Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 612]
| |
Tom Daems
| |
[pagina 613]
| |
een interview dat op 15 september vorig jaar op de webstek Spiked geplaatst werd, laat hij uitschijnen dat het niet veel uitmaakt welk standpunt je inneemt met betrekking tot thema's als de oorlog tegen Irak of hoe we Napoleon moeten waarderen. Links of rechts? Het doet er niet langer toe in onze pre-politieke tijden, zo stelt FurediGa naar eind[3]. Wat telt is hoe we onszelf positioneren met betrekking tot wat het betekent mens te zijn. En daarin is hij wel duidelijk: zijn boeken lezen als een aaneenrijging van aanklachten aan het adres van een samenleving die menselijke kwetsbaarheid cultiveert. | |
De politiek van de angstPolitics of Fear vormt het sluitstuk van een reeks boeken waarin Furedi telkens een deelaspect van de huidige maatschappij kritisch doorlicht. Het openbare leven in westerse samenlevingen lijkt beheerst te worden door een politiek van de angst. Deze beperkt zich niet tot één partij: ze wordt geïnternaliseerd door de ganse politieke klasse en is geïnstitutionaliseerd in het publieke leven. Volgens Furedi gaat het om een symptoom van een dieper liggend probleem. Cynisme en wantrouwen ten aanzien van de politiek zijn schering en inslag. Burgers trekken zich in groten getale terug uit het openbare leven. De term ‘politiek’ werd oorspronkelijk vereenzelvigd met het geloof dat mensen hun lot in eigen handen hebben, met verandering en verbetering van leefomstandigheden, met de mogelijkheid alternatieve wegen uit te stippelen. Maar daar blijft niet veel van over, aldus Furedi. Mensen worden niet langer als drijvende krachten achter verandering gezien. Ze vormen veeleer de speelbal van ontwikkelingen waar ze schijnbaar geen greep op hebben. De verschraling van het openbare leven en de neergang van het Verlichtingsideaal dat de mens als actieve vormgever van zijn eigen bestaan ziet, zijn de motor achter de politiek van de angst. Politici doen alsof hun neus bloedt en wekken de indruk dat er geen vuiltje aan de lucht is. Nieuwe vormen van activisme, van politiek, nieuwe sociale bewegingen en nieuwe vormen van participatie worden aangevoerd als bewijsmateriaal om die stelling te staven. Furedi is het daar niet mee eens. Volgens hem verkeert de politiek in een staat van ontkenning - een politics of denial, die twee aspecten omvat. Aan de ene kant is er sprake van een ontkenning van de relevantie van de politiek. Politieke actie doet er niet langer toe, de speelruimte is uiterst beperkt. Aan de andere kant ontkent men dat we te maken hebben met een diepgewortelde sfeer van terugtrekking en verminderde betrokkenheid bij de politiek. Het politieke leven is in een zone beland die arm is aan visies en toekomstscenario's ontbeert. Het scherpe oordeel van George Orwell | |
[pagina 614]
| |
>uit 1946 over de neergang van het politieke taalgebruik in zijn tijd is in nog sterkere mate van toepassing vandaag. Via eufemismen, lege woorden en betekenisloze fraseologie wordt de werkelijkheid verdoezeld. Furedi verwijst naar het discours rond The Third Way van de Britse socioloog Anthony Giddens, maar hij heeft evenmin een hoge pet op van het taalgebruik dat Michael Hardt en Antonio Negri, twee libertair-socialistisch geïnspireerde filosofen, hanteren in Empire - het officieuze manifest van het andersglobalisme. Het beruchte vierletterwoord van Margaret Thatcher - TINA (There Is No Alternative) - lijkt aan beide zijden van het politieke spectrum gehoor te krijgen. De mensheid wordt meer als een probleem dan als een oplossing gezien. Die fatalistische houding voedt de overtuiging dat er geen alternatief is. Betekenisvolle keuzes en het vertrouwen in de mens om het verschil te maken, ebben weg. Het klassieke onderscheid tussen links en rechts, tussen verandering en behoud, wordt betekenisloos. Politiek drijft niet langer op inspirerende projecten. De grote boosdoener van dit alles is volgens Furedi de verschraalde visie op de mens: zijn vermogen tot handelen en richting geven aan het samen-leven wordt tot quasi nul gereduceerd. Het probleem reikt dus veel dieper. Het zwakke en fragiele mensbeeld dat nu de boventoon voert, vindt zijn grondslag in een maatschappij die kwetsbaarheid cultiveert en geobsedeerd is door allerhande risico's. In zo'n omgeving is weinig ruimte voorhanden om veranderingen op poten te zetten. Het lijkt wel of de hedendaagse mensheid vastgevroren zit in het heden en een collectieve knieval maakt voor het lot. Fatalisme is troef, zo stelt Furedi, en kwetsbaarheid het bepalende kenmerk van de hedendaagse versie van mens-zijn. De mens staat niet langer in het middelpunt van de wereld. Geobjectiveerde risico's pinnen hem vast in het hier en nu. Zin voor initiatief en experiment sterven een stille dood. | |
