Streven. Jaargang 75
(2008)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 845]
| ||||||||||||||||||||
Jan-Hendrik Bakker
| ||||||||||||||||||||
[pagina 846]
| ||||||||||||||||||||
niet NRC Handelsblad of De Standaard. Het tijdschrift voelt zich van nature lekker in een nichemarkt. Daarnaast zijn de zogeheten publiekstijdschriften nog altijd een gewild artikel. Maar ook daar zijn duidelijk afgebakende doelgroepen. Vrouwenbladen, homobladen, mannenbladen, tuinbladen, muziekbladen, royaltybladen, enz. En de glossy's niet te vergeten die de laatste jaren ontstaan zijn rond televisiesterren, Oprah, Linda, Heleen en nu ook zelfs Dinand, naar de zanger van de popgroep Kane, Dinand Woesthoff. Vlaamse lezers mogen genieten van Jean-Marie en natuurlijk van Goedele. Al deze ego-zines vinden gretig aftrek in de kiosken. Hoe zit het met de niche van de literaire en algemeen culturele tijdschriften, die tijdschriften die zich geroepen voelen culturele en filosofische kwesties diepgaand te belichten, of als kweekvijver, baken en etalage van literair talent en literaire gemeenschappen te fungeren? Helaas zijn die aanmerkelijk minder ‘sexy’ - om een geliefde term van bladenmakers te gebruiken - en moeten ze zich van nummer naar nummer slepen of leiden ze een incestueus, gesubsidieerd leventje met een abonneebereik dat de eigen familie- en vriendenkring nauwelijks overstijgt. En alles wat daar tussen zit, uiteraard. Vormt internet voor deze bladen een alternatief? | ||||||||||||||||||||
Techniek en tijdgeestVoordat ik aan een verslag van mijn bescheiden onderzoek toekom, moet er een noot van algemene aard gekraakt worden. Vaak wordt nieuwe technologie veel te makkelijk gezien als dé opvolger van oude, die daarmee overbodig zou zijn geworden. Dat mag misschien gelden voor de stoomlocomotief, die geheel werd verdrongen door de elektrische trein, maar de fiets is blijven bestaan naast de auto, de fotografie naast de videocamera. Zeker, de laatste heeft de 8 mm- en 16mm-filmcamera verdrongen, maar niet de foto als statisch beeld met een eigen zeggingskracht. Zo ook het toneelstuk: het leeft nog altijd ondanks de opkomst van de televisie en de film. Er is dus een mediale diversiteit mogelijk, in plaats van een monocultuur. Of een medium - ik gebruik het begrip hier in de ruime zin van Marshall McLuhan, dus als ‘techniek’ - het loodje legt of blijft bestaan is dus van andere factoren afhankelijk dan alleen puur technische. Over het algemeen zie je dat technieken die dicht bij elkaar liggen, vooral ruimtelijk (in een en hetzelfde apparaat, zoals motoren in auto's, beeldbuizen in televisies, geheugencapaciteit in pc's) elkaar als generaties opvolgen, terwijl er voor apparaten die verder uit elkaar liggen (televisie, radio, boek) een parallelle co-existentie mogelijk is, zeker voor een tijd, en al dan niet in wisselwerking met elkaar. Of het gedrukte woord op den | ||||||||||||||||||||
[pagina 847]
| ||||||||||||||||||||
duur restloos door het digitale vervangen zal worden is dus nog helemaal de vraag. Welke eigenschappen van het gedrukte woord vervangbaar zijn, zal moeten blijken. Tegelijk mogen we geen rotsvast vertrouwen hebben in de zogeheten mediumspecifieke eigenschappen. Het bestaan daarvan is op zich niet voldoende. Want wat als daaraan simpelweg geen behoefte meer is, hoe bijzonder die eigenschappen ook zijn? Dat brengt me tot een tweede algemene opmerking. De specifieke eigenschappen van het literaire tijdschrift - toch het woonhuis van poëzie, essay en kritiek bij uitstek - zijn gekoppeld aan