zweet brak me een tweede maal uit, en het was lang niet zo warm. In je objectiviteit leek je iets van mij te begrijpen wat ik zelf niet begrijp als ik in de spiegel kijk. Je hebt iets, in een flits, van mij gestolen.
Met welk recht toon je me zoals ik ben: de schim die niet weet of ze naar boven zweeft of naar beneden tuimelt, de geest die horizontaal oplost in elke opeengestapelde horizon, de half dode levende, de half levende dode die, eens aangesproken, weer tot leven komt en zelf spreekt. Met welk recht herleid je me tot een facet? Waarom beroof je me van wat nog aan glorie in me rest? Want je laat niet zien: mijn gelaat, en dieper nog: mijn ogen. Ben je bang voor mijn ogen? Voor hun kracht, hun nederigheid, veranderlijkheid, voor hun onverzettelijkheid, hun kleur? Wat zie je erin dat je ze niet laat zien? En ik weet wel dat je ze al eerder hebt getroffen met dat ene zwarte penseel, ik weet dat je ze kent en er nu voor kiest om ze het bodemloze groen van de afgrond onder mij te laten belichten. Peil je naar diepte, zonder erin onder te gaan? Alsof je, in de ochtend, na een fris ontbijt, tegelijk fluit en hardop zingt: ‘I'm looking down on everything...’ Waarom maak je van mij een silhouet?
Ik dacht dat ik alleen was, maar met mij zo veel anderen. Ben ik een van hen, hoor ik bij hen thuis, maak ik deel uit van een reeks? Een reeks gelijkgestemden in jouw perspectief, die spreken met hun fontanellen, die getuigen van hun bestaan in jouw kleuren? Jij moet denken dat de nuance schuilt in de beperking, het verschil in de eenvormigheid. Jij moet denken in beeldtaal, wat ik begrijp, maar ik dacht dat ik alleen was.
Natuurlijk ben ik niet ontredderd, noch door je diefstal, noch door wat je van mij stal: wij, bestolenen, kunnen inmiddels tegen een stootje; maar we kunnen het ook niet laten, met de rug tegen de muur, steeds opnieuw uit te halen naar wat ons dreigt te bedreigen, omdat het ons in ons diepste wezen raakt. We raken verslaafd aan de adrenaline, die het hoogste of laaghartigste spel in ons lichaam vrijmaakt.
Ik hoef geen antwoord op mijn vragen, het zijn niet eens de juiste. Ik heb mijn woorden, jij je verf. Maar zeg nu eens: wat zeggen de anderen? Vinden ze het mooi?
jouw model tot in den treure, Jorgen