Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd[p. 945] | |||
Lies van Gasse
| |||
MeisjesEn inderdaad. Maartje Smits heeft er in ieder geval geen probleem mee een meisje genoemd te worden, getuige de titel van haar debuutbundel Als je een meisje bent. Die titel is natuurlijk een knipoog naar het huidige poë- zielandschap, want - het wordt je wel eens verwijtend toegesnauwd - tegenwoordig zijn het allemaal meisjes. Een knipoog naar de vrouwelijke onzekerheid, een knipoog naar randseksisme. Een knipoog ook naar de idee van een debuut als coming of age, waarin zowel de adolescente schrijver als zijn of haar werk nog tot volle wasdom moet komen. Maartje Smits ironiseert heel die opvatting door een bundel te schrijven waarin ze, aldus de flaptekst, ‘een gebruiksaanwijzing biedt voor meisjes, alsook de definitieve omhelzing en tegelijkertijd het afscheid van het meisje’. Niet toevallig bestaat een van de eerste gedichten uit de bundel, ‘Een moeder een meisje’, uit een lijstje van acties (‘een moeder maakt zich zorgen / een meisje moet trakteren’) waarin de moeder en het meisje tegen elkaar worden afgewogen. Ook in gedichten als ‘Ach- | |||
[p. 946] | |||
terover opgroeien’ en ‘Halfmeisje’ is de groei naar volwassenheid een thema. Ook de herkomst van de titel2 wordt op de korrel genomen, bijvoorbeeld in het titelgedicht ‘Als je een meisje bent’: ‘stiekem lees ik Als je een meisje bent / op zoek naar vieze dingen / maar meisjes masturberen niet / aldus Michaela Bach’. Het idee, een meisje te zijn, gebruikt Maartje Smits bovendien ook om zich af te scheiden van oudere generaties en zich in het mediatieke nu te plaatsen. Hedendaags schrijven situeert zich bij Smits ook op hedendaagse media. Dat levert prachtige verzen op die de eis om voortdurend digitaal aanwezig te zijn zowel bekritiseren als omarmen. In het gedicht ‘Heimweekamervragen’ bijvoorbeeld zoomt ze via Facebook in op het legenestsyndroom: [...]
verstuurd: kunstraten kringspieren
je met goedbedoeld propolis
hermetisch verabschieden
telkens dezelfde mensen vinden in nieuwe vrienden
tussenkamers met ondeugdelijke privacyinstellingen
vrouwen hun kitschimmelranden
heimweekamervragen
nu het huis echt leeg
is nat voer een broednest
pluizig ingedroogde kinderen
foto's daarvan
konijntjes
zusjes heimwee zo zoet dat
het hoogste verdiep bij de kieren uiteenzwalkt
| |||
Eco-poëzie en humorVrolijk kritisch, het lijkt geen slechte omschrijving voor de toon van Maartje Smits' werk. Zo ook in Hoe ik een bos begon in mijn badkamer, haar tweede bundel, uit 2017. Smits raakt hierin een heel ander thema aan: ecologie. Met voorbeelden als Peter Theunynck en Marc Tritsmans hebben we in Vlaanderen ook eco-poëzie, maar de aanpak is, en hierin spelen niet alleen geografie, maar ook leeftijd en gender een rol, heel anders. Waar in Vlaamse voorbeelden van ecologische poëzie | |||
[p. 947] | |||
vaak gecirkeld wordt rond door de ruimtelijke ordening gecreëerde milieuproblemen, denk aan de typisch Belgische lintbebouwing, is bij Maartje Smits, maar ook in de eerder geciteerde roman van Lieke Marsman, het stijgen van de zeespiegel en het onvermijdelijke doembeeld van een dijkbreuk die alles onder water zet, het belangrijkste eco-element. Dat doembeeld is uiteraard nauw verbonden met de historische en geografische situatie van het opgehoogde Nederland. De gedachte aan hele steden die bezwijken onder een langzame vloed, moet voor een Nederlander net zo herkenbaar zijn als de kankerende Antwerpse en Brusselse snelwegen voor een Vlaming. Toch is, in tegenstelling tot de Vlaamse ecologische poëzie, die eerder engagerend en zingevend is, het werk van Smits nadrukkelijk humoristisch, zoals te lezen valt in onderstaand fragment uit het gedicht ‘Smeltsnelwegen’: [...]