een complex van sociale en culturele omstandigheden. Eén daarvan heeft te maken met identiteit. Mijn vader heeft bijvoorbeeld jarenlang een abonnement gehad op het inmiddels ter ziele gegane Maatstaf. Toch was hij niet een buitensporig van literatuur bezeten man, maar iemand met een brede culturele belangstelling die ook geabonneerd was op Openbaar Kunstbezit en zelf graag fotografeerde. Het abonnement op Maatstaf (dat hij altijd helemaal las) hoorde er voor hem bij. Het versterkte zijn identiteit als artistiek actief mens. Zelf zou ik later, toen ik nog thuiswoonde, van mijn zakgeld een abonnement aanschaffen op New In Chess en De Revisor. Beide bladen bestaan nog. Het eerste is voor schakers de toegang tot een wereldwijd informatienetwerk, toonbeeld van een crossmediaal orgaan, het tweede - en over dat soort tijdschriften gaat het hier vooral - heet nog steeds een bolwerk binnen de Nederlandstalige literatuur, maar van internet heeft men daar, in tegenstelling tot New In Chess, pas onlangs gehoord. Het verschil tussen Maatstaf en De Revisor was destijds vooral een mentaliteitskwestie: de jonge, academisch en filosofisch georiënteerde schrijvers van De Revisor versus de meer gewone traditie van vertellers. Ik haal deze herinnering op om te illustreren dat literaire bladen ergens voor stonden en... staan. Een postabonnement op zo'n blad is een belangrijke aantekening in het eigen mentale paspoort. Geld daarvoor uitgeven is investeren in je zelfbeeld. Een van de sterke mediumspecifieke eigenschappen van het literair-culturele tijdschrift was altijd die maatschappelijk-culturele identiteitsverschaffende functie. Daardoor kwamen in tijdschriften debuterende dichters en schrijvers meer onder de aandacht dan tegenwoordig. Debuteerde je in zo'n blad, dan betekende dat iets; het gaf je debuut meteen een zekere richting en kleur, en niet onbelangrijk: er kwam al het oormerk van bepaalde uitgever aan te hangen. Het was ook de tijd dat elk zichzelf respecterend dagblad een rubriek had waarin de literaire bladen werden besproken. Die tijd lijkt voorbij. In een tijdsgewricht waarin het abonnement op een literair-cultureel tijdschrift minder en minder een bindende functie heeft, en misschien alleen nog door directbetrokkenen rond het tijdschrift wordt overwogen, verliest het periodiek zijn aantrekkingskracht. Er zijn wat dit be | ||||||||||||||||||||
[pagina 848]
| ||||||||||||||||||||
treft ook processen gaande die niet onmiddellijk met de digitalisering van de samenleving te maken hebben, maar eerder met individualisering, fragmentatie en gezagsverlies van de elite (waarvan de huidige internetcultuur wel weer een uitdrukkingsvorm is)Ga naar eind[3]. Mensen willen zelf bepalen wat ze interessant, leuk of belangrijk vinden; ze krijgen daar nu ruimschoots de gelegenheid voor. In retromarxistische termen: de massa's zijn narcistisch geworden. Vroeger las je Rolling Stone om geïnformeerd te worden over je muzikale helden, tegenwoordig zie je op YouTube meer covers van die helden dan de helden zelf. De meer dan ruime hoeveelheid recensies van boeken en cd's op persoonlijke blogs of speciaal daarvoor bestaande websites tekent ook hoe belangrijk we het tegenwoordig vinden vooral een eigen mening te hébben in plaats van kennis te nemen van opinies van gezaghebbende recensenten. | ||||||||||||||||||||