De cultuur van de lage verwachtingenOm Furedi's zwartgallig beeld van de hedendaagse politiek en de mens te vatten is het nodig zijn andere boeken erbij te halen. In The Culture of Fear uit 1997 gaf hij het startschot voor een vlammende kritiek aan het adres van de hedendaagse cultuurGa naar eind[4]. Hier gaat hij in op de vernietigende impact van de obsessie voor risico's op de mens. De angst voor wat kan gebeuren heeft een verlammend effect. Het rijtje risico's lijkt wel eindeloos: mishandeling, natuurrampen, opwarming van de aarde, vreemde stoffen in de voedselketen, gekke koeien, dioxinekippen, vogelpest, pestvogels, GSM's, GSM-masten, genetisch gemanipuleerd voedsel, liefde, de millenniumbug, seksuele delinquenten, schudden van ongewassen | |
[pagina 615]
| |
handen, enzovoort. Aan zowat elk product, gebeurtenis, uitvinding of menselijke relatie lijkt zich wel een waarschuwing vast te hechten. Vaak gaat het daarbij om theoretische risico's of blijken de vooronderstelde causale mechanismen een louter toevallige samenloop te zijn. Ook wordt er heel wat overdreven en gespeculeerd om de aandacht op een nieuw probleem te richten. Ondanks het gebrek aan gegevens over bewezen verbanden pikken de media en de politiek er gretig op in. Uitzonderlijke situaties worden al vlug verheven tot de norm. Dat risicobewustzijn geeft ook aanleiding tot paradoxale situaties en verwarring. De mobiele telefonie is tegelijk een bron van risico's (Warmen GSM's onze hersenen niet teveel op? Zijn die masten in de nabijheid van woonbuurten of op de daken van appartementsblokken wel veilig?) als een instrument om andere risico's te bezweren (dochterlief die vlug een sms'je stuurt als ze op haar bestemming is). Studies spreken elkaar tegen en experten gaan met elkaar in de clinch. De ene keer wordt alles in gereedheid gebracht om de bevolking te overtuigen van de ernst van een risico. De andere keer is sussen en bedaren van de gemoederen aan de orde van de dag. In een dergelijk klimaat krijgt het voorzorgsprincipe stevig voet aan grond: Better safe than sorry. Furedi spreekt treffend van een cultuur van de lage verwachtingen. In allerlei domeinen van het samenleven worden verwachtingen teruggeschroefd. Op het vlak van liefdesrelaties dekken partners zich in tegen het emotionele risico van het krijgen van de bons. Bepaalde stadsbuurten kun je best mijden. In treinstations en op luchthavens waarschuwen luidsprekers dat er zakkenrollers actief zijn. Het eerste slachtoffer van dit geïnstitutionaliseerd voorzorgsprincipe is de mens zelf: spontaniteit, passie, innovatie en experiment staan op gespannen voet met het streven naar risicovermijding en -vermindering. Al die aandacht voor risico's zegt vooral iets over hoe de samenleving zichzelf ziet: een zekere angstvalligheid voor de toekomst lijkt haar te paralyseren. De positieve zijde van het risicoconcept verdwijnt naar de achtergrond. En dit alles op een moment in de geschiedenis dat mensen in het Westen langer en gezonder leven en hele generaties opgroeien zonder directe ervaringen met oorlog of conflict. | |
Het verdoken verwijtBij het indekken tegen risico's bekleedt de zegswijze ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ een prominente plaats. Het nemen van extra voorzorgen of het opvolgen van advies lijkt dan iets onschuldigs te hebben. In het slechtste geval is de genomen voorzorgsmaatregel een maat voor niets geweest. En risico's die kunstmatig uitvergroot worden, kunnen enkel maar het bewustzijn bevorderen en de alertheid verhogen. Zo ci- | |
[pagina 616]
| |
