Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| ||||||||||
Jeroen Vanheste
| ||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||
jectiverende benaderingen hebben bovendien een sterke neiging tot reductionisme, terwijl het voor de hand lijkt te liggen dat alle genoemde facetten een bepaalde rol spelen en de mens zich niet laat reduceren tot één factor. Vanuit een humanistisch vertrekpunt wordt de mens opgevat als persoon, als een ‘zelf’ dat tot stand komt door een combinatie van natuurlijke aanleg en omgevingsfactoren en dat vanuit een zekere vrijheid en autonomie een waardenpatroon vormt waaruit intenties en handelen voortkomen. Een dergelijke zienswijze krijgt soms het verwijt naïef en onwetenschappelijk te zijn, maar het is de vraag of dat terecht is: want in sommige opzichten zijn het juist de wetenschap en in haar kielzog de theoretische filosofie die simplificeren en banaliseren als ze spreken over de mens. Ze proberen deze te vangen in de abstracties en concepten van wat Nietzsche een ‘vereenvoudigde, door en door kunstmatige, vervalste, bij elkaar gefantaseerde wereld’ noemt.Ga naar eind1 Kunnen experimenten met elektroden op het hoofd ons laten begrijpen wat vrijheid en bewustzijn inhouden? Kunnen gedachtenexperimenten over p-zombies het?Ga naar eind2 O sancta simplicitas! Charles Taylor heeft in dit verband opgemerkt dat wetenschap en theoretische filosofie de neiging hebben om ‘van onderwerp te veranderen’ wanneer zij praten over de mens:Ga naar eind3 in plaats van over vrijheid gaat het dan bijvoorbeeld over hersenactiviteit; in plaats van over bewustzijn begint men over patronen van berekenbaar gedrag. Men benadert de mens als een object, terwijl deze ook en vooral een zichzelf interpreterend subject is. In dit essay zal ik ingaan op de visie waarbij de mens wordt opgevat als een wezen dat zichzelf interpreteert en die interpretatie vorm geeft in verhalen over zichzelf, een proces dat nooit eindigt: want zowel de zelfinterpretaties als de daarmee samenhangende verhalen kunnen voortdurend bijgesteld worden. Als voorbeeld van deze zienswijze gebruik ik het werk van de televisie- en toneelschrijver Dennis Potter, die vooral bekend is geworden door zijn televisieserie The Singing Detective. | ||||||||||
De mens als een zichzelf interpreterend wezenHierboven noemden we al de hedendaagse filosoof Charles Taylor. In zijn werk heeft hij belangrijke bijdragen geleverd aan een hermeneutische antropologie waarin de mens wordt gezien als een zichzelf interpreterend subject.Ga naar eind4 Ook filosofen als Paul Ricoeur en Alisdair MacIntyre staan in deze lijn van denken over de mens. Volgens hen kan het subject zichzelf niet rechtstreeks kennen door ‘naar binnen te kijken’, zoals in de bewustzijnsfilosofische traditie van Descartes via het Duitse idealisme tot Husserl wordt verondersteld. Ons kennen is niet direct, maar indirect: we kennen onszelf via een proces van interpreteren waarbij ook de Lebenswelt een cruciale rol speelt. Onze | ||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||
persoonlijke identiteit, ons ‘zelf’ krijgt vorm door zelfinterpretaties, die niet alleen afhangen van ons cogito of onze innerlijke wereld, maar ook van allerlei bijkomende factoren: met name onze biografische, historische, sociale en culturele context; onze belichaming; en onze verbeelding. Het proces van zelfinterpretatie is dus voor een belangrijk deel sociaal en dialogisch. Waar de wetenschap de mens benadert als object, daar beschouwen filosofen als Taylor en Ricoeur deze op de eerste plaats als subject. Het gaat bij mijn zelf niet om de vraag wat ik ben (mijn biologische, genetische en neurologische eigenschappen), maar om de vraag wie ik ben (iemand met een bepaald verleden, levend in een bepaalde sociaal-culturele omgeving, met een bepaalde morele oriëntatie). Een zelf is geen ding in de wereld, maar een perspectief op de wereld. Omdat een subject geen deel uitmaakt van de empirische werkelijkheid en omdat de morele waarden waarmee het subject zijn zelfinterpretaties vorm geeft niet in objectieve wetenschappelijke begrippen kunnen worden gevangen, kan de wetenschap niet veel beginnen met de notie van ‘subject’. | ||||||||||
