| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Rondas' Wereldbeeldenboek: Gesprekken op Klara
Uit de honderden gesprekken die hij in de loop der jaren voerde, eerst in het programma Wereldbeeld op Radio 3, en sinds vijf jaar in het programma Rondas op Radio Klara, selecteerde radiomaker en producer Jean-Pierre Rondas dertien interviews, die samen Rondas' Wereldbeeldenboek vormen.
Het debat dat zich ontspint tussen internationaal gerenommeerde filosofen uit vier taalgebieden, wil een aanzet geven tot een nieuw nadenken over wereldbeelden.
Niet toevallig opent het boek met het pleidooi dat de Vlaamse filosoof Leo Apostel hield voor een integratie van de verschillende wereldbeelden die aan versplintering ten prooi zijn gevallen. Na het failliet van de drie grote verhalen, het plan Gods, het plan van de rede en de geschiedenis van de arbeid, is het nodig andere, nieuwe verhalen te bedenken. Niet meer, zoals in het verleden, in de hoop één groot verhaal te construeren, maar meerdere verhalen die door hun gezamenlijke aandacht voor de plaats van de mens in de wereld zingevend kunnen en moeten zijn.
Hoe zo'n multidisciplinaire aanpak er kan uitzien, toont de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. Vanuit een eigenzinnige interpretatie van Plato en Aristoteles, maar ook van stoïcijnse en cynische teksten, benadert zij hedendaagse problemen van recht, economie en sociale rechtvaardigheid. Dezelfde werkwijze vinden we terug in het hedonistische bestiarium van Michel Onfray. In zijn Théorie du corps amoureux bouwt hij op de fundamenten van de cynische en presocratische filosofen uit de zesde en vijfde eeuw vóór onze tijdrekening een apologie voor een éénentwintigsteeeuws hedonisme.
Wereldbeelden komen niet zomaar uit de lucht gevallen, het zijn beelden, metaforen om de wereld te beschrijven, en dus bewuste constructies. Voor een goed begrip van dit constructieproces laat Rondas enkele actuele herinterpre- | |
| |
taties van vroegere constructies de revue passeren. Zo toont de Vlaamse godsdienstfilosoof Louis Dupré aan hoe de Verlichting in haar ontstaan veel religieuzer was dan men wel eens geneigd is te denken, én dat ze een noodzakelijke voorwaarde was voor de permanente dialoog van de religie met de moderniteit. De Duitse filosoof Rüdiger Safranski slaagt erin Schiller van onder het stof te halen en zo het Duitse idealisme en de Romantiek van hun negatieve bijklanken te ontdoen, ze zelfs te tonen als expressieve en vitale vrijheidsbelevingen.
In een tweede deel van het Wereldbeeldenboek komen een aantal conservatieve cultuurfilosofen aan het woord, die zich een alternatief wereldbeeld weten te vormen, tegen de heersende politiek correcte opinie in. Voor George Steiner, Alain Finkielkraut en Roger Scruton zijn begrippen als geschiedenis, traditie, cultuur en identiteit een conditio sine qua non voor een bruikbaar wereldbeeld. Dat zij hiermee en met hun bekommernis voor de erfenis van de Europese cultuur in deze vaak posthistorische tijden meermaals een dissidente stem laten horen, spreekt voor zich. Rondas rekent ook de Duits-Engelse schrijver W.G. Sebald tot deze strekking. Vanuit een zeer persoonlijke invalshoek beschrijft deze hoe pijnlijk maar tegelijk onontkoombaar onze omgang met het verleden is.
In een derde deel reikt de auteur een aantal kritische instrumenten aan die we nodig hebben om onze wereld opnieuw te interpreteren. Hij doet dit aan de hand van drie denkers die in de marxistische traditie thuishoren. Naast de Franse filosoof Alain Badiou, die met een fenomenologie van het Goede aan concrete politieke actie wil doen, en de Engelse literatuurcriticus Terry Eagleton, die zich vanuit zijn linkse en katholieke wereldbeeld verzet tegen het postmoderne cultuurrelativisme, is het vooral het indrukwekkende systeemdenken van de Italiaanse filosoof Antonio Negri dat opvalt. Samen met Michael Hardt schreef hij Empire, een taaie maar fundamentele filosofie van de globalisering.
De Duitse filosoof en mediafenomeen Peter Sloterdijk rondt het boek op een mooie manier af. Zijn Sferen-trilogie bekijkt de globalisering niet alleen vanuit een sociaaleconomisch maar ook vanuit een antropologisch en zelfs kosmologisch oogpunt. Op die manier combineert hij op zijn eigen onnavolgbare manier de onderwerpen en de methodiek van de andere auteurs en houdt hij een pleidooi voor een wereldbeeld-in-meervoud.