Een verkenningBiedt internet een alternatief voor het conventionele, noodlijdende culturele magazine? Zijn e-zines de natuurlijk opvolgers daarvan? Elk tijdschrift heeft tegenwoordig wel een ondersteunende website. Meestal gaat die niet veel verder dan de verstrekking van wat informatie over redactieleden, overzichten van voorgaande jaargangen (soms complete nummers) en contactgegevens. Maar een blad als Tirade heeft sinds mei dit jaar begrepen dat je veel verder kunt gaan. Abonnees krijgen een eigen inlogcode, waarmee ze van extra diensten gebruik kunnen maken, waaronder het plaatsen van commentaar. Dat is overigens nog allemaal niets vergeleken bij wat het Britse Granta doet. Het tijdschrift Granta is een merknaam voor de vernieuwing en verjonging van de Britse literatuur van dit moment, het is in korte tijd een begrip geworden. Op de website kunnen niet alleen abonnees terecht, maar ook andere geinteresseerden die op het ‘merk’ afkomen. De website is dienstverlenend én programmatisch. Er is veel te lezen (eigen interviews vooral met jonge auteurs, uitstekende verslagen van literaire gebeurtenissen waarvoor in de dagbladpers geen plaats is - zie bijvoorbeeld een reportage/essay naar aanleiding van een lezing over censuur deze zomer van Coetzee aan de universiteit van East Anglia) en te leren (iedere week houdt een Granta-redacteur een blog bij met links naar relevante artikelen elders in tijdschriften). Dit is hoogwaardige literaire journalistiek, de uitkomst van een gelukkig huwelijk tussen papier en pc. Ook vrijwel alle dagbladen hebben zo'n ondersteunende website, met extra journalistiek werk, deels vrij toegankelijk, deels alleen voor abonnees. Hier zal de juiste balans nog gevonden moeten worden. Literaire en culturele tijdschriften kunnen in elk geval op het terrein van de hybride tussen website en papier heel wat inhalen. De meeste | ||||||||||||||||||||
[pagina 849]
| ||||||||||||||||||||
bestaande tijdschriften zien internet slechts als etalage, als plek waar ze zich kunnen presenteren aan mogelijk nieuwe abonnees maar niet als verbreding en verdieping van hun redactionele en programmatische werk, als toegevoegde waarde kortom aan de inhoud. Daardoor wordt het besloten karakter gehandhaafd dat het papieren tijdschrift door gebrek aan aandacht in het publieke domein toch al heeft. Want aanwezigheid op internet kan veel meer zijn dan een visitekaartje. | ||||||||||||||||||||
Tijdschrift als e-zineTegenover de hybride vorm van digitalisering en papier staat de totale elektronische gedaante van het tijdschrift; papier komt daar dus niet meer aan te pas. Die elektronische tijdschriften zijn er in twee soorten: de gesloten nieuwsbrief of e-zine en de min of meer open website, en alles wat daar tussen zit. In principe is het mogelijk om elk tijdschrift op pdf-formaat te zetten en met een druk op de knop rond te sturen naar de abonnees. Daarmee worden druk-, papier- en verzendkosten uitgespaard. Het zogenaamde e-magazine, meestal kortweg ‘e-zine’ genoemd, is hetzelfde als de elektronische nieuwsbrief waar vele bedrijven en andere instanties, zoals hooggespecialiseerde wetenschappelijke onderzoekers, al gebruik van maken, al dan niet voor reclamedoeleinden. Ze zijn ook een welkome uitvinding voor sportclubjes, kerkblaadjes, belangenverenigingen, wijkverenigingen en politieke groeperingen. Ze zijn heel effectief omdat ze precies hun doelgroep bereiken en een hoge leesdichtheid hebben. Literaire en culturele tijdschriften zouden ook heel goed als e-zine geproduceerd kunnen worden. Maar er zitten toch wat haken en ogen aan. In de eerste plaats is er voor de auteurs - gewend als die zijn aan de cultuur van het papier en de voldoening van het in druk verschijnen - minder eer te behalen