De narratieve identiteitIn de zienswijze van filosofen als Taylor, Ricoeur en MacIntyre is er een natuurlijke manier waarop een zelfinterpretatie vorm kan krijgen, namelijk in een verhaal. Zij spreken van een narratieve identiteit: het zelf, zoals het door interpretaties tot stand komt en uitgedrukt wordt in een verhaal. Maar waarom zou persoonlijke identiteit zich laten uitdrukken in een verhaal? Een antwoord kan zijn dat de mens van nature een verhalenverteller is. In alle culturen van alle tijden hebben de mensen elkaar verhalen verteld over zichzelf en de samenleving; iedere cultuur kent haar mythen en epen. Verhalen sluiten door hun aard aan bij de (bijvoorbeeld intentionele en temporele) vorm die het menselijk leven heeft. Om onszelf te interpreteren, is het nodig om een idee te hebben over waar we vandaan komen en waar we heen gaan, dus om onszelf te kunnen plaatsen in de tijd. In een verhaal kan ik de ervaringen uit mijn verleden verbinden met mijn huidige situatie (mijn culturele en sociale context, mijn waarden en overtuigingen) en met mijn intenties en doelen voor de toekomst. Met behulp van een verhaal kan ik mijn leven proberen te begrijpen als een eenheid en trachten greep te krijgen op mijn identiteit en bestaan. Via mijn verhaal kan ik mezelf en anderen vertellen ‘wie ik ben’. ‘Een leven is niet meer dan een biologisch fenomeen zolang het niet is geïnterpreteerd’ zegt Ricoeur,Ga naar eind5 die onze existentiële situatie ziet als ‘verwikkeld in verhalen’ en er op wijst dat het interpreteren van en vertellen over ons leven een manier is om gehoor te geven aan de oproep van Socrates om ons leven te onderzoeken.Ga naar eind6 | ||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||
Ieder leven kent spanningen en tegenstrijdigheden, zowel van synchrone aard (er kan bijvoorbeeld sprake zijn van conflicterende loyaliteiten) als van diachrone aard (een persoonlijkheid en haar waarden kunnen veranderen in de tijd). Verhalen kunnen dergelijke spanningen oplossen of hanteerbaar maken door te laten zien hoe de diverse elementen met elkaar samenhangen of uit elkaar zijn voortgekomen. Door een persoonlijk levensverhaal samen te stellen, kunnen wij onszelf en ons leven als een eenheid zien, een eenheid die niet biologisch is, maar thematisch en moreel. Dankzij de mogelijkheid om ons leven als een verhaal te zien, kunnen we de meerduidigheid, heterogeniteit, willekeurigheid en daarmee de ogenschijnlijke zinloosheid van ons leven bedwingen. Een verhaal kan ons leven betekenis geven, ook als dat verhaal eigenlijk ‘maar’ een constructie is, zoals we hieronder nog zullen zien. Ricoeur wijst behalve op het verhaal dat we zelf samenstellen ook op de rol die al bestaande verhalen kunnen spelen bij het vertellen van het eigen verhaal. Zelfinterpretatie kan houvast vinden in eerder vertelde verhalen, waarbij het zowel kan gaan om historische of biografische verhalen als ook om fictie. Mensen kunnen zichzelf vaak beter begrijpen en geestelijk ontwikkelen door zich te spiegelen in teksten die buiten hen staan. De grote werken van de literatuur kunnen ons meer inzicht geven in algemeen-menselijke ervaringen en emoties, zoals bijvoorbeeld ouder-kind relaties, liefde en haat, lijden en dood. ‘Wat zouden we weten van liefde en haat zonder de grote werken van de literatuur?’, vraagt Ricoeur, ‘Wat van jaloezie zonder Othello?’.Ga naar eind7 Hij gelooft dat literatuur in staat is om universeel menselijke ervaringen te beschrijven, zodat de lezer via een boek iets over zichzelf te weten kan komen. Deze nadruk op de rol van andere (fictionele) verhalen bij de vorming van onze narratieve identiteit is typerend voor Ricoeur, die zich hierin onderscheidt van Taylor. Bij onze narratieve identiteit is dus sprake van een weefsel van met elkaar verbonden verhalen. Bij het schrijven van ons eigen verhaal verhouden we ons tot andere bestaande verhalen, zowel fictionele (bijvoorbeeld romans) als ‘echte’ verhalen (bijvoorbeeld biografieën of de levensverhalen van anderen). Onze narrativiteit, ons eigen verhaal, wordt altijd mede gekenmerkt door een betrokkenheid op (de verhalen van) anderen. Er is sprake van ‘traditie én vernieuwing’: ons verhaal is opgebouwd uit bekende verhalen én uit elementen die specifiek voor onszelf en onze situatie zijn. Ik kan bepaalde modellen gebruiken voor mijn eigen verhalen, maar zal die op persoonlijke wijze toespitsen op mijn eigen situatie. | ||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||
