Klimaatverandering
Ter inleiding
Al geruime tijd is er discussie of de opwarming van de aarde en de hiermee gepaard gaande stijging van de zeespiegel al dan niet door onze industrialisering wordt veroorzaakt. Met die discussie is geld gemoeid. Industriereuzen in de Verenigde Staten trekken enorme sommen uit om geleerden (‘klimaatsceptici’) te doen verklaren dat de opwarming een natuurlijk fenomeen is, zodat ze rustig voort kunnen gaan met hun verminking van het milieu. In dit themanummer komen twee wetenschappers aan het woord die het over de natuurlijke cycli van afkoeling en opwarming hebben, maar er tevens voor waarschuwen dat die geen reden kunnen zijn om niets voor het milieu te doen, want de prognoses zijn verre van rooskleurig.
In de eerste bijdrage toont de Amerikaanse Wilhelmina Roa Clavano, tot voor kort verbonden aan het Scientific Committee on Antarctic Research, aan dat ten gevolge van de smelting van ijsplateaus en landijs in de poolgebieden het zeeniveau tegen het jaar 2100 een stijging zal kennen van 0,75 tot 1,9 meter, en dat de wereld dan 3,5 graden Celsius warmer zal zijn dan nu. We bevinden ons blijkbaar in een opwarmingscyclus tussen twee ijstijden in. Alleszins is onze huidige temperatuur 6 graden Celsius hoger dan in het koudste gedeelte van de vroegere ijstijd. Manuel Sintubin, hoogleraar geodynamica van de K.U.Leuven bevestigt dit. In zijn bijdrage ‘Planeet Aarde, een levende planeet’, wijst hij erop dat Europa en Noord-Amerika van de zestiende tot de negentiende eeuw als gevolg van een verlaagde zonneactiviteit een ‘Kleine IJstijd’ hebben gekend en dat we nu afstevenen op een broeikastijd die totaal nieuw is in de mensengeschiedenis.
Zowel ijstijden als broeikastijden kennen hun eigen catastrofen. In zijn bijdrage over de grote overstromingen in de Nederlandse Delta van 1740 tot 1861 beschrijft historicus Toon Bosch de ontwikkeling van de