| |
| |
| |
Marc Kregting
‘Het gedogen van meningen waarvan men een afkeer heeft’
In Het Atheïstisch Woordenboek dwingen Paul Cliteur en Dirk Verhofstadt de willekeurige orde van het alfabet tot samenhang. Het Nederlands-Vlaamse duo plaatst zich in de traditie van de Verlichting en noemt dan Voltaires Filosofisch woordenboek. Voor het heden worden Etienne Vermeersch en Johan Braeckman bedankt. Zij horen evengoed tot de beknopt gekarakteriseerde historische en actuele personen, voorvallen en begrippen die een maatschappijvisie stofferen. Wat die behelst, valt slechts te achterhalen door één van de sporen te volgen die de auteurs, met ‘een slim systeem van verwijzingen’ in de trant van Diderot en D'Alemberts Encyclopédie, hebben uitgezet.
Zelf begon ik bij een lemma over Jan Pieter Hendrik Donner, de christendemocraat over wie meteen wordt onthuld dat hij uit een invloedrijke familie van bestuurders komt. Cliteur en Verhofstadt spitsten zich toe op een uitspraak van Donner in een decenniumoud interview. Daarin zei hij dat het de essentie van democratie is dat de meerderheid telt, ook wanneer twee derde de sharia wil invoeren. Volgens de auteurs rechtvaardigt hij dan een inbreuk op fundamentele vrijheden en krijgt de democratie geen bescherming. Ook zou Donner, destijds minister die terrorisme moest bestrijden, door zijn principe groepen steunen die geweld gebruiken tegen andersdenkenden.
Verder had Donner vlak na de moord op Theo van Gogh gepleit voor aanscherping van de wet op godslastering (in 2014 afgeschaft). Ook dat is volgens Cliteur en Verhofstadt de omgekeerde wereld. Ze komen op Donners pleidooi terug in het aantijgend getitelde lemma ‘Machiavellisme bij de bestraffing van godslastering’. Volgens hen handelde Mohammed B. met de moord conform oude fundamentalistische geschriften, die toestonden nalatigheid van de overheid te vereffenen. Volgens In godsnaam, een reconstructie van Jutta Chorus & Ahmet Olgun, ligt het genuanceerder. Na een
| |
| |
fragment van de veertiende-eeuwse islamgeleerde Ibn Taymynna voelde Mohammed B. zich verplicht de eer van de profeet te wreken die door Van Gogh zou zijn gekrenkt met het etiket ‘vieze oom’. Ideeën van Augustinus en Thomas van Aquino, melden Cliteur en Verhofstadt, laten eveneens zo'n geoutsourcete wraak toe.
Hun wrevel is dat een toppoliticus als Ban Ki-moon liever provocaties tempert. Volgens de auteurs heeft snijdende humor als die van Van Gogh, die zich overigens eerst richtte tegen joden, een beschavende waarde. Om tolerantie aan te leren. Maar volgens de vn-secretaris-generaal wordt bij bewuste belediging vrijheid misbruikt. Cliteur en Verhofstadt vrezen dan echter toestanden als in Orwells dystopische roman 1984, wanneer vrijheid geketend wordt aan gemeenschappelijke rechtvaardigheid voor een gemeenschappelijk doel. Dat zijn ‘excuses voor de meest totalitaire opvattingen’.
| |
The village idiot
Volgens het Donner-lemma had de grootvader van deze minister de wet op godslastering in 1932 vooral ingesteld om communisten het zwijgen op te leggen. Een manier om de vijand van binnenuit te bekampen. Dat hier nog steeds een taak ligt, wil het lemma ‘Extremisme in woord en daad’ bewijzen. Cliteur en Verhofstadt kanten zich daar tegen ‘de politieke en bestuurlijke elite’ die na de moord op Van Gogh liberale principes zou hebben verloochend. De lemmatitel ontlenen ze aan een toespraak van koningin Beatrix die volgens hen belediging en moord onvoldoende van elkaar onderscheiden had, door matiging van toon aan te bevelen.
