Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 673]
| |
Streven september 2006 | |
[pagina 675]
| |
Stefaan Waanders
| |
[pagina 676]
| |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog trok Roger Schütz, of frère Roger, zoals hij zich later noemde, naar dit dorp dicht tegen de demarcatielijn aan van bezet en onbezet Frankrijk om vluchtelingen onderdak te geven. Toen hij verraden werd, zocht hij zijn toevlucht in Zwitserland. Na de oorlog kwam hij terug en vestigde er zich met enkele broeders. De gemeenschap werd groter dan de stichter beoogde, zelfs met broeders van diverse christelijke tradities en uit verschillende landen. In de jaren van de studentenonlusten eind jaren zestig begonnen grote groepen jongeren naar dit plaatsje te trekken om zich te bezinnen en ontstonden er gesprekken waar de gemeenschap bij betrokken raakte. Frère Roger wist in de jaren zeventig dat jarenlange proces van gesprekken, wereldwijde ontmoetingen en bezinning voor jongeren erkend te krijgen als ‘het concilie van jongeren’ en werd er de animator van. Ergens in de jaren zeventig hoorde ik voor het eerst van Taizé: een oecumenisch klooster en een ontmoetingsplaats voor jongeren. Ik studeerde in Groningen. Het lezen van romans van Dostojewski had de nodige vragen bij mij scherp gesteld en het zoeken werd intensiever. Er bestond een vermoeden dat ik dit zoeken moest verbinden met het christelijk geloof, maar ik wist niet hoe. In die fase hoorde ik van een Europese jongerenontmoeting in Breda, georganiseerd door de broeders van Taizé. Ik ging erheen en belandde in een groep waar gesprekken plaatsvonden, sliep in een gymnastiekzaal in Etten Leur en werd geraakt tijdens een avondgebed met duizenden jongeren in een groenteveiling. Sobere, eenvoudige zang die eindeloos herhaald werd, schriftlezing, ongewoon lange momenten van stilte. Daar tussendoor passages van een brief die geschreven was onder de armsten van Hong Kong. Woorden gesproken door die breekbare, kleine broeder uit Taizé, maar ook verrassend goede woorden van de bisschop van Breda, die het zoeken van jongeren begreep en aanmoedigde. Na de viering bleven velen achter om te bidden of te zingen. Ook ik bleef er, tot ik me uiteindelijk naar voren waagde om die man een hand te geven - alsof dit moment ook om een tastbaar gebaar vroeg. Hij keek mij met zijn vriendelijke ogen aan en ik stamelde in het Frans: ‘Je suis en route’.
En route... dat zijn wij nu ook, Jozef en ik. De onverharde weg kronkelt omhoog over de bergweide, door het bos heen, tot ze oplost in een vlakke bergweide die Eisa heet. Er staat een blokhut en er scharrelt een oude man omheen. Voor de zekerheid vragen wij de weg naar de Portlesspitze en dat blijkt verstandig, want de weg loopt niet in de richting van de gemakkelijke glooiing rechts die wij op het oog hebben, maar rechtdoor de steile grashelling op, die we eigenlijk hadden willen ontlopen. De oude man die ons de weg wijst, is de enige die wij die dag op de berg zouden tegenkomen. Vanaf dat moment moeten we onze weg naar de | |
[pagina 677]
| |
top zien te vinden zonder andere hulp dan de rood-witte markeringen, die op deze eenzame route slecht zijn aangegeven. Dat betekent goed opletten. De weg ligt niet klaar, zij moet gevonden en veroverd worden op de chaos van de berghelling. | |
Gesitueerd christendomIn de zomervakantie van 1978 beklom ik de helling van de heuvel waarop het dorp Taizé lag voor het eerst - een beklimming met gevolgen. Terwijl de kerk sinds het Tweede Vaticaans Concilie de dialoog met de moderne wereld aanging, leek de kerk in mijn directe omgeving steeds minder relevant te worden - zo was de ervaring. Alsof die kerk ergens de boot gemist had en er voor het moderne leven niet toe deed. Christendom leek iets voor wereldvreemde watjes. In Taizé was dat anders. Opvallend veel broeders waren jong en hadden een (beroeps)opleiding voltooid: leraar, arts, monteur, architect, ingenieur, kunstenaar. De gemeenschap stond met een nuchtere openheid in het moderne leven. Hier trof ik een christendom aan met een openheid