werd hij beschuldigd van exhibitionisme, opportunisme en subjectivisme. Geeraerts zou een fascist zijn en Black Venus niets meer dan goedkope porno.
Dat waren de woorden uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de eenentwintigste eeuw beziet Mortier de ‘Gangreen Cyclus’ waarvan Black Venus het eerste deel is, met geheel andere ogen: ‘Toen ik de Congoromans later herlas troffen ze me als een portret van een man in crisis, gevangen in een weinig levensvatbaar huwelijk en in de dodelijke realiteit van het Belgisch kolonialisme [...] en die hier, in dit land, een uitweg zoekt uit zijn beklemming’ (Mortier, blz. 40). Dit beaamt Geeraerts zelf ook. Mortier citeert hem hier letterlijk in zijn reisdagboek: ‘Congo is voor mij geen bevrijding geweest, maar wel een genezing. Ik ben hier genezen van de westerse cultuur: christelijk, conservatief en paternalistisch’ (Mortier, blz. 166). Zo bekeken bracht Congo in het leven en werk van Geeraerts veeleer een kritiek op de westerse samenleving voort dan een kritiek op de westerse kolonisatie.
Geeraerts is dan ook geen typische oud-koloniaal. De nostalgie van de koloniaal is niet de nostalgie van Geeraerts, zoveel wordt duidelijk in het reisdagboek van Mortier. Geeraerts verlangt niet zozeer naar de goede oude tijd van de machthebber, maar naar een vol en wild leven, ver van het westerse beschavingsideaal; ‘[...] een Lust for Life in het regenwoud’ aldus Mortier (Mortier, blz. 54). Julie, de minnares van Geeraerts en geliefd personage in Black Venus, mag niet ont breken: ‘De hoop die ze belichaamde, de belofte aan sensuele en seksuele bevrijding of catharsis [...]’ (Mortier, blz. 54).
De nostalgie van Geeraerts is een vitalistische nostalgie: een verlangen naar de eerste mens. Nostalgie, van het Oudgriekse woord ‘nostos’, terugkeer of thuiswaarts, en ‘algia’, verlangen of lijden (Cassin). Vaak wordt nostalgie een kitsch sentiment genoemd of nog erger: geschiedvervalsing. Een onkritisch sentiment bij tijd en wijle, maar zeer zeker het onderzoeken waard. De vitalistische nostalgie, zoals die van Geeraerts, is niet het verlangen naar het koekje bij de thee uit zijn jeugd. Het wil niet het verleden conserveren om haar in een snoeppapiertje te wikkelen. Nee, de vitalistische nostalgie zoals die naar voren komt in Mortiers dagboek en Black Venus is een ongetemd verlangen naar een andere plek, een andere tijd, buiten zijn eigen kleine levensgeschiedenis.
Het is dit voorwereldlijke verlangen dat Geeraerts haarscherp verwoordt in zijn Black Venus. Geeraerts maakt in het semi-autobiografische verhaal een rite de passage mee bij een inheemse stam waar de meesten van ons alleen van kunnen dromen: ‘[. ] ik maakte metershoge luchtsprongen, de miljoenen wezens rondom mij verenigden zich in rijen, in horden, in falanxen en samen dansten we de rituele dans van de Aarde, het Vuur, het Licht, de Adem, het Bloed, god had nooit bestaan, god zou nooit bestaan, we waren almachtig’ (Geeraerts, blz. 51). Geeraerts is hier verworden tot Zarathustra (Niet-