De constructie van een zelfZeer belangrijk in verband met onze narratieve identiteit is het volgende, dat hierboven al enigszins naar voren is gekomen. Onze zelfinterpretatie, het ‘verhaal van ons leven’ is niet alleen een beschrijving die ons leven toont, maar ook een constructie die ons leven vormt. Bij het schrijven van ons verhaal maken we bepaalde selecties, vervormen we bepaalde zaken en proberen we als het ware om nieuwe levensmogelijkheden te verkennen. Het verhaal is zowel een metafoor voor de menselijke identiteit als ook een medium met behulp waarvan we deze identiteit vorm geven. We zijn zowel de lezer als ook de schrijver van ons eigen levensverhaal, anders gezegd: het is niet zozeer zo dat we een levensverhaal hebben, als wel dat we een levensverhaal vormen of zijn. Ricoeur zegt in dit verband dat ons leven gezien kan worden als een voortdurende ‘quest of narrative’.Ga naar eind8 Ook bij die queeste kan de literatuur ons helpen: het lezen van romans helpt volgens Ricoeur de verbeelding te vergroten, ‘alsof ik bepaalde rollen uitprobeer, maar me tegelijk ook van het verschil tussen mij en het boek bewust blijf’Ga naar eind9 Merk overigens op dat Ricoeur niet claimt dat we de auteur van ons leven kunnen worden, maar alleen dat we de auteur van ons levensverhaal kunnen zijn. Ons leven wordt deels bepaald door allerlei omstandigheden waar we niet veel invloed op hebben, maar we hebben wel de regie over onze interpretatie van dat leven. Zelfinterpretatie en de vorming van een narratieve identiteit zijn nooit eindigende processen. We stellen een bepaalde narratieve identiteit samen door ‘ons verhaal te schrijven’ en passen dat verhaal vervolgens toe op ons leven. Onze verhalen worden zowel verteld als ‘geleefd’: we gaan als het ware leven conform het door onszelf geschreven script. Maar door de ervaringen die we ‘in real life’ opdoen, en ook door de verhalen (fictionele verhalen en werkelijke verhalen) waar we mee geconfronteerd worden, stellen we onze narratieve identiteit voortdurend bij, soms zelfs ingrijpend. Een voorbeeld om dit toe te lichten. Ebenezer Scrooge heeft in het begin van Dickens' bekende kerstverhaal een bepaalde narratieve identiteit die hij zichzelf heeft toegekend. In het verhaal dat hij vertelt kan een mens alleen succes hebben in het leven als hij keihard werkt en niet toegeeft aan sentimenten. Wie niet slaagt, heeft dat aan zichzelf te wijten. Hij, Scrooge, heeft er alles voor over gehad om te slagen, en het resultaat is er dan ook naar. Scrooge ziet de hele wereld en alle andere mensen vanuit het perspectief van dit verhaal. Maar de drie geesten die hem bezoeken, tonen hem drie andere verhalen, waardoor hij gedwongen wordt om zijn zelfinterpretatie radicaal bij te stellen en zichzelf opnieuw uit te vinden. De nieuwe narratieve identiteit van Scrooge is er een waarbij andere mensen ook een rol spelen en waarbij zijn verleden, heden en toekomst in hun onderlinge betrekkingen worden gezien. | ||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||
Het hermeneutische zelfWe vatten een en ander samen. In de opvatting van Taylor en Ricoeur is de mens een zichzelf interpreterend wezen. Verhalen bieden een manier om onze zelfinterpretatie gestalte te geven. In verhalen drukken we de zorg voor ons leven als geheel uit, lossen we diachrone en synchrone spanningen op, en formuleren we zowel wie we vinden dat we zijn als ook wie we zouden willen worden. Ons eigen verhaal is daarbij verweven met de verhalen van anderen, en mogelijk ook met fictionele verhalen. De hermeneutische identiteitsfilosofie heeft een grote belangstelling voor de literatuur: niet alleen omdat deze een reservoir van verhalen biedt waaraan we ons zelf kunnen toetsen, maar ook omdat deze ons op ideeën kan brengen voor het exploreren van nieuwe mogelijkheden. De narratieve identiteit is een hermeneutische opvatting van het zelf. Zij houdt het midden tussen aan de ene kant de cartesiaanse en idealistische of romantische verheerlijking van het (denkende of voelende) ik, en aan de andere kant de nietzscheaanse en postmoderne verwerping van het ik. Onze identiteit is noch een onveranderlijk transparant ego, noch een voortdurend wisselende ‘stroom’ of een illusie. De narratieve identiteit is dialogisch en sociaal ingebed, maar impliceert wel degelijk een reële persoonlijke kernidentiteit. De (neuro-)wetenschappelijke ontkenning van het zelf slaat de plank mis, omdat het zelf niet als object, maar als subject moet worden gezien. | ||||||||||