Dit is ook wat samensteller Rondas voor ogen had met dit boek, en daar is hij voor de volle honderd procent in geslaagd. Met zijn keuze van deze dertien auteurs heeft hij een prikkelende aanzet gegeven om verder te denken over wereldbeelden, over de plaats van de mens in de wereld. Zijn begeleidende teksten zijn zoals zijn stijl op de radio: discreet maar zeer aanwezig. We kijken uit naar het volgende Wereldbeeldenboek, waarnaar hij op het einde van deze eersteling verwijst.
□ Manuel Duran
Jean-Pierre Rondas, Rondas' Wereldbeeldenboek. Gesprekken op Klara, Pelckmans, Kapellen, 2006, 255 blz., 19,95 euro, ISBN 90-2893-755-2.
| |
| |
| |
Kerk en theologie
Jan van Ruusbroec
Op 19 mei 2006 promoveerde Loet Swart aan de Nijmeegse Radboud Universiteit cum laude met een proefschrift over ‘de articulatie van de mystieke omvorming’ in Die geestelike Brulocht, het boek dat doorgaans beschouwd wordt als Jan van Ruusbroecs meesterwerk. De boekversie van dit proefschrift is intussen uitgegeven door Uitgeverij Vantilt. Swart presenteert hierin voornamelijk twee dingen. Vooreerst analyseert hij uiterst gedetailleerd hoe Jan van Ruusbroec zijn tekst gestructureerd heeft. Het was voordien al vaak gesignaleerd dat deze mystieke tekst nauwkeurig opgebouwd is. Dit heeft Swart onderzocht, tot de kleinste details. En het blijkt dat de compositie nog veel preciezer is en beter doordacht dan men tot nu toe aannam. Ruusbroec is, dat mag gezegd, iemand die kan schrijven. Vervolgens heeft Swart in een tweede deel van zijn proefschrift inzichten van de verteltheorie (narratologie) toegepast, om te zien hoe de ‘omvorming’ van het geestelijke leven wordt geschetst door Ruusbroec als ‘verteller’ - hoe ze dus ‘gearticuleerd’ wordt door Ruusbroec - en hoe de auteur zich verhoudt tot deze ‘omvorming’. Daaruit blijkt dat Ruusbroec op de positie staat van een gezagvolle gids, die beschrijvend te werk gaat maar op het juiste moment ook kan waarschuwen voor valkuilen in dit proces van ‘omvorming’. Ruusbroec kan niet alleen goed schrijven, hij wéét ook heel goed wat hij schrijft. De studie van Swart is zonder twijfel prijzenswaardig en waardevol, maar deze zeshonderd bladzijden zijn niet voor iedere geïnteresseerde leek bedoeld. De uiteenzetting is erg technisch, met name wanneer het narratologische jargon gehanteerd moet worden, en zal daarom vooral door specialisten geraadpleegd worden.
□ Rob Faesen
Loet Swart, De articulatie van de mystieke omvorming in ‘Die geestelike Brulocht’ van Jan van Ruusbroec, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2006, 600 blz., 39,90 euro, ISBN 90-77503-60-9.
| |
Hoe Rembrandt de Bijbel verbeeldt
In een werkelijk prachtig vormgegeven boek wordt de lezer, of liever: de kijker, door Anne Marijke Spijkerboer, die in verschillende vaktijdschriften over kunst en theologie publiceert, langs en door een groot aantal van Rembrandts afbeeldingen (schilderijen, etsen, tekeningen) geleid waarvan het uitgangspunt in een Bijbeltekst ligt. Zo passeren in even zovele hoofdstukken achtereenvolgens Abraham, Isaak en Jakob, Jozef, Simson, Saul en David, Esther, Tobit en voorstellingen uit het evangelie volgens Marcus de revue. Vervolgens zijn er uitvoerige hoofdstukken gewijd aan Rembrandts voorstellingen van Kerstmis, en van de Lijdens- en Paastijd.
Elke afbeelding van Rembrandts Bijbelse voorstellingen gaat vergezeld van de Bijbeltekst die erop betrekking heeft. In bijna alle gevallen wordt als begeleidende Bijbeltekst geciteerd uit de Naardense Bijbel die Pieter Oussoren in oktober 2004 heeft gepubliceerd. Het is trouwens maar goed dat ook die Naardense Bijbel niet altijd consequent zijn eigen
| |
| |
grondbeginselen volgt, want dan zou de titel van Spijkerboers boek minder doeltreffend zijn geweest. De Hebreeuwse grondtekst van het Oude Testament spreekt namelijk nooit over ‘engel’, maar altijd over ‘bode’!