naar de wereld: nuchter en betrokken. Het boekje Vivre l'aujourd'hui de DieuGa naar eind[1] getuigt ervan en ik beschouw het nog steeds als het boek van Roger Schütz dat het meest compact de drijfveren van deze gemeenschap weergeeft. Het bevat een sobere beschrijving van wat er op dat moment in de jaren zestig tot tachtig wereldwijd gaande was en welke ontwikkelingen verwacht werden, samen met schetsen van wat dat van christenen vraagt. En dat niet theoretisch, maar verbonden met een concrete meelevende solidariteit. Want de broeders van Taizé hadden ook fraterniteiten in enkele brandhaarden van de wereld, in de sloppenwijken van São Paulo, New York, Hong Kong en Nairobi. Ze leefden daar met de mensen mee en deelden hun omstandigheden in een engagement van strijd en aanbidding. Ook dat had gevolgen voor de communauteit, want de broeders waren niet alleen afkomstig uit verschillende christelijke tradities, maar ook uit alle continenten van de wereld. Lang voordat bij ons de term gangbaar werd, was Taizé al een global village. Ik doorliep het programma van de week: ontmoetingen in een groep, gezamenlijk lezen van de brief uit Hong Kong en gesprekken daarover. Het hele dagritme op de heuvel werd getekend door de gebedstijden in de kerk: ochtend, middag, avond. Op die momenten stopten de gesprekken en het werk op de heuvel en ging iedereen naar de kerk voor gebed. Na een week had ik gesprekken met enkele broeders over de mogelijkheid er langer te blijven. Mijn verblijf werd met een week verlengd. Ik ging enkele dagen in retraite, en in die stilte vond ik het vertrouwen voor het waagstuk om er een jaar te blijven. Daarmee werd ik opgenomen in de internationale groep van ongeveer twintig mensen, die in dat | |
[pagina 678]
| |
komen en gaan van mensen een zekere stabilitas loci praktiseerden, wat in het Bargoens van Taizé de ‘permanence’ genoemd werd. Zij hielpen de infrastructuur in stand te houden om de ontvangst van zoveel duizenden jongeren mogelijk te maken. Ik ontmoette er Mikel uit Baskenland, George van Mauritius, Renate, Klaus en Agnes uit Duitsland, Jacques uit Frankrijk, Moïz uit India, Nigel van The Isle of Man, Paul uit Ierland, Gerald uit Canada, Pete uit Engeland en Brian uit Nieuw-Zeeland. De werkzaamheden bestonden uit: ontvangst, animatie in gespreksgroepen, werken in de keuken, tenten opzetten, tenten repareren, inkopen doen op de markt in Macon, nachtwacht lopen, vuilnis ophalen, verzending van de brief van Taizé over de hele wereld. Daarmee veranderde het verblijf van karakter, want de opgetogen stemming van een week in Taizé kreeg nu ook zijn eigen dagelijkse sleur. Taizé werd in een cruciale fase van mijn leven mijn tijdelijke thuis. Ik zag vele mensen komen en gaan. Veel zoekende jongeren beklommen deze heuvel. Maar met deze grote schare dreven ook andere mensen mee, en na enkele weken ontdekte ik dat het geen overbodige luxe was ook een nachtwacht te organiseren. Zeker omdat in die periode de TGV aangelegd werd. 's Nachts kwamen geregeld spoorwerkers uit Parijs zoeken naar meisjes. Ook psychisch gestoorden doken erop. Ik heb spannende momenten beleefd toen een geestelijk gestoorde jongeman, die wij in Lyon naar de trein brachten, op het station opeens met een wurgkoordje voor me stond. Ik bleef rustig en er gebeurde niets. Maar ik realiseerde me dat het niet noodzakelijk zo hoeft af te lopen. Na de druivenoogst liep het seizoen ten einde en stokte de grote stroom van reizigers. De tenten werden afgebroken, opgeruimd en indien nodig gerepareerd. Het werd stil op de heuvel. Ik deed er bijna alle voorkomende werkzaamheden en er ontstond een eigen dagelijks ritme, bepaald door het verloop van het dagelijks gebed. Wij waren praktisch afgesneden van de vertrouwde nieuwsmedia. Informatie bereikte ons onder andere via de voorbeden. ‘We pray for the people of Iran’ was een aanleiding om bij het ontbijt te informeren naar wat er in Perzië aan de hand was. Vooral het vertrouwen viel mij in Taizé op. Allereerst de openheid en het vertrouwen tijdens de gesprekken. Zoeken vooronderstelt kwetsbaarheid. Die moed brachten velen op, maar daarvoor is vertrouwen nodig en dat was niet de dagelijkse lucht die ik ademde. Daarnaast sprong het vertrouwen in het oog waarmee de broeders jongeren verantwoordelijke taken toevertrouwden: grote reizen naar het buitenland, de animatie van gespreksgroepen, het bewaken van de stilte in de retraiteomgeving, het productieproces van de brief van Taizé of het samenleven gedurende een week met een groepje ongeregeld op een een- | |