Dennis PotterIk zal nu het idee van narratieve identiteit toelichten aan de hand van een artistiek werk: de televisieserie The Singing Detective (1986) van Dennis Potter (1935-1994). Potter deed journalistiek werk en schreef voor toneel, maar is vooral bekend geworden als televisieschrijver. Tot zijn bekendste werk horen de televisieseries Pennies from Heaven, The Singing Detective, Karaoke en Cold Lazarus. Voor een goed begrip van Potters werk komt enige informatie over zijn persoonlijke achtergronden van pas. Potter was van eenvoudige afkomst. Hij groeide op in een mijnwerkersdorpje in Forest of Dean, een woud in West-Engeland. In zijn werk heeft hij de positieve en negatieve kanten van zijn jeugd herhaaldelijk verwerkt: enerzijds de verstikkende dorpscultuur met haar roddels en kerk; anderzijds de liefde voor het landschap en het woud en de geborgenheid van de hechte sociale gemeenschap. Potter kon goed leren en kreeg de kans om met een beurs te studeren in Oxford en zich zo aan de kleine wereld van zijn afkomst te ontworstelen. Vanaf 25-jarige leeftijd kende Potter zware gezondheidsproblemen. Hij leed aan artritische | ||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||
psoriasis, de combinatie van een zeer ernstige huidziekte met reumatische klachten. De ziekte kwam in aanvallen die vele weken aan konden houden en vaak ook een ziekenhuisopname nodig maakten. Er waren weinig mogelijkheden om de ziekte met medicijnen te behandelen, en de medicijnen die hij kreeg hadden vaak ernstige bijwerkingen. Potter was van mening dat de ontwikkeling van televisiedrama helemaal stilstond in vergelijking met die van bijvoorbeeld de literatuur. Waar de roman van de twintigste eeuw het realisme achter zich had gelaten en de modernisten experimenteerden met nieuwe technieken (zoals de stream of consciousness) om het menselijk bewustzijn te verkennen, daar waren televisie en film blijven steken in hun realisme. Potter wilde in zijn werk ‘the insides of the head’ en daarmee de individuele subjectiviteit verkennen. Daarvoor maakte hij gebruik van allerlei experimenten en vernieuwende technieken. Zo liet hij in het televisiedrama Blue Remembered Hills (1979) een groep zevenjarige kinderen spelen door volwassen acteurs, met een zeer verrassend en indringend resultaat. De techniek die het meest als zijn handelsmerk geldt, is echter de bijzondere manier waarop hij gebruikmaakt van muziek. In enkele van zijn bekendste en meest succesvolle werken spelen songs een belangrijke rol, op een ongewone manier: de personages onderbreken op allerlei momenten hun handelingen om los te barsten in gezang. In Pennies from Heaven zijn het suikerzoete liedjes uit de jaren dertig en veertig, die in hun sentimentaliteit staan voor het verlangen naar een betere wereld. ‘Het is het idee van de wereld die glanst in een andere realiteit’Ga naar eind10, zei Potter, die de rol van deze liedjes vergeleek met die van de Bijbelse psalmen vanwege de hoop en het verlangen dat ze uitdrukken: ‘ze leken hetzelfde te willen zeggen als wat de psalmen en sprookjes beduidden: de meest gedeelde menselijke droom [...] een bijna religieus beeld van de wereld als een volmaakte plaats’.Ga naar eind11 In The Singing Detective is de rol van de songs (die hier vooral uit de jaren vijftig komen) complexer. Ze hebben nu vooral te maken met onderdrukte gevoelens en herinneringen: ze boren diepere lagen in de psyche van de hoofdpersoon aan en hebben naast een zoete ook een bedreigende kant. De genoemde facetten, in het bijzonder de jeugd in het mijnwerkersdorp in het Forest of Dean, de gezondheidsproblemen en de rol van muziek, keren in vrijwel al het werk van Potter terug. The Singing Detective is de synthese en apotheose van al deze ook al eerder verkende thema's en motieven. ‘Ik denk dat elke schrijver uiteindelijk een heel klein veld heeft waar hij blijft ploegen, en uiteindelijk vind je de munten of de schat of wat het ook is dat je wil vinden’, zei Potter daar zelf over.Ga naar eind12 | ||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||
