Drift
Maarten van Alstein
Koloniale spoken in het Antwerpse Middelheimpark
Wie duurzame roem ambieert, of wie hoopt dat die faam niet door de knarsende tanden van Chronos vermalen zal worden, moet - ter ontnuchtering - misschien eens een bezoek brengen aan het Antwerpse Middelheimpark. En dan niet voor de beelden van Rik Wouters of Constantin Meunier, die staan nog steeds trots te midden van de beuken en platanen, maar wel om naar een verzameling sculpturen aan de westkant van het park te gaan kijken. Ontdaan van de waan van wereldse ambitie staan daar, willekeurig neergezet, vergeten en verstild, als op een begraafplaats van de negentiende-eeuwse standbeeldenmanie, beeldhouwwerken die nog slechts een vage herinnering oproepen van de grandeur die ze ooit bezaten, toen ze prominentere posities in het stadsbeeld mochten innemen. Twee sculpturen, op houten paletten tegenover elkaar geplaatst, treffen in het bijzonder de blik van de verdwaalde wandelaar. Een verweerd plaatje vertelt dat de figuur in koloniaal uniform baron Dhanis is, terwijl zijn buigende tegenspeler, in Arabische klederdracht gehuld, anoniem blijft.
Ooit stonden deze beelden op de Antwerpse Zuiderlei, en maakten ze mee de statige fierheid uit van het burgerlijke Antwerpen, dat zijn laat-negentiende-eeuwse welvaart in niet geringe mate te danken had aan de koloniale handel vanuit de Vrijstaat Congo, eerst in ivoor, later ook in rubber. Dhanis was een van de mannen die, ter meerdere eer en glorie van koning en beschaving, het hart van de duisternis introkken, officieel om de jungle te zuiveren van de Arabische slavendrijvers, in werkelijkheid om de schier oneindige koloniale buitenruimte te openen voor verovering en exploitatie. In het oorspronkelijke monument op de Zuiderlei stond Dhanis