[pagina 679]
| |
zame boerderij in St.-Firmin. In het begin vroeg ik me vaak af hoe die keuze voor de verdeling van de werkzaamheden tot stand kwam. Ik begreep het niet. Ik zocht naar beweegredenen in de vooropleiding van de mensen, hun werkervaring of opvallende talenten, maar ik kon die meestal niet ontdekken. Een onhandige student theologie werd gevraagd om bedradingen voor elektriciteit aan te leggen in de tenten, een student geschiedenis stond de productielijn van de drukpersen en verzendmachines te bedienen en een metselaar werd op reis naar Nigeria gestuurd. Ik zocht onrustig naar het systeem in de keuzes die gemaakt werden, want dat was ongewoon. De broeders leggen mensen niet vast op hun verleden. Het ‘systeem’ van Taizé is vertrouwen. Verantwoordelijkheid geven en mensen de mogelijkheid aanreiken om nieuwe ervaringen en ontdekkingen te doen. Dat was eerst verwarrend, maar het raakte me en is me bijgebleven.
Met Jozef heb ik afgesproken één rugzak mee te nemen en die om beurten te dragen. Ik draag de rugzak als eerste. Die heeft meer dan het dubbele gewicht van de voorafgaande dagen. We komen boven de drieduizend meter en dus moest er ook een goede jas mee. Dat is een inspanning, die in het begin alle aandacht van mij opeist. Daarom gaat Jozef voorop om de wegmarkeringen in de gaten houden. Met mijn zware bepakking volg ik mijn zoon in zijn voetsporen, blindelings. En deze volgzaamheid is op zijn plaats, want inmiddels heeft hij een leeftijd bereikt waarop hij steeds meer zelfstandig wordt. Ieder ouder bereikt een punt waarop het erop aankomt dat niet meer het kind de ouder volgt, maar waarin de verhouding geleidelijk aan wordt omgekeerd. En het is wijs dat moment tijdig te onderkennen. Op ieder ouderschap zijn uiteindelijk de woorden van Johannes de Doper van toepassing: ‘Hij moet groeien, ik moet afnemen’. Dus is dit misschien een goede gelegenheid om die wijsheid in te oefenen. Ik loop stage in een nieuwe houding van gehoorzaamheid en vertrouwen. Uren later, tijdens de afdaling, vertelde Jozef dat hij in de gaten kreeg dat ik op hem vertrouwde en hem blindelings volgde. Hij raakte namelijk het zicht op de markeringen kwijt en verloor het pad, terwijl ik hem zonder opmerkingen bleef volgen. Later testte hij me zelfs uit door met opzet van de route af te wijken en opnieuw volgde ik zonder enig commentaar. Toen begon het tot hem door te dringen dat ik inderdaad volledig op zijn alertheid vertrouwde en dat maakte hem bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het slagen van deze tocht. De steile grashelling leidt langs de westelijke uitloper van de Ausser Portles naar een enorme puinhelling. Het duurt lang voordat wij het spoor vinden. En ook hier loopt dat niet langs de geleidelijk stijgende rechterflank, maar recht op de hoge steile westflank af onder de top. | |
[pagina 680]
| |
Langzaam vorderen wij door die puinhelling, waarbij we op een kudde schapen stuiten die wegvlucht. Voorzichtig klimmen we verder, want bij woeste stappen schuift een gedeelte van de helling naar beneden. Wanneer we de kam bereiken, opent zich het uitzicht naar het westen. De Ortler, die deze omgeving beheerst, hebben we al enige tijd in onze rug, maar nu komt ook het zicht op de Bernina vrij. De laatste meters klimmen we met handen en voeten tot we op de top het kruis bereiken. Zeldzaam helder zicht alle kanten uit. De centrale keten in het noorden. Kleine vlekjes sneeuw getuigen nog van de neerslag van de voorafgaande dagen. Bij het kruis ontdek ik tweehonderd meter onder ons blauwgroen helder water van een bergmeertje.
