre opvattingen. De dialoog die gezocht wordt, schuwt daarbij de polemische scherpte niet, maar laat wel de tegenstander zo veel mogelijk in zijn waarde. Bij de Farizeeër Jaacov kan Amos wel in een open sfeer met zijn vragen terecht. Hij treft geen bastion van zekerheid aan. Uit deze ontmoeting blijkt duidelijk dat voor de auteur de Farizeeën niet bestaan, maar dat zij gezien mogen worden als een groep schriftgeleerden die onderling van opvatting verschillen. Met Jaacov ontmoet Amos een geleerde die zelf ook twijfelt. De | |
[pagina 255]
| |
verbeeldingskracht is volgens de Farizeeër een belangrijke bron voor het geloof. Die verrijkt en verdiept het denken over God, over rechtvaardigheid, over mens en geschiedenis. De verbeeldingskracht is anders dan het deduceren en induceren van redenaties, zij doet een beroep op empathie, fantasie en een verlangen naar een betere wereld. Tohoe wabohoe, [de aarde woest en leeg] roept in de visie van Amos een gedurige uitdaging op: tikkun olam, [herstel de wereld], streef de bewoonbaarheid ervan na. Dit vergt verdieping in de overleveringen en getuigenissen omtrent de Eeuwige. De twijfelende Farizeeër blijkt een openhartig medemens, zijn twijfel brengt de letters van de Tora als het ware in beweging. Ook die gaan op reis, zoals eens Abraham op reis ging, een persoonlijkheid uit de Bijbel die Amos enorm tot de verbeelding spreekt. De moed en originaliteit van Abraham, en het feit dat hij een mens van vlees en bloed was - hij kende, moreel gesproken, toppen én dalen - helpen de drieëntwintigjarige adolescent als een baken op een mistige vaarroute. Het leven als een [opdracht om op weg te gaan] - lech lecha - is in de geschiedenis van Abraham en zijn familie verpersoonlijkt. Amos over lech lecha: Waarheen? Onduidelijk; onbekende verten tegemoet. Waarom? Onduidelijk; een vage en onwaarschijnlijke suggestie. Hem werd in het vooruitzicht gesteld dat hij de stamvader zou worden van een groot volk. Hij ging, liet alles achter: cultuur, bezit. Hij sneed zijn wortels door. Hij geloofde in de opdracht; meende dat hij die aan kon. Durfde het aan weg te breken uit de hoofdstroom.Ga naar eind7 Abraham wordt zo een non-conformist als het om geloof en identiteit gaat, een man bovendien die het aandurft met de Eeuwige zelf in discussie te gaan.Ga naar eind8 Hij manifesteert zich daarmee als vrij en verantwoordelijk mens, door recht of onrecht zelf in te schatten en vrijmoedig aan God voor te leggen. Niet alleen heeft de mens de Eeuwige nodig, maar evenzo de Eeuwige de mens.Ga naar eind9 De dialoog met Jaäcov de Farizeeër bevat al met al een duidelijke correctie op het eenzijdige beeld van de schriftgeleerde die zich slechts om de letter van de Wet zou bekommeren. Farizeeën vormden een gemêleerd gezelschap waarin (ultra)orthodoxie en vrijzinnigheid de polen waren. | |
Prediker: basso continuo in de dialogen van amosWanneer we Slecht zicht met een muzikale compositie vergelijken, dringt zich naast de harmoniërende of dissonante passages een basso continuo op: de visie van Prediker. Die draagt als het ware het symfonische geheel. Her- | |
[pagina 256]
| |
man van Praag geeft in zijn boek een paar aanwijzingen voor die partituur. Waar Prediker als verzamelaar van de oogst aan levens- en geloofservaring (Koheleth) op poëtische en diepzinnige wijze een balans opmaakt, komt de leegte van tohoe wabohoe in een verzuchting terug: ‘Lucht en leegte, zegt Kohelet, / Lucht en leegte, alles is leegte’ Maar, zo interpreteer ik Van Praags benadering, de tikkun olam blijft klinken. De bekende regels ‘Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon’Ga naar eind10 mogen niet als een als verlammend lange rust in de partituur van het geloof worden begrepen. De context van het geheel aan relativerende en sceptische noties is hier beslissend. Het gaat om een bezonken middendeel, een adagio in mineur, met een toonzetting voor reflectie. Van Praag haalt enkele terloopse, opwekkende woorden uit de mistroostige passages van Prediker naar voren: ‘de ogen van de mens kijken, en vinden geen rust, zijn oren horen, en ze blijven horen.’Ga naar eind11 Deze woorden ziet hij als een appèl om te blijven zoeken naar antwoorden op kernvragen die door het leven worden opgeroepen, zoals: ‘Waarom en waarvoor leef ik?’ De eigen verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van (voorlopige) antwoorden blijft daarbij in tel: ‘Verwacht geen definitieve antwoorden, zo lijkt Prediker te zeggen, maar blijf zoeken. Blijf hierover in gesprek. Met je zelf en met de ander. Houd de dialoog gaande.’Ga naar eind12 Het vloeit eruit voort: de historische en persoonlijke realiteit als een weerbarstige en ontmoedigende cyclus te beschouwen, maar dan toch moedig verder te gaan. Te persisteren in het stellen van levensvragen en in het zoeken naar de zingeving van het menselijk bestaan en de geschiedenis. Deze zienswijze toont een navrante gelijkenis met de Joodse lotgevallen tijdens vele eeuwen van de Europese historie en de moedige reactie, niet bij de pakken neer te gaan zitten. Salomo en Prediker vallen in hun rol van kritisch beoordelaar van de geschiedenis ten dele samen. Het is ‘Salomo’ die achteraf, in de stijl van sadder and wiser, de pracht en praal van zijn koningstijd tot op de bodem relativeert. Maar ook de rijkdom van het menselijk geheugen, over de generaties heen, blijkt veelal ontstellend gering te zijn. Historisch besef is nog maar een flakkerend waakvlammetje: ‘Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zullen zijn, zal geen heugenis wezen bij hen die nog later leven zullen.’Ga naar eind13 Het is Salomo in de avondschemer van zijn leven: niet de rijkdom van de buiten-, maar die van de binnenwereld is de as waaromheen het waarachtige draait. En het waarachtige? Dat is in de regel pijnlijk. De vertaling van de proloog van het Boek Prediker met ‘Alles is absurd, ja, uiterst absurd’ in plaats van ‘Alles is ijdelheid, ja, uiterste ijdelheid’, laat een protest tegen het vergeefse doorklinken en sterkt de lezing van Van Praag om de leegheid, het zinloze van het menselijke bestaan en de geschiedenis, niet te accepte- | |
[pagina 257]
| |
ren! Een verdiept inzicht in wie de mens is en wat je van God wel en niet kunt verwachten, kan de mens de kracht geven om met opgeheven hoofd verder te gaan.Ga naar eind14 Amos beoogt met zijn dialogen een waarachtige inrichting van zijn innerlijk. Hij heeft weet van de verscheurdheid en de tragiek van het verleden en heden van zijn land en volk. Als het nodig is gaat hij als non-conformist daarbij dwars tegen de hoofdstroom van zijn tijd in. | |
Jozua als non-conformistOnder deze invalshoek zou ook Jezus van Nazareth bezien kunnen worden als een non-conformist. Een die een wereld in beweging heeft gebracht, mogelijk in een tegenbeweging. Een die de Wet niet vanuit een revolutionaire gezindheid opzij schoof, maar zich erin verdiepte en van daaruit de opwekkende geloofskracht naar boven haalde. In Slecht zicht zien we het hoofdpersonage, Amos, contact zoeken met Jozua. Hij is door rabbi Jozua gefascineerd geraakt en weet na aanvankelijke afwijzing het vertrouwen te winnen van deze intrigerende man, die vooral de mensen van het gewone volk en de outcasts van zijn tijd een nieuwe identiteit vanuit het geloof wil verlenen. Rituelen, zoals Johannes de Doper die voorstaat, horen daarbij. De doop in de rivier de Jordaan, een grensrivier, betekent niet alleen een verstaanbare taal voor mensen die het niet zo met redeneren en discussiëren op hebben, maar ook een inspirerend symbool voor nieuwe gemeenschapszin. Amos blijkt vooral sceptisch ten aanzien van dit nieuwe gebruik, maar stelt zich open voor de toelichting die een volgeling van Jozua hem geeft: ‘Ik vind dit ritueel zo gek nog niet. Alweer, het geeft mensen hoop. Dat is van levensbelang. Als hoop verdampt valt een samenleving die onder druk staat terug