Dit standpunt werken de auteurs uit in het lemma ‘Groepsbelediging’, waarin ze beweren dat een groot deel van de mensheid is vervallen in ‘slachtofferdenken’. Theater en cabaret dat twee decennia geleden regulier was, heet inmiddels ‘niet respectvol’. Van websites die daarna ‘slachtofferdenken’ afslachtten door de objecten pittbullachtig te bejegenen en voor hun ‘multiculti’-verdedigers een ‘policorwatch’ in te stellen, maakt Het Atheïstisch Woordenboek geen melding.
Cliteur en Verhofstadt framen de nadelen van terughoudendheid die printmedia zouden betrachten. Daarbij spinnen religieus fundamentalisten garen, doordat hun gevoelens van krenking onbedoeld worden gesteund. In die optiek hanteren media zelfcensuur. Maar persoonlijk weet ik slechts één onderwerp waar media prudent zijn geweest: het onverdoofd slachten voor het Offerfeest. Maar ook daar taant die neiging tot terughoudendheid. Voor het overige lijken moslims in media veeleer te worden geviseerd dan beschermd.
| |
| |
Censuur van de vrije meningsuiting kan contraproductief zijn volgens Cliteur en Verhofstadts inspiratiebron de Verlichting, die zelfkritiek en tolerantie propageerde. Kort voordat hij werd vermoord, stelde Pim Fortuyn zich te beroepen op Voltaire: ‘Ik kan uw mening nog zo abject vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten.’ Idealiter is er ruimte voor dissensus, waarin systematisch beargumenteerde afwijkende standpunten aan het debat meedoen.
In de praktijk vult die ruimte zich vooral met ad-hoc-krenkingen. Fortuyn noemde de islam een ‘achterlijke cultuur’, Van Gogh moslims ‘geitenneukers’ - een benaming die inmiddels is gereserveerd voor de Turkse president Erdogan. Hieruit leidde Bas van Stokkom ironisch af dat kwetsende, vulgaire en liederlijke gedachten kennelijk de kwaliteit van de democratie vergroten. Maar: ‘Het gaat hier om een bijgeloof dat aan elke uiting magisch positieve eigenschappen toeschrijft’.
Het valt te betwisten of met geitenneukerstaal een hoger principe wordt gediend, zeker als ook voorstanders erkennen dat de aanleiding ‘smakeloos’ is. Daarnaast lijkt het complimenteus indien woorden niet omgeven worden door vrijblijvendheid. Uit In godsnaam blijkt echter dat Van Gogh doodsbedreigingen wegwuifde omdat hij zichzelf een dorpsgek vond. Ook een Amerikaans producent had hij lachend deelgenoot gemaakt van die rol: ‘Who would kill the village idiot?’
| |
Indringende vragen
Indien satire onbegrensd zou zijn, verandert juist de beschadigde, hoe draconisch ook, in een martelaar. Bovendien frappeert de souplesse waarmee Geert Wilders en Filip Dewinter, pas na reacties op hun zoveelste schoffering van moslims en/of collega's, schermen met ‘vrijheid van meningsuiting’. De Koran kan wat hen betreft overigens worden verboden.
Van het lemma ‘Weerbare democratie’ in Het Atheïstisch Woordenboek mag de vrijheid van meningsuiting pas begrensd worden bij pleidooien om democratie af te schaffen. De auteurs verwijzen naar de gnuivende verbazing van Joseph Goebbels over de ruimte die nazi's kregen om opvattingen te verbreiden. Mij smaakt die verwijzing retorisch, maar ze vloeit voort uit de kritiek op Donners meerderheidsvisie. Wel heeft Cliteur destijds Ayaan Hirsi Ali afgeraden de anti-islamfilm Submission met Van Gogh te maken. Voor Cliteurs huidige collega Afshin Ellian, die na de machtsovername door Khomeini vanuit Iran als politiek vluchteling in Nederland terechtkwam, blijft elke toegeving aan zelfcensuur een stap naar een tirannie; satirici houden de macht scherp.
Het Atheïstisch Woordenboek ruimt lemma's in voor Theodor Holman
| |
| |
en Karel van het Reve, die eventuele gewelddadigheid van godsdienst zonder de minste schroom hekelen. Ze dagen uit, omdat verworven vrijheden worden bedreigd. Uit solidariteit stelde Holman ‘indringende vragen’ over Wilders: heeft hij geweld gebruikt, iemand met de dood bedreigd, heeft hij zich onttrokken aan het democratische proces? Alle antwoorden zijn volgens Cliteur en Verhofstadt ontkennend.