In Taizé was ik lange tijd ondergebracht in een huis dat wat uit het rumoer op de heuvel lag en dat gebruikt werd als retraitehuis. Het droeg de naam Le Puits, de bron. Daar heb ik ook mijn retraite doorgebracht. Na deelname aan de gebedsdiensten aten wij er in stilte en deden de afwas in stilte. Dat was een nieuwe ervaring. Je ontdekte dat je opmerkingsgave erdoor toenam. En ook na een hele week zwijgen, kon er toch een intensieve band ontstaan met mensen die geen woord spraken, maar met elkaar de stilte deelden.
Het eerste uur van deze bergtocht lopen we zwijgend, daar dring ik altijd op aan - het bevordert de concentratie. Aan het begin van iedere tocht moet de neiging bevochten worden extra inspanningen uit de weg te gaan. Je reguleert je adem beter, je luistert zorgvuldig naar de wisselwerking tussen de cadans van je lopen en het eigen karakter van de berg. Je moet als het ware dieper in jezelf afdalen om de vaste bodem te ontdekken van waaruit je de berg tegemoet kunt treden. In deze stilte vinden heel fundamentele afstemmingen plaats. En een belangrijk deel van het slagen van een tocht hangt daarvan af of je, zeker in het begin, die stilte in acht neemt. En ik bespeur een vreugde in mij wanneer in een dialoog met deze concrete berg je geleidelijk aan het gepaste ritme ontdekt, waarop je uren kunt voortborduren. Want het zijn juiste deze volgehouden, kleine stappen die je uiteindelijk naar de top brengen. Op de top zoeken we beschutting tegen de koude noordenwind. Ons koesterend in de stralende zon eten wij ons brood en drinken water, terwijl de vergezichten onze aandacht trekken. Anderhalf uur genieten wij de Gipfelrast. Het is nog vroeg in de middag en we voelen er niet voor om alweer af te dalen naar huis. Op die hoogte is er iets met het licht waarvan je maar moeizaam afscheid neemt. Dus als er een reden is tot uitstel... Tijdens het verblijf op de top heb ik naar de puinhelling van de Edelrauteknott getuurd. Die ziet er niet uitnodigend uit, maar de scha- | |
[pagina 681]
| |
pen zijn er overheen gevlucht - er is dus meer dan één schaap over de dam. Als wij die hindernis ook weten te nemen, zijn we boven op de graat bij Jaffaut en zouden de kam af kunnen lopen naar de uitloper Hoch Alt in het westen. Dat is drie kwartier moeizaam voortbewegen op een puinhelling, waar we kleine aardverschuivingen veroorzaken. We bereiken echter ongedeerd de graat en daarna zwerven wij drie uur lang door de geleidelijk dalende steenwoestenij op de kam in dat fascinerende licht.
