Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 643]
| |
IZe zeggen dat iedereen in Nicaragua een dichter is. De mevrouw die gezouten bananenchips verkoopt, schrijft poëzie. De bedelende kreupele aan het kruispunt schrijft poëzie. En de politieagent die mij een bekeuring geeft, schrijft dus ook poëzie. Ik moet 100 dollar cash betalen of hij neemt mijn rijbewijs en autopapieren in beslag. Een politieagent of een onderwijzer verdient in Nicaragua slechts 200 dollar per maand. Ik rommel in mijn koffer op zoek naar een half maandloon. Corruptie komt in de vorm van poëzie of een politieknuppel. Ondertussen tuffen gele kippenbussen en vrachtwagens volgestapeld met bananen voorbij. Op hun velgen hebben ze stalen pinnen gemonteerd voor als je te dichtbij komt. Lusteloos lopen mannen met machetes langs de kant van de weg. Paarden scharrelen tussen het afval en de dorre bladeren in de open riool. De Nicaraguanen zijn arm, maar niet mager. De gedrongen druktemakers zijn verslaafd aan plastic en lawaai. Alles komt hier met een doorschijnend plastic boterhammenzakje. Je medicijnen koop je per stuk en gaan in een plastic zakje. Je gesuikerde water zit in een plastic zakje met een plastic rietje. Je taco gaat in een plastic zakje. Wanneer je met je plastic zakje klaar bent, werp je het in de berm. De bermen van Nicaragua liggen vol met plastic zakjes of ze hangen als wimpels in de prikkeldraad. | |
[pagina 644]
| |
Ik heb al vele plastic zakjes verzameld. Mijn zonnemelk zit in een plastic zakje, en mijn paracetamol, en ik heb een quesadilla uit een plastic zakje gegeten - een kleine tortilla met een vel kaas, gefermenteerde ui en zure room. Mijn laatste aanwinst is een plastic zakje met zoutpoeder en een strip dubieuze antibiotica. Laat mij het kort formuleren: in Nicaragua is het kraanwater ondrinkbaar, en vertrouw niet meteen elk eettentje. Ik ben naar de eerstehulppost gewandeld. Ik spreek slechts twee woorden Spaans (hola & gracias) maar ik begreep aan de handgebaren van de dokteres met het gouden horloge dat ze diverse stalen lichaamsvocht wilde afnemen. Na een blik in de sterilisatiekamer te hebben geworpen, wist ik dat ik er mijn hoogzwangere koe nog niet in zou verplegen. Volgens Google is haar antibiotica in de VS verboden sinds 1991. Ik heb gracias gezegd en beloofd dat ik morgen zou terugkeren. Ik heb een fles bronwater aan mijn mond gezet en ben op bed gaan liggen. Bij het ochtendgloren hoor ik de brulapen huilen, maar wanneer ik de gordijnen opentrek zie ik enkel dezelfde duiven als thuis. Mijn geliefde en ik zijn in Matagalpa en trekken het regenwoud in op zoek naar de geheime roep van de Quetzal. De vogel met de bloedrode borst slikt hele avocado's in, en spuwt na het vruchtvlees te hebben verteerd de dikke pit weer uit. Waar de Quetzal heeft gevlogen, groeien wilde avocadobomen. We dwalen tussen de lianen en de orchideeën, en zien twee gordeldieren trippelen. De Quetzal klinkt als een slecht afgestelde deurbel. Ik krijg zijn beroemde staart niet te zien. Het regenwoud heeft me genezen. Ik start de avond met het drinken van een Manhattan en sluit af met een kippensoepje en twee biertjes die luisteren naar de naam Victoria. | |