Natuurlijk is het gezond om zaken ‘ter discussie te stellen’. Toch verplicht juist de Verlichting het nut van zo'n poging af te wegen tegen kwetsuren van elementaire waardigheid. En tegen de ernst waarmee de poging is gedaan. In 2014 stelde Wilders voor Nederlanders die ook een paspoort hebben uit een islamitisch land, een ‘antishariaverklaring’ te laten tekenen. Buiten moslims raakte hij daarmee joden, die in Arabische landen met een ‘ariërverklaring’ werden geconfronteerd en herinnerd werden aan de Tweede Wereldoorlog.
Filip Dewinter had tot voor kort te maken met een cordon médiatique, maar Wilders heeft nooit over aandacht te klagen gehad. Voordien hortte de officiële berichtingeving over Fortuyns opkomst wel. Tegelijk kwamen er toen instrumenten op als het straatinterview, het inbelprogramma, het digitale plein, de blog en podcast. Zulke technologische ontwikkelingen maken censureren lastiger. Gelukkig, want een goed ingezette vrijheid van meningsuiting verplaatst misstanden naar de publieke ruimte.
| |
Atheofobie
Religieuze groepen hebben baat bij kritiek, hoe scherp geformuleerd ook, vinden Cliteur en Verhofstadt in het lemma ‘Haatzaaien’. Gehandicapten zouden terecht beschermd worden door de wet, gelovigen onterecht. En wat hebben deze voor op politiek geëngageerden? Tot slot vinden de auteurs aanzetten tot haat iets anders dan aanzetten tot geweld. Het werkwoord ‘haatzaaien’ werd in 2015 aan Van Dale toegevoegd. Het is een potverwijt-de-ketel-term. In een radiogesprek besprak bestuurskundige Paul Frissen bijvoorbeeld een parallel tussen Wilders' gedemoniseer en klassiek fascisme. Dit noemde de beschuldigde ‘haatzaaiende onzin van een ophitsende nepprof’ die uit zijn functie mocht worden gezet.
Zo voedde de PVV-leider een idee in Het Atheïstisch Woordenboek dat door bescherming van één religieuze groep (die Frissen niet benoemde) een ‘schijnwereld’ is ontstaan. Dat etiket staat in het lemma ‘Islamofobie’. Volgens Cliteur en Verhofstadt sluiten godsdiensten elkaar uit. Dat vinden zij niet erg. De wet beschermt andere opvattingen, wat allerminst een ziekte is. En waarom bestaat er geen ‘catholicofobie’, ‘liberalofobie’ of, in eigen kraam, ‘atheofobie’?
| |
| |
Ban Ki-moon, maar ook zijn voorganger Kofi Annan, volhardt echter in het concept dat hier vrijheid van kritiek bedreigend is en criminaliseert. Nee, vinden Cliteur en Verhofstadt, met ‘islamofobie’ krijgen terroristen een extra wapen. Hun standpunt rijmt met een redactioneel in de Volkskrant. Dat erkende de ernst van bedreigingen tegen moslims maar ook groeiend geweld tegen joden. Islamofobie zou één religie bevoorrechten.
Merijn de Koning pareerde dat geweld tegen moslims voorwaardelijk wordt veroordeeld: met vermelding van jihadisme en radicalisering. Onder ‘discriminatie’ kunnen volgens hem meer vormen van racisme (tegen moslims, joden, zwarten) geneutraliseerd worden tot persoonlijke interacties. De systemische en historische dimensie van een reëel verschijnsel verdwijnt onder overgevoeligheid bij bepaalde slachtoffers.