teert Furedi een journalist van de krant The Guardian die onomwonden schreef: ‘De regering heeft gelogen, en daar ben ik blij om’Ga naar eind[5]. Het ging daarbij om het risico op aids voor heteroseksuelen dat fel aangedikt werd. De journalist tilde ogenschijnlijk niet zwaar aan de foutieve informatie: in zijn ogen was er sprake van een leugentje om bestwil. Maar uit de analyse van Furedi blijkt dat er minstens drie redenen zijn waarom het wel schadelijk kan zijn. Ten eerste, als we met z'n allen onze gedragswijze en routines aanpassen, dan heeft dat natuurlijk een cumulatief effect. Traag maar zeker wordt het samenleven op een andere leest geschoeid. Daarenboven hebben bepaalde maatregelen wel degelijk een belangrijk direct effect. In zijn boek Paranoid Parenting gaat hij bijvoorbeeld in op de vaststelling dat kinderen meer tijd binnenskamers en onder toezicht van volwassenen doorbrengenGa naar eind[6]. Ouders en opvoeders schermen kinderen meer en meer af van allerlei mogelijke bronnen van risico's: de straat, de openbare speeltuin, de boom in het park, de fiets naar school, enzovoort. Volgens Furedi heeft dit belangrijke gevolgen voor de opvoeding van nieuwe generaties. Vallen en opstaan, kneuzingen en kleerscheuren behoorden tot voor kort tot het standaardpakket van eenieders jeugd. Via ervaringen en tegenslagen leren kinderen de buitenwereld verkennen en zichzelf te positioneren. De obsessie met de veiligheid van kinderen ontneemt hen heel wat van die cruciale ervaringen. In Paranoid Parenting wijst Furedi op de nefaste gevolgen van een overdreven aandacht voor allerlei vermeende risico's die kinderen lopen. Het is paradoxaal, zo stelt hij, dat op het moment dat het debat over kinderrechten zo fel woedt, de vrijheid van de jeugd verder en verder ingeperkt wordt. Ten derde, het advies van de risicospecialisten is helemaal niet zo vrijblijvend als het op het eerste gezicht wel lijkt. Wie de goede raad in de wind slaat of er niet actief naar op zoek gaat, loopt het risico achteraf met een vermanend vingertje terechtgewezen te worden: ‘We hadden je gewaarschuwd, los het nu maar zelf op’. Er is heel wat sociale druk die zich hand in hand met de beschikbaarheid van het advies ontwikkelt. De risico's zijn dus verre van neutraal. Het voorzorgsprincipe schrijft voor: gedrag wordt in bepaalde banen geleid, gestuurd, aangemoedigd. Afwijkingen worden afgekeurd, veroordeeld, en zonodig bestraft. Een goed geïnformeerd risicobewustzijn met aangepast gedragspatroon voegt zich toe aan de kentrekken van verantwoordelijk burgerschap. | |
De zoektocht naar een schuldigeToeval, ongeval, tegenslag: het zijn woorden die moeilijk te rijmen vallen met het voorzorgsprincipe. De uitbanning van dergelijke woorden | |
[pagina 617]
| |
uit onze woordenschat voedt de zoektocht naar personen of instellingen wie de schuld in de schoenen geschoven kan worden. Pech bestaat niet langer. Schade moet vergoed worden. In Courting Mistrust stelt Furedi vast dat de houding ten aanzien van gerechtelijke procedures en schadevergoedingen fel veranderd isGa naar eind[7]. Klachten en aanspraken op compensatie zijn fel gestegen en dijen uit naar domeinen die vroeger niet getroffen werden: oud-leerlingen klagen hun vroegere school aan voor een tekortschieten op vlak van onderwijs, soldaten kloppen bij de overheid aan voor schadevergoedingen voor trauma's die ze opliepen tijdens militaire missies, misnoegde reizigers slepen touroperators voor de rechter omdat de vakantiebestemming niet aan de verwachtingen voldeed, enzovoort. In het kielzog daarvan volgen juristen en consumentenorganisaties die de klachten mee helpen ontlokken, formuleren en concreet vormgeven. Die compensatiecultuur kost handenvol geld: erelonen van advocaten, uitbetalingen door de publieke sector en bedrijven, verzekeringspremies om zich tegen mogelijke claims in te dekken. Maar organisaties calculeren het risico op klachten ook meer en meer in in hun dagelijks functioneren. Routines worden aangepast, stress counsellors en psychologen worden aangeworven, bijsluiters van medicijnen krijgen encyclopedische proporties, geneesheren denken tweemaal na alvorens een risicovolle behandeling uit te voeren, jongerenverenigingen sluiten verzekeringscontracten af en passen hun activiteitenschema's aan. Kortom, de geviseerde en in het nauw gedreven personen en instellingen wringen zich in een verdedigende positie. Op een paradoxale wijze worden de klagers zelf een risico dat op zijn beurt geneutraliseerd moet worden. | |