The singing detectiveThe Singing Detective wordt algemeen als Potters meesterwerk beschouwd. De serie (zes afleveringen van een uur) werd eind 1986 bij de BBC uitgezonden en is vrijwel unaniem door pers en publiek geprezen. Een korte toelichting bij de complexe structuur van The Singing Detective komt van pas voor een goed begrip van de rol die narratieve identiteit speelt in de serie. De hoofdpersoon is Philip Marlow (gespeeld door Michael Gambon), een schrijver van goedkope detectiveverhalen. Marlow ligt in het ziekenhuis met een ernstige aanval van artritische psoriasis. Zijn hele huid is bedekt met een schilferende uitslag en hij kan nauwelijks bewegen door gewrichtsontstekingen in zijn hele lichaam. Zijn problemen zijn echter niet alleen fysiek van aard: Marlows medische toestand is tegelijk een symbool voor diepere geestelijke problemen.Ga naar eind13 In de zes afleveringen van de serie lukt het Marlow geleidelijk om, door zijn eigen levensverhaal te overdenken en herinterpreteren, een nieuw fysiek en geestelijk evenwicht te vinden. Het verhaal speelt zich af op vier niveaus, die voortdurend door elkaar heen lopen. Het eerste is dat van de ziekenhuiszaal. De vorm is hier die van een sitcom waarin het leven van alledag in een ziekenhuis op realistische en vaak ook humoristische wijze wordt getoond. Het tweede niveau is dat van Marlows herinneringen aan zijn jeugd in een mijnwerkersdorpje in het Forest of Dean. De jonge Philip is een eenling die zich het liefst terugtrekt in het woud en de gewoonte heeft om in bomen te klimmen. Het gezin Marlow woont uit armoede in bij de grootouders van Philip. De spanningen daar lopen hoog op: Philips opa heeft zieke longen van het mijnstof; zijn moeder en oma kunnen elkaar niet uitstaan; en zijn vader is een zachtaardige maar krachteloze man die iedereen over zich heen laat lopen en zijn moeder laat bazen over zijn vrouw. Hij vlucht in de muziek: hij kan goed zingen en geeft regelmatig optredens in de dorpspub. De derde verhaallijn is die van een van de detectiveverhalen die Marlow heeft geschreven, een boek dat The Singing Detective heet. De vorm is hier die van een film noir. Het verhaal speelt zich af in 1945 in Londen en gaat over een duistere handel in nazi-wetenschappers, in wiens kennis zowel het Westen als de Russen geïnteresseerd zijn. Een van de slachtoffers van alle intriges is een Russische spionne, een knappe blonde vrouw. De hoofdrol in het verhaal is voor een goede detective die achter de schurken aan zit en wiens hobby het is om als crooner (een zanger van vooral sentimentele songs) op te treden. In zijn ziekenhuisbed draait Marlow zijn eigen detectiveverhaal in zijn hoofd af. Het vierde niveau ten slotte is dat van Marlows koortsdromen, hallucinaties waarin het ziekenhuis, de jeugdherinneringen en het detectiveverhaal op allerlei manieren door elkaar lopen. Bij de wisselingen van niveau speelt de muziek een cruciale rol: het zijn bijvoorbeeld vaak de songs die bepaalde herinneringen activeren. In een | ||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||
typerende scène ligt Marlow in zijn ziekenhuisbed te denken aan een dag waarop hij weer eens hoog in een boom was geklommen. De jonge Philip hoort een koekoek zingen, wat Marlow doet denken aan zijn vader die in de pub ‘Bird Songs at Eventide’ zong, een liedje waarin allerlei vogelgeluiden nagebootst worden. Apetrots zit de jongen in de pub (en de zieke Marlow) te kijken naar zijn vader, die groot succes heeft met zijn voorstelling. Deze idylle, het paradijs van een jongen die zich één voelt met de natuur en huizenhoog opkijkt tegen zijn zingende vader, gaat echter verloren. Philips moeder is doodongelukkig in het benauwde dorp waar haar man geen zelfstandig bestaan voor zijn gezin weet op te bouwen en gaat uit teleurstelling over haar mislukte leven vreemd met de rokkenjager Binney. Het is in het bos en Philip, die weer eens in een boom zit, ziet het gebeuren. Als alles uitkomt, kan zijn moeder niet in het dorp blijven en gaat ze met Philip bij haar familie in Londen wonen. Later pleegt ze uit wanhoop zelfmoord door zich van een brug in de Theems te gooien. Philip, die denkt dat de dood van zijn moeder zijn schuld is omdat hij haar had verteld dat hij haar met Binney in het bos heeft gezien, keert terug naar zijn vader in het dorp. | ||||||||||
