| |
| |
| |
Boeken
Kerk en theologie
Ezra en Nehemia
De Bijbelboeken Ezra en Nehemia staan niet bepaald in hoog aanzien. Een goede graadmeter daarvoor is, bijvoorbeeld, om te kijken of teksten in het Romeins lectionarium zijn opgenomen. In het tijdsbestek van drie jaar vinden we welgeteld één zondag (c-jaar) waarop een passage ten gehore wordt gebracht: Nehemia 8, de voorlezing uit de Torah en de uitleg daarvan. De reden dat de boeken Ezra en Nehemia verre van populair zijn geworden is nogal pijnlijk; in beide boeken is namelijk een oproep te vinden om een einde te maken aan huwelijken met buitenlandse vrouwen.
Bob Becking, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit Utrecht, laat in dit afgewogen commentaar op die twee Bijbelboeken zien dat er nog andere thema's zijn die in deze geschriften een rol van betekenis spelen. De geschriften zijn namelijk gesitueerd in de periode na de Babylonische Ballingschap en Israël had, na die diep ingrijpende gebeurtenis, dringend behoefte aan een nieuwe identiteit. Die werd gevonden in de herbouw en inwijding van de tempel, de plechtige viering van de drie belangrijkste feesten, het herstellen van de muur en de poorten van Jeruzalem, het versterken van het gemeenschapsgevoel, onder andere door het collectief bekennen van schuld aan het niet nakomen van de leefregels die God had gegeven.
In deze commentaar vinden we heldere inleidingen in en overzichten van de soms immense problemen waar de lezers van deze twee Bijbelboeken mee worden geconfronteerd. Daarbij gaat de auteur de discussie met toonaangevende collega's nooit uit de weg. Uitvoerige en uitstekende literatuur-verwijzingen zijn daarbij een welkome hulp. Becking levert veel informatie bij passages die vanuit een archeologische invalshoek verduidelijkt kunnen worden. Veel van de talloze namen die in beide geschriften voorkomen.
Elk van de zes grote tekstgehelen wordt afgesloten met de rubriek ‘De prediking van ...’ waarin die oude teksten op een adequate en herkenbare wijze worden verbonden met onze huidige maatschappij, levensvragen en mogelijke antwoorden.
Dit is, kortom, een goede wegwijzer en gids voor twee moeilijke Bijbelboeken.
Panc Beentjes
Dr. B.E.J.H. Becking, Ezra, Nehemia. De Prediking van het Oude Testament, Kok, Utrecht, 2017, 320 blz., 34,99 euro, isbn 9789043528146.
| |
Jeugdverhalen over de bekering van joden
In ons taalgebied blijkt zowel bij de protestanten als bij de katholieken al heel lang een vrijwel onbekende traditie te bestaan van jeugdliteratuur over jodenbekering. Over dit fenomeen heeft Ewoud Sanders een mooie dissertatie geschreven waarop hij op 3 maart 2017 is gepromoveerd. Snel daarna is daarvan een handelseditie met talloze
| |
| |
kleurenillustraties verschenen.
Na een intensieve speurtocht heeft Sanders 67 protestantse verhalen over jodenbekering gevonden, gepubliceerd tussen 1792 en 2015, plus 13 katholieke publicaties die tussen 1890 en 1959 zijn verschenen. Het blijkt bepaald geen marginaal verschijnsel: van bepaalde titels zijn meer dan tienduizend exemplaren verkocht. Van de best verkochte - Thirza, of de aantrekkingskracht van het Kruis - zelfs meer dan honderdduizend. Veel van de verhalen zijn ten koste van de joden of zaaien angst en achterdocht voor joden. Na een klacht van de Anne Frank Stichting werd een heruitgave van Thirza uit 1981 uit de handel genomen. En onmiddellijk na het verschijnen van Sanders' dissertatie besloot uitgeverij Den Hertog uit Houten om De zoektocht naar Lea Rachel niet meer te herdrukken - het boek schildert joden af als hardvochtige, haatdragende mensen. Het feit dat sommige titels nog altijd circuleren is verbazingwekkend.