Maar rationele kritiek op één godsdienst, zoals bij onverdoofd slachten, kan met ‘islamofobie’ evengoed worden geneutraliseerd. Bovendien hebben Chorus & Olgun laten zien dat voor de kringen van Mohammed B. geweld in en tegen Nederland gerechtvaardigd was wegens steun van de regering aan Israël. En groeiend geweld tegen joden wordt niet geholpen door anti-Israëlisme.
| |
Cherrypicking
Soelaas zien Cliteur en Verhofstadt in het open ‘kosmopolitisme’ zoals dat is ontsproten aan Kant en de Verlichting. Door ontmoetingen met iedereen overstijg je lokale, regionale en nationale troebelen. Maar afwezig in Het Athe-ïstisch Woordenboek blijven ecologische en sociale keerzijden. Het zijn vooral de hoogste inkomens die met vliegverkeer het milieu verpesten. Zo wordt het extra onbehaaglijk dat hun gereis over de wereld zelden wordt betwist, terwijl migratie van minder bevoorrechten, desnoods te voet, veel tegenwind krijgt.
In de beperkingen en nuances van kosmopolitisme geeft de Amerikaans-joodse filosofe Susan Neiman inzicht. Evengoed relativeert ze de honkvastheid van Kant, met diens mythisch stipte middagwandeling: ‘Bij hoevelen van ons staat er niet dagelijks een rondje hardlopen of een yoga-sessie op het programma, omdat we weten dat we ons lichaam dreigen te verwaarlozen als we het niet regelmatig aandacht geven?’
Neiman vindt zichzelf en vele collega's provinciaal, omdat ze laat Afrika bezocht. Jonge Afrikanen die elders een academische opleiding volgden zouden kosmopolieten zijn. Ook is ze nuchter over Erasmus-programma's van studenten die ter plekke kennis van een buitenland opdoen. De cocon waarin ze zitten kan klein zijn. Ze spreken hun eigen taal en kunnen in den vreemde nog net een brood bestellen. Het lijken wel wetenschappelijke conferenties, zegt Neiman vilein, of het Wereldeconomisch Forum te Davos.
| |
| |
Toch promoot Neiman kosmopolitisme. Ze doet dat op basis van iemand, naar wie het in Het Atheïstisch Woordenboek vergeefs zoeken is: Jean-Jacques Rousseau. Hij geldt als antipode van Kant die zelf overigens een tweede Newton in Rousseau zag. Inzake kosmopolitisme volstaat deze zin uit émile: ‘Ik acht het een onomstotelijke stelregel dat wie slechts één volk heeft gezien het mensdom niet kent; hij kent alleen het volk waarbij hij leeft’.
Wat bij Rousseau moet worden verworven, ligt bij Cliteur en Verhofstadt al gereed. Volgens hen heeft een wereldburger het recht een identiteit te bepalen naar gelang de omstandigheden, cherrypickend, maar steevast in bezit van universele ‘onaantastbare rechten en vrijheden’.
| |
Gegijzelde
Uit het lemma ‘Mensenrechten’ blijken voor Cliteur en Verhofstadt louter klassieke rechten onaantastbaar die ‘verlichtingswaarden’ zijn: vrijheid van geweten, gedachte, meningsuiting, vereniging en vergadering,... Daarnaast onderscheiden de auteurs sociale rechten: op werk, huisvesting, staking,. Ze vinden dit idealen, die niet overal simpel voor iedereen zijn te realiseren. Tot slot vermelden ze collectieve rechten, bovenindividueel, zoals ‘culturele identiteit’. Dat concept vinden ze schadelijk, omdat het de onderdrukking van individuen, ‘in het bijzonder vrouwen en niet-religieus georiënteerde burgers’, zou legitimeren. Cliteur en Verhofstadt opperen groepsrechten niet langer onder de mensenrechten te scharen.
Het blijken voorbereidende schermutselingen. In ‘Multiculturalisme’ trekken de auteurs van leer tegen het idee dat groepen boven een individu recht hebben op behoud van cultuur. Dan zou ‘zelfs een dictaat’ opdoemen om culturele verscheidenheid te waarderen. Die verrijking confronteren de auteurs met vrouwenbesnijdenis, onverdraagzaamheid tegen homoseksuelen en religieuze satire - oeroude zeden worden ingeplant. Aldus toont een multiculturalist zich ‘blind voor de schaduwzijden’.