Terugtrekking uit de wereld: afstandelijkheid en cynismeDe Marlow in het ziekenhuis worstelt dus met onverwerkte gebeurtenissen uit zijn jeugd. Hij heeft zich zijn hele leven schuldig gevoeld voor de dood van zijn moeder. Als gevolg van wat hij Binney en zijn moeder in het bos zag doen en destijds nog niet kon begrijpen, heeft hij bovendien een zeer problematische houding ten aanzien van vrouwen in het algemeen en seks in het bijzonder. Hij is getrouwd, maar er zijn grote huwelijksproblemen en zijn vrouw Nicola durft amper in het ziekenhuis te verschijnen omdat Marlow haar bij het minste of geringste de huid vol scheldt. Marlow heeft zich altijd afgesloten van de wereld en teruggetrokken in zichzelf. In een van de flashbacks zien we hoe de jonge Philip, na de dood van zijn moeder met de trein teruggekeerd uit Londen, op het station wordt opgehaald door zijn vader. Beiden hebben een rouwband om. Als ze door het bos teruglopen naar hun dorp is Philip ineens verdwenen: hij is in een boom geklommen. Zijn vader roept hem, maar hij reageert niet. Hij heeft besloten om zich in zichzelf terug te trekken en zegt bij zichzelf: Don't trust anybody again! Don't give your love. Hide in yourself. Or else they'll die. They'll die. And they'll hurt you! Hide! Hide!Ga naar eind14 De levenshouding die Marlow uit zelfverdediging heeft aangenomen, is koel en afstandelijk. Het is precies deze houding die de zingende detectiveheld in zijn eigen boek aanneemt: ‘I can sing the singing. I can think the | ||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||
thinking. But you're not going to catch me feeling the feeling. No, Sir’ (sd, blz. 86). De zingende detective is Marlow zelf (hij wordt ook door dezelfde acteur gespeeld), de incarnatie van zijn verdedigingsmechanismen: hij is onsentimenteel, macho, streetwise, heeft alles volledig onder controle en kijkt door al zijn tegenstanders heen. Tegelijk heeft de detective echter toch ook een zachte en gevoelige kant die zich uit door zijn zingen, dat uiteraard verwijst naar Philips zingende vader. De Marlow in het ziekenhuis is er zo beroerd aan toe dat het hem niet meer lukt om de koele afstandelijkheid van zijn detective te handhaven. Zijn houding is er vooral een van agressieve woede tegen alles en iedereen. Als een van de artsen een gesprek met hem probeert te voeren, vraagt hij Marlow wat hij waardevol vindt in het leven en waar hij in gelooft. Dan ontvouwt zich het volgende gesprek: [Marlow:] Malthusianism. Ook dit is een vorm van ‘Hide! Hide!’: Marlow vlucht in cynisme en misantropie en sluit zich volledig af van de wereld. | ||||||||||
Terug naar de wereldIn de loop van de zes afleveringen van de serie komt Marlow geleidelijk tevoorschijn uit zijn schuilplaats en keert hij langzaam terug naar de wereld. Dat lukt hem via een proces van zelfonderzoek dat hem stukje bij beetje meer zelfinzicht geeft. In dit proces herinterpreteert Marlow zijn detectiveverhaal en daarmee tegelijk ook het verhaal van zijn leven. De detective is een metafoor voor Marlows zoektocht naar zelfinzicht, een allegorie voor het therapeutische proces waarin hij zijn leven herinterpreteert. Naarmate Marlow als een detective vordert met zijn zelfonderzoek, verbetert tegelijk ook zijn fysieke ziektetoestand: de huiduitslag neemt af, de gewrichten | ||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||
