Streven. Jaargang 76
(2009)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| ||||||||||||||
Eric Hulsens
| ||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||
Mao-jaren, getuigen Chinese insiders.’ Wie zijn die ‘insiders van de Mao-jaren’? Wie heeft het recht een mening te uiten, en die als representatief verspreid te zien? Of staan de bewoners van dat bergdorp nog altijd in de kou? | ||||||||||||||
Een door en door criminele Culturele RevolutieNatuurlijk was er tijdens de Culturele Revolutie erger leed dan les te moeten geven aan kinderen in een armoedig bergdorp. Er werd gefolterd en gemoord. In februari 2008 verscheen Les massacres de la Révolution culturelle, de Franse vertaling van een Chinees werk onder redactie van Song Yongyi, een Chinese expat in de Verenigde Staten. De titel klinkt ruimer dan wat gebracht wordt: geen totaaloverzicht, maar een beschrijving van acht slachtingen in een korte periode in 1968. Een stand van het onderzoek wordt niet geboden, en evenmin een update - het boek verscheen in het Chinees in 2002. Er is geen bibliografie en geen register. Het werk lijkt te mikken op een historisch ongevormde lezer die via horrorverhalen tot de conclusie gebracht moet worden: dát is nu het Chinese communisme. De achterflap: ‘Op het einde van zijn leven heeft Mao, om een macht te behouden die hij voelde wankelen, honderdduizenden Chinezen omgevormd tot bloeddorstige beulen en moordenaars. En men begrijpt dat deze waanzin de antichambre was van de genocide die de Rode Khmers in Cambodja begaan hebben.’ Het gaat in dit boek om ‘het diep-criminele karakter van deze “revolutie’”(Marie Holzman in haar voorwoord, blz. 11) en om een aanklacht tegen het communisme: ‘De bloeddorstigheid van het communistische regime ligt aan het systeem zelf.’ (Song Yongyi in zijn voorwoord, blz. 31) In overeenstemming met deze opzet wordt gesuggereerd dat het aantal dodelijke slachtoffers van de Culturele Revolutie drie miljoen mensen zou bedragen, een erg hoog en nogal wild cijfer (blz. 12), terwijl een recent populariserend Nederlandstalig werkje over de geschiedenis van China het, in lijn met gezaghebbende vakliteratuur, heeft over ‘honderdduizenden’ slachtoffers (Van Oudheusden 2008, blz. 144). Les massacres de la Révolution culturelle haalt overigens zijn eigen anticommunistische strekking hier en daar onderuit, bijvoorbeeld als je leest hoe een individuele sadistische folteraar aan het werk gaat en niet kan stoppen (hij wordt opgesloten omdat hij, tegen de instructies van hogerhand in, doorgaat met folteren en moorden, blz. 44), als je leest hoe mensen hun schuldeisers ter dood veroordelen om geen geld te moeten terugbetalen (blz. 65), of als je de slotverzuchting van een van de bijdragen leest, waarin de auteur verbijsterd vaststelt dat een aardig en geciviliseerd dorp opeens moordlustig geworden is: ‘zijn wij dan zo'n slecht | ||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||
volk?’ (Yu Luowen, blz. 66) Het wegvallen van het gewone kader van wetten en normen en het beschikbaar raken van een legitimatiestrategie (de klassevijand uitschakelen) leidt er blijkbaar toe dat allerlei criminele impulsen ongestraft kunnen worden gebotvierd. Maar dat is iets anders dan een van bovenaf door één persoon, Mao, geplande grootschalige massamoord of dan communisme als een vorm van genocide. Nochtans is het uiteraard goed en zinvol dat slachtingen worden onderzocht, omwille van de slachtoffers, om de daders of verantwoordelijken aan te klagen, en om inzicht te krijgen in het hoe en waarom van het verschijnsel zelf. Maar de Franse uitgave van het boek van Song, hoe nuttig ook, is daarin te weinig geïnteresseerd. | ||||||||||||||