in troosteloze apathie.’Ga naar eind15 De centrale vraag die Amos aan Jozua wil stellen, is of hij de verwachte Messias is. Eenmaal in de nabijheid van Jozua doorgedrongen, stelt hij Jozua meermaals deze vraag, die echter niet met een direct ‘ja’, maar met ‘zij geloven het’ beantwoord wordt. Dit bevredigt Amos niet, net zo min als de vaagheid die het verlangen en de komst van het Koninkrijk der Hemelen omgeeft. Hom of kuit is wat Amos van Jozua verlangt. Maar is dit niet in tegenspraak met de rode draad van het hele boek? Slecht zicht is toch niet te diskwalificeren, maar te appreciëren? Er kan hier geen helderheid in de sfeer van weten bestaan. Slechts de overtuigingskracht van geloven telt. En dat is wat Jozua als antwoord geeft. Ook stelt Amos de vraag naar de lijdensweg van Jozua op een manier die een helderheid wenst die naar mijn mening - de strekking van het boek volgend - niet te geven is. Stuurt deze man van het volk via provocaties op zijn ondergang aan? Amos vraagt het zich af. | |
[pagina 258]
| |
Maar Amos, zie ik het verkeerd als ik stel: Jozua overkomt deze geschiedenis omdat hij is wie hij is? Hij wil zijn identiteit, de afstemming van het hart, toch niet loslaten? Het is een gedurige perspectiefwisseling die de Evangeliën parten speelt. Vanuit zekere joodse optiek is het onversneden optreden van Jozua een provocatie, vanuit een andere, joods-christelijke optiek, is het de identiteit van het hart. En wel een ‘hart’ dat mens en geschiedenis qua perspectief vernieuwt: een Messiaanse droom; niet als zinsbegoocheling maar als ideaal, voorgeleefd door Jezus van Nazareth, en vanwege zijn transcenderende kracht ook universeel na te leven. Is Jozua, zoals Amos typeert, ‘slechts een zoon van een timmerman’? Een bevlogen jood die geen diepgravende opleiding heeft genoten in de kennis en interpretatie van de joodse overleveringen? Een man die door een visioen in een droom zijn bijzondere roeping heeft vernomen en in zijn prediking de woorden op onverklaarbare wijze van buitenaf ingegeven lijkt te krijgen? Hier spitsen mijn opmerkingen en vragen aan Amos zich toe. Jozua is een man die pakkende gelijkenissen met de natuur en praktische levenssituaties weet te verwoorden die de kern van het joodse geloofsleven raken. Hij is een man die zo nu en dan vanwege de bestaande ritualisering van geloof de gevestigde orde uitdaagt. Zo'n man heeft een grote en grootse taaldiscipline en beheerst een democratisch (op alle lagen van de bevolking afgestemd) taalgebruik dat alleen door oefening en nog eens oefening denkbaar en aannemelijk is. En allicht is er inspiratie in het spel. En wat betekent ‘timmerman’ in de context van het evangelie? Is ‘timmerman’ niet een representatie van de positie en het daarbij behorende perspectief van het ‘gewone volk’, een democratisch uitgangspunt dat beschouwd kan worden als verheldering van de democratische grondtoon van heel de Tora? Zijn die positie en dat perspectief niet veel vrijer dan die van de joodse priesterkaste, die sterk aan traditie en ritueel én aan een specifieke maatschappelijke rol was gebonden? En was van daaruit niet eerder de originele, inspirerende zeggingskracht van de Tora te ontdekken? Zeggingskracht voor een heel volk? Kan het ambacht van timmerman niet een verwijzing naar Noach betekenen? Een man die samen met zijn zonen het gebinte van een ark wist samen te stellen? Een ‘timmerman’ die een schip-van-behoud voor een bedreigend tohoe wabohoe wist te bouwen? Moeten we Jozua niet in die zin als telg van zo'n timmermansgeslacht zien, voor een te bouwen schip dat koers zet naar een te vernieuwen wereld, een schip dat bewoonbaarheid qua geloofszin in de zeilen heeft staan? Verwijst het verhaal van de storm op het meer van Galilea niet naar vergelijkbare metaforen van een nieuw schip van behoud - het geloof in de transcenderende kracht van liefde - van | |
[pagina 259]
| |
