Streven. Jaargang 74
(2007)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 682]
| |||||||||||
Jan Bernheim
| |||||||||||
De Antwerpse specificiteitUit België zijn 24.906 Joden naar de uitroeiingskampen weggevoerd. Dit zijn 45% van de aan het begin van de oorlog als Joden geregistreerde mensen en een vijfde van hen was kind. Slechts 1194 Joden keerden terug. Bij thuiskomst in Duitsland pochten ambtenaren van de Wirtschaftsabteilung van de Militärverwaltung er in 1944 in hun eindverslag over dat meer dan honderdduizend kubieke meter Joodse huisraad en goederen met rijnaken naar Duitsland verscheept warenGa naar eind[2]. | |||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||
De nazi's beschikten overal over adressenlijsten van Joden. Maxime Sternberg, Belgiës eerste historicus van de Shoah, noemde ze het ‘administratief getto’Ga naar eind[3]. Die lijsten werden vanaf november 1940, het begin van de bezetting, krachtens Judenverordnung nummer 1 door de gemeenten opgesteld. De Joden moesten zich hiervoor bij hun lokale overheid melden. Voorheen bestond er slechts een - wettelijk - register van vreemdelingen. Het opstellen van een speciale burgerlijke stand van inwoners op grond van hun godsdienst of afstamming was (en is) strijdig met de Belgische wetten en met de mensenrechten. Het gedwee volgen van zo'n verordening ging echter door voor het ‘mindere kwaad’ en berustte op een officiële politiek van ‘passieve uitvoering’. In juli 1942 werden de lijsten op bevel van de VNV'er Romsée, secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, overgedragen aan de SIPO-SD, de koepelorganisatie van de Gestapo. De isolatie was een feit, de eerste van de drie stappen die naar de Holocaust zouden leidenGa naar eind[4]. Van de volgens de lijsten uit 1942 van de Association des Juifs en Belgique (AJB) in Charleroi ingeschreven Joden verdwenen er 38%, in Brussel 37% en in Luik 35%. In Antwerpen was het zowat het dubbele: 65%Ga naar eind[5] | |||||||||||
[pagina 692]
| |||||||||||
Ga naar eind[5]. Vanwaar dit schrijnend verschil, de zogeheten ‘Antwerpse specificiteit’, met voor de Joden ter plaatse bijna even vernietigende gevolgen als in NederlandGa naar eind[6]? Ervan uitgaand dat er zoiets als ‘collectieve historische verantwoordelijkheid’ bestaat en dat men uit de geschiedenis kan lerenGa naar eind[7], luidt de vraag hoeveel te wijten was aan oncontroleerbare omstandigheden waarmee de geschiedenis Antwerpen opgezadeld heeft en, anderzijds, hoever de ‘schuld’ van deze stad strektGa naar eind[8]? Was de Shoah aan de stroom noodlot of schande? Voor het geheel van België is de volledigste informatie te vinden in het levenswerk van Maxime Steinberg. Over Antwerpen is er het monumentale proefschriftGa naar eind[9] van Lieven Saerens, die nu werkt aan het Studieen Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA). We weten inmiddels dat Adolf Eichmanns ondergeschikten in België beloofd hadden tegen oktober 1942, als eerste lichting, tienduizend Joden voor Auschwitz te leveren. Zo geschiedde. Ze werden successievelijk op drie manieren gepakt. Vooreerst gebeurde alles onder het uithangbord van de Arbeitseinsatz, de verplichte tewerkstelling in het Oosten. De nazi's verwachtten dat de door een Berufsverbot verarmde Joden zich massaal voor tewerkstellingsdeportatie zouden melden. Om geen argwaan te wekken, verplichtte Kurt Asche zijn gegijzelde AJB dertienduizend oproepen voor de Arbeitseinsatz aan haar leden over te maken. Het was dus een representatieve Joodse organisatie die de deportatiebevelen uitdeeldeGa naar eind[10]. Voor heel België gingen slechts 3908 Joden erop in, wellicht vooral de armsten en de | |||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||
