| |
| |
| |
Ludo Abicht
Idealistische wolven in materialistische schaapsvacht
Een eeuw na de Oktoberrevolutie 1917
Eens dat er voldoende overschot is om eerlijk te worden verdeeld, is er geen basis meer voor sociale klassen en als gevolg daarvan geen behoefte meer aan ideologie of de staat. [...] Er zijn bepaalde voorafgaande materiële voorwaarden vereist, en als je het socialisme wil bereiken zonder de nodige aandacht aan dit feit te besteden is de kans groot dat je in een of andere vorm van stalinisme belandt. (Terry Eagleton, Materialism, 2016)
Goede, dat wil zeggen wetenschappelijk verantwoorde en onafhankelijk denkende historiografie is per definitie ‘revisionistisch’. Niet alleen ontdekken we telkens weer nieuwe feiten en originele interpretaties die nieuwe perspectieven openen, ook de historici zelf veranderen met hun tijd. Dat geldt a fortiori voor gebeurtenissen die voor veel actoren en observatoren handelen over ‘tien dagen die de wereld veranderd hebben’, ten goede of ten kwade. Omdat de impact van de Russische Revolutie wereldwijd minstens tot de Val van de Berlijnse Muur is blijven doorwerken, was het bijna onvermijdelijk dat er fundamenteel van elkaar verschillende historische ‘scholen’ ontstonden die bijna onvermijdelijk gekleurd waren door de politieke en ideologische keuzes die de historici en hun lezers hadden gemaakt. Vandaag, bijna een generatie na het verdwijnen van de Sovjet-Unie, haar vazalstaten in Oost-Europa en haar cliëntlanden in de Derde Wereld, nu de triomfantelijke overwinning van het kapitalistische Vrije Westen blijkbaar niet de verhoopte vrede, welvaart en vrijheid heeft gebracht, is het opnieuw tijd ons te informeren over de manier waarop historici van de Revolutie en ‘Ruslanddeskundigen’ het verhaal van die turbulente jaren, van 1891 tot 1924, herinterpreteren en hertalen.
| |
| |
Dit overzicht steunt grotendeels op drie boeken die wellicht niet de wereld, maar op zijn minst ons inzicht in die Russische Revolutie, haar oorzaken, haar verloop en een aantal van haar gevolgen grondig kunnen veranderen:
In 1976 publiceerde Alexander Rabinowitch, hoogleraar aan de Indiana University in Ohio, The Bolcheviks Come to Power, een gedetailleerde studie van de revolutie van 1917 in Petrograd. In dit werk nam hij reeds afstand van de traditionele opdeling in pro- en anti-Sovjet benaderingen van de gebeurtenissen tussen juli en oktober 1917.
In 1996 verscheen het standaardwerk van Orlando Figes, die op dat moment professor was aan de Universiteit van Cambridge: A People's Tragedy. The Russian Revolution 1891-1924. Ook hij distantieerde zich van de gebruikelijke, ideologisch bepaalde tweedeling en plaatste de gebeurtenissen van 1917 in het bredere tijdsraam van het einde van de negentiende eeuw tot aan de dood van Lenin.
In 2017 verscheen het essay Les révolutions russes van de Franse historicus Nicolas Werth, directeur van het Institut d'histoire du temps présent en auteur van een aantal andere boeken over de Sovjet-Unie van Lenin tot Gorbatsjov.
Deze drie boeken volstaan uiteraard niet om een volledig beeld van de Oktoberrevolutie te schetsen, maar dankzij de systematische aanpak van Werth krijgen we toch een beter beeld van de kernmomenten van die periode en vooral van de manier waarop men sindsdien met deze eenzijdige of vertekende informatie is omgesprongen.
| |
Wat is er in feite gebeurd?