Jozua van Nazareth?Ga naar eind16 En is er navenant niet sprake van het overwinnen van de angst voor woest water dat dood en verderf - dat leegte c.q. absurditeit - oproept? Is deze symboliek van water en een schip van behoud geen opmaat voor het middelaarschap van Jozua tussen God en mens, tussen jood en niet-jood, tussen een oude en nieuwe wereld? Gaat het hier niet om een beslissende Wende in de heilsgeschiedenis? Het betreft vragen die bij mij opkomen bij het lezen van het verslag van Amos over zijn ontmoeting met Jozua. Dit doet evenwel niets af van het gegeven dat Amos de diepgang van deze gespreksgenoot voluit herkent en erkent. Laten we verder zien. Ondanks de reserves en kritiek die Amos ten aanzien van Jozua's visie en argumenten heeft, voelt hij de aantrekkingskracht van deze non-conformist als die van een magneet. Is het de authenticiteit die Jozua omgeeft? Is het zijn twijfel, die voor een goed verstaander het halve woord uitmaakt? Is het de tragiek van de gebeurtenissen, die hem als een net steeds nauwer omsluit? Dat Jozua geniale trekken heeft, staat voor Amos buiten kijf. Geen twijfel over mogelijk. Maar de grensoverschrijdingen aangaande de geloofsopvatting die deze Jozua voorstaat, gaan hem te ver. Amos vreest verwoestijning, wanorde, chaos, door de zelfoverschatting van een buitengewoon mens. Amos laat de mens Jozua niet in de steek, ook niet als hij in zwaar weer raakt. Hij zoekt hem op in de gevangenis en toont compassie met deze begaafde, originele man. Jozua twijfelt en twijfelt, en dat is nu juist - verweven met een buitengewone existentiële dramatiek - wat Amos bewondert, wat hem lief is. Als non-conformist zocht Jozua een eigen koers, tegen de hoofdstromen van zijn dagen in. | |
Hoofd en hartWisselwerking tussen hoofd en hart ziet Amos bij veel van zijn tijdgenoten die hij ontmoet. Deze dynamiek is voor hem een teken van betrouwbaarheid en authenticiteit. Zeker ook bij de profeet Jozua van Nazareth ziet hij dat terug: een man die met grote passie de noden van zijn tijd tegemoet trad, een man die een rijke erfenis voor geloof en leven naliet, maar bovenal een man van vlees en bloed, die misschien als geen ander de twijfel kende. Herman van Praag kiest in Slecht zicht het perspectief van de Bijbelse Wijsheidsliteratuur, met name dat van Prediker, en honoreert de diversiteit in benaderingswijzen van belangrijke levens- en geloofsvragen. Dat doet hij vanuit de positie van een gelovige jood, die zelf ook de ‘twijfel van Prediker’ kent en mogelijk juist door die positie toenadering zoekt tot een specifieke | |
[pagina 260]
| |
kant van de ‘profeet Jezus van Nazareth’: twijfel die als ingang voor een persoonlijke geloofsovertuiging geldt. Amos is getekend als de jood die onderweg blijft, in zijn denken en geloven: Ik blijf op pad. Een wandelende Jood zal ik zijn, op geestelijk gebied dan. Het eindpunt zal altijd blijven wijken, net als de horizon als je die tracht te naderen.Ga naar eind17 Voor Amos en zijn auctor intellectualis is die wijkende horizon een gevolg van het telkens opnieuw bezien wat er op het marktplein aan visies, ideeën en meningen ‘te koop is’. De weg van ‘de wandelende Jood’ kent geconcentreerde momenten, waar ontmoetingen plaatsvinden en de eigen visie wordt getoetst aan inzichten van anderen. Zo nodig wordt die daarna herzien. Slecht zicht. Een hommage aan de twijfel verheldert op boeiende wijze de blijvende betekenis van de twijfel vanuit een joods perspectief. Het boek is mooi en compositorisch knap, in heldere taal geschreven en geeft de lezer en passant veel informatie over de smeltkroes van geloofsopvattingen waaraan de joodse wereld van de eerste eeuw rijk was. De ironie die door het geheel heen loopt, relativeert zonder in relativisme te vervallen. In die zin is het boek een ode aan Prediker, en daarin een afspiegeling van een condition humaine die het leed en de pijn van vervolging kent, maar desondanks het hoofd en het hart opgeheven en levendig weet te houden. |
|