De expert weet raadDe cultuur van de lage verwachtingen voedt een ganse expertenindustrie. De kwetsbare mens lijkt een grote nood te hebben aan professionele steun van buitenaf. Voor allerhande uitdagingen die vroeger als een vanzelfsprekend deel van het leven gezien werden, dient zich advies en hulp aan: opvoeding van kinderen, succesvol afronden van hogere studies, begeleiding bij ontslag (zowel voor de ontvanger als de gever), enzovoort. Boekhandels puilen uit van zelfhulpboeken en handleidingen, tijdschriften sturen op allerlei levensdomeinen richtinggevend advies de wereld in, de beroepen van psycholoog, counsellor en therapeut zitten in de lift, steeds meer mensen lijden aan een almaar groeiende groep van kwalen en syndromen (ADHD, PTSDGa naar eind[8], dyslexie, depressie, verslaving,...). Dit vormt het thema van Therapy Culture, een uiterst scherpe analyse van de wijze waarop scharnier- en | |
[pagina 618]
| |
crisismomenten in het leven van eenieder getherapeutiseerd en gemedicaliseerd wordenGa naar eind[9]. Mensen verschijnen als hulpeloze wezens die niet meer weten van welk hout pijlen te maken. Leven in de huidige maatschappij wordt - van geboorte tot dood - afgeschilderd als een aaneenschakeling van ernstige risico's en bronnen van emotionele stress die vragen om counselling en andere vormen van tussenkomst. Mensen lijken in de hedendaagse cultuur niet langer in staat zelfstandig met moeilijke momenten in hun leven om te gaan. Het oplossingsvermogen en de zelfredzaamheid van mensen worden continu in vraag gesteld. Daarenboven worden sociale problemen die om collectieve oplossingen vragen, gereduceerd tot het niveau van de menselijke persoon. Furedi geeft het voorbeeld van de passagier op een lijnvlucht die door het lint gaat: hij zal eerder doorverwezen worden naar een cursus om zijn woede-uitbarstingen te behandelen dan dat de organisatie van de reis in vraag wordt gesteld. Geschrapte vluchten, lange wachtrijen in de luchthaven, de behandeling als potentiële terrorist door veiligheidspersoneel, enzovoort: dat blijft allemaal buiten schotGa naar eind[10]. Het zelfvertrouwen vergroten lijkt de sleutel tot de meest uiteenlopende vraagstukken waarvoor de hedendaagse samenleving komt te staan. Van werkeloosheid en tegenvallende resultaten op de schoolbanken tot armoede en criminaliteit: het lage zelfvertrouwen opkrikken is het pasklare antwoord van de therapiecultuur. Zelfs de vakorganisaties stappen mee in die beweging, zo stelt Furedi: de militante en strijdvaardige vakbondsman van weleer is nu een hulpeloos slachtoffer dat gebukt gaat onder pestbuien en stress op het werk. Zelfvertrouwen wordt op die manier ook te belangrijk om aan het individu over te laten. Het vormt immers de verklaringsgrond voor allerhande maatschappelijke problemen. Kinderen moeten op de schoolbanken op een positieve manier leren omgaan met hun gevoelens. Maar wie bepaalt wat ‘positieve’ gevoelens zijn? Ook hier is geen sprake van een neutrale ontwikkeling, zo stelt Furedi: ‘De therapeutische autoriteit handelt op basis van de vooronderstelling dat zij alleen weet welke emoties positief en negatief zijn. Ze handelt op basis van de veronderstelling dat het de expertise heeft om te trainen, op te voeden, en in sommige gevallen om te dicteren hoe mensen moeten voelen’Ga naar eind[11]. Furedi spreekt van emotionele conformiteit: mensen worden in een emotioneel keurslijf geperst. | |
Infantilisering van kiezersEn daarmee zijn we opnieuw bij de kern van zijn betoog aanbeland. Velen mogen dan wel de mond vol hebben van het autonome zelf en het individu dat zijn eigen levensverhaal schrijft, maar dat mooie discours | |
[pagina 619]
| |