aan een bijdrage, vaak ook omdat de redacties niet ‘zwaar’ genoeg zijn. In de tweede plaats, e-zines bereiken het publieke domein nauwelijks. E-zines gaan naar de abonnees en dat is het dan. Als debuterend dichter zou je toch wensen dat een bredere kring weet van je debuut heeft. Ze zouden dus verspreid moeten worden onder anderen dan de vaste lezers. Maar op het moment dat een e-zine buiten het abonneebestand beschikbaar komt kan het onmiddellijk gekopieerd worden en heeft het erop nahouden van een betalend abonneebestand geen zin meer. De paradox is dus dat het e-magazine in besloten kring moet blijven, terwijl literaire en culturele periodieken nu juist een bijdrage aan de cultuur beogen die de openbaarheid nodig heeft. De inhoud van het blad dient op te vallen en er moet debat over ontstaan. Niet eens zolang geleden, maar in tijden die nu ver weg lijken, werd de inhoud van literaire en culturele tijdschriften nog wel op de literaire | ||||||||||||||||||||
[pagina 850]
| ||||||||||||||||||||
pagina's van de dagbladen besproken. Die tijd is voorbij, constateerde ik al. Dat neemt niet weg dat de grote stadsbibliotheken de literaire bladen nog in hun schappen hebben staan, of zouden moeten hebben staan. Ook in de goede boekhandels kun je ze in handen houden, bekijken en eventueel kopen. Zelfs op blogs treft men wel eens reacties op en verwijzingen naar publicaties in de literaire tijdschriften. Op het internet zijn verder diverse sites die een overzicht geven. Er moet dus gezocht worden naar een strategie die de behoefte aan openbaarheid en het principieel besloten karakter van het betaalde e-zine met elkaar verzoent. Misschien biedt de mogelijkheid van print-on-demand uitkomst, de techniek waarbij gedrukt kan worden in oplage van telkens één exemplaar tegelijk. Een aantal gedrukte exemplaren van het elektronische tijdschrift zou dan uitgezet kunnen worden bij bibliotheken, boekwinkels en krantenredacties. In hoeverre dit alleen maar een theoretische oplossing is, zou uitgeprobeerd moeten worden. Op internet circuleert verder een groot aantal literaire tijdschriftjes dat vrij toegankelijk is. Het zijn pdf-versies van al of niet ook op papier bestaande uitgaafjes. Die zijn dan noodzakelijkerwijs gratis. Ze hebben vaak een amateuristisch karakter en worden volgeschreven door een of twee redactieleden. Hun charme is vergelijkbaar met die van de schoolkrantjes en literaire blaadjes uit de jaren vijftig en zestig, zeg maar pioniersgeest gepaard aan gebrek aan kwaliteit. Aardige voorbeelden (niet per se van het gebrek aan kwaliteit!) zijn Passage of het Friestalige Farsk. Voorbeelden van goedverzorgde literaire e-zines die het amateurisme ruim overstijgen zijn De Contrabas van de voormalige De Windroosredacteur Chrétien Breukers en Flarf-expert Ton van't Hof en De Gekooide Roos dat maar liefst een zevenkoppige redactie heeft (Tonnus Oosterhoff publiceerde er zijn spraakmakende poetry in motion). Heel aardig is ook Rosa - ‘Geheim tijdschrift’ maar bij deze verklapt - van Jonathan van het Reve, Mirthe van Lieshout en Erik Schumacher. Het begon, zoals zoveel van zijn soortgenoten, als papieren tijdschrift maar ging digitaal verder. Toch heeft Rosa een typisch papieren karakter bewaard. Dat zit hem voor een deel in de vormgeving, met zijn consequent doorgevoerde art nouveau-achtige styling. De artikelen zijn alle min of meer luchtig polemisch van aard, met politiek-culturele onderwerpen, en een enkel kort verhaal. Het is het soort cultureel tijdschrift dat ik zelf graag lees. De variëteit is echter niet erg hoog en het lijkt erop dat de redactieleden elkaars dialogiserende stijl hebben overgenomen. | ||||||||||||||||||||