minst geïntegreerden. Die mensen vulden de eerste drie treinen naar Auschwitz. Na enkele weken stokte het rendement van deze recruteringsmethode en begon de tweede fase: vier grootscheepse razzia's, drie in Antwerpen en één in Brussel. Het na de avondklok afgrendelen van hele buurten en uitkammen van alle huizen leverde 3196 arrestaties op. Daarnaast werden 2934 Arbeitseinsatz-weigeraars en hun gezinnen op de openbare weg of in stations aangehouden, en op transport gezet. Na die honderd dagen van terreur zijn de overgeblevenen ondergedoken. In de derde fase van de deportatie, van najaar 1942 tot de bevrijding in augustus 1944, werden in heel België nog ‘slechts’ achtduizend Joden op straat aangehouden of na verklikking uit kelders gesleept. Vanaf september 1943 waren dat ook Belgische staatsburgers, die tot dan toe gespaard waren gebleven. De laatste fase was dus verreweg de minst productieve. Zij viel samen met de periode van verplichte tewerkstelling van Belgische arbeiders in Duitsland. Vanaf toen waren Joden en niet-Joden objectief solidair, en stuitte de bezetter op sterker verzet. Brussel kende maar één razzia, en die mislukte gedeeltelijkGa naar eind[11]. In Antwerpen waren er tussen 15 augustus en 11 september 1942 drie klopjachten, waarvoor de gemeentelijke politie met man en macht werd ingezetGa naar eind[12]. Burgemeester Leo Delwaide sr. had - in de voor hem mildste hypothese - ‘afwezig’ gegeven toen zijn politie voor de grote Jodenrazzia's door de Duitse overheid opgevorderd werd. Pas lang daarna heeft hij beleefd geprotesteerd. Delwaide sr. was een deftige politicus van de Katholieke Partij en, in tegenstelling tot zijn rexistische collega te Charleroi, niet uitgesproken nazigezindGa naar eind[13]. Wat verklaart de wat ik, met een aan de economie en epidemiologie ontleende term, ‘marginale letaliteit’ (toegevoegde dodelijkheid) noem van Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog? | |||||||||||
Wat de marginale letaliteit van Antwerpen Niet verklaartOm systematisch te werk te gaan en fair te zijn, moeten eerst mogelijke factoren in aanmerking genomen worden waarvoor men Antwerpen niets kan aanwrijven. Hier volgt wat speur- en redeneerwerk naar onvermijdelijkheden.
| |||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||
Kortom, de structurele risicofactoren voor deportatie (en dus ‘verzachtende omstandigheden’ voor Antwerpen) wijken onvoldoende af om de grote verschillen in effectieve deportatie met de andere steden te begrijpen. Welke kunnen dan wel de oorzaken van de ‘Antwerpse specificiteit’ geweest zijn? | |||||||||||
De Antwerpse specificiteit nader bekeken en berekendDe indruk die de lezers aan Steinberg en, in mindere mate, aan Saerens overhouden, is dat de Antwerpse marginale letaliteit vooral te wijten zou zijn aan het succes van de razzia's, dankzij de massale medewerking van de gemeentelijke politie. Het succes van de klopjachten volstaat echter niet om het verschil tussen 65 en 37 procent gedeporteerden te verklaren, zo leren de berekeningen. Volgens Steinberg bedroeg het totaal aantal gedeporteerden tijdens de drie geslaagde Antwerpse klopjachten 2712 mensen. Dit is 12,7% van de 21.277 toen als daar woonachtig ingeschreven JodenGa naar eind[17]. In Brussel was maar 1,6% het slachtoffer van de ene razzia, inderdaad véél minder. De overige 52% gedeporteerden onder de Antwerpse Joden werden echter niet tijdens razzia's gepakt en dit is nog altijd veel meer dan elders in België. Er zijn 28% meer Joden uit Antwerpen gedeporteerd dan uit Brussel, dus ongeveer 6000 mensen. Voor de ondergang van 17% van Antwerpens Joden, hetzij meer dan 3500 doden, moet men de verklaring elders zoeken. Er zijn maar twee mogelijkheden: meer Antwerpenaren hebben zich tijdens de eerste fase van de vervolging voor Arbeitseinsatz uitgeleverd en/of meer zijn gepakt in de onderduikfase. | |||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||
