| |
| |
| |
Erik Martens
De boer zaait, de camera draait...
Het idee is niet onbekend: het leven dat almaar jachtiger lijkt te worden, voortdurend gestresseerd zijn en jezelf voorbijhollen. Vreemd genoeg is dat schijnbaar moderne aanvoelen zo oud als de straat. Onze grootouders hadden er al last van en filosofen beklaagden er zich vele eeuwen geleden over. Elke tijd had daar allicht zijn redenen voor. De jongste eeuwen wordt de oorzaak ervan in elk geval vooral gezocht in de voortschrijdende mechanisering en vertechnologisering van onze leefwereld.
In 1936 brengt Charlie Chaplin dit aanvoelen heel mooi in beeld in zijn film Modern Times. Het leverde een reeks memorabele scènes op die bijna iedereen op onze planeet kent. De fabriek waar Charlie werkt aan een lopende band, is allesbehalve een idyllisch oord, en dat is ook de boodschap: de tijd van de mens is voorbij, voortaan heerst de machine. | |
| |
De mens is de slaaf geworden van het monster dat hij zelf in het leven heeft geroepen. Hoezeer Charlie ook zijn best doet, hij kan het ritme van de lopende band niet bijhouden. Zijn motoriek raakt in de war door de stereotiepe handelingen die hij moet verrichten. Niet veel later wordt hij opgeslokt door de machine en komt hij te voorschijn tussen de tandraderen van de ‘moderne tijden’.
Het medium film is zelf onderdeel en exponent van die snelle, gemechaniseerde tijden. Precies zoals de fabriek in Modern Times bestaat de filmmachine (de camera en ook de projector) uit ronddraaiende tandwielen en een soort van lopende band. Films worden in het Nederlands ‘gedraaid’, net als in het Frans. In het Engels is de suggestie van snelheid nog sterker: daar worden films ‘geschoten’.
Voor de ontdekking van deze moderne beeldenjacht moeten we terug naar de pionierstijd van de grote uitvinders aan het einde van de negentiende eeuw. Geniale knutselaars als Thomas Alva Edison en de gebroeders Lumière slaagden er toen in met behulp van een onwaarschijnlijke goocheltruc de tijd zelf vast te leggen. De uitvinding kwam op het juiste moment om een volledige eeuw te documenteren die overstelpt zou worden met dergelijke ontdekkingen en technieken.
De techniek is sindsdien niet meer weg te denken uit ons leven en heeft het efficiënter en sneller gemaakt. Onbewust is de mechanisering een deel van onszelf geworden. In zekere zin zijn we nu zelf machines: het computerklavier waarop ik deze woorden tik is een natuurlijk verlengstuk van mijn vingers, voor veel mensen is een gsm een achtste of negende zintuig, en ga zo maar door.
Keren we even terug naar het allereerste begin van dit proces, vele eeuwen voor Lumière en Edison. Waar moeten we het moment situeren waarop onze ‘snelle’ technologische tijden aan het rollen werden gebracht? Is het allemaal inderdaad begonnen bij de uitvinding van het wiel, zoals dit themanummer van Streven suggereert? Jazeker, met de uitvinding van het wiel werd de mens voor het eerst in staat gesteld zijn natuurlijke begrenzingen te doorbreken. Met alle kosmologische en morele gevolgen van dien.
| |
Cinema Paradiso
In het aards paradijs rijden auto's noch fietsen. Adam en Eva hangen en benen er rond. Ze zijn een met zichzelf. Wanneer Adam naar analogie met een rollende appel het wiel uitvindt, komt het kwetsbare goddelijke evenwicht in het gedrang. Moeiteloos kan Adam nu de snelheid van zijn leven opvoeren. Dankzij het nieuwe hulpmiddel kan hij zijn medemens voorbijsteken. Hij zal ook zichzelf voorbijsteken, weten we vandaag. We kunnen die teloorgang betreuren, maar de zondeval onge- | |
| |
daan maken, kunnen we niet. We moeten ermee leren leven dat onze gemiddelde snelheid vandaag een stuk hoger ligt dan het goddelijke ritme.