doen minder pijn. Bij het tonen van Marlows fysieke en geestelijke genezingsproces komen de bijzondere mogelijkheden van een televisieserie naar voren: de structuur van zes afzonderlijke afleveringen van een uur biedt een kans die toneel en film niet kennen, namelijk de mogelijkheid om een geleidelijke karakterontwikkeling te verbeelden. Gaandeweg realiseert Marlow zich dat zijn detectiveverhaal eigenlijk over hemzelf gaat. Ik noemde al dat de held, de zingende detective, in feite Marlow zelf is. Maar ook de andere hoofdpersonen blijken rechtstreeks uit Marlows leven te komen. De slechte handelaar in nazi's heet Binney, dezelfde naam als de man die zijn moeder verleidde (en door dezelfde acteur wordt gespeeld). De blonde Russische spionne die vermoord wordt lijkt op Philips moeder (en wordt door dezelfde actrice gespeeld). De moord die de detective op moet lossen is daarmee eigenlijk de moord op Philips moeder, een misdaad waarbij Binney niet vrijuit gaat. Naast herinterpretatie is er in Marlows genezingsproces ook sprake van herschrijven: hij herleest zijn detectiveverhaal en zijn leven niet alleen, maar verandert het als het ware ook door bepaalde dingen recht te zetten. Voor een mooi voorbeeld daarvan noemen we nogmaals de scène waarin Philip na de dood van zijn moeder met de trein terugkeert naar zijn dorp en door zijn vader wordt opgehaald. Ze lopen door het bos en Philip is plots verdwenen. Zijn vader zoekt hem, maar hij verbergt zich door in een boom te klimmen. In zijn hoofd verandert Marlow nu de afloop van deze scène. Wanneer zijn vader, in zijn verdriet over zijn overleden vrouw en zijn onbereikbare zoon, een soort wanhoopskreet slaakt die door het bos weergalmt, klimt Philip uit zijn boom en pakt hij de hand van zijn vader. ‘Dad’ zien we Marlow in zijn ziekenhuisbed zeggen (sd, blz. 233). Hij heeft zijn verleden herschreven, toenadering gezocht tot zijn vader voor wie hij zich als jongen had afgesloten. Marlow is ook fysiek in een andere persoon aan het veranderen. Zijn huid ziet er veel beter uit en hij kan weer redelijk bewegen. Zoals gezegd gaan zijn fysieke en geestelijke herstel hand in hand. Hij heeft zijn cynische houding goeddeels achter zich gelaten en staat meer open voor zijn sociale omgeving. ‘Isn't it about time you climbed down out of your tree?’ (sd, blz. 243), had Nicola al aan hem gevraagd, en dat is precies wat hij aan het doen is. In de finale van de serie vindt een laatste grote hallucinatie van Marlow plaats. Twee schurken uit zijn detectiveverhaal komen de ziekenzaal in om hem ter verantwoording te roepen. Maar dan snelt de held uit het detectiveverhaal te hulp. Er volgt een shoot-out die er mee eindigt dat Marlow in zijn ziekenhuisbed wordt doodgeschoten door zijn alter ego, de detective. De vroegere Marlow, de zieke en cynische, is definitief overwonnen. Er heeft een wisseling van narratieve identiteit plaatsgevonden. In de slotscène verlaat Marlow, ondersteund door Nicola, lopend het ziekenhuis. | ||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||
Het herstelproces van Marlow kan opgevat worden als een allegorie van het menselijke religieuze traject op zoek naar verlossing. Daarbij moet ‘religieus’ niet worden opgevat als een gehoorzaamheid aan een externe God, maar meer als een gerichtheid op een van binnen gevoeld verlangen of streven. Marlow moet leren om zichzelf zijn vroegere fouten te vergeven en zo het zwaar op hem drukkende schuldgevoel te verlichten. Vooral moet hij leren om zijn egocentrisme van zich af te schudden en zijn medemensen met meer liefde te bezien. In deze interpretatie is The Singing Detective een optimistisch werk met een ‘religieuze’ structuur: een verslag van een reis van de hel van cynisme, misantropie en wereldverzaking naar het happy end van Marlows verzoening met zichzelf, zijn vrouw en de wereld. | ||||||||||
Het soevereine zelfThe Singing Detective is een sublieme illustratie van de zienswijze waarin de mens wordt opgevat als een zichzelf interpreterend en verhalend wezen. Marlow bevindt zich in een weefsel van verhalen: zijn jeugdherinneringen, het detectiveverhaal dat hij heeft geschreven, zijn fantasieën, de wereld van de songs, de medische wereld in het ziekenhuis. Als een detective zoekt hij naar een samenhangende interpretatie, een ‘oplossing’ van het raadsel dat al die verhalen hem stellen. Het leven blijkt als een detectiveverhaal: ‘All clues. No solutions. That's the way things are’ (sd, blz. 140). Bij Marlows zelfonderzoek en zelfinterpretatie spelen alle zaken een rol die hierboven in het kader van de hermeneutische antropologie werden genoemd: de belichaming (de verwevenheid van lichaam en geest is een hoofdthema van de serie: de ziekte van Marlow staat immers niet los van zijn geestelijke problemen), de biografische context, de sociale en culturele