Sanders' prachtig geïllustreerde boek kent drie delen. Deel i omvat de historische context van het fenomeen en een analyse van de patronen in de verhalen. Deel ii geeft van elk van de tachtig publicaties een beknopte samenvatting, de herkomst van het verhaal en de drukgeschiedenis. Dan volgt een uitgebreide beschrijving van het betreffende verhaal, wordt de precieze doelgroep aangegeven (bijvoorbeeld: ‘kinderen tussen 8 en 12 jaar’), hoe het werk werd ontvangen in de pers, en tenslotte of het nog ergens beschikbaar is. In Deel iii zijn de 80 verhalen op allerlei manieren gekwantificeerd (oorspronkelijke taal, waargebeurd of fictief, auteurs, uitgevers, kranten, tijdschriften, schematische samenvatting van de verhaalstructuur, Jiddische woordenlijst). Een zeer uitvoerig notenapparaat sluit deze mooie publicatie af.
Een paar opmerkingen bij deze bewonderenswaardige studie. Het boek bevat geen bibliografie, wat als nogal lastig wordt ervaren, omdat een werk dat eenmaal in een noot is genoemd daarna in verkorte vorm wordt geciteerd. Met in totaal 1069 noten is dat in de praktijk ontzettend ingewikkeld terugzoeken. Wanneer de oorspronkelijke auteur van een buitenlands boek(je) ‘onbekend’ is, wordt merkwaardig genoeg een aantal keren de vertaalster/vertaler als de auteur ervan genoemd (225, 238, 282). Wat na een poos echt in het oog springt is het relatief hoge aantal vrouwen dat dergelijke joodse bekeringsliteratuur heeft geschreven, zeker wanneer men kijkt naar de periode waarin die publicaties plaatsvonden.
We hebben hier te maken met een boek dat grote aandacht verdient, omdat het een vrijwel onbekend fenomeen beschrijft dat een veel grotere impact moet hebben gehad dan we ons kunnen voorstellen.
Panc Beentjes
Ewoud Sanders, Levi's eerste kerstfeest. Jeugdverhalen over jodenbekering 1792-2015, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2017, 501 blz., 29,50 euro, isbn 9789460042881.
| |
| |
| |
Filosofie
De stilte en het onuitsprekelijke
De Vlaamse filosoof Antoon Van den Braembussche is vooral bekend geworden met het boek Denken over Kunst, een standaardwerk in de kunstfilosofie waarvan meer dan 20.000 exemplaren zijn verkocht. Recent verscheen van hem bij uitgeverij epo De stilte en het onuitsprekelijke, waarin hij de verbinding legt tussen kunstfilosofie en mystiek. Het boek, en vooral het tweede deel ervan, kan ook beschouwd worden als een proeve van comparatieve filosofie.
Het eerste essay is gewijd aan een nadere analyse van de huidige beeldcultuur, met onder meer de bekende foto van Bibi Aïsha, het Afghaanse meisje dat door haar familie in het aangezicht werd verminkt. In weerwil van Jean Baudrillard die de huidige beeldcultuur als schijnbeeld ziet, waarin geen ruimte meer is voor het verborgene, het dieperliggende, toont Van den Braembussche aan dat er toch nog steeds beelden in de massamedia circuleren die een blijvende indruk achterlaten. De foto van Aïsha is een treffend voorbeeld hiervan: de foto brengt bij de kijker een sublieme ervaring teweeg, waarin de onzichtbaarheid, dat wat Lyotard het ontoonbare noemde, cruciaal is.
Eigenlijk heeft de macht van het onzichtbare te maken met een zekere verering, een sacrale dimensie, die in het tweede essay wordt uitgediept. Ook hier staat de ambiguïteit centraal tussen het zichtbare en onzichtbare. Hier verwijst Van den Braembussche naar de wijze waarop Rilke het zichtbare met de gouden korf van het Onzichtbare relateert. Als eigentijds voorbeeld wordt ten slotte stilgestaan bij Momento, een sculptuur van Wesley Meuris op de centrale begraafplaats van Borgloon die verwijst naar de oerstrijd tussen hemel en aarde, tussen oplichten en verbergen, tussen ontvouwen en terugplooien.