Als kind van zijn tijd is de cinema altijd op een vanzelfsprekende manier gefascineerd geweest door snelheid. Van in den beginne maakten filmpioniers gebruik van treinen, trams of vliegtuigen waar ze hun camera op monteerden om hun films een meer dynamisch karakter te geven. Iedereen die af en toe zijn filmklassiekers raadpleegt, weet dat ook de snelheid van het vertellen met de tijd is toegenomen. Voor filmmakers is het een sport geworden die snelheid zo hoog mogelijk op te drijven. Jongere kijkers vanaf de MTV-generatie zijn hiermee opgegroeid en slikken de beeldenstromen moeiteloos.
Die drang naar snelheid en de daaruit resulterende onrust lijkt het medium te zijn ingebakken. Allicht is dat ook de reden waarom het vaak met argwaan wordt bejegend door de meer ontwikkelde cultuurgebruiker. Schilderkunst, muziek, theater volgen het natuurlijke ritme van een dramatische handeling. We krijgen rustig de tijd om te kijken en te luisteren. Een schilderij vraagt van de kijker een vorm van contemplatie, verdieping, een mentale slow motion. De filmliefhebber, daarentegen, heeft geen tijd voor het Ware en het Schone, vandaar natuurlijk ook de radicale moderniteit van het medium. Snelle beelden voor snelle tijden.
| |
Wielen en hoge hielen
Niemand heeft de zaak van de snelheid met meer toewijding gediend dan de man die sinds de jaren zestig in dienst van Her Majesty the Queen de meest exotische criminelen van repliek heeft gediend. James Bond vloeide weliswaar uit de pen van Ian Fleming, maar vandaag is hij allereerst bekend als het gezicht, of beter de kapstok, van een van de meest succesvolle commerciële ondernemingen in de bioscoopgeschiedenis. Sinds Sean Connery ermee begon in 1962 (Dr. No van Terence Young) hebben verschillende acteurs zijn rol vertolkt, maar de betekenis van het personage en de films zijn nauwelijks veranderd. Over James Bond en zijn relatie met de ‘Modern Times’ is veel te vertellen - voor een deel valt hij er bijvoorbeeld mee samen - maar die uitstap zou te ver leiden. Laat ons de zaak-James Bond beperken tot zijn wielen. Niet zomaar wielen, want de wagens van James Bond zijn nooit ‘zomaar’. Fabrikanten van dure auto's betalen de filmproducenten handenvol geld om hun nieuwste prototypes in de films te krijgen. Ze stralen daar niet alleen viriliteit en rijkdom uit (denk aan de titel van de jongste Bondfilm Casino Royale), maar natuurlijk vooral snelheid. Die snelheid is geen overbodige luxe: de meeste van deze films hebben de structuur van een race tegen de tijd en om die te winnen is een bolide onontbeerlijk. Het is ook | |
| |
geen gewone snelheid die hier wordt opgevoerd, maar een quasi-mythische snelheid die de grenzen van het realisme doorbreekt. Meer dan eens scheren wagens letterlijk door de lucht, bijvoorbeeld om voorbij een half opgehaalde brug te raken en dat is binnen het arsenaal aan effectfilmerij nog maar een kleintje. Snelheid gaat hand in hand met het viriele prestige dat luxueuze wagens moeten uitstralen. De wielen maken de man.
Die stelling mag, zoals het gehele James-Bondgegeven, met de nodige ironie en zelfs humor worden gelezen. De Bondfilms zijn niet alleen dure actie- en suspensefilms, ze zijn zich minstens voor een deel bewust van hun dubieus snobisme. Dat betekent niet dat ze die identiteit ter discussie te stellen. Integendeel, hun ironisch zelfbewustzijn geeft hun een alibi om zich wat betreft spektakel op een ongeremde manier uit te leven. Als toeschouwer weten we dat de makers zich bewust zijn van hun excessieve aanpak en dus geven we hun (binnen hun genre) de toelating het ‘bonter’ te maken dan we van andere films zouden aanvaarden. Een licence to entertain.
Karakteristiek voor Bond is dat hij samenvalt met de snelheid waarmee hij over de weg scheurt. Dat komt omdat zijn identiteit erin bestaat grenzen te overschrijden. Het domein van Bond begint daar waar dat van de gewone stervelingen eindigt. Het exces is een wezenskenmerk van Bond. Snelheid is daar een belangrijk onderdeel van.