De titel Rembrandts engel is voortgekomen uit het vermoeden van de schrijfster dat deze kunstenaar beslist zijn eigen genius, zijn eigen inspirerende engel moet hebben gehad. Daarnaast is zij gefascineerd door de vliegende wezens zoals Rembrandt die geregeld afbeeldt. In dat verband moet ik bij het schilderij getiteld ‘Jakobs gevecht met de engel’ (blz. 59-62) even wijzen op een merkwaardig en wijdverbreid misverstand. In de Bijbeltekst van Genesis 32:25-31 is namelijk nergens sprake van een ‘engel’, maar van ‘een man’ (vers 25) die aan het einde van het verhaal als ‘God’ wordt aangeduid (vers 31).
Elk hoofdstuk van het boek kent een strakke, maar aangename opbouw. Na de reproductie van het kunstwerk en het bijbehorende citaat uit de Naardense Bijbel neemt Spijkerboer de lezer, tevens kijker, mee door het kunstwerk. Dat gebeurt kundig en bondig, met oog voor lichtval, schaduwwerking en compositie, op een manier die nooit verveelt. Een schot in de roos is ook het afsluitende hoofdstuk waarin wordt geschetst hoe dit boek in groepsverband, het liefst na een excursie in een museum, te gebruiken is. In de rubriek ‘Registers en bronverwijzingen’ (blz. 223-239) vindt men achtereenvolgens: (1) een opsomming van musea in binnen- en buitenland met door Rembrandt vervaardigde Bijbelse voorstellingen, (2) een Bijbeltekstenregister, (3) een engelenregister, (4) een register van alle in dit boek opgenomen afbeeldingen met allerhande informatie (o.a. afmeting, museum, soort werk [ets, tekening, schilderij]) en (5) een lijst van geraadpleegde literatuur.
Na haar boek Wij hebben ongelofelijke dingen gezien: Johannes vanuit de kunst gelezen (Zoetermeer, 2004), dat ik in Streven (maart 2005, blz. 277-278) heb besproken, is ook deze publicatie over Rembrandt en de Bijbel zeer de moeite waard.
Op één punt meen ik de schrijfster van dit schitterende boek te moeten corrigeren. Een aantal keren (blz. 12, 132) spreekt zij namelijk over een Duitse vertaling van de Bijbel die Maarten Luther vanuit de Latijnse Vulgaat vervaardigd zou hebben. Een dergelijke Bijbelvertaling bestaat echter niet.
□ Panc Beentjes
Dr. A.M. Spijkerboer, Rembrandts engel. Bijbelverhalen van een schilder, Uitgeverij Skandalon, Vught, 2006, 239 blz., 29,50 euro, ISBN 90-76564-18-3.
| |
Kunst
De kruistocht van Gilbert & George
De serie Sonofagod, die recent in het Bonnefantenmuseum van Maastricht te zien was, behoort tot de heftigste werken die het bekende kunstenaarsduo Gilbert & George geproduceerd heeft. De titel van de reeks verwijst naar het christendom (‘Son-of-a-God’: Zoon van een God...) en het kruis is dan ook het hoofdmotief dat in zowat alle twintig werken centraal staat. Maar dat kruis wordt zodanig bewerkt, vermenigvuldigd en met joodse, islamitische en heidense symboliek opgefokt dat het mon- | |
| |
sterachtige trekken krijgt. Gilbert & George rekenen duidelijk af met de kerkelijke normen en wetten, misschien zelfs met de christelijke leer die Jezus als Verlosser predikt. Hun kruistocht tegen de Gekruisigde (zoals de christenen Hem eerbiedig benaderen) levert echter beelden op die op hun beurt onbehagen en verwarring oproepen. Qua uitvoering en afwerking zijn de Sonofagod Pictures weliswaar even perfect als wat wij van het duo gewend zijn: deze grootschalige fotografische composities zien er fraai en ultramodern uit, helemaal van onze tijd. Maar de figuren die erop verschijnen hebben tegelijk iets van archaïsche goden en primitieve totempalen. Volgens Michael Bracewell, de auteur van de korte, maar lezenswaardige inleiding van de catalogus, mogen wij niet bij de schijnbaar antireligieuze en demonische oppervlakte stilstaan. Helder is het allerminst. Zijn Gilbert & George hier echt op zoek naar een nieuwe figuurlijke taal om de strijd tussen goed en kwaad, die effectief overal in onze wereld woedt en ook dwars door de wereldgodsdiensten heen loopt, uit te drukken? Of willen deze composities, die op een achtergrond van schitterende kleuren religieuze symbolen met kitscherige juwelen vermengen, ons ervan overtuigen dat traditionele godsdiensten, volks bijgeloof, newagemysticisme, en wie weet ook de religie van de kunst, ons nooit meer te bieden zullen hebben dan klatergoud?
