| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Middenin de maatschappij en de filosofie
Er middenin! Hoe filosofie maatschappelijk relevant kan zijn oogt ietwat als een aftands boekje uit de esoterische afdeling, maar de inhoud is geenszins achterhaald of schimmig. Natuurkundige en emeritus hoogleraar wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam Hans Radder (*1949) verzamelt hierin acht bewerkte en geactualiseerde stukken die tussen 1985 en 2014 gepubliceerd werden en een voor de gelegenheid van deze bundel geschreven slotbetoog. Met het aan het boek meegegeven motto van Hilary Putnam - ‘Any philosophy that can be put in a nutshell belongs in one’ - onderschrijft Radder de noodzaak van specialistische filosofie die recht doet aan de complexiteit van de werkelijkheid in al haar aspecten. De mens, weet Radder, is naast een handelend evenzeer een reflectief wezen en (filosofische) reflectie is een wezenlijk deel van allerlei persoonlijke, maatschappelijke en wetenschappelijke activiteiten. Om te beginnen bespreekt de auteur de beperkingen van de traditionele benaderingen van filosofie, die dit feit niet of te weinig onderkennen. De eerste omschrijft hij als ‘commentarisme’ (toelichting en commentaar op de teksten van de invloedrijke filosofen). De tweede beziet filosofie als ‘conceptuele analyse’ (onderzoek naar de betekenis van allerlei begrippen en hun onderlinge samenhang). Het ‘naturalisme’ ten slotte plaatst filosofie binnen of in de lijn van de wetenschap. Tegenover deze klassieke zienswijzen kenschetst Radder filosofie als een theoretische, normatieve en reflexieve activiteit die niet gescheiden kan worden van de praktijk.
Om deze verwevenheid tussen filosofie en praxis nader te duiden maakt Radder gebruik van cases als draagmoederschap en patentering en de verschillende discussies daaromtrent. Daarom dient zijns inziens wetenschapsfilosofie zich niet te beperken tot de inhoudelijke aspecten van de kennis en de methoden van het wetenschapsbedrijf maar moet ze eveneens de maatschappelijke en culturele inbedding ervan overschouwen. Een niet onaanzienlijk deel van het boek spitst zich dan ook toe op de doorlichting van het huidige academische bestel en de verknoping van wetenschap en commercie. Radder werpt een verontrustend licht hierop.
De huidige universitaire wereld en het wetenschappelijk werk worden volgens hem gekenmerkt door economisering, hiërarchisering en bureaucratisering. Aan de hand van verschijnselen als ‘inverdiend geld’ en de Journal Impact Factor laat hij zien hoe universiteiten in hun onderzoek en hun onderwijs steeds meer in de greep raken van een dwingende neoliberale logica waarin kwantiteit de bovenhand krijgt op kwaliteit.
Er middenin! is een voldragen analyse over de maatschappelijke draagwijdte van filosofie die in al zijn toegankelijkheid complexe materie niet
| |
| |
uit de weg gaat. Radder demonstreert overtuigend hoe de wetenschappelijke, technologische, politieke, ethische en levensbeschouwelijke aspecten van hete hangijzers als genetische modificatie en kernenergie op verschillende manieren met elkaar zijn verbonden. Daarnaast documenteert en illustreert Radder goed hoe de filosofie als vakgebied een waardevolle bijdrage kan leveren aan het maatschappelijke en wetenschappelijke debat. De verhouding van de filosofie tot het persoonlijke leven daarentegen blijft enigszins onderbelicht. Ter afsluiting dient zeker vermeld dat de auteur niet blijft steken in de diagnose, maar wel degelijk remedies en concrete beleidsinstrumenten aandraagt. Belangstellenden kunnen hiervoor niet alleen terecht in het boek, maar ook op de website van het mede door Radder in het leven geroepen Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten platform-hnu.nl.