Het verleden gebruiken om het heden te dienenHet standpunt van de machthebbers in Beijing ten opzichte van Mao en de Culturele Revolutie heeft een interessante evolutie doorgemaakt (Dittmer 2002). Daarbij is geprobeerd ‘het verleden te gebruiken om het heden te dienen’ (blz. 4). De meer orthodoxe factie van het bewind hield van orde en stabiliteit, en stoorde zich aan de chaos en de anarchie. De reformistische strekking bekritiseerde de terugval in feodaal despotisme en verdwazend ideologisch conformisme. Naargelang de machtsbalans tussen de twee strekkingen verschoof de officiële visie op de Culturele Revolutie. Om die zigzagkoers te illustreren: in 1976 ging het nog om een ‘grote revolutie’, maar met ‘gebreken en fouten’ (blz. 7), in 1980 was het een ‘ultralinkse catastrofe’ (blz. 13). Begin 1991 konden Deng Liqun en zijn medestanders nog schrijven: ‘We moeten een nieuwe evaluatie van de Culturele Revolutie hebben. Delen van de beweging waren correct en moeten opnieuw bevestigd worden. Voorzitter Mao had gelijk met het beschieten van degenen die de kapitalistische weg kozen, het was alleen de uitvoering die mis was’ (blz. 18). Er werden schoolboeken gemaakt waarin zowel de Grote Sprong Voorwaarts als de Culturele Revolutie in een gunstiger licht gesteld werden. Maar in juni 1991 boog het Politbureau zich over de kwestie en werd deze strekking aan de kant geschoven. In de woorden van Jiang Zemin: ‘Elke poging om de Culturele Revolutie op enige wijze te rehabiliteren gaat in tegen de wil van het publiek, de partij en het leger.’ (blz. 19) Toch liet Jiangs opvolger Hu Jintao in 2003 de 110de verjaardag van Mao's geboorte vieren met een groot feest, en speechte: ‘Dat China een Mao Zedong heeft voortgebracht is een reden tot trots voor de Chinese Communistische Partij, het Chinese volk en het hele Chinese ras [...] Niet alleen verwierf hij de liefde en de bewondering van het Chinese volk, maar hij bekwam ook het respect van progressieve mensen over | ||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||
de hele wereld. Als een grote historische figuur behoorde kameraad Mao Zedong tot China en tot de hele wereld.’ (geciteerd in Hutchings z.j.) Slechts terloops maakte Hu melding van Mao's verantwoordelijkheid voor de Culturele Revolutie (ibidem). Die zigzagkoers aan de politieke top vindt een parallel in het recente maatschappelijke debat. Deng Xiaoping had van Mao gezegd dat zijn ideeën voor 70% goed waren, maar voor 30% fout. Zoals bekend gaf dit gelegenheid om af te wijken van Mao's principes, en tegelijk de partij en haar leiders te legitimeren als opvolgers. In 2002 stelt Hu Jiwei, gewezen hoofdredacteur van de Chinese Volkskrant, dat die verhouding kan worden omgekeerd: 70% fout (Yongyi Song 2008, blz. 15). Maar de Nederlandse journalist Erwin Tuil praat in 2006 in Beijing met een student die Mels heet: ‘Op mijn vraag wat hij vindt van het 70-30-oordeel van de Partij over Mao, zei hij dat die verhouding dringend bijgesteld moest worden. “Het zou negentig-tien moeten zijn.” Dat er sinds de overwinning 1949 van de communisten tijdens de Chinese burgeroorlog miljoenen landgenoten omkwamen als gevolg van wanbeleid, hongersnoden en politieke strijd is niet zo relevant, vond hij. Het was een noodzakelijk offer voor een betere toekomst. Mels was niet de enige die dat zo zag. Ook de twee andere studenten die ik sprak vonden dat. [...] Voor Mels en zijn medestudenten waren de fouten van Mao minder relevant dan de goede werken van de Voorzitter.’ (Tuil 2008, blz. 28-29) | ||||||||||||||