De eerste mogelijkheid is onwaarschijnlijk, want de AJB, die ertoe aanzette zich voor de Arbeitseinsatz te melden, genoot in Brussel meer gezag dan in Antwerpen. Voor heel België zijn slechts 3908 mensen op het Arbeitseinsatzbefehl ingegaan. Omdat we weten dat het aantal van anders dan door razzia's uit Antwerpen gedeporteerden ongeveer 3500 bedraagt, zouden Joden zich dus alleen in die stad voor Arbeitseinsatz hebben moeten uitleveren opdat de specificiteit verklaard zou zijn. Nader onderzoek kan over deze ogenschijnlijk overmatige zelfuitlevering in Antwerpen uitsluitsel gevenGa naar eind[18]. Tweede mogelijkheid: wat gebeurde er met de Joden na de grote razzia's van zomer en najaar 1942, toen zowat alle overblijvende Joden van België (ongeveer 70%) ondergedoken waren? Achtduizend, dus ongeveer 15% van de Joden in België bij het begin van de oorlog en een derde van alle gedeporteerden, zouden nog individueel gearresteerd worden, tot enkele dagen voor de bevrijding. Onder hen waren 3500 ‘boventallige’ Antwerpenaren. | |||||||||||
Waarom wellicht Antwerpen zoveel dodelijker wasHadden de Antwerpse Joden minder internaten, kloosters, solidaire gezinnen en andere onderduikplaatsen, of waren die onveiliger? Waren er minder ‘Rechtvaardigen’ in Antwerpen? Zo noemen de Joden hun redders, naar de Bijbelse benaming voor de niet-Joden die de voornaamste van Gods wetten eerbiedigen. Wanneer zij aangemeld worden door overlevenden van de Shoah, of zijzelf hun overlevende beschermelingen kunnen aanwijzen die vervolgens hun hoedanigheid van ‘Rechtvaardigen’ bevestigen, dan worden zij door de Israëlische Yad Vashem-stichting gehuldigdGa naar eind[19]. Ook over het aantal ‘Rechtvaardigen’ zijn geen cijfers voorhanden. Er bestaan wel griezelige aanwijzingen voor een Antwerps deficit. Saerens, bijvoorbeeld, ontdekte dat slechts één op acht Antwerpse pastoors hulp bood aan Joden. In het Brusselse was dat één op twee, en hele parochies waren toevluchtsoordenGa naar eind[20]. Zo belanden we bij de moeilijkst te verdragen hypothese, de uitsluitingsdiagnose die we hebben gepoogd te vermijden: de collaboratie van de Antwerpse politie heeft weliswaar een groot verschil gemaakt, maar ook later zijn de Antwerpse Joden minder beschermd en meer verklikt. Waarom? Mensen zijn volgzaam (nu weliswaar minder dan toen) en prominenten zijn rolmodellen. De Antwerpse gemeentelijke politie had met veel machtsvertoon meegedaan aan de klopjachten, de balie had haar Joodse leden uitgestoten, de meeste pastoors gaven geen kik. Waarom zou men zich dan ingehouden hebben wanneer er iets niet pluis leek op de zolder van de buren? Saerens merkt op dat de geringere ‘zwartheidsgraad’ van het Antwerps stadsbestuur tegenover dat van bijvoor- | |||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||
beeld Charleroi, op perverse wijze verklikking in de hand gewerkt kan hebben. De stad werd bestuurd door ‘eerbare’ kerkgaande burgers met witte boorden, niet door zwarthemden met laarzen. Verklikking was overigens niet helemaal zonder gevaar en enkele medeplichtigen aan jodenmoord zijn door het verzet omgebracht. Was het verzet in Antwerpen minder geducht, of was het gevaarlijker er lid van te zijn? Saerens beschrijft in elk geval hoe verscheidene communistische verzetslieden uit veiligheidsoverwegingen naar Wallonië uitweken. Saerens’ onderzoek maakt evident dat Antwerpen te weinig fatsoenlijke prominenten had die het volksmoreel inspireerden. Het was van hoog tot laag verziekt, verpest door zijn ‘zwarte’ pers. Uit talloze publicaties concludeerde Saerens hoezeer Antwerpenaren al vanaf 1880 met joods-hatelijk proza gehersenspoeld waren. Joden waren weerzinwekkend