Frederik Polfliet
Hans Radder, Er middenin! Hoe filosofie maatschappelijk relevant kan zijn, Uitgeverij Vesuvius, Amsterdam, 2016, 141 blz., 17,50 euro, ISBN 9789086597383.
| |
Geschiedenis
Europa. een geschiedenis van grensnaties
Met Europa, een geschiedenis van grensnaties heeft historicus Olivier Boehme een boeiende en ambitieuze geschiedenis van ons continent geschreven. Zoals de titel aangeeft wordt de geschiedenis van Europa in de eerste plaats gekenmerkt door de aanwezigheid van vele grensnaties, landen die niet alleen grenzen hebben, zoals elk ander land, maar die in de eerste plaats zelf ook een grens zijn. Boehme laat zijn verhaal beginnen in 843. Bij het Verdrag van Verdun werd het Karolingische rijk na de dood van Lodewijk de Vrome verdeeld onder diens zonen Lotharius, Lodewijk de Duitser en Karel de Kale. Deze laatste verkreeg het West-Frankische rijk, Lodewijk de Duitser het Oost-Frankische rijk en Lotharius, de oudste zoon, werd koning van het Middenrijk. Deze verdeling van het rijk van Karel de Grote zou bepalend zijn voor de verdere Europese geschiedenis, tot op de dag van vandaag. Terwijl het West-Frankische rijk zich later ontwikkelde tot Frankrijk, transformeerde het Oost-Frankische rijk zich later en ook langzamer tot het Duitse rijk.
Het zogenaamde middenrijk, ofte Francia Media, liep van Friesland in het Noorden naar het zuiden tussen Schelde, Maas, Rijn, Saone en Rhone via de Provence tot aan Zuid-Italië. Dit middenrijk vormde een uitgestrekte strook met zeer verschillende geografische, demografische, klimatologische en culturele karakteristieken. Het was daarom als politiek-territoriale entiteit maar een kort leven beschoren. Als geheel was het meer een grens, maar ook een koppelteken, een ontmoetingsplaats tussen de verschillende uiteengedreven delen. Deze idee zou als Lotharings geheugen, soms zelfs als
| |
| |
Lotharingse droom blijven voortleven, onder meer in het dagelijks omgaan met de veelheid aan talen en culturele invloeden die een gebied ‘in het midden’ kenmerkt. Boehme noemt de groep landen en culturen die ontstaan zijn uit het oude Middenrijk daarom eerder de ‘naad van Europa’ dan een breuklijn. De positie als kruispunt en grensland was (en is nog steeds) een belangrijk element van de nationale identiteitsvorming van en in landen als België, Nederland en Luxemburg, maar ook andere kruispunten zoals Zwitserland en zelfs Italië. Een historische interpretatie en zelfs verbeelding dienden hierbij als legitimering van het bestaan, de bijzondere plaats en zelfs de imperiale ambities van de eigen natie, zoals de theorie die de Belgische historicus Henri Pirenne formuleerde om het Belgische genie te beschrijven als de versmelting van de ‘genieën van twee rassen, het Romaanse en het Germaanse ras.’ Pirenne is slechts één van de vele historici, filosofen, politici en schrijvers die Boehme de revue laat passeren in zijn intellectuele geschiedenis van deze naad van Europa.
Maar de nazaten van het Middenrijk zijn niet de enige naad van Europa. Een andere naad is het voormalige Oost-Frankische Rijk dat zich maar heel traag zou ontwikkelen tot het gefragmenteerde Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en later tot de Duitse Bond, het Duitse Rijk en ten slotte de huidige Bondsrepubliek Duitsland. Tot diep in de negentiende eeuw zijn de Duitsers een volk zonder echte natie en zonder sterk natiegevoel geweest.
Zij beschouwden zich daarom vaak als de bemiddelaars tussen verschillen en tegenstellingen, tussen Oosten West-Europa, maar ook tussen despotisme en democratie, tussen vrije markt en staatsgeleide economie. Na de periode die beschouwd kan worden als de ontsporing van het Duitse nationalisme tussen 1871 en 1945, wil het moderne Duitsland weer aanknopen bij die vroegere Mittelstelle (middenpositie) en Mittlerstelle (bemiddelaarpositie), en zien Duitsers zich vaak - net als voor 1871 - als de Europeanen bij uitstek. Boehme schetst hiermee een heel ander en verfrissend beeld van de plaats van onze Oosterbuur in Europa, een beeld dat ingaat tegen de conventionele beeldvorming over een wel al te homogeen en homogeniserend Duitsland.