Tijdschrift als websiteLiteraire en culturele tijdschriften op internet passen zich algauw aan aan hun nieuwe omgeving. Als ze een open structuur hebben, en dus | ||||||||||||||||||||
[pagina 851]
| ||||||||||||||||||||
vrij geraadpleegd kunnen worden, worden ze steeds minder tijdschrift in de letterlijke zin. Het zijn geen periodieken meer die met een zekere frequentie - week, maand, kwartaal - de wereld in worden gezonden, maar ze hebben een permanente aanwezigheid in de tijd- en ruimteloze cyberspace. De bijdragen staan alle online, nieuwe worden gewoon toegevoegd (met eventueel een mailtje naar trouwe lezers van de site), commentaar en reacties groeien aan en worden eventueel weer gesnoeid door de redactie. Voor die permanente aanwezigheid in cyberspace moet een prijs betaald worden, en dat is het plezier en de spanning van een ‘vers’ nummer. Extra attentiewaarde is er wat dat betreft dus niet, en ook het maken van speciale themanummers - voor de papieren periodieken tegenwoordig haast een routineuze vorm van overleven geworden - behoort niet meer tot de mogelijkheden. Daar staat tegenover dat een goeie literaire of culturele site veel actueler kan zijn, en vrijwel dagelijks kan reageren op ontwikkelingen met feiten en opinies. Sprekend over dit soort digitale tijdschriften, hebben we het dus eigenlijk over websites en homepages met een echte redactie, een collectief dat de kwaliteit bewaakt en een programma doorvoert. Te noemen zijn bijvoorbeeld sites als literatuurplein.nl, poetryinternational.org of epibreren.com, zeer breed opgezette, informerende, maar ook opiniërende en vernieuwende sites, die iets toevoegen aan het totaal van de literatuur en de geesteswetenschappen. Speciaal op literaire niches gerichte sites zijn er eveneens te vinden. Op chroom.net worden Nederlandstalige literatuur en religie met elkaar in verband gebracht en volgen de makers nauwlettend het werk van die schrijvers waar de religie op de een of andere manier centraal staat, onder anderen van Désanne van Brederode, Willem Jan Otten, Maarten't Hart, Vonne van der Meer, enzovoorts. Ooit was Chroom een papieren tijdschrift, nu is het volledig digitaal. Je kunt je verder voorstellen dat tijdschriften gewijd aan afzonderlijke auteurs zoals Simon Vestdijk, Louis Paul Boon of Spinoza dergelijke sites hebben, het zijn auteurs naar wier leven en werk nog steeds onderzoek wordt gedaan, en over wie regelmatig nieuwe gezichtspunten te melden zijn. De Amsterdamse Spinozakring heeft zo'n site, het Louis Couperus Genootschap, de Vestdijkkring en de clubs die werk en geest van Louis Paul Boon levend willen houden hebben ze ook, maar het zou over het algemeen allemaal wel een stukje diepgravender kunnen. Ook sites over combinaties als literatuur en feminisme, literatuur en filosofie, literatuur en homoseksualiteit of literatuur over dieren, zijn heel goed mogelijk. En ze bestaan. De kracht van internet is dat als er wereldwijd slechts een paar duizend gespecialiseerde liefhebbers zijn te vinden, zo'n site, mits Engelstalig, van voldoende belangstelling is verzekerd om een bloeiend bestaan te leiden. De kwestie is vooral, lijkt | ||||||||||||||||||||
[pagina 852]
| ||||||||||||||||||||