IINicaragua is verslingerd aan politiek en poëzie. De dictator Somoza werd in 1956 vermoord door een dichter. Op school dreunen kinderen het werk op van de modernist Rubén Dario. De dichter is een nationale volksheld en ligt in een leeuwengraf in de kathedraal van Léon. President Ortéga is een dichter en ook de vrouw van de president publiceert erotische verzen. En vandaag sta ik in het stadspark van Granada terwijl schrijfster Gioconda Belli het 13th International Poetry Festival of Nicaragua opent. Belli vertelt over de keer dat ze door de politie werd tegengehouden maar geen bekeuring kreeg omdat ze als dichter herkend werd. Meer dan 600 mensen zitten op houten klapstoeltjes voor het podium waar een resem aan dichters optreedt. Venters verkopen popcorn en fruit en ijssplinters die van een ijsblok worden geschraapt en overgoten met siroop terwijl het publiek nog een hele week naar gedichten luistert in het Spaans, Noors, Duits, Engels, Portugees, Roemeens, Nederlands enzoverder. Boeken zijn hier duur en ook voor reizen heeft men geen geld. Men is er trots op dat dichters van over de hele wereld afzakken naar Nicaragua om hun gezicht | |
[pagina 645]
| |
te laten zien. Nadat de Spaanse dichter Gamoneda is geweest, draag ik mijn lange gedicht ‘Een huis van lucht’ voor, waarna een man genaamd Nabukodonosor de Spaanse vertaling voorleest. Ik hoop dat de politieagent in het publiek zit en voor 100 dollar taco's trakteert aan iedereen. Na afloop houdt een vrouw mijn handen vast terwijl ze zegt dat ze naar haar moeder heeft gebeld om haar te vertellen over het gedicht. Ze doet mijn taal na en krast als een papegaai, kraa, krst, krt, terwijl ik dacht dat het Nederlands klonk zoals een lichaam dat tussen lakens woelt. Ze zegt dat ze heeft moeten huilen om mijn gedicht. Op dit romantische continent mag poëzie nog naïeve gevoelens aanspreken en zich als een worm in het hart boren. Een andere toeschouwer klampt me aan en vraagt wat mijn taal is. ‘Translation’, zeg ik. 's Anderendaags gonst mijn hoofd na van de twaalf jaar oude Flor de Cana. We verblijven in koloniale hotels met ruime patio's en paradijselijke tuinen met fonteinen. Vandaag in Hotel Rubén Dario, gisteren in een Spaans kasteel dat La Perla**** heette. Voor ontbijt kan ik kiezen tussen Colonial Breakfast, Continental Breakfast, American Breakfast, Healthy Fruit Breakfast, Nicaraguan Breakfast. Traditioneel ontbijt in Nicaragua: rijst met bonen en gepocheerd ei. Lunch in Nicaragua: rijst met bonen en tostones ofte gefrituurde bakbanaan. | |
[pagina 646]
| |
Diner in Nicaragua: rijst met bonen en gegrild vlees. | |
IIIIk wacht tot de kaaimankrokodillen gapen zodat ik hun tanden zie flikkeren, maar ze houden hun bekken gesloten. We roeien met een bootje rond het vulkaaneiland Ometepe op zoek naar ara's, toekans en de motmot. Onderweg kruisen we eilandbewoners in drijvende bomen die zijn uitgehold tot kano's. Ze vervoeren brandhout uit de jungle. Europa heeft konijnen, maar Latijns-Amerika evenveel apen. Verder zie ik visarenden, schildpadden, spierwitte reigers, krokodillen en termieten. De gids kapt de termietennesten uit de bomen om thuis de korven open te snijden voor zijn kippen. ‘It is good for baby chicken’, zegt hij. De gids is even oud en hij vertelt dat hij spaart voor een huis. Het bootje kost 50 dollar voor drie uur. Een klein huis op het eiland kost 200 dollar voor de rest van je leven en je kinderen. Maar hij wil ook geld sparen voor de rodeo in het dorp zaterdagavond. Ik zal een zwarte zangvogel met gele staart leren herkennen als de montezuma oropendola. Ik zie een groene heremietkolibrie bloemen zoenen en ontmoet een kleine jongen die een geelwangamazonepapegaai tot huisdier heeft getemd. Kleine gieren patrouilleren onophoudelijk de hemel. Maar de gids wijst naar iets anders tussen de takken in het moeras. Hij beklimt een mangrove om me de vogel te tonen. Een grijze reuzennachtzwaluw zit op het uiteinde van een boom; met de snavel in de lucht camoufleert de vogel zich als een afgebroken tak. | |