Een derde naad loopt door het voormalige Habsburgse Rijk. Terwijl het in cultureel en taalkundig opzicht nauw aansloot bij het Duitse Rijk, werd de Donaumonarchie vooral gezien als een voorbeeld van een starre, matige en vlakke samenleving, tot ze haast een karikatuur van zichzelf werd tijdens het biedermeiertijdperk, ‘de periode van 1815 tot 1848 [waarin] vooral een gezapige, apolitieke burgerlijkheid werd aangemoedigd. [...] De enige doctrine leek te bestaan in een conservatief pessimisme, een angst om te verliezen wat bestond (blz. 170).’ In de kolossale roman Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil lezen we hoe de burgerlijke matigheid van Kakanië, de spotnaam waarmee Musil de kaiserliche und königliche Dubbelmonarchie
| |
| |
bedacht, uiteindelijk verwerd tot laksheid, zwakheid en een onvermogen om met het heden om te gaan.
Nu de Europese Unie onder druk staat, van binnenuit en van buitenaf, loont het de moeite om stil te staan bij de betekenis van grenzen, naties en identiteiten; om na te denken over ontmoetingen en afbakeningen, en over de plaats van landen, supranationale intergouvernementele besluitvorming en over alle soorten transnationale verbanden. Olivier Boehme heeft een boek geschreven dat een meer dan prikkelende aanzet tot dit soort debatten biedt. Europa, een geschiedenis van grensnaties getuigt van een grote belezenheid en eruditie, en van een vlotte pen. Kortom: een must voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis, cultuur en politiek van ons continent.
Manuel Duran
Olivier Boehme, Europa. Een geschiedenis van grensnaties, Polis, Kalmthout, 2O16, 471 blz., 29,95 euro, ISBN 97894631OO793.
| |
Johan Huizinga
Johan Huizinga (1872-1945) is met afstand de meest bekende historicus die Nederland heeft voortgebracht - die ook in het buitenland, door de vertalingen van zijn Herfsttij der Middeleeuwen (1919), Erasmus (1924) en Homo ludens (1938), al bij leven een grote naam had en nog altijd heeft. Huizinga heeft nooit een autobiografie willen schrijven: een korte voordracht uit 1936 ‘Over historische belangstelling?’ waarin hij zijn eigen ontwikkeling als voorbeeld gebruikte, was lange tijd de enige tekst waarin hij uitdrukkelijk over zichzelf sprak. Maar aan het einde van zijn leven liet hij zich door zijn tweede echtgenote Auguste Schölvinck - zijn eerste echtgenote Mary Schorer was in 1914 overleden - overhalen, voor haar en hun dochtertje Laura enkele notities over zijn loopbaan als historicus te maken. Dit resulteerde in het postuum verschenen boekje Mijn weg tot de historie, dat in 1947 werd gepubliceerd - geen volledige autobiografie, maar zijn herinneringen aan zijn ontwikkeling als historicus. Juist omdat hij in dit naar omvang bescheiden werk ook de wordingsgeschiedenis van Herfsttij der Middeleeuwen en Erasmus schetst, betreft het een tekst waarop degenen met belangstelling voor Huizinga graag teruggrijpen.
In het licht daarvan dat Mijn weg tot de historie sinds 1947 niet is herdrukt als afzonderlijke uitgave - uiteraard kreeg het wel een plaats in de Verzamelde Werken van Huizinga -, is het een mooi initiatief dat de Nijmeegse Uitgeverij Vantilt het boekje onlangs weer als zelfstandige publicatie heeft uitgebracht. Dit maakt het immers toegankelijk voor een breder publiek dan alleen de specialisten die de Verzamelde Werken zonder al teveel moeite kunnen raadplegen. En juist voor dat bredere publiek van belangstellenden is dit een interessante uitgave, omdat Huizinga zonder veel pretenties vertelt hoe hij uitgroeide tot de beroemde historicus die hij uiteindelijk is geworden. Het opmerkelijke aan zijn ontwikkeling is niet in de laat- | |
| |
ste plaats, dat hij aanvankelijk veeleer een taalkundige belangstelling had, en als student bijvoorbeeld een college Oudnoors volgde ‘dat zich dieper in de finesses van het klankstelsel begaf dan mijn belangstelling verdroeg’ (blz. 31). Juist dergelijke en passant gedane persoonlijke ontboezemingen maken dit boekje zo aardig.