Een paar nuchtere en nuttige verduidelijkingen
Op 2 maart 1917, nog geen week na de geslaagde betogingen in Petrograd, besloten de revolutionaire leiders de macht met elkaar te delen. Aan de ene kant had je het ‘Uitvoerend Comité van de Sovjets van Petrograd’, dat vooral gedomineerd werd door de mensjewiki en de sociaal-revolutionairen, dus overwegend (niet-bolsjewistische) socialisten. De ‘Sovjets’ (raden) waren over de stad en het land verspreide volksvergaderingen die, zoals tijdens de revolutie van 1905 was gebeurd, werden gevormd door burgers uit de verschillende bevolkingsgroepen, in dit geval vaak soldaten en politiek actieve arbeiders. Aan de andere kant had je het ‘Voorlopige uitvoerend comité voor het herstel van de orde in de hoofdstad en het opbouwen van relaties met de persoonlijkheden en de instellingen’ dat vooral bestond uit afgevaardigden van de niet-socialistische ‘constitutioneel-democraten’ (kd) die op de eerste plaats de sociale en politieke rust wilden doen terugkeren. Tijdens
| |
| |
de onderhandelingen werd door de afgevaardigden van de Sovjets een veelzeggende lijst van eisen voorgelegd die in het vervolg van de gebeurtenissen een wervende rol zullen spelen. De belangrijkste punten waren:
de onmiddellijke erkenning van een reeks fundamentele vrijheden (vrijheid van meningsuiting, van vereniging, van de pers, het stakingsrecht); |
de onmiddellijke afschaffing van alle onderscheidingen en beperkingen die berustten op klasse, kaste, nationaliteit of godsdienst; |
de invoering van het algemeen, gelijkwaardig, direct en geheim stemrecht voor alle verkiezingen en in het bijzonder voor de verkiezing van een grondwetgevende vergadering die de natuur van de toekomstige staat moest vastleggen en de grondwet van het land moest opstellen; |
de onmiddellijke ontbinding van alle politiediensten en hun vervanging door een militie waarvan de officieren verkozen zouden worden en verantwoording moesten afleggen ten overstaan van de lokale overheden; |
de erkenning van de rechten van de soldaten-burgers; |
de onmiddellijke amnestie voor alle politieke gevangenen en de garantie dat de militaire eenheden die deelgenomen hadden aan de revolutie niet ontwapend zouden worden en ook niet naar het front gestuurd. |
Om het beeld van die eisen (verlangens en verwachtingen) te vervolledigen, moeten we er nog de specifieke eisen van de arbeiderssovjets aan toevoegen, ook omdat dit eisenpakket alles welbeschouwd onmogelijk onredelijk, fanatiek of abstract utopisch genoemd kan worden (en we ze later kunnen aftoetsen aan de reële verworvenheden na de Bolsjewistische Revolutie):
de achturendag (al sinds 1889 een eis van de internationale socialistische beweging); |
de oprichting van een stelsel van sociale zekerheid door de staat; |
de controle over ontslagen door het fabriekscomité dat uit verkozen arbeiders bestaat; |
de afschaffing van de kinderarbeid; |
| |
| |
de afschaffing van allerlei kwetsende maatregelen; |
een bescheiden loonsverhoging om de onmiddellijke noden te verhelpen; ‘om drie pond brood per dag te kunnen kopen’ heette het letterlijk; |
de arbeidsters van de textielfabriek van Tver eisten de afschaffing van het fouilleren van hun lichaam aan de fabriekspoorten; |
andere arbeidsters eisten een ‘beleefd gedrag’ van de ploegbazen en opzieners en het ontslag van de spionnen van de bedrijfsleiding op de werkvloer; |
in Moskou eisten de huisbedienden dat men hen niet langer zou tutoyeren ‘alsof ze slaven en lijfeigenen waren’. |
Deze eisen waren zowat het spiegelbeeld van de toestand waarin de Russische bevolking aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was terechtgekomen, een toestand die weliswaar voortdurend door oppositieleiders en invloedrijke auteurs als Maxim Gorki werd aangeklaagd, maar waarop de Tsaar en zijn omgeving nauwelijks reageerden. Orlando Figes toont aan dat de van bovenaf voorgestelde hervormingen zo weinig aan de werkelijke situatie van de burgers tegemoet kwamen dat een greep naar de macht door extreme minderheden als de bolsjewieken van Lenin bijna onvermijdelijk geworden was. Wanneer we bedenken dat de bevolking in 1917 voor ongeveer 80% uit boeren en pachters bestond, mensen die nog geen twee generaties terug uit het lijfeigenschap bevrijd waren, beginnen we te beseffen dat het liberale project van de stedelijke burgerij op dat moment weinig of geen kans op slagen had. De boeren eisten op de eerste plaats de afschaffing van het pachtsysteem en de opdeling van het grootgrondbezit onder kleine en middelgrote landbouwers. Ze wilden in geen geval het privébezit op zich afschaffen of de grond nationaliseren of socialiseren, en ze hoopten dat de beloofde grondwetgevende vergadering hen die kans zou bieden. Die boeren vormden bovendien de overgrote meerderheid van de soldaten die tegen de veel beter georganiseerde en gewapende Duitse en Oostenrijkse troepen werden ingezet en massale verliezen leden, wat dan al vanaf 1915 aanleiding gaf tot oorlogsmoeheid en onvoorstelbaar hoge aantallen deserteurs. Geen wonder dat de soldaten in de garnizoenssteden, verlofgangers en nieuwe rekruten, openstonden voor de anti-oorlogspropaganda van de linkse activisten. Soldaten die zich bij socialistische comités aansloten, eisten bijvoorbeeld dat er zo snel mogelijk een eind zou worden gemaakt aan de oorlog, ook al was een meerderheid in die beginjaren nog gewonnen voor een ‘rechtvaardige vrede’ die er volgens hen zou kunnen komen na
| |
| |
de oprichting van een democratische republiek en de onmiddellijke tegemoetkoming aan ‘de legitieme eisen van de soldaten’. En aan de rand van het Russische keizerrijk eisten een aantal nationale minderheden (onder meer de Finnen, de Letlanders, de Oekraïners) meer autonomie, gaande van een federatie met Rusland tot volledige onafhankelijkheid.