Volgens Cliteur en Verhofstadt heeft de sharia niet dezelfde reikwijdte als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ze ontwaren er juist een premodern wereldbeeld in, waarvan Het Atheïstisch Woordenboek menig voorbeeld aan de kaak stelt. En al nemen wereldleiders nu afstand van het multiculturalisme, nog immer zouden de denkfout en de abjecte gevolgen ervan populair zijn ‘in academia en bij de politiek correcte intelligentsia’.
Als vroege multiculturalist wordt Pontius Pilatus opgevoerd. De auteurs hadden zijn naam al laten vallen bij Ban Ki-moons idee dat de vrijheid van meningsuiting kan worden misbruikt. Diens bewoordingen deden hen denken aan Stalin en Idi Amin. Wel is de vn-secretaris-generaal geen dicta- | |
| |
tor maar ‘eengegijzelde’. Opdat er geen oorlog van allen tegen allen uitbreekt wenst hij ‘respect’, zoals Pontius Pilatus zou hebben betoond.
Pilatus' gedrag lijkt volgens Het Atheïstisch Woordenboek ‘op dat van vele hedendaagse bestuurders’. Als Romein deert het hem niet dat Jezus wordt beschuldigd van godslastering, maar zijn persoonlijke overtuiging zet hij buitenspel. Hij verplaatst zich in een wetssysteem van een ander volk, de joden. Cliteur en Verhofstadt noemen hem ook een cultuurrelativist omdat hij de lieve vrede bewaart, desnoods door bij het volk de bloeddorstigheid te honoreren met een kruisiging. Dat volk beroept zich op zijn beurt op de Romeinse rechtsorde: Jezus moet dood ‘om erger te voorkomen’.
Met die donneriaanse logica, stellen de auteurs cynisch, had Theo van Gogh inderdaad in Nederland gesanctioneerd moeten zijn, en nam Mohammed B. de honneurs waar.
De Pilatus-figuur is eveneens overdacht door Giorgio Agamben. Deze filosoof verklaart de besluiteloosheid van de rechter uit de complexe gevolgen die elk oordeel zou hebben gehad. Ook voor de juridische orde zelf en voor de theologische rechtvaardiging van de wereldlijke macht. Net als Cliteur en Verhofstadt ziet Agamben het proces tegen Jezus als een allegorie van onze tijd, maar dan als permanente crisis. Kosmopolieten zijn volgens hem besluitelozen die onophoudelijk moeten beslissen.
| |
Testcase
Onophoudelijk construeert Het Atheïstisch Woordenboek tegenstanders uit de ‘elite’ die de status quo zou bewaren. Bij Cliteur en Verhofstadt heeft de elite meer gezichten, maar is ze in elk geval links en ‘politiek correct’. Soms zit ze in de politiek, zoals de familie Donner, soms in de wetenschap of in de kunsten.
Het is ingewikkeld geworden om de vinger te krijgen op eliteschap. Miljardair Donald Trump vecht tegen een gevestigde orde in Washington, gelouterd kamerlid Wilders tegen de Haagse kaasstolp. Opinieleiders en hoogleraars Cliteur en Verhofstadt, uit een groot netwerk, hebben vooral ‘intellectuelen’ in het vizier. Een bankelite speelt bij hen geen rol.
Ooit zat ‘de elite’ rechts. Nu heet het links van weleer een vergaarbak van ‘regenten’ die elkaar baantjes toespelen. Dat wordt gehekeld door Wilders. Ook de machtigste man van België, Bart De Wever, loopt te hoop tegen de (culturele) elite. Volgens hen begon de ellende in mei '68. Toen viel de maatschappij tevens ten prooi aan polarisatie. Cliteur en Verhofstadt verbinden dat begrip met ‘radicaal’: grondig onderzoek, ongeacht de gevolgen. Polariseren is het ‘duidelijk benoemen’ van tegenstellingen, ‘scherp aangeven wat de uitersten zijn’.
| |
| |
Van de protesttijd tot in de jaren tachtig had ‘radicaal’ een ‘zeer positieve gevoelswaarde’ bij ‘voornamelijk linkse partijen’. Door Afshin Ellian is gememoreerd dat Jan Blokker jarenlang probleemloos kon schrijven over ‘christenhonden’. Van Stokkom heeft erop gewezen dat politiek rechts deze stijlvorm van gezagsondermijning en taboedoorbraak heeft overgenomen. Rechts presenteert zich nu inderdaad als libertair en opstandig. En rond het idee ‘radicaal’ zou inderdaad, zoals Het Atheïstisch Woordenboek stelt, ‘een negatieve bijbetekenis’ ontstaan. Vanwege de islam.