Frère Roger had een fascinatie voor licht. Zijn dagboeken staan er vol van: ontelbare schakeringen van het licht in de avond, de ochtend het hele jaar door. Het zal ook zijn voorliefde bepaald hebben voor de lichtfeesten in het kerkelijk jaar: Epifanie, Maria Lichtmis, Pinksteren, en het in het Westen vrijwel vergeten feest van de gedaanteverandering op de berg: Transfiguratie. Ook de wekelijkse paasviering wordt op de zaterdagavond gevierd doordat alle aanwezigen een kaars aansteken en de kerk vullen met licht, terwijl het opstandingsverhaal wordt voorgelezen. Zou hij de woorden van de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff gekend hebben: ‘Het licht, Gods witte licht breekt zich in kleuren; kleuren zijn daden van het licht dat breekt...’? Licht valt er maar spaarzaam naar binnen, in de kerk van de verzoening in Taizé. Mooi kun je de grote kerk op de heuvel van buiten niet noemen. Het is een platte moderne betonconstructie, die ook aangezien kan worden als een onderdeel van de Franse Maginot-linie - zonder schietgaten... Toch heeft dat gebouw iets opmerkelijks wanneer je er binnen gaat. Je moet je als het ware aan de ruimte van het kerkgebouw toevertrouwen, wil zij haar geheim meedelen. Je klimt er niet naar op, als bij veel grote kerken - de ingang is gelijkvloers. Je komt een donkere ruimte binnen waar je ogen aan moeten wennen. Als je eenmaal binnen bent, ontdek je dat de grote gebedsruimte zich lager bevindt. Je moet erin afdalen om die te bereiken. Die ruimte is vrijwel leeg. De aankleding is sober en heeft iets provisorisch: het altaar bestaat uit niet meer dan losse bouwstenen met een wit doek erover; verder een kruis en een Maria-icoon - het kan moeiteloos opgepakt en mee op tocht genomen worden. Behalve enkele kleine glas-in-loodraampjes is er verder niets. Je gaat op de grond zitten of knielen, want banken of stoelen zijn er niet. Dat alles is al een oefening in gebed: geen bijzondere prestatie van opklimmen of jezelf groot maken, eerder het loslaten van het (al te) scherpe gericht zijn op de wereld; je gaat het donker en de leegte in en je daalt af. Je legt veel af om stil te worden, om te kijken naar het spel van het schaarse licht en te wachten... of je blik te laten vangen door het kruis of de Maria-icoon die je aankijkt. | |
[pagina 682]
| |
LiturgieDe gebedsdiensten zijn van een sobere schoonheid. Vooral bekend zijn de canons van Taizé, waarin op eenvoudige meerstemmige melodieën een enkele zin steeds herhaald wordt. Ze raken mensen gemakkelijk en de melodieën zijn de hele wereld over gegaan. Wie er langer dan een week is, raakt geleidelijk vertrouwd met het minder opvallende getijdengebed van Taizé, dat het eigenlijke dragende gebinte is. Het sluit aan bij het getijdengebed van de kerk, waarbij het elementen van verschillende tradities op een gelukkige wijze in zich verenigd heeft: gezangen uit de orthodoxe, katholieke en reformatorische tradities. De psalmen in de robuuste vertaling van de Bible de Jérusalem op melodieën van Gelineau, schriftlezing en opvallend lange stiltes. Wie kennismaakt met deze gebedsdiensten wordt zich ervan bewust hoe ongelofelijk vol en onrustig ons leven eigenlijk is: vol van dingen, vol van acties, vol van plannen. Het gebed bestaat hier in eerste instantie in leegmaken en ruimte scheppen, om er vervolgens achter te komen hoe groot de onrust in het eigen hart is. Die lege kerkruimte is een parabel voor het menselijk hart, voor de leegte en stilte die daarin zouden moeten heersen om ontvankelijk te worden. En het vergt heel wat tijd voordat zelfs maar dat vermoeden ontstaat waar het naartoe moet. In die stilte echter is er dan soms de verrassende ontmoeting met een leven dat zich aan jou begrijpen onttrekt, maar doet zien, soms even... Die ervaring doet het eigen hart instemmen met het onrustige zoeken en smeken van de psalmist: ‘reviens Seigneur, délivre mon âme, sauve moi, en raison de ton amour’. Het bidden van de psalmen is voor mij in Taizé begonnen.