Kortom: ook zonder liberale hervormingen van bovenaf of radicale agitatie van onderuit stonden Rusland en de Russen voor haast onmogelijke uitdagingen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom de gebeurtenissen elkaar tussen februari en oktober 1917 zo razendsnel opvolgen, want elke nieuwe gebeurtenis (een succesvol Duits offensief, de aanstelling van de autoritaire generaal Kornilov die dacht alles via strenge discipline en tuchtmaatregelen in goede banen te kunnen leiden, het wantrouwen ten opzichte van de ‘Duitse’ tsarina en haar raadgever Raspoetin) en elke reële of vermeende uitspraak van een lid van de regering of de oppositie, stootte op verzet en vaak bloedige rellen.
| |
Het democratisch deficit
Terwijl zowat al de hogergenoemde verzuchtingen en eisen van de arbeiders en arbeidsters, boeren, soldaten en leden van nationale minderheden zonder meer democratisch genoemd kunnen worden - dat wil hier zeggen: naar de geest van de Verlichting - bleek het in de praktijk lang niet zo eenvoudig die omvorming van een eeuwenlang autocratisch regime in een democratiseringsproces om te zetten. Reeds op 27 februari, toen de revolutie nauwelijks was begonnen, deed het net opgerichte ‘Uitvoerend Comité van de Sovjets’ een oproep aan de soldaten om zich bij het revolutionaire volk aan te sluiten. In werkelijkheid bezetten geharde en politiek betrouwbare militanten bijna alle zetels in dat uitvoerend comité, waarbij geen enkele van de 600 mensen die de vorige dag democratisch in de fabrieken en de kazernes van de stad (Petrograd) waren verkozen, betrokken werd. We zullen zien dat dit fenomeen geen ongelukkig toeval was.
Zo zou de revolutionaire slogan nog jaren lang luiden ‘alle macht aan de Sovjets’, terwijl de Sovjets reeds lang onder de strikte controle van de zegevierende partij waren geplaatst. Het zelfde zou gelden voor de overal verspreide eis van het recht op vrije meningsuiting en een vrije pers: dezelfde mensen die deze eis formuleerden, eisten tegelijkertijd dat de kranten van de burgerlijke of gematigd socialistische partijen onmiddellijk zouden worden verboden. De van de grootgrondbezitters opgeëiste grond zou in de jaren twintig niet naar de kleine of middelgrote boeren gaan, maar naar de door de staat (en de partij) geleide kolchozen die dus niet spontaan en ‘van onderuit’ werden georganiseerd, maar vaak met geweld werden opgedron- | |
| |
gen. En de militanten van de nationale minderheden zouden spoedig ervaren dat de nieuwe republiek een sterk gecentraliseerde politiek verkoos boven een vorm van federatie van vrije en grotendeels autonome republieken.
Wat ten slotte de vrede betreft die een zo cruciale rol gespeeld had in het succes van de verschillende op elkaar volgende revoluties: die is er inderdaad op 3 maart 1918 door het Verdrag van Brest-Litowsk gekomen, maar de prijs die het Russische volk heeft moeten betalen laat ons niet toe van een ‘rechtvaardige vrede’ te spreken: Rusland verloor 800.000 vierkante kilometer van zijn grondgebied, 26% van zijn bevolking en maar liefst 75% van zijn capaciteit voor de productie van kolen en staal.
Het is uiteraard gemakkelijk om met de wijsheid van achteraf tot het inzicht te komen dat de revolutie zich niet aan de door haar vooropgestelde democratische streefdoelen en plechtige beloftes heeft gehouden, en wellicht was dat onder de hoger genoemde omstandigheden in de praktijk onmogelijk. Wat hier echter wél nodig is, is een onderzoek, ten eerste naar de manier waarop deze voortschrijdende uitholling van de democratie zich sinds de eerste dagen en weken naar nieuwe vormen van autocratie ontwikkelde en, ten tweede, naar de vraag waarom het zo lang geduurd heeft voor dit in andere dan antirevolutionaire en aristocratische kringen bespreekbaar werd.