Prototypische polarisatoren als Ayaan Hirsi Ali en Salman Rushdie werden verantwoordelijk gehouden voor geweldsdreiging tegen hen. In Hirsi Ali, die nog les heeft gehad van Cliteur over de autonomie van de moraal, ziet Het Atheïstisch Woordenboek een geestverwant. Het laat haar uittrede uit de islam samenvallen met haar vertrek uit de sociaaldemocratische PvdA naar de neoliberale vvd. Daarnaast vermelden de auteurs haar samenwerking met Van Gogh in de film Submission, de artistiek laagvliegende aanleiding voor de moord.
Cliteur en Verhofstadt constateren terecht dat polariseren nog weinig medestanders vindt. Bij hen ontbreken echter voorstanders van polarisatie die links zijn: Ernesto Laclau of in België Jan Blommaert. Rushdie krijgt wel een lemma. Het gaat dan om wat de fatwa in het Westen heeft aangericht. Rushdie is een symbool. En de fatwa ‘geen incident, maar een precedent’: een ‘testcase voor de mate waarin intellectuelen en wetenschappers werkelijk toegewijd waren aan de beginselen van democratie’.
Meer dan eens verklaren Cliteur en Verhofstadt zich ontdaan dat Karl Popper, wiens open society de bakermat is voor kritiek en vrije meningsuiting, geen steunbetuiging voor Rushdie wenste te tekenen. Ook in deze affaire sluiten ze zich aan bij Karel van het Reve, aan wiens polemische tekstje ‘Achterlijke artikelen’ nog viermaal in het boek wordt gerefereerd. Popper valt huns inziens in een categorie mensen voor wie tolerantie berust op ‘niets zeggen waar een ander aanstoot aan kan nemen’. Ware tolerantie is echter ‘het gedogen van meningen waarvan men een afkeer heeft’.
| |
Inborst
Deze gedoogtolerantie is vóór de millenniumwissel bekritiseerd door Blommaert. Hij ging uit van ‘het migrantenvraagstuk’, dat na 9/11 religieus zou worden ingekleurd. Met gedogen laat je een goede inborst zien die zich volgens Blommaert beperkt tot het individu. Het kan ermee opkomen tegen racisme door ‘meer verdraagzaamheid’ te wensen. Een passieve houding. En zowel de tolererende als de getolereerde krijgen psychotherapie: ‘men voelt zich uitgesloten’, ‘zij ervaren een bedreiging’. Een voorbode van het
| |
| |
‘slachtofferdenken’? Bovendien slaat deze tolerantie louter op autochtonen. Allochtonen die racisme moeten ondergaan lopen nota bene meer kans op schade wanneer ze een kritische drempel overschrijden. Dan klinken teksten als ‘Wij zijn geen racisten, maar...’, ‘Ik heb niets tegen migranten, maar...’
Heden, meer dan vijftien jaar later, doet Cemil Yilmaz vanuit de toppen van zijn tenen een soortgelijk verhaal voor Nederland. Hij is ervan overtuigd dat integreren assimileren betekent. Onder die vlag steunt tolerantie een homogeneïstisch samenlevingsmodel. De opties voor de objecten van deze houding zijn beperkt: getolereerd worden, verdragen worden of ongewenst zijn. Optie één komt overeen met wat Cliteur en Verhofstadt bepleiten en blijft een schone individuele deugd.
Echte tolerantie is, chronologisch halfweg tussen Blommaert en Yilmaz, beschreven door Jos de Mul. Bij hem gaat het door Cliteur en Verhofstadt beoogde pluralisme gepaard met spanningen die pijn doen, ‘niet alleen fysiek (wanneer ze uitlopen op geweld), maar ook in religieus, moreel, intellectueel of esthetisch opzicht’ En dan berust tolereren op het verduren, niet op het verabsoluteren van beginselen. Tolerantie is volgens De Mul niet zelf-feliciterend, maar verwijst naar lijden. Ze moet steeds worden veroverd op de toekomst, in de wetenschap dat niet elk conflict te beslechten valt.