Tijdens bergtochten zijn er vaak melodieën die me de hele dag bijblijven. Soms reguleren ze onbewust het loopritme. Hoe de keuze van de melodieën tot stand komt is mij niet duidelijk. Ik heb een berg beklommen waarbij passages van de vierde symfonie van Brahms me de hele dag begeleidden; op een andere berg was dat het 20ste of 24ste pianoconcert van Mozart. Vandaag blijft het opvallend stil, totdat ik aan de afdaling over de kam begin in dat fascinerende licht. Een melodie dient zich aan waarbij woorden meekomen: ‘Mes temps sont dans tes mains; délivre moi. Sur ton serviteur fait luire ta face’: doe uw aangezicht oplichten.
Na enige tijd verblijf in Taizé betrapte ik me erop dat melodieën zomaar opwelden en door mijn kop zeurden. Weer wat later ontdekte ik dat als vanzelf ook de woorden opkwamen die bij deze melodieën horen: meestal psalmverzen, die je dan overal ter beschikking hebt. Dat kon | |
[pagina 683]
| |
ook tijdens het werk aan de lopende band. Het gaf de gelegenheid deze teksten te herkauwen en in je op te nemen. In Taizé heb ik de zachte kracht van de liturgie ontdekt en leren waarderen. Dit vermogen om melodie en boodschap te combineren heeft tegenwoordig vooral de reclame begrepen en gepraktiseerd. Maar het maakt veel uit of deze melodieuze infiltratie verbonden is met het conditioneren van de reflex tot dwangmatig consumeren of het overwegen van psalmverzen, waarin een veel fundamenteler verlangen van de mens in het geding is.
Wij zoeken verder onze weg op de kam tussen de rotsblokken die hier verspreid liggen. Ik kijk geboeid naar de vormenrijkdom van de rotsen: door de spanningen van de aardkorst en later door invloed van temperatuur en weer gevormd in eindeloze variaties. Al snel verschijnen er ook tekeningen op van korstmossen en nog wat lager op de berg begint de levende natuur er steeds meer vat op te krijgen. Wanneer eenmaal water in rotsspleten doordringt, dan volgen snel grassen, bloemen, struiken of bomen. De zachte krachten van de natuur verkruimelen de weerbarstige rotsen en stenen in een geduldig en stil proces tot het geschikt materiaal wordt, humus voor leven van een andere orde: de vormenrijkdom van de bios, de levende natuur.
Iets vergelijkbaars doet de liturgie. Ergens krijgt zij vat op ons: een psalmregel die blijft haken, door de kop zeurt en geleidelijk aan dieper door dringt. Juist deze zachte kracht weet veel meer raad met het weerbarstige en kille menselijke hart. Zo bewerkt de liturgie ons in een geduldig en stil proces tot wij ontvankelijk worden voor een ander soort leven. Alsof ook wij steeds weer humus, vruchtbare grond moeten worden voor een leven dat van elders komt en dat niet zijn oorsprong heeft in het eigen ik. Deze ontvankelijkheid wordt als nederigheid een deugd, en in de woorden humility en humilité verwijst het nog naar het Latijnse humus. Na een verblijf van een jaar in Taizé hervatte ik mijn studie. Ik keerde er pas na zestien jaar terug. Ik wilde mijn gezin kennis laten maken met die plaats die zo belangrijk voor mij geweest was en zelf verlangde ik ernaar de liturgie daar weer te vieren. We doorliepen nu het programma in het familiegedeelte, waar voor iedere leeftijdscategorie een speciaal aanbod was. Een van de originele opdrachten voor de kinderen die week was afval te verzamelen en daarvan een kunstwerk te maken. Het was een verrassende oefening om mensen met een nieuwe visie te worden, en ik heb met verbazing gekeken naar de creativiteit die deze opdracht losmaakte. De verworpen steen, die hoeksteen werd... Teleurgesteld was ik echter door de afwezigheid van de liturgie in de vieringen. Daarin werden alleen maar die beroemde canons gezon- | |
[pagina 684]
| |
gen. Later begreep ik dat de broeders van Taizé hun liturgie hadden aangepast aan de steeds minder kerkelijke achtergrond van de jongeren die de heuvel bezochten. De liturgie vereist enige vertrouwdheid met het kerkelijk leven en die was steeds minder aanwezig. Daarom domineerden de canons van Taizé, waartoe mensen veel sneller toegang krijgen. Maar dit betekent ook dat de gemeenschap, die moet leven van het gebed, zich op rantsoen had gezet omwille van de jongeren. Deze liturgische zelfontlediging heeft mijn respect voor de broeders van Taizé vergroot.