□ Jan Koenot
Gilbert & George: Sonofagod Pictures. Was Jesus Heterosexual?, catalogus uitgegeven door White Cube Gallery, Londen, 2006, 58 blz., ongeveer 15 euro, ISBN 0-9550499-3-8.
| |
Literatuur
Nederlandse schilders en schrijvers in België
Het café ‘Taverne du Passage’ in de negentiende-eeuwse Sint-Hubertusgalerij in hartje Brussel staat al langer bekend als een populair trefpunt voor artistiek Nederland en België. Het is meteen ook de titel van een bijzonder fraai ogend en inhoudelijk verrassend boek van de Stichting Ons Erfdeel, waarin kunsthistorica Saskia de Bodt en literatuurcriticus Frank Hellemans het verhaal vertellen van de vele Nederlandse kunstenaars en schrijvers die na 1830 in België ‘passeerden’. In december 1993 nog besloot Willem Frederik Hermans (op een onbewaakt moment) in het genoemde café samen met Charlotte Mutsaers een ‘Etterbeekse Dierenvriendenbrigade’ op te richten. Maar we kunnen nog veel verder teruggaan in de tijd. In 1848 reeds, de befaamde galerij was nog maar net geopend, werd er de ‘Cercle artistique et littéraire’ opgericht waarvan ook een aantal ‘Hollandobelges’ deel uitmaakte. Voorts is het niet onmogelijk dat Multatuli tien jaar later in hetzelfde café het Brusselse zangeresje Estelle gezien heeft dat model zou staan voor de figuur Adinda uit zijn Max Havelaar. Tijdens de jaren van het Interbellum vervolgens, ontstond vanuit de Taverne du Passage een heus literair netwerk rond dichter-journalist Jan Greshoff. Hij broedde er op het tijdschrift Forum, verloste Willem Elsschot van zijn writer's block en haalde de achttienjarige studente Angèle Man- | |
| |
teau (‘een dame die het nog ver zal schoppen in het uitgeverswereldje’) in huis als lerares Frans voor zijn zonen. Rond Jan Greshoff en Eddy du Perron, die reeds langer in België verbleef, circuleerden onder meer de Nederlanders Ter Braak, Slauerhoff, Van Schendel, Vestdijk en Marsman, de Vlamingen Roelants, Gijsen, Walschap en Van Nijlen, maar ook de Fransman Malraux. De Tweede Wereldoorlog zou
bruusk een einde maken aan deze wonderlijke episode.
Maar er zijn natuurlijk nog veel meer Nederlandse schrijvers die hun heil zochten in België, en niet alleen in Brussel. Beseffen de vele Nederlandse toeristen die vandaag de Ardennen opzoeken dat ze eigenlijk het voorbeeld navolgen van de Tachtigers die er op het einde van de negentiende eeuw reeds kwamen ‘kuren’? Lodewijk van Deyssel raakte lyrisch over de speciale textuur van de Ardense regendruppels, en dichter Jacques Perk ontmoette in La Roche die andere dandy Oscar Wilde. Maar er zijn uiteraard ook heel wat recente voorbeelden: de reeds genoemde Willem Frederik Hermans, Jeroen Brouwers, Benno Barnard, Gerard Reve, Joke van Leeuwen, Oscar van den Boogaard... Allemaal kwamen ze, door omstandigheden of doelbewust, naar België en allen lieten (of laten) zich op een of andere manier door België inspireren. Dat geldt natuurlijk ook voor de beeldende kunstenaars. Iedereen kent het verhaal van Vincent van Gogh die in de jaren 1878-1880 als prediker in de Borinage werkte en er besloot schilder te worden, een beslissing met ongekende gevolgen voor de kunstgeschiedenis. Zijn brieven uit deze periode inspireerden tal van andere kunstenaars, onder wie cineast Joris Ivens, die in 1934 samen met Henri Storck de beroemde documentaire Misère au Borinage draaide. Van Gogh en Ivens zijn natuurlijk grote kanonnen, maar wie weet dat ook Isaac Israëls naar de Borinage is getrokken en kent iemand Johannes Bosboom of Else Berg? In schril contrast met de ellende uit de Borinage staan dan weer de vredige, haast mystieke boerentaferelen van de Rotterdammer Jacob Smits, die zich, na omzwervingen in Brussel, München en Amsterdam uiteindelijk vestigde in de Antwerpse Kempen. Hoe, tot slot, Braziliaanse koffie de carrière van COBRA-schilders Appel en Corneille een beslissende duw in de rug gaf en wat België daarmee te maken heeft, laat ik hier onbeantwoord.