Al heel snel gingen deze kampen ook in de historiografie met elkaar in de clinch: de liberale historici betreurden het feit dat de Russische politici nooit een echte kans gekregen hadden om Rusland langzamerhand en zonder bloedvergieten de vaart der volkeren binnen te voeren, dat wil zeggen van een autocratisch tsarisme over te gaan naar ofwel een constitutionele monarchie ofwel een kapitalistische liberale republiek. Ze schoven daarbij uiteraard de volledige schuld in de laarzen van de goddeloze en machtsbeluste bolsjewistische samenzweerders die het reële leed van de gewone Russen schaamteloos maar o zo handig misbruikt hadden om hun zogenaamde ‘dictatuur van het proletariaat’ decennialang in stand te houden.
De Sovjet-historici en hun marxistische bondgenoten in het Westen schetsten natuurlijk een volslagen tegengesteld beeld van de Oktoberrevolutie. Deze zegevierende volksopstand was de directe en legitieme erfgenaam en de apotheose van de Franse Revolutie van 1789 en de Commune van Parijs in 1872. (Tijdens de eerste maanden van de Oktoberrevolutie was de ‘Marseillaise van de Arbeiders’ met een aan de omstandigheden aangepaste tekst trouwens de officieuze hymne van de revolutionaire beweging en de nieuwe staat). De centrale revolutionaire agenten waren de Russische arbeiders en boeren, gesymboliseerd door de hamer en de sikkel, die onder de leiding van Lenins ‘partij van het nieuwe type’ de macht aan de arbeiders en de Sovjets bezorgd hadden en zich na deze overwinning zouden kunnen
| |
| |
concentreren op de uitvoering van de hoger vermelde democratische eisen. Helaas moesten ook deze enthousiaste historici vaststellen dat de gewelddadige reactie van de behoudsgezinde, monarchistische en reactionaire krachten, geholpen door troepen uit een dozijn imperialistische staten, de verwezenlijking van dit project jarenlang vertraagd had. Bovendien was het gevaar van en de angst voor sabotage zo groot dat een steeds gesofisticeerder veiligheidsapparaat moest worden uitgebouwd om de verworvenheden van de revolutie te beschermen. Voor wie nog aan dit laatste zou twijfelen, volstaat het de eerste boeken van Solzjenitsyn en, vooral, de ‘geheime’ toespraak van Nikita Kroetsjov op het twintigste congres van de communistische partij van de Sovjet-Unie in 1956 te herlezen.
Volgens Sovjet-historici was er echter nog een factor die had bijgedragen tot het succes van de revolutie, met name de ijzeren wetmatigheid van de geschiedenis die de drie fasen van de revolutie kenmerkte: de mislukte burgerlijke revolutie van 1905 die, dankzij de invloed van de bolsjewistische partij, als een ‘generale repetitie’ voor de tweede fase in februari 1917 beschouwd moet worden. Deze tweede fase bestond uit een geslaagde burgerlijke revolutie die al heel snel ten onder ging aan haar eigen contradicties en zo de weg opende voor het succes van de derde en definitieve fase in oktober.
Het probleem met deze laatste interpretatie is de manier waarop hier in feite en in theorie een van de belangrijkste marxistische stellingen opzij geschoven werd: het rurale, onontwikkelde Rusland van de tsaren, een land dat nog maar pas het lijfeigenschap had afgeschaft, was wel een van de laatste gebieden waar een revolutie volgens het marxistische schema een kans maakte. Men kan het Lenin en zijn aanhangers niet aanwrijven dat ze van de heersende nationale en internationale chaos in oktober 1919 gebruik gemaakt hebben om de macht te grijpen toen de kans zich aanbood, maar dat maakt de officiële verdraaiing van hun eigen marxistische - of moeten we nu al spreken van ‘marxistisch-leninistische’? - theorie niet minder ongeloofwaardig. Ik denk dat Machiavelli en Clausewitz hiervoor een veel overtuigender politicologisch kader kunnen aanreiken dan Marx en Engels. Er heeft trouwens sinds die periode altijd een minderheid van marxistische denkers bestaan, van Rosa Luxemburg en Antonio Gramsci tot Perry Anderson, Terry Eagleton en Slavoj 2izek, die deze officiële partijlijn van de leiding van de Sovjet-Unie en de communistische Derde Internationale betwijfeld en bestreden hebben.