context, en de eigen verbeelding. Dat laatste, de eigen verbeelding, is zoals we zagen van groot belang. De narratieve identiteit heeft niet alleen te maken met zelfinterpretatie, maar ook met zelfvernieuwing. We zijn zowel de lezer als de schrijver van ons leven: het vertellen van verhalen is gedeeltelijk een manier om onze identiteit te vormen. Marlow vindt een uitweg uit zijn ziekte door zichzelf opnieuw uit te vinden, zoals dat ook voor Dennis Potter zelf het geval was geweest. Hij sprak in interviews vaak over dit aspect van zijn leven zowel als van zijn werk: ‘Het mooiste aan het leven is ons vermogen om onze levens vorm te geven met taal, met verhalen. De wereld is vol van het geroezemoes van mensen die proberen de realiteit een nieuwe gestalte te geven.’Ga naar eind15 Potter sprak vaak over de kern van de individuele persoonlijkheid, die hij ‘het soevereine zelf’ noemde. Het soevereine zelf is niet het ‘publieke zelf’ dat bepaald wordt door de externe, materiële buitenwereld, maar een | ||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||
waarachtig en coherent inner self. Potter beschouwde ons vermogen om een dergelijk soeverein zelf te vormen als ‘de meest waardevolle van alle menselijke bekwaamheden’.Ga naar eind16 Zijn werk is ten diepste humanistisch in de zin dat het de overtuiging uitdraagt dat wij over een bepaalde persoonlijke soevereiniteit en vrijheid beschikken. Over The Singing Detective zei hij in een interview: [de serie] gaat over de manier waarop we de soevereiniteit die we hebben, en die alles is dat we hebben, kunnen behoeden [...] Uit dit moeras, zogezegd, van bewijs, aanwijzingen, speurtochten en intenties, een metafoor voor de manier waarop we leven, kunnen we beginnen om de structuur op te tuigen die we ons zelf noemen’.Ga naar eind17 | ||||||||||
De Tsjechov van de televisieschrijvers‘Minute by minute we make the world. We make our own world’ (sd, blz. 96), zegt Marlow. Zijn genezingsproces vormt een illustratie van het mensbeeld dat filosofen als Taylor en Ricoeur ons voorhouden. Zelfinterpretatie leidt eerst tot zelfbegrip en vervolgens tot zelfvernieuwing. In zijn ziekenhuisbed herinterpreteert Marlow zijn detectiveverhaal. Langzaam begint hij te begrijpen dat zijn narratieve identiteit overeenkomt met die van ‘the singing detective’: koel, afstandelijk, alles gericht op het in control blijven. Het verhaal van zijn detectiveroman blijkt vol clues die betrekking hebben op zijn eigen leven: de dood van zijn moeder, de relatie met zijn vader, zijn agressieve en onbeholpen houding tegenover vrouwen. Door intensieve zelfreflectie begrijpt Marlow geleidelijk wat er verborgen ligt onder zijn gespeelde identiteit. Daarna kan hij zijn verhaal herschrijven en daarmee zijn narratieve identiteit bijstellen. De opdracht die het leven stelt, is dat het subject zijn eigen auteur wordt. Natuurlijk zijn we niet volledig meester over onszelf en over ons eigen verhaal: persoonlijke aanleg en contextuele factoren perken onze mogelijkheden in. Maar binnen die beperkingen zijn we vrij om ons leven vorm te geven en de auteur van ons eigen verhaal te worden: dat is de visie van humanistische filosofen als Taylor en Ricoeur, en dat is ook de visie die door Potter in zijn werk wordt uitgedragen. Het is een visie waarin de menselijke vrijheid en regie worden benadrukt. Potter toont in zijn werk dat de mens niet volledig wordt gedetermineerd door externe factoren waar hij geen invloed op heeft, zoals lichamelijke gezondheid en de sociale en culturele context. Dergelijke materiële en omgevingsfactoren hebben weliswaar een grote invloed op Marlow, maar toch weet hij zichzelf te transformeren in een nieuwe persoon en een nieuwe narratieve identiteit voor zichzelf te creëren. The Singing Detective herinnert ons er aan dat wij mensen altijd | ||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||
de mogelijkheid hebben om onze soevereiniteit gestalte te geven en het auteurschap over ons leven uit te oefenen. Deze boodschap is de uitdrukking van een diep gevoeld humanistisch optimisme. De indrukwekkende manier waarop Potter in zijn werk vorm gaf aan deze overtuigingen, bezorgde hem als bijnaam ‘de Tsjechov van de televisieschrijvers’Ga naar eind18 | ||||||||||
Literatuur
|
|