Voor lezers die op zoek zijn naar een grensoverschrijdend geschenkboek, is Taverne du Passage een ideale gelegenheid. Wie ervan overtuigd is dat het in België beter toeven is dan in Nederland heeft daarbij nog eens waardevol bewijsmateriaal in handen. Nederlanders en Belgen die het daarmee oneens zijn, staat het altijd vrij het tegendeel aan te tonen.
□ Stijn Geudens
Saskia de Bodt en Frank Hellemans, Taverne du Passage. Nederlandse schilders en schrijvers in België, Stichting Ons Erfdeel, Rekkem, 2006, 123 blz., 21,00 euro (België), 22,00 euro (Nederland en Frankrijk), 25,00 euro (andere landen), ISBN 90-75862-82-2.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Expo 58
Sinds pakweg een eeuw wordt geschiedenis ook geschreven met bewegende beelden. Het medium film biedt zelfs een aanvoelen van ruimte en tijd dat door geen enkel ander medium wordt geëvenaard. Niettemin heeft het brede publiek nauwelijks toegang tot de cinematografische bronnen. Het Koninklijk Filmarchief in Brussel wil daarin verandering brengen en is begonnen met een reeks waarbij audiovisueel materiaal rond belangrijke momenten uit het collectieve geheugen van de voorbije honderd jaar via dvd voor een groot publiek toegankelijk wordt gemaakt. Een eerste project over de wereldtentoonstelling van 1958 werd onlangs afgerond. Expo 58 bevat elf films, meestal in zwart-wit, enkele reeds in kleur, in totaal 165 minuten materiaal. Het betreft onder meer promotiebeelden, compilaties van ‘expojournaals’, enkele documentaires over de voorbereidende werken en de architecturale kant van het gebeuren, twee korte interviews en zelfs een amateurfilmpje van een bezoeker. Het belangrijkste onderdeel is ‘Een fantastisch weekend’, een ‘volkse’ reportage van 64 minuten lang over een Brussels echtpaar dat de Expo bezoekt, meteen een van de meest volledige rondleidingen op de wereldtentoonstelling. Jongere kijkers zullen zich misschien wat ergeren aan het trage tempo van bepaalde films of meewarig de schouders ophalen bij de soms naïeve toon. Zelf vond ik dat nu net aandoenlijk. Want niet alleen wat er getoond wordt is interessant, ook hoe dit gebeurt leert veel over de denk- en leefwereld van een halve eeuw geleden.
Het begeleidende boekje, dat tegelijk dienst doet als dvd-doos, bevat enkele heldere essays met meer duiding en achtergrondinformatie bij het beeldmateriaal. Marc Reynebeau schetst de maatschappelijke context van de jaren vijftig in België, Diane Hennebert doet het verhaal van de Expo, Rika Devos en Mil De Kooning bekijken de architectuur en de vormgeving, en in de laatste bijdrage gaat Johanna Kint dieper in op de elf gepresenteerde films. Het initiatief is zeker interessant voor docenten geschiedenis, maar kan waarschijnlijk ook een breder publiek van historisch geïnteresseerden bekoren. En misschien nog het meest die mensen die de Expo zelf hebben meegemaakt en wel eens weemoedig terugdenken aan de tijd van toen. Zij kunnen zich nu dankzij deze dvd in een handomdraai terugflitsen naar het België van de late jaren vijftig. De medewerkers van het Koninklijk Filmarchief hebben keurig en waardevol werk afgeleverd. Expo 58 was voor hen een pilootproject, en wat mij betreft, een geslaagd project dat smaakt naar meer.
□ Stijn Geudens
Erik Martens (red.), Expo 58, Koninklijk Filmarchief, Brussel, 2006, 165 min., 19,00 euro, ondertiteling en navigatie: Frans, Nederlands Engels. Het begeleidend boekje telt 96 blz. en is eveneens drietalig. De dvd is onder meer verkrijgbaar in het Koninklijk Filmarchief (www.filmarchief.be), Fnac en Standaard Boekhandel.
|
|