IVDe fanfares schetteren nog na tegen de binnenkant van mijn schedel en aan de | |
[pagina 647]
| |
buitenkant ben ik geblakerd door de Nicaraguaanse tropenzon; allemaal de schuld van de carnavalsstoet (de dood liep mee, en de duivel, een hoop witte engelen, een aantal paarden, echte en valse, maar ook heksen, Spanjaarden met gouden snorren, boerinnen, een handvol reuzen achtervolgden meisjes die als wulpse koeien dansten, en ergens voorin liep een vijftigtal dichters achter een praalwagen met een podiumpje erop, versierd door bloemen, gevolgd door de oude Spaanse dichter Gamoneda die in een paardenkoets werd voortgetrokken terwijl hij een biertje dronk en zichzelf met zijn hoed koelte toewuifde), dat was de jaarlijkse carnavalstoet die bij elk van de zeven straathoeken in Granada halt hield om een aantal dichters het podium op te jagen die elk één gedicht in hun moedertaal mochten voordragen tot iedereen een keertje aan de beurt was geweest, iedereen moest ook een keertje ‘Viva La Poesia’roepen met gebalde vuist in de lucht, ‘Viva La Poesia!’, ‘Viva La Poesia!’, tot we bij de triomfboog aankwamen, een triomfboog met ‘Los Poetas Del Mundos’ erop geschreven, met achter de triomfboog aan de kade bij het water een podium waarop alle dichters van de wereld moesten plaatsnemen, biertje van de sponsor in de hand, te weten Tona en niet Victoria, en de lange fanfare zich aan het goedkeurend oog van alle dichters van de wereld voorstelde, groep na groep ‘Viva La Poesia’! Eerst werd een houten doodskist uit een zwarte praalwagen getild want die zou in het meer in onze rug worden gegooid, het was traditie dat de doodskist in het water zonk, maar geen zorgen of verdriet, daar danste de dood al met de Spanjaarden met de gouden snorren, dan de meisjes vermomd als wulpse koeien, en jongens met ontblote torso's die op elkaar inhakten met zachte sabels, en halverwege de performance met de duivel en zijn vele slachtoffers dacht ik plots dit continent te begrijpen, een gevoel dat zich versterkte toen de zon onderging achter de reuzen met reuzenshirts van de biersponsor aan, mannetjesreuzen en vrouwtjesreuzen die elkaar bij de kont grepen, maar het indrukwekkendste slotakkoord was voor de maan die van ons allen afscheid nam door als een wieg in de hemel te hangen. | |
IVIk heb een kind drie dollar gegeven om ons rond te leiden. Borrelende modderputten, opgewarmd door de ondergrondse vulkanen. Pruttelend hete chocolademelk die de kinderen verkopen als huidcrème. De onverkochte prut boetseren ze tot varkentjes. De vulkanen ondersteunen Nicaragua als een knobbelige ruggegraat. Ik heb het felrode bloed van de vulkaan Masaya zien koken in de diepte, ik heb gezwommen in het opgewarmde water van de lagune van Apoyo, ik heb de Concepción elke ochtend zijn wolkenpijp zien roken, ik ben tot aan de waterval op de flank van de Maderas geklommen. De laatste nacht brengen we door op de eilanden El Muerto en Zapatera in het midden van het grootste | |
[pagina 648]
| |
binnenlandse meer. In de diepte jagen hamerhaaien. Op de top staat een grote stenen plateau met petrogliefen. Een rots als een tafel waarin neven en nichten van de Maya's figuren hebben gekerfd. Een spelbord met oude sterrenbeelden om te kunnen wichelen, nu de zon zich eindelijk in zee laat zakken. Wanneer mijn geliefde een flesje water leeggiet in een geultje voorspellen de rotstekeningen dat het heelal ons een meisjestweeling wil geven. We giechelen nerveus. Plots schrijft Nicaragua de meest raadselachtige poëzie. | |
[pagina 649]
| |
Eva van de Wiele
| |
[pagina 650]
| |