| |
Wat nu? Idealisme versus materialisme
Wanneer we de evolutie van de Sovjet-Unie en, meer algemeen, het marxisme-leninisme beter willen begrijpen, volstaat het niet na de feiten terug
| |
| |
te grijpen naar de eenzijdige en ideologisch gekleurde verklaringen van de burgerlijke anticommunistische geschiedschrijving die in het Westen heel snel naar het onderwijs, het officiële politieke discours en de media is doorgesijpeld. Mag ik even een zijsprong maken naar de manier waarop ons het Bijbelse verhaal van de Toren van Babel werd gepresenteerd? De bouw van de toren en de daarop volgende Babelse spraakverwarring werden voorgesteld als het resultaat van een bijzonder arrogant project dat toen als ‘menselijke hubris’ veroordeeld werd - net zoals die minderheid van radicale revolutionairen in 1917 Rusland en uiteindelijk de hele wereld wilden bevrijden en zeventig jaar later smadelijk het onderspit moesten delven, waarbij de Babelse spraakverwarring geen slecht beeld is voor de huidige totale versnippering van het socialistisch project. Maar men kan het ook anders interpreteren: de mensen die zich toen in de vlakte van Mesopotamië vestigden en steden bouwden, hadden het goed voor met elkaar en de toekomst, maar dat lokte de wraak van hogere machten als de jaloerse en zich bedreigd voelende Jahweh uit (lees aandachtig wat er in Genesis, hoofdstuk 11 staat). In het geval van de Sovjetrevolutie was het geen God die het project bestreed, maar zowat het hele kapitalistische systeem, dat uiteraard handig gebruikmaakte van het democratisch deficit in de Sovjet-Unie en in feite alle landen van ‘het reëel bestaande socialisme’.
De eveneens eenzijdige en ideologisch gekleurde verdediging van de Oktoberrevolutie volstaat echter evenmin om de machtsovername en de ontwikkelingen in de Sovjetwereld afdoende te verklaren. Het is juist dat de jonge republiek zich tegen buiten- en binnenlandse vijanden moest verdedigen, maar dat is geen excuus voor de ondemocratische en totalitaire manier waarop het regime zijn eigen burgers decennialang behandeld heeft. Natuurlijk hadden de bolsjewieken hun invloed op de boeren (nog eens: 80% van ‘het volk’) overschat en hebben die boeren en in feite de hele bevolking daar zwaar onder geleden, maar deze misrekening verontschuldigt op geen enkele manier de brutale vervolgingen van de zogenaamde koelakken in de jaren twintig.
De antidemocratische en dus antisocialistische mot zat al vanaf het prille begin in de mythe, en indien de ‘volledige ontplooiing van eenieder als de voorwaarde tot de volledige ontplooiing van de hele samenleving’ (Marx en Engels, 1848) ons aan het hart ligt, moeten we dieper boren.
Zo kom ik terug bij de aan het begin geciteerde tekst van Eagleton: wanneer je geen of te weinig rekening houdt met de materiële en sociale verzuchtingen van de mensen, en het evident is dat die opgesomde eisen van de gewone Russische vrouwen en mannen uit 1917 bijzonder reëel en sociaal waren, verval je ondanks alle (dialectisch en historisch) materialistische kreten en slogans onvermijdelijk in een idealistische benadering, dat
| |
| |
wil zeggen dat je eerder je eigen ideeën en verzinsels koestert dan de werkelijkheid. En wanneer de mensen die je beweert te willen bevrijden zich tegen je prachtige plannen verzetten, verliezen ze hun menselijke eigenheid en waardigheid en worden ze ‘objectieve handlangers van het imperialisme’ of erger en ligt de weg naar een dictatuur wijd open. Anders gezegd: de Sovjetwereld moest niet bekritiseerd worden omdat ze te socialistisch geweest zou zijn, maar omgekeerd, omdat ze niet socialistisch en dus democratisch genoeg was.
| |
Literatuur
Carl von Clausewitz, Vom Kriege, 1832. |
Terry Eagleton, Materialism, 2016. |
Orlando Figes, A People's Tragedy. The Russian Revolution 1891-1924, 1996. |
Rosa Luxemburg, Die Russische Revolution, 2018. |
Niccolò Machiavelli, Il principe, 1613-1615. |
Alexander Rabinowitch, Les bolcheviks prennent le pouvoir. La révolution de 1917 à Petrograd, 2016. |
Nicolas Werth, Les révolutions russes, 2017. |
Slavoj Žižek, Absolute Recoil. Toward a New Foundation of Dialectical Materialism, 2014. |
|
|