mij, te werken met hooggekwalificeerde redacties en vooral niet het opensourcesysteem à la Wikipedia of YouTube toe te passen, waarbij informatievervuiling voortdurend dreigt. ‘Altijd selectie’ behoort dus het credo te zijn! Alleen sites met luie redacties die zichzelf geen culturele taak toedichten zijn zo dom zichzelf bloot te stellen aan de niet te overschatten geldingsdrang van ongetalenteerde amateurs. Het is nu eenmaal zo dat op laag niveau er meer schrijvers zijn dan lezers. Niets slechts over hen, maar deze mensen kunnen ook hun eigen blogs gebruiken om hun geldingsdrang te bevredigen. Er is wat dat betreft al veel meer mogelijk dan in het pre-intemettijdperk. Kwaliteitsbewaking is dus van het allergrootste belang. Waar het papieren tijdschrift door ruimtegebrek vanzelf om filtrering vraagt, trekt de interactieve website door zijn open structuur heel veel rotzooi aan. Het lineaire papier vraagt om ‘sluiting’, digitaal genereert non-lineaire eindeloosheid. Beide hebben vooren nadelen. Tot slot van deze korte verkenning aandacht voor de geesteswetenschappen. Humanistiek is al eeuwen vooral een aangelegenheid die op het boek en het tijdschrift steunt. Het valt te bezien of dat snel zal veranderen, maar zoals elke cultuuronderzoeker kan ervaren, op internet kun je vele, relevante essays vinden waarvoor je vroeger uren moest doorbrengen in bibliotheken. Publicatiemogelijkheden zijn er ook. Wat publicatie voor je status als onderzoeker betekent, en of er een quotability rate aan verbonden is, weet ik niet. In principe lijkt me dat goed mogelijk, als de selectie maar in handen is van representatieve specialisten. Verder is het bestaan van dergelijke digitale bladen dan door hun kleine, maar hoogstgeïnteresseerde doelgroep vanzelf gegarandeerd. Waar het hier natuurlijk om gaat is of er ook aantrekkelijke digitale tijdschriften gemaakt kunnen worden met dergelijke artikelen, maar met een commerciële publieksfunctie, zoals in de wereld van het papier Historisch Nieuwsblad en Filosofie Magazine een vrij groot publiek kunnen bedienen. Van de cultuurwetenschappelijke e-zines noem ik er twee. Het eerste is cultuurwetenschappen.org, dat vooral voor beginnende publicisten lijkt bedoeld, conventioneel en degelijk van opzet is en waar interessante artikelen, vaak kleine studies, gevonden kunnen worden. Cultuurwetenschappen geeft ruimte voor artikelen over cultuurgeschiedenis, filosofie en letteren. Het bevatte tot juni 2007 studies over film, binnenhuisarchitectuur, de geschiedenis van een oude woning in Den Haag, het beeld van Eva als het prototype van de vrouwelijke seksualiteit, goochelen als theaterkunst, et cetera. De redactie wordt gevoerd door Karin Merx, musicus, filmmaker en beeldend kunstenaar, en Marga Mulder, docent Nederlands en freelance journalist. Dat lijkt een wat smalle basis, die uitgebreid zou moeten worden met meer deskundigen die het e- | ||||||||||||||||||||
[pagina 853]
| ||||||||||||||||||||
magazine meer gezag en armslag zouden kunnen geven. Toch zien de artikelen er aantrekkelijk en goed verzorgd uit. Dit e-zine is weliswaar geen concurrent van de gevestigde vakbladen met een algemeen karakter zoals HN en FM, maar het zou er een kunnen worden, afhankelijk van de vraag hoe het zich ontwikkelt en een knooppunt kan worden in een algemeen cultureel kennisnetwerk. Dat laatste is wel het geval met Mediamatic.net. Deze (tweetalige) website is een soort digitaal verzamelpunt van alles wat te maken heeft met culturele analyse, visuele kunsten en IT. Het is tegelijk een bedrijfsorgaan, nieuws- en informatiesite en opinieplaats. Mediamatic bestaat niet alleen in cyberspace, maar is een fysiek instituut (in Amsterdam) met echte mensen, workshops, tentoonstellingen, debatten et cetera. In