Het derde essay, ‘Stilte en muziek’, start met de idee dat muziek altijd begint en eindigt met stilte. De concentratie voor het begin en het aarzelend emotioneel oordeel dat we vaak applaus noemen. Soms wordt de toehoorder op het verkeerde been gezet, zoals in John Cages beruchte 4'33 uit 1952, waarin geen muziek, zoals we die normaal opvatten, te horen viel. En was dat dan revolutie, ergernis of nihilisme? Wie definieert wat? Zo schuift Van den Braembussche op naar Part, de ondertussen fel bejubelde Estse componist van Spiegel im Spiegel. Pärt ging terug naar de gregoriaanse muziek en naar de vroege requiems, naar de eenvoud en spaarzaamheid van het sacrale. De Japanse componist Takemitsu legt dan weer een accent op de kwaliteit van het geluid: de ene, absolute, essentiële klank. En die is het zuiverst in stilte. Als slotakkoord is er de vraag: is er wel onderscheid tussen het onzegbare en het onuitsprekelijke, zoals muziekfilosoof Jankélévitch beweert?
Het onuitsprekelijke brengt de schrijver uiteindelijk bij de negatieve theologie van Pseudo-Dionysius de Areopagiet, bij de filosofie van zen- | |
| |
meester Dōgen en bij de bekende Rijnlandse mystiek van Meister Eckhart. In dit deel komen thema's als de noodzaak aan zelfontlediging, het niet-weten, het niet-spreken, het niet-streven, het eeuwige nu-moment en de thematiek van de non-dualiteit aan de orde. Op overtuigende wijze wordt hierbij aangetoond dat er tussen oosterse en westerse mystiek, met name tussen Dogen en Eckhart, die overigens bijna tijdgenoten (!) waren, uiterste belangrijke overeenkomsten zijn.
In dit boek heeft Van den Braembussche het op een aparte manier over de kracht van het zwijgen, het doorgronden van de stilte. Het levert een uiterst relevant boek op over de opmerkelijke raakvlakken en verbindingen tussen kunst, mystiek en die onhoorbare adem van het broze onbreekbare in zoveel stille onuitgesproken filosofie.
Traag te lezen, in stilte liefst.
Al De Boeck
Antoon Van den Braembussche, De stilte en het onuitsprekelijke. Over beeldcultuur, kunst en mystiek, epo, Berchem, 2016, 176 blz., 20 euro, isbn 9789462670839.
| |
Geschiedenis
Een rus aan het ijzerfront
Het jaar 2017 is geknipt voor een boek dat Eerste Wereldoorlog en Russische Revolutie, België en Rusland met elkaar combineert. En Wim Coudenys, docent Russische geschiedenis aan de ku Leuven, is zonder twijfel de meest geschikte auteur voor een dergelijk project die in onze contreien rondloopt. Eerder publiceerde hij reeds over de Belgisch-Russische relaties tijdens de jaren van het Interbellum Onedelachtbaren! Het weerspannige leven van Ivan Nazjivin, Rus, schrijver en emigrant (1999) en Leven voor de tsaar. Russische ballingen, samenzweerders en collaborateurs in België (2004). Drie jaar geleden bracht hij bovendien een knappe studie uit over de Russische historiografie: Het geheugen van Rusland. Een geschiedenis (zie Streven, maart 2015, blz. 281-283).
In zijn nieuwste boek, Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht, focust Wim Coudenys op de figuur van Andrej Prezjbjano, de Russische militaire vertegenwoordiger op het hoofdkwartier van het Belgische leger achter de IJzer. België verdedigde in 1914-1918 zijn geschonden neutraliteit en stond zo weliswaar niet de jure maar wel de facto aan de zijde van de geallieerden (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland). Prezjbjano fungeerde vier jaar lang als verbindingsofficier tussen de Belgische en Russische legerstaven en speelde een sleutelrol in meerdere gebeurtenissen: hij suggereerde aan koning Albert om Belgische militairen naar Rusland te sturen (de avonturen van het korps ‘Autos-Canons-Mitrailleuses’ werden legendarisch), bemiddelde bij de wapens-voor-soldatendeal tussen Rusland en Frankrijk, en was verantwoordelijk voor de repatriëring
| |
| |
van Russische krijgsgevangenen na afloop van het conflict.