Na drie uren zwerven over de graat bereiken wij Hoch Alt. We kijken terug naar de berg die we beklommen hebben. Die ziet er vanuit dit perspectief veel imposanter uit. Verder geeft deze uitloper een goed zicht op de Reschenpas naar Oostenrijk, Val Müstair in Zwitserland en Vintschgau in Italië. ‘Daar zijn de troepen van Napoleon doorheen getrokken’, laat ik me ontvallen. Tijdens een eerdere vakantie in Zwitserland hadden wij de Panixpas gelopen, de pas waar de Russische generaal Soeworow in een dramatische tocht zijn troepen overheen joeg om aan de omsingeling door Franse troepen te ontkomen. Er ontspint zich tussen Jozef en mij een onverwacht gesprek over Napoleon, het communisme, Hitler. Onze geschiedenis, zo vol van geweld, is opeens present. Waarom sluiten zoveel mensen zich aan bij massabewegingen? Economisch zijn er de nodige opmerkingen over te maken en de grote werkeloosheid speelde ongetwijfeld een rol, maar dat is niet het hele verhaal. Massabewegingen hebben ook iets verleidelijks. Je kunt er de illusie koesteren veilig te zijn... en ontslagen van de volharding en het geduld om je eigen weg te zoeken. Want dat betekent soms ook eenzaamheid, en die moet wel uitgehouden worden. Massabewegingen kunnen de indruk wekken dat het ook snel en gemakkelijk kan. Meestal gaat dat gepaard met geweld, en daarvan heeft de twintigste eeuw overvloedig getuigenis afgelegd. Tegenover dat geweld wilde frère Roger een ander voorbeeld stellen, een van kwetsbaar vertrouwen. Zijn gewelddadige dood laat zien wat voor een waagstuk dat kan zijn. Na dit gesprek vallen we beiden stil en geven ons over aan onze eigen gedachten. Taizé is voor mij een belangrijk bezinnend jaar geweest halverwege mijn studie. En nu staat onze zoon voor een vergelijkbare beslissing. Jozef heeft deze zomer voor een tussenjaar gekozen, om zich te bezinnen alvorens een studie te beginnen - het zou voor hem een verblijf in Afrika worden. Zo lijkt heel veel samen te komen op deze dag op de berg. We worden uit onze gedachten gehaald doordat de dalende zon in het westen ons duidelijk maakt dat, na het lange dralen op grote hoogte, de terugtocht niet langer uitgesteld moet worden. We pakken de rugzak op en beginnen af te dalen. | |
[pagina 685]
| |
De heuvel van Taizé daalde ik ook weer af. Ik heb er geen blijvende tenten gebouwd en ik ben er sindsdien niet vaak meer geweest. Alhoewel... in mijn gedachten keer ik er geregeld naar terug. Passages uit de liturgie van Taizé hebben zich hardnekkig in mijn geheugen genesteld en op onverwachte momenten drijven flarden ervan boven. Sommigen noemen Taizé een bedevaartsoord of een plaats van hoop. Voor mij is het voldoende te weten dat deze plaats, waar ik een jaar verbleef, er is. Moeilijke momenten worden soms anders, krijgen een perspectief... alleen al dankzij het weten dat deze plaats werkelijk bestaat, nog steeds. Taizé is niet weg te denken uit mijn leven. |
|