In deze uitgave zijn naast Mijn weg tot de historie nog twee teksten opgenomen: de al genoemde voordracht ‘Over historische belangstelling’, en ‘Gebeden’ - de tekst van gebeden die Huizinga schreef in het najaar van 1944, toen het einde van de Tweede Wereldoorlog zich voorzichtig aankondigde, waarin hij bijvoorbeeld sprak van ‘de ondergang van de afschuwelijke macht, die dit alles heeft ontketend’ (blz. 92). Deze nieuwe uitgave van Mijn weg tot de historie is bezorgd door de Huizinga-specialist Anton van der Lem, die niet alleen een verhelderende ‘Wegwijzer’ bij het boekje schreef, maar het ook tot op de kleinste details heeft geannoteerd. Het boekje is verlucht met tal van foto's, waarvan de afbeelding op het omslag ‘Johan Huizinga in zeventiende-eeuws kostuum’ wel heel bijzonder is. Al met al een mooie uitgave - als kennismaking met Huizinga voor een breed publiek, maar niet minder interessant voor kenners van zijn historische werk.
Herman Simissen
Johan Huizinga, Mijn weg tot de historie & Gebeden, bezorgd door Anton van der Lem, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2016, 136 blz., 19,50 euro, ISBN 9789460042782.
| |
Maatschappij
Obamaland
Aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen peilde VS-correspondent voor NRC Handelsblad Guus Valk in zijn boek de gesteldheid van de grootmacht. De titel Obamaland lonkt uitdrukkelijk naar Nixonland, The Rise of a President and the Fracturing of America (2008) waarin de Amerikaanse geschiedkundige en journalist Rick Perlstein het ter ziele gaan van de Amerikaanse consensusdemocratie en de geboorte van de Amerikaanse kakafonie in het Nixontijdperk situeert. Alle goede bedoelingen en enkele indrukwekkende verwezenlijkingen ten spijt zal Obama bij het dichttrekken van de deuren van het Witte Huis een meer dan ooit verdeeld land aan zijn opvolger nalaten. Hoe deze verdeeldheid ingrijpt op de levens van gewone Amerikanen, schetst Valk treffend aan de hand van het wel en wee van twee boezemvriendinnen en buren uit Virginia: Sherri en Angela. Sherri trouwde met een Jemeniet en bekeerde zich tot de islam. Angela kwam op haar beurt in de ban van Donald Trump. De twee vrouwen breken uiteindelijk en in het nawoord vernemen we ook dat Sherri's dochter Layla, gezien het vergiftigde politieke klimaat, haar droom om in de voetsporen van Obama te treden heeft opgeborgen. Verderop lezen we onder meer over de strijd van Astrid Silva voor een verblijfsstatus, de lijdensweg van een zwarte moeder met een wit kind in Charleston, de gewapende boerenopstand in Oregon en de rommeli- | |
| |
ge terechtstelling van Clayton Lockett in Oklahoma.
Zulke verschillende uit het leven gegrepen getuigenissen van mensen die hij tijdens zijn vele rondreizen ontmoette of opzocht, zet Valk, geholpen door secundaire bronnen, neer in een breder economisch en politiek plaatje. Zo beschrijft hij hoe de Republikeinen onder de strijdleus ‘Vernietig het instituut om het te redden’ bewust aanstuurden op obstructie en politieke polarisatie (culminerend in de shutdown van oktober 2013), hoe die aangezwengelde anti-overheidssfeer vervolgens bespeeld en electoraal verzilverd werd en finaal hoe de kiezerswoede in het trumpisme opgepookt werd tot regelrechte paranoia. De democraten, weet Valk, hebben dan weer hun aandacht verschoven naar ethische thema's maar verstek gegeven in de strijd tegen de groeiende economische ongelijkheid. Zodoende heeft niet alleen ter rechterzijde maar ook ter linkerzijde het populisme de wind in de zeilen. Valk stelt hierbij de gemeenplaats van het ingesleten anti-etatisme bij Amerikanen enigszins bij: ‘Alsof hun wantrouwen jegens politici alleen ongedaan kan worden gemaakt door andere politici. Ze zoeken alleen geen traditionele leiders meer, maar politici met populistische daadkracht.’