Concreet wil deze Nederlandse filosoof segregatie tegengaan door confrontatie én dialoog. Zo kan pluralisme niet meer het naast elkaar bestaan van verschillen zijn. Ook is De Mul zeker dat zo'n beleid een vruchtbaar conflict oproept tussen rechtsbeginselen. Uit het oogpunt van non-discriminatie acht hij het bijvoorbeeld goed om de vrijheid van vestiging en schoolkeuze te begrenzen. Gedoceerd kan naast het voordeel van kosmopolitisme bovendien het nadeel van globalisering. De Mul wil een historische canon van internationale verwezenlijkingen aanvullen met onderdrukkingen, voor een waarlijk ‘mondiale context’
Vanuit Het Atheïstisch Woordenboek vallen moslims echter te rangschikken in een tweedeling van Blommaert. Niet bij de ‘minderheden door het lot’ (gehandicapten, bejaarden, zieken), maar bij de ‘minderheden uit vrije wil’. Dat het Westen zich jegens hen gedoogtolerant opstelt, onderscheidt het en passant van ‘totalitaire’ of ‘achterlijke’ samenlevingen.
| |
Activisme
De twee auteurs hebben ook lemma's over zichzelf opgenomen. Bij Cliteur staat dat hij in De filosofie van de mensenrechten universalisme verdedigt tegen cultuurrelativisme. In de tweede druk van dit vroege boek blijkt hij tevens multiculturalisme te bekritiseren. Latere teksten waarschuwen voor
| |
| |
‘de politiek-intellectuele elite die de mensenrechten zo schoorvoetend (of helemaal niet) verdedigt’.
Bij Verhofstadt staat dat, hoe belangrijk het lidmaatschap van een groep ook kan zijn, elkeen het recht heeft op een eigen identiteit. Daarop volgt een omineuze pijl naar ‘multiculturalisme’. Hij pleit eveneens voor idealen van de Verlichting, en citeert instemmend Susan Neiman: ‘Van het relativisme dat stelt dat alle morele waarden gelijk geschapen zijn, is het maar een korte [sic] stap naar het nihilisme dat ieder spreken over waarden als overbodig beschouwt.’
Hier wordt een historische wijziging zichtbaar. Niet langer beroepen linkse blauwdrukdenkers zich op de Verlichting. Toch kantte dat zelfkritische Europese hoogstandje zich als eerste tegen bijvoorbeeld eurocentrisme. De Amerikaans-joodse filosofe heeft daar uitgebreid over geschreven, maar door Verhofstadts annexatie van één zin blijft daar niets van over. Neimans Morele helderheid revitaliseert linkse concepten die volgens haar sinds 1970 zijn uitgehold door aanvallen uit eigen kamp op universalisme.
Al in haar oerboek Het kwaad denken weigert Neiman religieus fundamentalisme als simpel antwoord op te vatten op complexe problemen. Een eigenschap van wereldbeschouwingen is namelijk dat ze morele standpunten uitdragen. Wanneer die onredelijk worden, begint voor haar politiek activisme op basis van universalisme dat geen uitsluiting verdraagt. Wel degelijk in navolging van de Verlichting heeft ze de beperkingen van de rede onderstreept en erkent ze metafysica, als noodzaak voor een ethiek.
Volgens haar is er filosofisch altijd gestreden tussen hen die een orde achter verschijnselen pogen te vinden (Rousseau, Kant, Hegel, Marx) en hen die uitsluitend de werkelijkheid laten spreken (Voltaire, Hume, De Sade, Schopenhauer). Dat onderscheid kennen burgers, meent ze: sommigen hopen op een betere wereld en anderen achten die zingevingsqueeste een achterhaalde vrome wens. Ook de drie grote westerse wereldreligies zijn volgens Neiman gestoeld op rationalistische én fideïstische tradities.