Hoe levensgevaarlijk de context in deze films ook is, hij is nooit echt bedreigend. In de Bondfilms kijken de ‘Modem Times’ in een flaterende spiegel, waarop alle verontrustende elementen worden weggefilterd. Het resulteert in een opwindende, glamourvolle wereld. De problemen zijn er hindernissen die Bond elegant zal nemen zoals de hordenloper zijn horden. Ze vormen geen wezenlijk obstakel, ze horen bij de sport.
Of toch bijna, want in de recentste Bondepisode Casino Royale komt de held niet helemaal ongeschonden uit zijn avonturen. Geweld werd even bijna gruwelijk en zelfs onverdraaglijk, maar tot nader order is het de uitzondering die de regel bevestigt, of beter, die de regel reveleert. Want na afloop van de handeling, die hier bijna dramatische allures kreeg, wordt de orde hersteld. James Bond blijft onkwetsbaar, het leven brengt hem alleen avontuur. De acteurs die zijn rol vertolken, komen en gaan (wanneer ze te oud worden bijvoorbeeld), maar op Bond heeft het leven, de tijd en de snelheid geen greep.
| |
Jongens en wielen
Mogelijk nog onschuldiger is de verhouding van Burt Monro met zijn motor in The World's Fastest Indian. Monro (vertolkt door Anthony Hopkins) wil met zijn prototype een snelheidsrecord verbreken in de | |
| |
Utah's Bonneville Salt Flats Race en hij slaagt er ook in. Dat hij maar een amateur is en een knutselaar - zowat het tegendeel van de ultieme professional James Bond - deert hem niet. Want hij heeft zijn jongensdroom, zijn jongenstemperament en de koppigheid om zijn dromen te realiseren. Allemaal min of meer echt gebeurd, ook al waren er in de realiteit (in 1967) allicht minder strijkers op de achtergrond dan in de verfilming van Roger Donaldson. Beetje gezwollen cinema dus, maar het patina van de oude bolides, van de pioniers en de prototypes doet ons mijmeren over vervlogen tijden, toen de afstand tussen mens en machine kleiner was dan vandaag. Toen machines nog door mensen en niet door machines werden gemaakt.
Lijnrecht tegenover Burt Monro staat Alvin Straight in The Straight Story van David Lynch (1999), ook gebaseerd op een waar verhaal. Deze zeventigjarige weduwnaar is namelijk het prototype van de traagheid. Alvin wil zich verzoenen met zijn broer die, naar hij heeft gehoord, niet meer lang te leven heeft. Hij onderneemt de tocht van Iowa naar Wisconsin op een gemotoriseerde grasmaaier. Een ander voertuig heeft hij niet. Heel efficiënt loopt de reis dus niet, maar die traagheid is juist het punt. Traagheid betekent namelijk tijd voor verdieping en dus groeit de lange en langzame tocht door het Amerikaanse landschap uit tot een echte roadmovie met spirituele connotaties.
Wielen betekenen inderdaad niet automatisch ‘snelheid’. De racemachine van Burt Monro en de grasmaaier van Alvin Straight zijn van een andere wereld. Als we het even historisch bekijken, dan mogen we | |
| |
stellen dat voertuigen met wielen vóór de twintigste eeuw geen enkele vanzelfsprekende connotatie hadden van snelheid. Ze waren een synoniem van transport, met een bijklank van sloomheid en kwetsbaarheid. Westerns leren ons dat de huifkarren met hun grote houten wielen de eerste prooien waren van de indianen. Snelheid en viriliteit waren in die tijd van toepassing op een goed paard. Zelfs de trein, die weliswaar duidelijk liet verstaan dat de vooruitgang onontkoombaar was, was een log en traag ding, een schietschijf voor desperado's.
| |
On the road
We keren terug naar de tegenstelling tussen de snelheid en de traagheid van de reis. James Bond vertrekt en arriveert. Hij is nauwelijks onderweg. In de roadmovie gaat echter alle aandacht uit naar de reis zelf, vertrek en aankomst zijn minder belangrijk. Wat telt, is het onderweg zijn van de held.
Het klassieke voorbeeld van het genre is de vroege hippiefilm Easy Rider met Peter Fonda en Dennis Hopper (tevens de regisseur van de film). Zij doorkruisen de eindeloze vlaktes van het zuiden van de Verenigde Staten met de chopper. Het valt op dat men ze zelden graag ziet komen. Omdat ze hippies zijn, ‘langharig werkschuw tuig’, maar ook vanuit de boerenwijsheid dat je mensen die onderweg zijn (zwervers bijvoorbeeld) beter kunt wantrouwen. Want wie zijn plaats niet heeft gevonden in het leven en in de samenleving, daar is iets mee aan de hand. Toeval of niet, de roadmovie is een genre dat zich bijna per definitie afspeelt in de marge.