Alles overziend hangt de auteur een somber, on-Amerikaans aandoend beeld op van de toestand van de natie. Een glimp van hoop ziet de auteur echter uitgerekend in het Zuiden, dat in een snel tempo seculariseert en waar steeds meer liberale zienswijzen op sociaal-ethisch vlak opgeld doen. Verandering wordt hier in de eerste plaats op gang gebracht door strijdvaardige individuen. Zo sprak Valk bijvoorbeeld met klimaatwetenschapper en domineesvrouw Katherine Hayhoe uit Texas die evangelische voormannen uit het Zuiden achter de strijd tegen de opwarming van de aarde weet te scharen. Obamaland maakt niet alleen de toestand van tweespalt en sociale onrust in Amerika van binnenuit tastbaar, maar houdt evenzeer de lezer uit het oude continent een ongemakkelijke spiegel voor.
Frederik Polfliet
Guus Valk, Obamaland. Amerika na acht jaar presidentschap Obama, Lebowski, Amsterdam, 2016, 204 blz., 19,99 euro, ISBN 9789048829675.
| |
Nooit meer thuis
Sinds enkele jaren beuken de golven vluchtelingen steeds nadrukkelijker in op het Zuiden van Europa. Waar in Europa voorheen het idee leefde dat de vluchtelingenstroom gestaag en onder controle was, namen na de Arabische Revoluties de aantallen wanhopige mensen, die have en goed verlieten voor een beter leven, enorm toe. Vandaag overheerst het gevoel dat de vluchtelingenstroom van weleer een regelrechte crisis is, die niet enkel buiten controle dreigt te raken, maar ook de verdeeldheid van de Europese landen pijnlijk duidelijk maakt. Europa neemt te traag of zelfs niet zijn verantwoordelijkheid om humane oplossingen te bieden voor de talloze mensen die de oversteek wagen. Ondertussen worden de vluchtelingen in Noord- | |
| |
Afrika slachtoffer van misbruik en geweld en sturen mensensmokkelaars hen aan het einde van een lange en uitputtende tocht de Middellandse Zee op in overvolle rubberboten, waarbij telkens weer onnoemelijk veel slachtoffers vallen.
Sommige mensen verzamelen de moed om in gesprek te gaan met of hulp te bieden aan enkelen van degenen die de overtocht hebben gemaakt. Van iedere mens afzonderlijk vraagt het telkens weer een overwinning op zichzelf om niet toe te geven aan de meest voor de hand liggende reacties, wanneer een dreigend groot aantal mensen, die er duidelijk anders uitzien en andere gewoontes op nahouden, de veilige thuishaven binnendringen. Onwetendheid voedt angst, en angst opent de afgrond naar populisme, onmenselijke oplossingen en uiteindelijk vluchtelingen die voor een tweede keer slachtoffer worden.
Iets van deze overwegingen moet Annelies D'Hulster ertoe hebben aangezet om het spoor terug te volgen van enkele vluchtelingen in Sicilië naar het land van waaruit ze vertrokken waren. Onderweg zou ze dan zoveel mogelijk mensen proberen te leren kennen en hun gevoelens, verlangens en drijfveren proberen te vatten om deze dan later te vertellen aan het thuisfront. Het oorspronkelijke plan om tegen de vluchtelingenstroom in te gaan bleek vanwege de situatie in Libië onuitvoerbaar. Daarom vertrok ze volledig alleen naar Gambia om vervolgens door te reizen naar Senegal en Mauritanië, Mali en Burkina Faso tot aan de woestijn van Agadez in Niger.
Het verslag van deze reis resulteerde uiteindelijk in een wat chaotisch boek. Data en plaatsen lopen door elkaar en ook mensen en gevoelens springen elkaar regelmatig voor de voeten. Het boek leest als een wat op orde gezet dagboek waarvan enkele bladeren door elkaar zijn geraakt. Tegelijk groeit bij het lezen van dit boek het respect voor de auteur enorm. Aan het woord is iemand die bij elke stap en elke ontmoeting van haar reis getracht heeft om afstand en grenzen te overbruggen. Gevoelens en situaties ondergaan niet de gebruikelijke zelfcensuur, maar worden rauw op papier gezet. De personen die Annelies D'Hulster ontmoet worden afgerekend op wat ze doen en zeggen. Soms gaat het om goede mensen, vaders die een beter leven willen voor hun kinderen, zonen die de wereld willen veroveren, broers, zussen, moeders die bezorgd achterblijven. Soms spelen kwaadaardigheid of oppervlakkige motieven de hoofdrol. Allemaal worden ze door de auteur met veel zorg op de eindeloos lange, stoffige en broeierig hete weg naar Europa gezet.