het blad Mediamatic Offline wordt een bijzonder interessante vorm van hedendaagse humanistiek bedreven. Het blad is niet meer van papier tegenwoordig, maar verschijnt op cd-rom en wordt over de hele wereld gedistribueerd; de digitale publicatievorm maakt het verder mogelijk allerlei (bewegende) visuele vormen aan de tekst toe te voegen. Willem Velthoven is vaste edacteur van dit multimediatijdschrift. De teksten van Mediamatic Offline zijn ook online te raadplegen. Ze beslaan een breed scala van onderwerpen die direct met het denken over media te maken hebben. Een cultuurwetenschapper die onderzoek doet naar de moderne wereld van media en kunst kan om deze artikelen niet heen. | ||||||||||||||||||||
ConclusieIn de eerste plaats moet opgemerkt worden dat op het internet veel goede, onderhoudende en zorgvuldig geredigeerde bladen zijn te vinden. Er wordt volgens mij veel te makkelijk geschamperd over de kwaliteit van literaire initiatieven op internet. Of ze er echt toe doen, is wel de vraag. Daarbij kan overigens onmiddellijk een tegenvraag worden gesteld: moet dat tegenwoordig nog? Is ‘vernieuwing’ geen verouderd begrip? Hoe het ook zij, toonaangevende of opmerkelijke verhalen, artikelen en poëzie heb ik niet gevonden, wel plezierig leesbare, enthousiaste en soms pakkende. Meer dan een indruk is het niet; misschien heb ik niet goed genoeg gezocht. Mijn tweede conclusie is belangrijker: bestaande tijdschriften met een stevige ‘uitbouw’ naar het internet lijken mij het kansrijkst. Een opzienbarende conclusie is dat niet, want in de wereld van krant en omroep leeft de overtuiging dat crossmediale journalistiek de beste vooruitzichten heeft, al veel langer. Het is de combinatie van druk-op-papier met aanvulling, verbreding en verdieping in de digitale ruimte, waarbij het tijdschrift in zijn papieren gedaante de basis blijft, commercieel en inhoudelijk. Hoe de mogelijkheden liggen en wat de juiste balans is, hangt af | ||||||||||||||||||||
[pagina 854]
| ||||||||||||||||||||
van het karakter van het tijdschrift in kwestie en zal uitgeprobeerd moeten worden, waarbij zelfs niet uitgesloten kan worden dat een enkel papieren tijdschrift gewoon helemaal van papier zal blijven, en toch overleeft. Dat neemt niet weg dat literatuur, in de brede zin opgevat, ook in het verleden veel meer geweest is dan geschreven tekst alleen. Ze refereert altijd aan andere, niet-geschreven werelden, bijvoorbeeld die van de beeldende kunst, film en theater, of gaat zelf symbioses daarmee aan. Die brede verwevenheid van de literatuur is zichtbaar te maken op internet. Ondertussen is de ziekte van de digitale cultuur, zoals de laatste jaren algemeen erkend, dat inhoudelijk kwaliteit ondermijnd wordt door het monster van de copycat. Het ‘gratisvirus’ van het Web 2.0. is een bedreiging van auteursrecht en dus van klassieke kennisinstituties zoals gespecialiseerde redacties van tijdschriften en encyclopediën, maar zich opsluiten in de papieren toren leidt zeker ook tot de dood. De traditie van de schriftcultuur heeft een groot reservoir aan kennis voortgebracht. Wat ligt er meer voor de hand dan deze bestaande expertise haar weg te laten vinden naar het internet? (Wat iets anders is dan haar te verspillen of gratis weg te geven.) De vorm van digitale humanistiek die aldus ontstaat in samenhang met het papier kan ons alleen maar verrijken. Het lijkt mij een uitdaging die redacties niet terzijde moeten schuiven. | ||||||||||||||||||||
Geraadpleegde websites
| ||||||||||||||||||||
[pagina 855]
| ||||||||||||||||||||
|
|