Bekeringen, tolerantie, gemengde huwelijken, tolkenscholen, vriendschappen, intellectuele uitwisseling, syncretisme, en dat voor een zo lange periode van tijd [zeven eeuwen, EvdW] maakten van Spanje een land dat met geen enkel ander Europees land te vergelijken was - en is. Aan de hoven van Al-Andaluz bestudeerden moslims, joden en christenen de werken van Plato en Aristoteles, bij de dood in 1257 van Ferdinand iii, die León en Castilië definitief onder één kroon had gebracht, kwamen er honderd afgezanten van Mohammed I van Granada, en de tekst van zijn grafschrift werd geschreven in het Latijn, Arabisch, Castiliaans en Hebreeuws. Zijn zoon, Alfonso el Sabio (de wijze) vormde commissies van joden, mohammedanen en christenen die onder zijn leiding aan twee monumentale uitgaven werkten, Las Tablas Alfonsiés en El libro del Saber de Astronomia, terwijl hij intussen rustig doorging met de oorlog, en Cadiz en Cartagena na eeuwen mohammedaanse regering weer in christelijke handen bracht.Ga naar eind2 Jerez werd dus in 1265 heroverd door Alfonso X van Castilië, maar bleef lang aan de Moors-christelijke grens liggen, vandaar de naam ‘de la Frontera’. In de achtste eeuw brachten de Arabieren destilleerkolven naar Andalucia om van wijn alcohol te maken voor parfums of medische doeleinden. Later verscheepten de bodegas uit Jerez die wijngeest naar Holland voor likeuren en sterke drank. In het lijvige en complexe Islamic Spain 1250-1503 vindt de geïnteresseerde lezer nog veel meer details over de samenleving tussen Moren en christenen. Stap één in het verkennen van onbetreden paden: ga naar de markt en vraag naar lokale producten. De caracoles zijn een delicatesse en een geïmmigreerde Colombiaanse fruitboer weet me te vertellen dat ik tagarninas moet proberen. Hij zegt me zelfs waar: in restaurant Tabanco El Racimo. TagarninasGa naar eind4 zijn een soort kruid dat klaargemaakt wordt in een olierijke getomateerde saus met een gepocheerd ei. Die middag lunch ik heerlijk bij Tabanco El Racimo. Het is 14 uur en de school is uit. Ook in dit Spaanse stadje heeft de Frozen-rage toegeslagen. De schreeuwerige Disneykleuren contrasteren met de oude, authentieke gebouwen. Op enkele meters van Tabanco El Racimo pronkt in Calle Pozuelo immers het Palacio del Virrey Laserna, het riante optrekje van de laatste ‘onderkoning’ van Peru van het einde van de achttiende eeuw. Op de vraag wat een tabanco nu eigenlijk is, word ik door de ober meegetroond en krijg ik binnen opeengestapelde wijnvaten te zien met daaronder een heleboel lege glazen flessen. Volgens de Real Academia EspañolaGa naar eind5 is een tabanco: ‘een stalletje, winkel of doos die op straat of op een markt geplaatst wordt om eten te verkopen.’Ga naar eind6 Maar een tabanco jerezano is iets anders: het zijn oude etablissementen die in Jerez ontstonden en die bar waren | |
[pagina 651]
| |
en tegelijk jerez (sherry) en zijn destillaten lieten degusteren en verkochten en dat tot op vandaag nog steeds doen. De naam ontstond allicht in de zeventiende eeuw als samensmelting van tabaco (tabak, een nieuw product in die eeuw) en estanco (staatsgecontroleerde verkoopsplaats). Volgens anderen zou de naam pas in de twintigste eeuw zijn ontstaan als alternatief voor het woord taberna. Cervantes bevestigt de eerste these in een gedicht over de poëzie in zijn boek Viaje del Parnaso (1614): Hay otra falsa, ansiosa, torpe y vieja,
Amiga de sonaja y morteruelo,
Que ni tabanco, ni taberna deja
Er is nog een andere (vorm van poëzie)
die vals, angstig, onhandig en oud is,
die houdt van oude instrumenten
en van de boerenkeuken,
die noch de tabanco noch de taverne verlaat.