als kapitalist of als communist, als intellectueel of als diamantslijper, als atheïst of als Christusverwerper. Tientallen jaren lang spuide de lokale pers raciale schunnigheden, met het hele repertoire van ‘sjacheraars’ tot ‘Godsmoordenaars’, en soms met regelrechte oproepen tot geweldGa naar eind[21]. De Antwerpse xenofobie ging vrijwel uitsluitend uit van Belgisch- en Vlaams-ultranationalistische, vooral katholieke kringen. De enige Vlaamsgezinde katholieke publicisten die voor de oorlog tot christelijke solidariteit met de Joodse vluchtelingen maanden, waren de broers Karel en Emiel Van Cauwelaert. De linkse, liberale en franstalig-katholieke pers waren over het algemeen fatsoenlijk. In honderden bladzijden beschrijft Saerens de stank van de vooroorlogse atmosfeer in Antwerpen, en de dodelijkheid tijdens de oorlog. | |||||||||||
Voor de eer van AntwerpenOok in Antwerpen waren er natuurlijk ‘Rechtvaardigen’ (maar niet genoeg), onder wie de zoon van De Potter, Antwerpens hoofdcommissaris van politie, die gedeporteerd als verzetsstrijder omkwam. De tijden waren verschrikkelijkGa naar eind[22]. Bovendien leert enig epidemiologisch gepuzzel dat het cijfer van 65% uit Antwerpen gedeporteerde Joden ietwat overschat kan zijn, en de veel lagere percentages in Brussel, Charleroi en Luik onderschat. Wie te boek staan als die 65% waren namelijk niet de Joden die in Antwerpen opgepakt werden, maar de mensen die door de AJB opgeschreven waren als in Antwerpen wonend. Er kunnen overigens ook vraagtekens geplaatst worden bij de nauwkeurigheid van de AJB-lijsten. De centrales in elke stad moesten ze onder hoge Duitse druk in enkele weken afmaken. Men kan veronderstellen dat de AJB hier en daar als redmiddel de verouderde gemeentelijke Jodenlijsten van oktober 1940 gebruikt heeft, toen vele duizenden nog niet naar Brussel verhuisd waren. Waar- | |||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||
schijnlijk zijn lang niet alle Antwerpse Joden vanuit Antwerpen gedeporteerd. Aannemen dat alle Antwerpse Joden ook daar zijn opgepakt, zou bijna even fout zijn als de geografische verdeling van ongevallen op te maken aan de hand van de inschrijvingsplaats van het voertuig: velen verongelukken inderdaad in de buurt van hun inschrijving, maar bij anderen gebeurt dit elders. Het doodstraject van Antwerpen via Mechelen naar Auschwitz verliep in feite vaak via een tussenstation elders in België. Reeds in november 1940 was er immers een wat vergeten tijdelijke uitwijzing van Antwerpse Joden geweest (drieduizend, schat Steinberg, dus 14% van de toenmalige Antwerpse Joden). Op 12 november 1940, als voorzorg op de invasie van Engeland, vaardigde de Militärverwaltung een uitwijzingsbevel uit van de vooroorlogs geïmmigreerde vreemdelingen van wie zij kon vrezen dat ze Duitsvijandig waren. Dit waren vooral, maar niet alleen, uitheemse Joden. Al die potentiële spionnen of saboteurs uit de kuststreek en het arrondissement Antwerpen, dat wil zeggen de maritieme frontgebieden, moesten tijdelijk naar negenendertig verschillende gemeenten in Limburg. De uitwijzingslijsten werden opgemaakt op basis van de bestaande gemeentelijke vreemdelingenregisters (de Jodenregisters waren nog in de maak). In Antwerpen trof deze verbanning vrijwel uitsluitend Joden. De stadspolitie, omkaderd door enkele Feldpolizisten, stond in voor het bestellen van de uitwijzingsbevelen en het verzamelen van de ballingen voor treintransport naar Limburg, ver van het ‘front’. Toen Hitler na de nederlaag in de luchtslag om Engeland in 1941 zijn invasieplannen afblies, mochten de uitgewezenen terugkeren. Saerens wijst erop (en Steinberg beaamtGa naar eind[23]) dat de meeste van die Antwerpse Joden dat niet deden maar, deels uit eigen beweging en deels op bevel van de