Bovendien liet Prezjbjano memoires na waarin hij een persoonlijke kijk geeft op het Belgische frontgebeuren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Die bron staat centraal in het boek maar Coudenys vult dat relaas verder aan met heel wat andere authentieke documenten. Hij doorploegde daartoe niet alleen archieven in België en Rusland, maar ook in Frankrijk, Engeland, Nederland en de Verenigde Staten. Het uitgebreide en grondige onderzoekswerk van de auteur dwingt respect af. Het resulteerde in een boek dat zowel heel leesbaar is als wetenschappelijk verantwoord, door de duidelijke scheiding tussen het tekstgedeelte, dat perfect toegankelijk is voor een breed publiek, en het academische luik (een uitvoerig notenapparaat, archieflijst, bibliografie en register) waarin de specialisten hun gading kunnen vinden.
Wim Coudenys volgt in Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht een klassieke chronologische opbouw waarin hij het wedervaren van Prezjbjano steeds kadert in de bredere geschiedenis. Vooral het voortdurende diplomatieke geschipper en gehannes wordt minutieus in kaart gebracht. Wat daarbij opvalt is het soms chaotische verloop van de gebeurtenissen en de haastige of ronduit knullige improvisatie van de hoofdrolspelers. Maar ook op andere vlakken levert het boek tal van interessante wetenswaardigheden op: de houding van toppolitici als koning Albert, Charles de Broqueville of Emile Vandervelde; het gedicht over Antwerpen van Aleksandr Blok; Belgische treinen in Rusland; de stugge houding van de Belgische overheid tegenover Russische vluchtelingen enzovoort.
Prezjbjano's getuigenis vormt een noodzakelijke aanvulling op de bestaande westerse geschiedschrijving waarin Rusland vaak te weinig aandacht krijgt, maar ook voor de Russische historici is diens verhaal van belang. Coudenys merkt in zijn inleiding laconiek op dat ‘de Russen net zo blind [zijn] voor het gezamenlijke verleden als hun gewezen, westerse bondgenoten’ (blz. 12). Of hoe de tijd zichzelf in de staart bijt.
Stijn Geudens
Wim Coudenys, Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht. Kolonel Andrej Prezjbjano, een Rus aan het Ijzerfront, Uitgeverij Polis, Antwerpen, 2017, 376 blz., 24,99 euro, isbn 9789463100922.
| |
Literatuur
Transit
In een periode van persoonlijke crisis neem je de dingen om je heen anders waar dan voorheen. Zo was dat toch bij mij toen ik vijf jaar geleden mijn relatie de dieperik in trok. Plots zag ik in bibliotheek en boekhandel tientallen werken over relaties, relatiecrisissen en hij-versus-zij-verhalen die me voorheen nauwelijks waren opgevallen. Een zekere schroom om de boeken ook effectief uit het rek te halen overviel me. Een gevoel dat ik herkende van toen ik als tiener in de bibliotheek wekelijks
| |
| |
rond de ‘Snoecks almanak’ cirkelde in de bibliotheek: uitlenen zou de bibliotheekmedewerker iets te duidelijk maken in welke levensfase ik me bevond.