De tabanco jerezano vervat de Andalusische ziel: jerez, flamenco, cantaores. Voor flamenco (cante, toque en baileGa naar eind7) moet je in een van de penas zijn, zoals de Pena De la Buleria, of in tabanco El Pasaje, waar je zwelgt in het passionele ritme van de flamenco. In Jerez kan je ook de ruta de los tabancosGa naar eind8 volgen. Catar, proeven, kan, maar is op eigen risico, want de jerez is niet licht. Als je niet wil opvallen, ga je pas om 14 uur lunchen en drink je de zoete Pedro Ximénez enkel in de winter, in de zomer kies je voor de droge fino of oloroso. Toch is het geen aanval op je gezondheid, zo lees ik in El JerezGa naar eind9: Londenaar Dr. Hedges overleefde de grote pestepidemie van 1665 door dagelijks sherry te nuttigen en een van de personages in T.S. Eliots theaterstuk The Family Reunion beweert dat: ‘All that a civilized person needs is a glass of dry sherry or two before dinner.’ Het gouden drankje wordt verder bezongen in Lucrèce Borgia van Victor Hugo: ‘Viva el jerez. Jerez es una ciudad que deberia estar en el paraiso.’Ga naar eind10 Maar de grootste bewonderaar vinden we bij Shakespeares Falstaff die, in de lijn van de theorie van de vier humoren, beweert dat de sherry hem gevat en warm maakt: Hij stijgt me naar de hersenen, en droogt me daar alle gekheden en duale en wrede dampen op, zodat hij ze begripvol, snel, vergeetachtig en vol van fijne vormen maakt die, eens overgeleverd aan de stem, de tong, zich ontpoppen tot uitstekende humor. De tweede eigenschap van jouw excellente sherry is het opwarmen van het bloed, dat voordien koud en stil de lever wit en bleek maakte - een teken van lafhartigheid. Maar de sherry warmt hem. Omdat Jerez wordt beschouwd als de bakermat van de cante flamenco en meer bepaald de bulería, ga ik in het Centro Andaluz del Flamenco in de bibliotheek partituren en foto's bekijken. De vrouw aan de balie raadt me enkele tabancos en penas aan om flamenco te | |
[pagina 652]
| |
horen en zegt dat er in de week voor de heilige week vooral saetas (klaagzangen) worden gezongen. Ze kijkt me daarbij meewarig aan en als ik haar daarop wijs, zegt ze dat ze nogal zwaar op de maag kunnen liggen. De saetas worden de week voor de Heilige Week ingeoefend om tijdens de processies te worden gezongen. Als je goed rondkijkt, zie je dat verschillende balkons zijn versierd met rode of paarse doeken en kaarsenhouders. Vanop die balkons zullen saetas te berde worden gebracht. Een ander goed moment om de bulería te horen is midden september als er een heus Festival van de buleríaGa naar eind11 georganiseerd wordt in de arena van Jerez. Beste lezer, ik ken nauwelijks mooiere dingen dan Farruquito die de bulería danst. Spanje moet je zeker eens in je leven tijdens de Semana Santa bezoeken. Tijdens de Semana Santa voel je immers hoe het geloof (en het bijgeloof) nog leeft. Velen behoren tot fraternidades en cofradías die loodzware beelden door de stad dragen, vaak in boetekledij. De pracht en praal moet handenvol geld kosten, dat de Spanjaarden niet hebben. Mijn reisgezellin is intussen vol ontzag over de blazers in de vele fanfares en harmonieën die de beelden begeleiden. Volgens haar is vijf uur lang op een trompet blazen moordend. Ik ben nog zwaarder onder de indruk en vraag een moeder of ik haar zoontje verkleed in nazarín mag fotograferen. Nazarines lopen rond met kaarsen die de kinderen dan weer opvangen om er een wasbal van te maken, zoals dit meisje. | |
[pagina 653]
| |
Het (bij)geloof is ook buiten de heilige week sterk aanwezig in Andalucía. In een kapel in Jerez zie ik sanaciones (genezingen) in de vorm van tutten, speelgoed, kleren, orthopedische hulpstukken. Het zijn zaken die mensen ophangen als dank voor een genezing of als herinnering aan een overleden familielid. Met Cees Nooteboom als mijn voorbeeld neus ik wat rond in boekenwinkel La luna nueva en koop er een door hen uitgegeven boekGa naar eind12 over de geschiedenis van de huizen in Jerez. Het boek stippelt wandelingen uit door Jerez intra- en extramuros om de schat aan burgerhuizen en paleisjes te onthullen. Jammer genoeg blijkt nogal wat informatie niet meer actueel. Blijkbaar verandert er in tien jaar in een kleine Spaanse stad toch heel wat. Zo wordt het casino jerezano tegen november 2017 omgetoverd tot luxe-hotel door Kaizen Hoteles. Ik spreek de poetsvrouwen aan van een van de paleisjes op Jerez' beeldigste pleintje, Plaza Rafael Rivero. Ze verklappen me dat ‘de heer’ van het achttiende-eeuwse juweeltje Casa Palacios Garvey o Pérez Luna, binnen een mooi stuk muralla in huis heeft staan. In de hele stad wemelt het overigens van stukken afgebroken stadsmuur, zo kan je in de Calle Larga in café La moderna een stuk gaan bewonderen.
Caballitos de Jerez,
con ojos de Greta Garbo
y caderas de mujer.
Paardjes van Jerez,
met ogen als Greta Garbo
en heupen als die van een vrouw.