Voor de vluchtelingen die uiteindelijk Europa bereiken is thuis onbereikbaar geworden. Voor wie net als Annelies D'Hulster deze reis zou maken, kan ‘thuis’ nooit meer hetzelfde betekenen.
Gert Van Langendonck
Annelies D'Hulster, Nooit meer thuis. Onderweg van West-Afrika naar Europa, Uitgeverij Polis, Kalmthout, 2016, 389 blz., 22,50 euro, ISBN 9789463100878.
| |
| |
| |
Zolang deze heuvels van aarde zijn
Een belangrijk thema in het werk van de Nederlandse schrijver Willem van Toorn (*1935) is het landschap. De verbondenheid met de natuurlijke omgeving in de regio van herkomst is een rode draad in bijvoorbeeld zijn meesterwerk, de roman De rivier (1999). Maar ook in zijn poëzie is het landschap een motief dat steeds terugkeert. In verschillende essays, waaronder Project Nederland (2007) heeft Van Toorn zich gekeerd tegen de ‘verrommeling’ van Nederland, tegen de wijze waarop de schoonheid van het landschap door wanstaltige bedrijventerreinen wordt ontsierd. Daarbij wijst hij op het volledige gebrek aan discussie over de openbare ruimte: regering, provincie- en gemeentebesturen lijken alleen oog te hebben voor de nationale en regionale concurrentiepositie, en geen enkele politieke partij ziet om naar het wegkwijnende landschap. Van Toorn streed in de afgelopen decennia niet alleen met de pen tegen deze kwalijke omgang met het landschap, hij zette zich ook in de praktijk in voor het behoud van het cultuurlandschap rond de grote rivieren dat door dijkverzwaringen dreigde te worden, en uiteindelijk ook deels werd verwoest.
Onlangs verscheen van Van Toorn de bundel Zolang deze heuvels van aarde zijn - deze prachtige titel ontleende hij aan een gedicht van de Italiaanse dichter en schrijver Cesare Pavese -, een bundel met essays en beschouwingen waarin het landschap het verbindende element vormt. In het eerste essay zet de auteur uiteen, wat de leidende gedachte in dit boek is: ‘Het landschap waarin een mens zijn leven doorbrengt is een van de meest fundamentele elementen die de waarde en de waardigheid van zijn leven bepalen, direct na de allereerste levensbehoeften als voedsel en water, gezondheid, vrijheid en veiligheid [...] Een landschap bestaat voor zijn bewoners behalve uit zijn fysieke kenmerken uit een ongelooflijk complex van ervaringen, herinneringen, sporen, verhalen, kennis, tekens die hij nodig heeft om zijn weg erin te vinden, nieuwe ontdekkingen een plaats te geven, zijn keuzes voor de toekomst te kunnen funderen op lessen uit het verleden.’ (blz. 7). Met dit uitgangspunt verdiept Van Toorn zich bijvoorbeeld in het landschap van Cesare Pavese, Louis Paul Boon en George Sand. Hij stelt zich de vraag, of er nog iets rest van het landschap waarin hun werk (ook) wortelt, of dat het is vernietigd door het neoliberale denken dat de markt tot maat aller dingen maakt en niet schroomt landschap en natuur ondergeschikt te maken aan deze maat.
Zolang deze heuvels van aarde zijn is een wijs boek, juist omdat de schrijver in zijn opstellen over andere auteurs laat uitkomen hoezeer het landschap een bepalende bouwsteen vormt van de wereld die zij in hun werk oproepen. Van Toorn bewijst eens temeer, dat hij een van de meest interessante hedendaagse Nederlandse schrijvers is, niet in de laatste plaats omdat zijn werk - om het even of het nu poëzie, fictie of non-fictie is - een eenheid vormt doordat een thema als bijvoorbeeld ‘de mens in het landschap’ er op allerlei manieren een plaats in krijgt.
| |
| |
Herman Simissen
Willem van Toorn, Zolang deze heuvels van aarde zijn. Ontmoetingen in Europa, Uitgeverij Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2016, 246 blz., 19,99 euro, ISBN 9789021400402.
|
|