In heel wat van deze films zie je inderdaad mensen op de vlucht voor een traumatiserend verleden, voor zichzelf, of voor beide. Ze zijn hun thuis, hun thuisgevoel of hun kompas kwijt. Neem de film Man Push Cart van de Iraans-Amerikaanse cineast Ramin Bahrani, waar we het dagelijkse ritueel van de Pakistaanse immigrant Ahmad volgen die zijn karretje met koffie en donuts tot bij zijn vaste stek in Manhattan duwt. Ahmad heeft alles verloren in dit leven, hij leeft in een soort niemandsland, waarin hij met zijn karretje heen en weer beweegt. Zijn hoop om ergens opnieuw een thuis te vinden, wordt naar het einde van de film toe almaar kleiner. Met weinig materiaal bouwt Bahrani een universum op met een heel eigen toon, die overigens meer de geest van de Amerikaanse onafhankelijke film uitademt dan die van de Iraanse cinema. Onvermijdelijk komt Man Push Cart tot een zeer sombere conclusie: Ahmad zet een punt achter zijn ‘reis’ - als hij geen thuis kan vinden voor zichzelf, heeft voor hem ook de reis geen zin meer.
In andere roadmovies is de richting omgekeerd: mensen gaan veeleer op zoek dan dat ze op de vlucht gaan. Het daarnet aangehaalde | |
| |
The Straight Story hoort tot die categorie, evenals Little Miss Sunshine, dat vanaf 2006 wereldwijd een reeks bekroningen wegkaapte op diverse festivals en festiviteiten. Officieel is het bizarre gezin dat we leren kennen met een oud Volkswagenbusje op weg naar de ‘Little Miss Sunshine’-schoonheidswedstrijd waaraan het jongste dochtertje Olive zal deelnemen, ook al is zij niet meteen het juiste type voor dit soort wedstrijden. Natuurlijk is de wedstrijd en ook de reis slechts een aanleiding, want eigenlijk staat de interactie tussen de heel diverse leden van de familie centraal. Waar die verhoudingen in het begin erg gevoelig en conflictueus liggen, evolueren ze langzaam naar meer respect voor het verschil. Tegelijk kijken de beide cineasten (Jonathan Dayton en Valerie Faris) goed rond. Een roadmovie geeft daar namelijk op een structurele manier aanleiding toe - wat vanzelfsprekend een van de aantrekkelijke kantjes van het genre is. Samen met de personages zien we dan ook het landschap en een doorsnede van de Amerikaanse samenleving voorbijtrekken.
Reizen met of zonder wielen moet in films vaak door de metaforische bril worden bekeken om het juist in te schatten. Niet anders dan in de literatuur, zeker niet in de oude literatuur zoals in de allegorie Everyman/ Elckerlyc die dateert uit tijden toen bedevaarten en pelgrimstochten nog levende tradities waren. Meestal is de reis voor de protagonist een middel tot zelfkennis. De reis kan ook een morele lading krijgen, zoals in The Three Burials of Melquiades Estradas (Tommy Lee Jones, 2005), waar een lange tocht door de Mexicaanse woestijn in het teken staat van boetedoening.
| |
Landschap en schade
Soms vraagt een film ook aandacht voor de materiële omstandigheden van de reis. Denk aan In this World (2002), de migratie- en vluchtelingenfilm van Michael Winterbottom (en tot op zekere hoogte ook The Road to Guantanamo, 2006), over ontheemde mensen op zoek naar wielen waarmee ze hopelijk zullen ontsnappen aan hun hachelijke levensomstandigheden. De reis is een manier om een bioscooppubliek te attenderen op de mensonterende omstandigheden waar vluchtelingen op hun zoektocht naar een beter bestaan mee geconfronteerd worden.