Wie ‘Jerez’ zegt, zegt ten slotte ook La Real Escuela Andaluza del Arte Ecuestre, waar het paardrijden verheven wordt tot hogere kunst. In de picadero (binnenhoefslag) geniet ik voor een twintigtal euro van de wereldberoemde show ‘Cómo bailan los caballos andaluces’ (‘Hoe de Spaanse paarden dansen’). De show dateert van mei 1973, toen de toenmalige kroonprins Juan Carlos de Caballo de Oro aan Don Alvaro Domecq Romero gaf voor zijn horsemanship. Als bedanking voor die prijs voerde Alvaro Domecq de show voor het eerst op. De arena voor 1.600 toeschouwers werd in 1980 door José Luis Picardo gebouwd, naast het Palacio del recreo. Het ministerie van Informatie en Toerisme kocht het paleis op om er de vaste stek van de school van te maken en er een museum in te richten om zo de stad van een toeristische trekpleister van formaat te voorzien. In de Spaanse koninklijke rijschool worden pre (pura raza espanola) paarden gekweekt en getraind. Dit ras zou al 3.000 jaar bestaan, want het werd gelauwerd door Aristoteles, Plinius en Virgilius. Het is het ras dat de basis heeft gelegd voor andere paardenrassen zoals de Lusitano, de Lippizaner en enkele Amerikaanse rassen. De enige erkende tak, de cartujanos, zijn ontstaan uit kweekprogramma's van kartuizermonniken in de vijftiende eeuw. De voorkeur van kwekers voor de kartuizerlijn zorgt ongetwijfeld voor geli- | |
[pagina 654]
| |
miteerde genetische variatie in de soort. Wie meer wil weten over de paarden en hun rol in de geschiedenis, verwijs ik graag naar het steengoede Dier, bovendier van Frank Westerman. Aanvankelijk was er in de school in Jerez plaats voor zestig paarden in de stallen. Toen de school in eigen beheer kwam, kocht ze in 1986 de stallen op van Don Pedro Domecq de la Riva, met 35 pre paarden en negentiende-eeuwse koetsen en bijbehorend tuig, zadels en geborduurde kledij. Een collectie met een historische waarde waarvan sommige stukken teruggaan tot 1730. In 1987 werd de koning erevoorzitter en gaf zo de school haar ‘koninklijke’ titel. De school kweekt dieren maar leidt ook ruiters op in de klassieke dressuur en in de doma vaquera (landelijke stijl). Ik zit op het puntje van mijn stoel en probeer de dame naast mij te overtuigen van het atletisch vermogen van de paarden. Ik zie dat de gestrekte draf, de appuyementen of galopwissels haar koud laten. Het publiek smult enkel van de ontzagwekkende courbettes, waarbij één of twee jinetes (ruiters) van op de grond het paard eerst op de achterbenen laten steunen en dan de achterhand uitgooien of sprongen maken. Het vereist een enorme spierkracht en balans van het paard en kan wel eens mis gaan. Zo ook tijdens onze show, wanneer een van de paarden plots een achterwaartse koprol maakt. In mijn | |
[pagina 655]
| |
hoofd speelt het zinnetje: cómo caen los caballos andalucesGa naar voetnoot13. Een van mijn geliefde Argentijnse schrijvers, Roberto Arlt, schreef rond 1935 een aantal artikelen over Jerez de la Frontera. Aguafuertes españolasGa naar voetnoot14 bevat zijn reisverslagen - van zijn vertrek met de boot uit Buenos Aires op 14 februari 1935 tot mei 1936. Jerez bezocht hij half mei 1935 en beschrijft hij in drie artikelen: ‘Jerez en haar bodegas’, ‘Jerez is een evocatie van gouden jaren’ en ‘De tralies en supertralies van Jerez’. Arlt bezocht de bodega van Gonz¡lez Byass, waar de bekende Tio Pepe sherry vandaan komt, maar schept vooral een grimmig beeld van een stad aan de vooravond van de Burgeroorlog (1936-1939). Ik hoop dat u zich laat verleiden tot een culinair en cultureel uitstapje deze zomer, vergeet niet te slapen tussen 14 en 20 uur, want de warmte is ziedend. Gelukkig waait er in de provincie C¡diz altijd een windje. In dit artikel zijn de vrije vertalingen van de hand van de auteur.Ga naar eind3 |
|