Enkele maanden later in mijn relatiecrisis, in een van de vele tussenperiodes waarin we de strijd met onszelf en elkaar aangingen vanuit verschillende woonplekken, stootte ik op Aftermath. On Marriage and Separation (2012), geschreven door Rachel Cusk. In het appartement dat toen (vooral psychisch) mijn hol van Pluto was, was mijn bed de enige plaats waar ik me enigszins op mijn gemak voelde. De ontdekking van Rachel Cusk is er onlosmakelijk aan verbonden. Dit boek geeft weliswaar in de titel aan dat het over huwelijk en scheiding gaat, maar wat ik las, was vooral krachtige literatuur waarin de verwoestende schok van de scheiding af te lezen viel uit de intensiteit die uit elke zin spatte. Af en toe kreeg ik weliswaar feitelijkheden te lezen uit de nasleep van Cusks scheiding, maar veel meer dan dat las ik over een vrouwin-de-wereld die zich staande probeert te houden en betekenis tracht te geven aan al wat er in en rondom haar gebeurt.
Ik viel meteen voor het boek en de auteur. Een vriend van me die Aftermath ook las en enkele jaren eerder ook door een scheiding was gegaan, vond het te cerebraal - het leek hem dat Cusk het beschrijven van haar directe emoties angstvallig uit de weg ging. Ik las - of beter: voelde - die emoties achter haar woorden. Dat bood me een welkom tegenwicht tegen de zo expliciete werken waar bibliotheek en boekhandel vol mee stonden.
Zelf omschrijft Rachel Cusk dat persoonlijke in het boek op een bepaald moment als ‘anekdotische informatie’ die ‘als je maar tijd van leven hebt [overgaat] in de statistiek. Samen met je leeftijdgenoten kom je [dan] uit de jungle van de middelbare leeftijd tevoorschijn [...]’.
Vier jaar later (2016) is er Transit, dat opnieuw wordt aangekondigd als een boek dat gaat over de periode ‘nadat haar huwelijk uiteen is gevallen’ (dixit de achterflap). Ik lees en voel er nog steeds de naschokken in van wat in 2012 gebeurde - milder af en toe, maar sterker nog dan ik had vermoed. Het boek is een compositie uit negen delen die ik tijdens het lezen zelf anekdotische titels gaf als ‘De makelaar’, ‘Bij de kapper’, ‘Een literair festival’, ‘De schrijfster’, ‘Op café met Amanda’, ‘Ex in Londen’ en ‘Neef Lawrence’ waarmee ik wil aangeven dat Rachel Cusk als vertrekpunt van elk hoofdstuk een (anekdotisch) persoonlijk moment neemt. Vervolgens wordt dat persoonlijke veeleer omgevormd tot de energie waarmee de zinnen op papier worden gezet. De inhoud krijgt dan veel meer dan een anekdotisch, een literair en filosofisch karakter. Die omzetting, waarbij de persoonlijke tragiek voelbaar blijft zonder dat ze in elke zin beschreven wordt, ervaar ik nog steeds als overdonderend.
Johan Van der Auweraert
Rachel Cusk, Transit, De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen, 2016, 219 blz., 18,99 euro, isbn 9789023442943.
| |
| |
| |
Varia
Gegijzeld
In de nacht van 1 op 2 juli 1997 werd de Fransman Christophe André, die toen als boekhouder werkte voor Artsen Zonder Grenzen in de stad Nazran in Ingoesjetië, een Russische deelrepubliek in het noorden van de Kaukasus, ontvoerd door een bende uit het naburige Tsjetsjenië. Dergelijke praktijken kwamen destijds in die regio wel vaker voor en hadden meestal geen politieke eisen tot doel maar wel gewoonweg het verkrijgen van een pak losgeld. Het was zijn eerste humanitaire missie en precies 111 dagen duurde de gevangenschap. Christophe André vertelde zijn verhaal aan de (Franstalig) Canadese striptekenaar Guy Delisle (*1966) en deze besloot diens ervaringen publiek te maken via een graphic novel of striproman. Delisle verdiende zijn sporen eerder reeds met de autobiografische stripreportages Shenzhen (2000), Pyongyang (2003), Birma (2007) en Jeruzalem (2011). Daarin doet hij verslag van zijn dagelijkse ervaringen in de genoemde plaatsen op een manier die zowel geestig, kritisch als informatief is. De genoemde boeken werden veelvuldig vertaald en ontvingen meerdere onderscheidingen. Daarnaast maakte Guy Delisle ook een aantal kortere, veelal humoristische strips, zoals het driedelige Le guide du Mauvais Père (2013-2014-2015).