Met metafysica, of ten minste een verlangen naar transcendentie, neemt Neiman afstand van het dogma dat je voor ideeën over een rechtvaardiger wereld een kinderlijke fantast moet zijn. Ideeën zouden dan ‘theorie’ zijn en idealen ‘ideologie’. Het Atheïstisch Woordenboek ontluistert met het lemma ‘Ersatzreligies’ behalve nazisme dan ook communisme. Vervolgens zou religieus fundamentalisme van na de Val van de Muur voorbeelden bieden van wat er wéér is misgegaan. Bijbehorend advies luidt: wees realistisch, houd je droom binnen.
Ook al valt niet alles meteen te bewerkstelligen, meent Neiman echter, dan zie je het als een project over generaties. Moreel handelen kan niet zonder hoop (haar stelling is dat links te gefixeerd raakte door onrecht). Wat
| |
| |
dat aangaat zit Neiman op de lijn van mei '68: Soyez réalistes, demandez l'impossible.
| |
Ontmaskeren
Neiman zal geen affiniteit hebben met Karel van het Reve, een autoriteit in Het Atheïstisch Woordenboek. Deze slavist oefende zich in ‘het bestrijden van iconen van de intelligentsia als Marx, Freud en Darwin’. Hoewel de auteurs vermelden dat hij altijd op de PvdA bleef stemmen, ontmantelde Van het Reve elk systeem, in het bijzonder ‘modieus links denken’. Maar voor Neiman is juist dit ontmaskeren een naoorlogse linkse daad, die lege ironie heeft opgeleverd. Een denken zonder andere praktische consequenties dan verlamming vindt ze zinloos.
Onder de naam Henk Broekhuis had Van het Reve in de jaren zeventig een column over idées regues. Door ze met de werkelijkheid te confronteren deed hij naar eigen zeggen nuttig werk. Eén idée regue hoorde volgens Van het Reve, de Bijbel tot politiek correct verklarend, al twintig eeuwen tot de opinion chic: ‘De armen worden steeds armer en de rijken worden steeds rijker’. Geen wonder dat protest tegen dit rationalisme volgens Het Atheïstisch Woordenboek ersatz is.
Paul Cliteur en Dirk Verhofstadt, Het Atheïstisch Woordenboek, Houtekiet, Antwerpen, 2015.
| |
Overige literatuur
Giorgio Agamben, Pilatus & Jezus, Vertaling Willy Hemelrijk, Sjibbolet, Amsterdam, 2014. |
Jan Blommaert, ‘De context van een thema I. Tolerantie’, in Ik stel vast. Politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing, epo, Berchem, 2000. |
Ian Buruma, ‘Alsof links geen jodenhaat kent’, in De Standaard, 9 mei 2016. |
Jutta Chorus en Ahmet Olgun, In godsnaam. Het jaar van Theo van Gogh, Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2005. |
Afshin Ellian, ‘Inperking van satire leidt het einde in van de vrijheid’, in Elsevier, 9 mei 2016. |
| |
| |
Ger Groot, ‘Dank de staat voor zijn censuur’, in Trouw, 17 april 2016. |
Merijn de Koning, ‘Islamkritiek als excuus voor islamofobe onzin. Een reactie op Martin Sommer’, in Religion Search, 14 maart 2016. |
Jos de Mul, Paniek in de Polder. Politiek en populisme in Nederland, Klement, Zoetermeer, 2011. |
Susan Neiman, Het kwaad denken. Een andere geschiedenis van de filosofie, Vertaald door Walter van der Star, Boom, Amsterdam, 20062. |
Susan Neiman, Morele helderheid. Goed en kwaad in de 2ie eeuw, Vertaald door Rogier van Kappel, Ruud van de Plassche en Aleid Fokkema, Ambo, Amsterdam, 2008. |
Susan Neiman, Waarom zou je volwassen worden?, Vertaald door Ruud van de Plassche, Ambo-Anthos, Amsterdam, 2014. |
Karel van het Reve, Verzameld werk 4. Uren met Henk Broekhuis. Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes. Ongebundeld werk 1973-1980, Van Oorschot, Amsterdam, 2010. |
Bas van Stokkom, ‘Het vrije woord is er niet voor pure belediging..’, in NRC Handelsblad, 21 mei 2016. |
Cemil Yilmaz, ‘Schijtziek van “integratie” en “tolerantie”’, in Republiek Allochtonië, 6 april 2016. |
|
|