zie smeltwater door de scheuren trekken
opgeslagen koolstoffen schreeuwen het uit
het ijle land volgt tegen de stroom in
voorbij weerstations die al op zee deinen
opwindboeien in een badkuip
permafrost wringt zich uit
onder de douche
en plast daar om water te sparen
| |||
Actueel in taal en themaDe hele milieuproblematiek is vandaag de dag brandend actueel, en hoewel in haar bundels geen enkel pamflettair nieuwsgedicht staat, is het werk van Maartje Smits dat ook. Zij doet ons op een actuele manier naar de wereld rondom ons kijken, drukt ons met de neus op de klimaatzaak. Ook schrijft zij zich in in een nieuwe traditie van jonge, hedendaagse dichters. In ‘Alles stroomopwaartst’ klinkt het: ‘wanneer moet je een dijkje spuiten? / Frank3 wil graag iets aanraken / onder het koeren van een arbeidershuisje [...]’, waarmee zij aan het werk van de jonge socialistische dichter Frank Keizer refereert. Niet alleen thematisch of literatuurhistorisch zijn de verzen van Maartje Smits actueel, ook in de taal is er een grote drang om eigentijds te zijn. De gedichten van Maartje Smits staan geschreven in een schijnbaar losse, hoofdletterloze taal waarin Engels, Nederlands, Duits, computerjargon en sms-lingo ongegeneerd met elkaar worden vermengd. De bladspiegel is een feest: inspringingen, stippellijntjes, underscores - in enkele gedichten wordt de eigenlijke tekst zelfs van comments voorzien. | |||
[p. 948] | |||
HybriditeitJe kunt je afvragen of de teksten van Maartje Smits wel gedichten zijn. Eerder lijken het schetsmatige stukjes, sferische registraties of ready mades. In sommige bio's omschrijft Maartje Smits zichzelf eerder als kunstenaar dan als dichter. Of hoe zij het zelf verwoordt: ‘De ene dag ben ik filmend dichter, dan een subjectieve journalist, imker, en morgen waarschijnlijk iets anders’. Geen wonder dus dat Hoe ik een bos begon in mijn badkamer een bij uitstek hybride bundel is geworden. Dat heeft met de reeds besproken afwijkende vorm van sommige gedichten te maken, maar ook met de mengvorm van verschillende talen en registers die Maartje Smits gebruikt. Deze heel typische techniek, die ook aan klankpoëzie doet denken, kon je al lezen in haar debuut, maar wordt bijvoorbeeld ook gebruikt in het gedicht ‘Undercover in eco’: [...]
til bleke splinters
alleine züruckbleiben
een flinterdun mens-
je in het mos
selbstverständlichkeit
lei ons bloot
we glommen langs
ecotonen en braken in
es macht mir ein
schuw diertje
afstotend im Pelz
‘pur pur’
krimp en kwispel ik al
‘natuurlijk’ en durf je dat
woord te herhalen
De hybriditeit van haar werk wordt echter ook veroorzaakt door het beeld. Eerder sprak ik al over de avontuurlijke bladspiegel van de gedichten. Maartje Smits neemt echter ook documentaire fotografische afbeeldingen van landschappen en organische structuren op, die op hun beurt in dialoog gaan met het geschreven woord. Naast het gedicht ‘Scheiding’ bijvoorbeeld, een lijstjesgedicht waarin het verschil uiteengezet wordt tussen menselijke en niet-menselijke dieren, staan twee foto's van een strand. Op één foto ligt het zand vol zeesterren, op de andere is het strand gevuld met gekleurde plastic voorwerpen - menselijke aanwezigheid. | |||
MoederschapWaarom nu na een bundel over een sociologisch thema - meisjes - een bundel over ecologie? Wat is het verbindende element tussen de twee eerste bundels van Maartje Smits? Dat is zonder twijfel het thema van het nakende moederschap. Dit thema vindt zijn oorsprong in het in Als je een meisje bent uitvoerig uitgewerkte thema van het vrouw (of meisje) zijn, maar staat ook in verbinding met het thema ‘ecologie’. Want dé vraag die een aanstaande ouder zich op een of andere manier stelt, blijft toch: | |||
[p. 949] | |||
‘In wat voor wereld zullen mijn kinderen geboren worden?’. De dichteres is in haar werk op vele manieren met dat nakende moederschap bezig. De vraag wat er nog zal overschieten van de wereld zoals wij die nu kennen, is inderdaad erg aanwezig. Ook wordt de band met de eigen ouders onderzocht. In één gedicht entert de dichteres met haar vader een rustgebied, in een ander strooit haar moeder kattenbrokjes voor de egel. In veel gedichten wordt er teruggegrepen naar de eigen kindertijd. Ook zijn er regelmatig typische zwangerschapsbeelden aanwezig, gaande van een ‘omgedroomd kind’ tot een kind dat ‘leert / hoe het voelt een bad te zijn dat bijna overloopt’. De meest schokkende manier waarop het moederschap aanwezig is in de bundel, is in de tekst Cyclus. In deze persoonlijke tekst4 beschrijft Smits het afscheiden van de vrucht na een miskraam: ‘je kind smelt / dat is ook de natuur’. Plots valt er nog weinig humor in haar verzen te lezen, al blijft wel die typische gedetailleerde blik: ‘de verloskundige adviseert een zeef / in de pot te hangen om het kind / niet mis te lopen’. Het feit dat het met het kind mislukt, fungeert als een wake-up call in de bundel, want plots komt het besef dat het met de wereld ook wel eens zou kunnen mislukken. En zo wordt een heel persoonlijk verhaal symbool voor ons aller lot: [...]
het doorgespoelde kind drijft
ons ergens tussen strand en bos
slalommend afscheid in een
hemelwateropvanggebied
zuiver traanvocht windkracht 5
rücksichtslos natuurgeweld
het regent ook zo lekker
symbolisch scheld ik op alle korstmossen
en het stuifzand dat aan mijn wangen kleeft
op de terugweg blijft een zwangere vrouw
tegenover me zitten
de sprinter stopt elk station
men kijkt haar vertederd aan
zij vervoert
de nieuwe generatie
de nieuwe generatie
die ik per ongeluk liet gaan
| |||
[p. 950] | |||
thuis heeft het nieuws vertraging
mijn internet in ongewis citeert
de vragen van het eerste trimester
ik google tips voor rouwverwerking
maar krijg antwoord in luier
advertenties sites met namen
voor populaire meisjes
[...]
|
|