Gegijzeld is echter andere koek. Delisle werkte maar liefst vijftien jaar aan dit indringende opus. Het is een claustrofobische kroniek van voortdurende onzekerheid en uitzichtloosheid. Christophe André had geen idee hoe lang zijn gevangenschap zou duren en of hij het er überhaupt levend vanaf zou brengen. Als lezer krijg je vanaf de eerste bladzijden inkijk in het hoofd van de gegijzelde. Welke impact heeft totaal isolement op de psychologische toestand van een mens? Naarmate de buitenwereld van de hoofdpersoon tot bijna niks herleid wordt, neemt zijn innerlijke wereld maximale proporties aan: Gegijzeld is in feite één lange innerlijke monoloog. In de meer dan 400 bladzijden van het album gebeurt er nauwelijks iets. Na zijn ontvoering zit Christophe André vastgeketend aan een radiator in een lege kamer. Zijn dagen bestaan uit slapen, wachten, drie maal daags een karige maaltijd, en even uit de boeien voor toiletbezoek. Het enige contact met de buitenwereld vormen zijn ontvoerders, wier taal hij niet verstaat, en de geluiden die hij kan opvangen en aan de hand waarvan hij zich een voorstelling probeert te maken van dat onbekende buiten.
Door het bijna geheel verdwijnen van de ruimtelijke dimensie wordt de hoofdpersoon ten volle geconfronteerd met de factor tijd: ‘Gegijzeld worden is erger dan in de gevangenis zitten. In de gevangenis weet je precies op welke datum je weer vrijkomt. Hier kun je de dagen wel tellen, maar je hebt geen idee wanneer alles weer voorbij zal zijn’ (blz. 100). ‘De tijd is mijn enige zekerheid. Ik weet niet waar ik ben... Ik weet niet waarom ik hier zit... Ik heb geen idee van wat er zich hierbuiten
| |
| |
afspeelt... Mijn enige houvast is de dag en de datum’ (blz. 85). ‘Sommige dagen lijken in slow motion te verstrijken. Dan weet ik op ieder moment exact hoe laat het is. Op andere dagen voelt het alsof ik door een tunnel beweeg. Ik ga helemaal op in mijn eigen gedachten en ineens is het donker’ (blz. 156). Heel knap hoe Guy Delisle de spanning tussen de objectieve (externe) tijd en de subjectieve (innerlijke) tijd bij zijn hoofdpersonage weet op te roepen.
Christophe André wordt constant heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop. Om psychologisch niet kapot te gaan ontwikkelt hij een aantal overlevingstechnieken. Zo houdt hij zich geregeld bezig met het mentaal reconstrueren van bekende feiten uit de militaire geschiedenis, een van zijn liefhebberijen. Ook bedenkt hij meermaals ontsnappingsscenario's. Voorts focust hij op kleine momenten van geluk: een teentje knoflook dat hij weet te bemachtigen, onverwacht een gebakken ei of een stukje vlees bij de maaltijd, even ongeboeid kunnen rondlopen in de kamer... En hij probeert zich voor te stellen hoe hij ooit weer van zijn vrijheid zal genieten: terug bij de familie, een glas drinken met de vrienden, een boek, film, muziek, wandelen in de vrije natuur...
Net als in zijn vorige boeken hanteert Guy Delisle een sobere, soms haast naïef aandoende, maar uiterst trefzekere tekenstijl. Het gebruik van slechts een enkele steunkleur schept een bij het verhaal perfect aansluitende sfeer. De Canadese stripgrootmeester heeft met Gegijzeld een heuse krachttoer geleverd. Hoe de ontvoering van Christophe André uiteindelijk is afgelopen, ga ik hier niet verklappen. Daartoe dient men het boek zelf door te nemen. Een intense leeservaring is gegarandeerd!
Stijn Geudens
Guy Delisle, Gegijzeld, Scratchbooks, Amsterdam, 2017, 432 blz., 29,90 euro, isbn 9789492117618.
|
|