Pluspunten van de Culturele Revolutie in het dorpje GaoMobo Gao (°1952) is een boerenzoon uit het dorpje Gao in de provincie Jiangxi. Hij doceert nu Chinese studies en is directeur van het Confuciusinstituut in Adelaide. Net als de professor met wie Mia Doornaert praatte in Hangzhou, is Mobo Gao blotevoetenleraar geweest, zij het in zijn eigen dorp. Aan dat dorp heeft hij een monografie gewijd (Gao 2007). Daarin beschrijft hij onder meer hoe het daar aan toeging tijdens de Culturele Revolutie. Hij heeft heel wat positieve herinneringen. Over ‘de saaiheid en uitzichtloosheid van die Mao-jaren’ heeft hij niets te melden. Vooral op cultureel gebied ging het dorp er in die tijd flink op vooruit. Het onderwijs verbeterde, er waren culturele activiteiten en sport op een niet eerder geziene schaal, de spanningen tussen de groepen in het dorp verminderden, vrouwen kregen een grotere plaats in het openbare leven en er was ‘een gezonde uitbreiding’ van de rol van de staat in het boerenbestaan. Tegen 1976 was het traditionele waterrad voor de irrigatie vervangen door dieselpompen en waren er rijst- en bloemmolens, en machines om het katoen te bewerken (blz. 159-170). Begin 2008 publiceerde Mobo Gao The Battle for China's Past, een boek over de strijd die in China woedt om het verleden, met name om Mao | ||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||
en de Culturele Revolutie. Daarin schrijft hij onder meer over zijn broer Chanxian Gao, een gewone boer, die ook een winkeltje uitbaatte. Chanxian en zijn vrouw Mingxia en hun drie basisschoolkinderen stelden het goed in het begin van de jaren negentig. Daarna begon de opvoeding van de kinderen steeds meer geld te kosten. En doordat steeds meer mensen uit het dorp wegtrokken naar de stad, draaide ook het winkeltje niet meer. Eerst emigreerde Mingxia Gao naar de stad om daar geld te gaan verdienen, daarna de oudste tienerdochter. Toen moest ook Chanxian zelf in de stad gaan werken, met achterlating van twee kinderen. Als ongeschoolde veertigers moest het echtpaar Gao moeizaam proberen aan de kost te komen in de stad Xiamen (Gao 2008, blz. 168). Waarom stelde het dorpje het zoveel beter tijdens de Culturele Revolutie dan tijdens de hervormingen daarna? De collectieve landbouw vormde een systeem van sociale zekerheid, waarbij de inkomsten verdeeld werden over de hoofden van de plaatselijke bevolking. Ook kinderen of zieken telden mee bij de verdeling. Wie productief was, droeg door zijn of haar arbeid bij voor de nog niet of niet meer productieven, maar had de garantie op dezelfde voordelen als hij of zij ziek werd of als er in het eigen gezin kinderen kwamen. Er was in dit systeem ook geen noodzaak om kinderen te laten werken, en gecombineerd met een overheidsbeleid van goedkoop onderwijs (blotevoetenleraars, voordelige schoolboeken) zorgde dit voor een verbetering van het vormingspeil in het dorp naar een gemiddelde van drie jaar basisschool. Maar: Toen de post-Mao-autoriteiten in 1981 het communesysteem in het dorp Gao afschaften, veranderde de situatie heel grondig.’ (Gao 2008, blz. 161) | ||||||||||||||
Mao bekritiseert Hu‘Zelden wordt er in China nog gepraat over de Grote Culturele Revolutie, die een seniel wordende Mao in 1966 lanceerde om zijn greep op de macht te herstellen,’ beweerde Mia Doornaert in De Standaard op 16 november 2006. Mobo Gao documenteert in The Battle for China's Past echter een levendig internetdebat, dat al volop bezig was toen Doornaert haar observaties vastlegde. Hij constateert: ‘Recentelijk hebben veel deelnemers aan de e-media forse inspanningen geleverd om te weerleggen wat zij zien als de ongegronde demonisering van Mao, de Culturele Revolutie en het Mao-tijdperk.’ (blz. 138) Op het Chinese internet circuleert een alternatieve versie van de recente Chinese geschiedenis die dwars staat op het officiële verhaal van de staat en dat verhaal zelfs frontaal aanvalt. Bijvoorbeeld door onder de titel ‘Mao's commentaren op de lopende zaken in China’ aan de hand van Mao's eigen woorden kritiek te leveren op het huidige beleid. In verband met het pijnlijke probleem van de landroof en de brutale onteige- | ||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||