bezetter, naar Brussel verhuisden. Menigeen kan dan als Antwerpenaar te boek zijn blijven staan, ook in de lijsten van de AJB die als noemer voor de percentages gedeporteerden hebben gediend. Degenen onder hen die later buiten Antwerpen gearresteerd werden, konden dus nog volgens de AJB lijsten ‘Antwerpse Joden’ heten, en zouden de omvang van de Antwerpse specificiteit verminderenGa naar eind[24]. We kunnen de mogelijke impact van dit verschijnsel door een hypothetisch cijfervoorbeeld inschatten. Laten we bijvoorbeeld zeggen dat alle drieduizend Antwerpse Joden die uit Limburg terugkeerden naar Brussel verhuisden en nog voor Antwerpenaren doorgingen in de lijsten van de AJB. Indien 40% (het gemiddelde voor België) van hen elders dan in Antwerpen gepakt werd, dan zou het Antwerpse dodental van 65% met 5,4% verminderd moeten worden. Het aantal uit Brussel gedeporteerden zou met een wat kleiner percentage stijgen, en de Antwerpse specificiteit zou minder extreem zijn. Dit neemt overigens niet weg dat | |||||||||||
[pagina 690]
| |||||||||||
de Joden gegronde redenen konden hebben om na de Limburgse ballingschap op eigen initiatief niet naar Antwerpen terug te gaan: het was er inderdaad gevaarlijkerGa naar eind[25]. Achteraf was het optrommelen door de Antwerpse politie van Joden voor uitwijzing naar Limburg een soort generale repetitie van wat tijdens de razzia's van 1942 zou gebeuren. De bestemming werd toen Mechelen. Dat het van daaruit naar Auschwitz ging en dat men daar niet van terugkeerde, was nog onbekend. Als besluit en aanvulling van Saerens en Sternberg: de Antwerpse specificiteit bestaat dus wel degelijk, maar zij berust niet enkel op de lafheid van gezagdragers, maar ook op de vergiftigde stemming onder de bevolking, en zij was misschien niet zo extreem als de bruto cijfers laten voorkomen. | |||||||||||
Pleidooi voor meer waarheid en inzichtAntwerpens toekomstig historisch museum, het Museum aan de Stroom (MAS), zorgde de afgelopen jaren voor controverse. De vraag kan bovendien gesteld worden hoe de opdrachtgevers, samenstellers en curatoren van het MAS met het Antwerps oorlogsverleden zullen omgaan. De verleiding zal groot zijn het probleem met de mantel der verdrietige schaamte te bedekken, en er zich van af te maken met een voorstelling die meer tot emotie dan tot nadenken aanzet. Indien het daarbij blijft, zal Antwerpen de kans missen om iets groots te doen. Ik pleit voor het alternatief van waarheid en inzicht, zoals onder meer Zuid-Afrika, Chili en Argentinië zichzelf met hun lelijk verleden geconfronteerd hebben. Met name, bijvoorbeeld:
| |||||||||||
[pagina 691]
| |||||||||||
Misschien is er in Antwerpen sprake van een bijzonder en bestuderenswaardig samengaan van commerciële openheid op de hele wereld en psychologische afscherming van die wereld. Nu Vlaanderen onvolprezenerwijze tot de meest beschaafde streken behoort, moet zijn grootste stad de uitdaging van de waarheid aangaan. Dit niet doen zou de indruk wekken dat men iets te verbergen heeft. Wat is er eigenlijk fout aan inzicht in het vreselijke verleden, aan erkenning en inkeer? Slechts wie denkt dat er ‘toch niets aan te doen is’, en niet in verbeterbaarheid en vooruitgang gelooft, sluit zijn skeletten in de kast op. Om niet te hervallen in het verleden, moet men weten waar men vandaan komt. Bovendien zou het aanstootgevend zijn in Antwerpen te verzwijgen wat wellicht in het Museum van de Deportatie te Mechelen tentoongesteld zal worden. Moeten degenen die ijveren voor het MAS nu een extra knoop ontwarren, en ligt hiermee een extra pad in hun korf? Hopelijk niet, maar de waarheid heeft haar rechten, en wat hoog zit over wat diep ligt moet gezegd worden. Dan zou het gedenkteken aan de Shoah aan de stroom een ware edelsteen worden.
|
|