In dit soort reizen verliezen wielen opnieuw hun natuurlijk bondgenootschap met snelheid. Moeilijke reizen duren altijd lang. Maar dat hoort er ook bij, vertelt de Pixar-animatiefilm Cars. Een goeie reis moet lang duren, net zoals wegen moeten kronkelen door het landschap. Weg met die moderne rechte en snelle stroken highway van East naar West Coast. Een pleidooi dus voor de goede oude tijd, toen alles trager, maar ook zoveel fijner was.
| |
| |
Na de digitale animatiefilm terug naar de realiteit via de Belgische documentaire Congo River van Thierry Michel, die heel Congo doorkruiste en er ons indirect op wijst dat er zonder wegen ook geen auto's zijn. Congo River is, zoals Cars, een ode aan de traagheid en aan het natuurlijke ritme van het leven. De beelden tonen ons het lief en leed van het Congolese volk langs de oevers, de feesten, rituelen en ceremonieën die er het ritme van het leven bepalen. De film geeft ook aan dat er zelfs in een land zonder auto's, zonder economie en met een recente geschiedenis van louter geweld toch nog hoop en geluk bestaan.
Om de cirkel rond te maken, sluiten we af met Khadak, de recente Belgische langspeelfilm van documentairemakers Peter Brosens en Jessica Woodworth, die hiervoor vorig jaar in Venetië de Luigi De Laurentiis Award wonnen (een belangrijke prijs voor debuutfilms). Khadak speelt zich af in de steppen van Mongolië tegen de achtergrond van de grootschalige exploitatie van het land door mijnbouwconcerns. Met heel expressieve beelden tonen Brosens en Woodworth ons streken die lijken op een maanlandschap. Vrachtwagens en jeeps rijden er door lege vlaktes, weg of geen weg. Maar opvallender nog dan de auto's en vrachtwagens zijn de enorme wielen van de bulldozers en de graafmachines die het landschap onherroepelijk beschadigen.
Daarmee komt deze bizarre bloemlezing tot een einde. We zijn vertrokken bij wielen die snelheid en moderniteit suggereren, maar ook traagheid, logheid en destructie. We hebben enkele recente roadmovies gesignaleerd over personages die zichzelf ofwel vinden ofwel voor eeuwig verliezen. We zagen camera's en projectoren barsten van de mechanische activiteit: tandwielen, drijfassen, spoelen en dergelijk meer volop | |
| |
in de weer om illusies van grote snelheid en dynamiek te produceren voor toeschouwers die bewegingsloos in een bioscoopzetel toekijken. Een bewegingsloosheid die bedrieglijk bleek, zoals de immobiliteit van een hardloper op een sneldraaiende transportband. Of van een Chaplin die voor hij het goed en wel beseft wordt meegezogen in de vreemdste machines.
Roger Donaldson (regie), Burt Munro, The World's Fastest Indian, met Anthony Hopkins, Diane Ladd, Paul Rodriguez, Aaron Murphy, Nieuw-Zeeland, 2005, 127 min. |
John Lasseter (regie), Cars, Verenigde Staten, 2006, 116 min. |
Martin Campbell (regie), Casino Royale, met Daniel Craig, Eva Green, Mads Mikkelsen, Simon Abkarian, Caterina Murino, Groot-Brittannië/Verenigde Staten, 2006, 144 min. |
Thierry Michel (regie), Congo River, België/Frankrijk, 2005, 120 min. |
Peter Brosens, Jessica Woodworth (regie), Khadak, met Khayankhyarvaa Batzul, Byamba Tsetsegee, Banzar Damchaa, Dashnyam Tserendarizav, België/Duitsland, 2006, 104 min. |
Jonathan Dayton en Valerie Faris (regie), Little Miss Sunshine, met Steve Carell, Greg Kinnear, Toni Collette, Paul Dano, Abigail Breslin, Alan Arkin, Verenigde Staten, 2006, 99 min. |
Ramin Bahrani (regie), Man Push Cart, met Leticia Dolera, Ahmad Razvi, Charles Daniel Sandoval, Ali Reza, Faroq Muhammad, Panicker Upendran, Arun Lal, Iran/Verenigde Staten, 2005, 86 min. |
David Lynch (regie), The Straight Story, met Sissy Spacek, Richard Farnsworth, Ed Grennan, Verenigde Staten/Frankrijk/Verenigd Koninkrijk, 1999, 112 min. |
Tommy Lee Jones (regie), The Three Burials of Melquiades Estrada, met Tommy Lee Jones, Barry Pepper, Julio Cesar Cedillo, January Jones, Dwight Yoakam, Levon Helm, Melissa Leo, Verenigde Staten, 2005, 121 min. |
|
|