ningen, zonder of met weinig compensatie, wordt teruggegrepen naar de protesten van de lokale bevolking op 15 november 1956 tegen de aanleg van een vliegveld in Henan. Deng Xiaoping, toen verantwoordelijk voor de lopende zaken van de regering, zou van Mao te horen hebben gekregen: ‘Hoe kan je mensen dwingen te verhuizen zonder ze te raadplegen en zonder een gepast onderkomen?’ En zelfs: ‘Ik juich het toe dat de massa's met stenen gegooid hebben en met hun hakken gezwaaid hebben als protest.’ (blz. 124-125) De huidige gezondheidszorg wordt geattaqueerd door Mao's kritiek op het ministerie van Volksgezondheid van 26 juni 1965 uit de kast te halen. Mao wees erop dat het gros van de bevolking op het platteland leeft, maar dat de gezondheidszorg zich vooral richtte op de steden. Hij sneerde dat het ministerie van Volksgezondheid beter het ‘Ministerie van de Heren in de Stad’ zou heten. Er werd medisch personeel van de steden naar het platteland overgeplaatst en het systeem van de ‘blotevoetendokters’, goedkope medische hulp, werd opgestart. Toen Deng Xiaoping na Mao's dood aan de macht kwam, werd dit beleid verlaten. (Gao 2008, blz. 124) | ||||||||||||||
De diffamatie van MaoEen gangbare visie op het recente Chinese verleden wil dat Mao nauwelijks iets goeds deed (en héél veel slechts), en dat Deng Xiaoping de wending in de goede richting gebracht heeft. In elk geval hebben Deng en zijn medestanders en opvolgers hard gewerkt om dat verhaal ingang te doen vinden. De Culturele Revolutie werd gebrandmerkt als een ramp die tien jaar geduurd heeft, en die eindigde met een economisch bankroet. In China is het zwartmaken van Mao altijd nog getemperd door zijn populariteit en de zorg om legitimatie van het huidige bewind, maar dat geldt natuurlijk niet in het Westen. Hier kan hij onbeschroomd worden voorgesteld als een cynische massamoordenaar, iemand die uitsluitend uit egoïstische motieven handelde, en louter uit was op macht. Dat de geschiedenis van de Volksrepubliek China een strijd te zien gaf om ideeën en om beleid, wordt daarmee geloochend. Te denken valt dan aan de dubieuze boeken van bijvoorbeeld Li Zhisui of Jung Chang en haar echtgenoot Jon Halliday, die van de wetenschap serieuze kritiek kregen, maar die door de media werden gekoesterd en als de waarheid aangeprezen. Mobo Gao (2008) besteedt aan elk van beide werken een hoofdstuk om ze kritisch te demonteren. Als De Standaard Online op 14 mei 2006 miniportretjes van Mao en Deng publiceert, is het verschil markant. Mao, dat wordt toegegeven, ‘was de eerste die China weer wist te verenigen’. Hij was een oprichter | ||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||
van de Chinese Communistische Partij en werd er voorzitter van. ‘Eind jaren zestig begon Mao aan zijn “culturele revolutie”. Intellectuelen en vrijdenkers werden gevangengezet en rond de figuur van Mao heerste een personencultus: alles wat hij zei en dacht werd geniaal geacht. Economisch bracht het China op de rand van de afgrond. Mao stierf op 9 september 1976.’ Maar als Deng geportretteerd wordt, schakelt de krant meteen in de hagiografische versnelling: ‘Deng Xiaoping was een van de meest invloedrijke leiders in de moderne Chinese geschiedenis. Het was onder zijn impuls dat China aan het hervormingsprogramma begon dat van het land een van de grootste economieën ter wereld zou maken. [...] Na de dood van Mao in 1976 nam Deng de leiding van het land in handen. Onder zijn beleid werden de relaties met het Westen plots heel wat beter. Hij reisde regelmatig naar het buitenland en ontmoette er heel wat leiders zoals de toenmalige Amerikaanse president Jimmy Carter. Een andere mijlpaal was het akkoord met Groot-Brittannië, in 1984, om de voormalige kolonie Hongkong opnieuw bij China te laten aansluiten.’ De tendentieuze selectie van feiten springt in het oog: bij Mao wordt de Culturele Revolutie herleid tot repressie en heeft ze geen enkele inhoud, maar bij Deng wordt de Tiananmenrepressie verzwegen. Bij Deng wordt zijn bezoek aan Carter en anderen vermeld, maar dat Mao eerder al Nixon ontving is het vermelden niet waard. De visie van de Chinese machthebbers op het verleden wordt zelfs letterlijk door De Standaard gepromoot. Mia Doornaert op 16 november 2006: ‘Wu Bangguo, voorzitter van het Nationaal Volkscongres en een van de machtigste mannen van China, verwijst ernaar (naar de Culturele Revolutie, EH) in zijn gesprek met Kamervoorzitter Herman De Croo en diens Belgische parlementaire delegatie. Na tien jaar “culturele revolutie”, die in feite het grootste deel van China's cultureel erfgoed verwoestte, “was het land bankroet”, en waren het politiek en juridisch systeem ontwricht, zegt hij. Wu behoort tot de leiders die in 1978, na Mao's dood het land resoluut van koers deden veranderen. Sindsdien, zegt hij, beloopt de groei 9,8 procent jaarlijks en is de Chinese economie opgeklommen tot de vierde ter wereld. Wu, lid van het politiek bureau sinds 1992 en lid van het vast comité sinds 2002, heeft een grote rol gespeeld in het ontwaken van de slapende reus die nu een dominante wereldspeler is.’ | ||||||||||||||
Een alternatieve visie op de geschiedenis van ChinaContrasteer dit verhaal met de alternatieve geschiedenis op het Chinese internet (Gao, 2008, blz. 144). Al in 1964 en 1965 stelde Mao in het vooruitzicht dat Japan fabrieken zou kunnen openen in China. Mao realiseerde | ||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||
eveneens de opening naar het Westen door in 1972 Nixon en Kissinger te ontvangen, wat ertoe leidde dat landen als Japan en Australië ook diplomatieke relaties wilden aanknopen, en dat meer dan een dozijn grote industriële projecten opgestart werden, met een grootschalige import van buitenlandse uitrustingsgoederen. Het was niet China dat zich afsloot van het Westen, maar omgekeerd. Pas toen de Verenigde Staten er strategisch voordeel in zagen relaties met China aan te vatten, om Rusland te isoleren en hun Vietnamprobleem te helpen oplossen, werd de opening naar het Westen mogelijk. Onder Mao en ook tijdens de Culturele Revolutie werd er hard gewerkt aan de economie, en daarvan konden Deng en zijn opvolgers de vruchten plukken. Op het internet wordt verwezen naar de westerse analyse van Meisner (1999) die becijferde dat de Chinese economie onder Mao, zelfs tijdens de Culturele Revolutie, beter presteerde dan die van het gemiddelde derdewereldland. In een andere becijfering wordt gesteld dat de groei van het BNP in de periode van 1965-1985 (voor de afschaffing van de collectieve landbouw onder Deng) 7,49% bedroeg, tegenover 1,6% voor de Verenigde Staten en 1,7% voor India. De infrastructuur werd opgebouwd en allerlei technologieën werden ontwikkeld. In de periode van 1950-1978 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van het spoorwegnet 942 km (dat werd 353 km per jaar in de periode 1978-1995). Er werd gestart met oliewinning en - raffinage. Het landbouwareaal werd uitgebreid en de productiviteit van de landbouw opgevoerd door de toepassing van kunstmest en irrigatie. Tussen 1965 en 1975 steeg de graanproductie met 46,23%. In de periode van de Culturele Revolutie werd tevens gewerkt aan de ontwikkeling van verbeterde hybride rijst- en tarweplanten met een grotere opbrengst; de resultaten waren er in 1973 en 1979 (Gao 2008, blz. 146-147). Het was in de Mao-jaren dat China de atoombom en de waterstofbom ontwikkelde, en rakettechnologie om satellieten te lanceren, dat er een elektronische industrie groeide, de eerste Chinese auto en het eerste Chinese tankschip van 100.000 ton gebouwd werden, en dat synthetisch insuline en het Qingda-antibioticum geproduceerd werden (a.w. blz. 144). | ||||||||||||||
De strijd om MaoMao mag dan al vele jaren opgebaard zijn, de strijd om zijn persoon en zijn beleid woedt voort. Dat gaat van een petitie met het voorstel om zijn mausoleum op te doeken omwille van zijn ‘wandaden’ tot een open brief die zegt dat ‘partijsecretarissen kapitalisten geworden zijn en dat kapitalisten bij de partij komen’ (Redmond 2007). Die brief verscheen op de website van het Instituut voor Historisch-materialistische Studie in China, www.maoflag.net. De site werd geblokkeerd, maar was snel | ||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||
weer online. Dat laat vermoeden dat zij steun heeft gekregen in hogere politieke regionen. Er zijn ook pro-Mao websites die volledig verdwijnen (zie Gao 2008, blz. 158). Chinawatchers ter rechterzijde, zoals Andrew Redmond (2007) op een site die zich de verdediging van het blanke ras tot doel stelt, maken zich zorgen om deze maoïstische dissidentie, waarover de westerse media maar weinig berichten. Die zijn immers gefixeerd op de zogeheten democratische oppositie en Free Tibet-toestanden. Redmond vindt ‘orthodox-linkse maoïstische dissidenten’ een veel grotere bedreiging voor de regerende Chinese elite én voor westerse bedrijven. Het alternatieve discours op het internet is niet alleen een uitdaging aan het beleid, maar ook aan de officiële Chinese en de westerse geschiedschrijving. Er worden nieuwe of andere feiten naar voren gehaald en andere interpretaties aangeboden. Neem bijvoorbeeld de Grote Sprong Voorwaarts. Een gangbare westerse visie wil dat een economisch domme Mao fanatiek vasthield aan een idioot beleid, dat hij de eerste die daar kritiek op durfde te uiten (Peng Dehua) uitschakelde, en dat hij willens en wetens het leven van vele miljoenen mensen (30 miljoen?) op het spel zette en ze liet ondergaan door hongersnood. In de alternatieve versie op het Chinese internet wordt eraan herinnerd dat het Deng Xiaoping was die verantwoordelijk was voor de uitvoering van het beleid van de Grote Sprong Voorwaarts en dat de ideeën die tot problemen en zelfs tot fiasco's leidden niet van Mao kwamen, maar van anderen zoals Liu Shaoqi. Ook wordt gesteld dat Mao sceptisch was over het beleid en al snel probeerde af te remmen, reeds voor de afrekening met Peng Dehua. Die afrekening kwam er op aandringen van Mao's medestanders, en niet de kritiek op de Grote Sprong Voorwaarts was daarbij het probleem, wel Pengs overhellen naar Rusland, zijn provocerende aanpak en de vrees in Mao's entourage dat er een dissidente fractie aan het groeien was (Gao 2008, blz. 126-128, zie ook blz. 111-114). Het is aan vakhistorici om deze zaken te toetsen, maar ze zijn op zich niet ongeloofwaardiger dan de geschiedschrijving à la Jung Chan en Jon Halliday. Als het kaf van het koren gescheiden is, zal het Chinese internetdiscours misschien wel bijdragen tot een nieuwe en betere geschiedenis van de Volksrepubliek China. Maar dat is geen louter academische aangelegenheid. Het gaat er wel degelijk om het verleden te gebruiken om het heden te dienen. | ||||||||||||||
Bronnen:
| ||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||
|
|