staat haaks op een cultuur die het eigen oordeelsvermogen van mensen onafgebroken in vraag stelt. Zo'n klimaat vormt de voedingsbodem voor een uitgesproken zwakke versie van menselijke subjectiviteit. Een politiek die zich daarop ent, kan geen hoge verwachtingen koesteren. Volgens Furedi staan de politieke en intellectuele elites zelfs minachtend tegenover het ‘gewone volk’. Terwijl ‘van onderaf’ het geloof in de mens verschraalt, wordt ‘van bovenaf’ neergekeken op het plebs. Mensen hebben nood aan eenvoudige antwoorden en morele sturing. Furedi spreekt van een ‘verkinderlijking’ van het publiek. Een heropleving van het publieke leven vraagt om een her-denking van wat het betekent mens te zijn. Maar daar staan we nog ver van af als we Furedi mogen geloven. Verspreid over zijn verschillende boeken zijn nog een drietal argumenten te vinden waarom de democratie verder ‘van bovenaf’ wordt ondergraven. Ten eerste, de politieke elites maken heel wat energie vrij om de vervreemde burger opnieuw bij het publieke leven te betrekken, maar ze doen dat op de verkeerde manier. De betekenis van democratie degradeert. Participatie en sociale insluiting worden tot het hoogste goed verheven. Als daarbij de spelregels van de democratie en de instellingen van de samenleving aangepast moeten worden, dan is dat maar zo. Alles wat participatie en insluiting bemoeilijkt - zoals standaarden, hoge verwachtingen, uitdagingen en veeleisende betrokkenheid - moet plaats ruimen. Burgers moeten als kinderen behandeld worden. In Where have all the intellectuals gone? laat hij geen spaander heel van het participatieparadigmaGa naar eind[12]. Allerhande culturele instellingen worden onder (financiële) druk gezet om insluiting te bevorderen, met twee nefaste gevolgen: aan de ene kant dreigt hun oorspronkelijke reden van bestaan naar de achtergrond te verdwijnen; aan de andere kant is er sprake van een proces van dumbing down, een gestage ‘verdomming’ van de cultuur. Universiteiten worden zachter in hun beoordeling van studenten, financiering van musea wordt mede afhankelijk gemaakt van bezoekersaantallen, bibliotheken ondernemen allerlei acties om meer bezoekers te lokken, enzovoort. De culturele sector wordt geïnstrumentaliseerd: haar ‘nut’ wordt afgemeten aan haar bijdrage aan de hogere doelen van insluiting en participatie. Ten tweede, de elites mogen misschien niet langer geloven in mensen, maar ze hebben wel heel wat vertrouwen in allerhande drukkingsgroepen en niet-gouvernementele organisaties. Furedi laakt echter het elitarisme dat in deze vorm van activisme schuilt. Ze pretenderen voor het ganse volk te spreken, maar spreken en handelen vooral voor zichzelf. Op dit vlak heeft hij geen goed woord over voor de beweging die zich kant tegen genetisch gemanipuleerd voedsel: waar halen zij het recht om gewassen te vernietigen? Op dit vlak spaart hij ook zijn kritiek op Greenpeace niet. Dit soort bewegingen verkoopt zich wel alsof ze | |
[pagina 620]
| |
tegen het systeem in roeien, maar eigenlijk vrijen ze via lobbykanalen en sofamomenten het establishment op: ‘[...] de kritiek van de lobbyistactivist op de representatieve democratie is fundamenteel een anti-democratische kritiek. Die is gebaseerd op de vooronderstelling dat onverkozen individuen met een lovenswaardig moreel objectief een groter recht hebben om te handelen in naam van het volk dan de politici die verkozen werden via een gebrekkig politiek proces’Ga naar eind[13]. Kortom, als democraat in hart en nieren wil Furedi niet dat zulke bewegingen hem de les komen spellen. Ten derde, het publieke debat lijdt aan intellectuele armoede. Op dit vlak stelt hij de rol van de intellectueel aan de kaak. Er blijft niet veel over van de vroegere intellectuelen. Ze boezemden de gevestigde ordes angst in. Intellectuelen werden gevreesd om hun mogelijke bedreiging voor de status-quo, hun wervende invloed op de massa en hun rol als producenten en verkopers van ideologieën. De hedendaagse terugtrekking uit de publieke ruimte heeft niet alleen te maken met de impact van de markt op het hoger onderwijs en de bedrijfsmatige rationaliteit. Het is vooral de cultuur van de lage verwachtingen die de zwarte piet toegeschoven krijgt: de status van wetenschappelijke kennis wordt neergehaald en de idealen van de Verlichting ontmaskerd, het meritocratische ideaal moet het afleggen tegen het streven naar insluiting, en de mogelijkheden tot begrijpen en handelen van mensen worden laag ingeschat. Het gevolg is dat de ontwikkeling van nieuwe ideeën, de opleiding van nieuwe generaties en de creatie van nieuwe doelgroepen danig in gevaar komt. De stimulerende en prikkelende rol van de intellectueel dooft uit. | |
UitwegFuredi's verdict over de hedendaagse maatschappij is bikkelhard. De cultuur van de lage verwachtingen cultiveert menselijke kwetsbaarheid en hulpeloosheid. Daarenboven blijkt al vlug dat zowat alles en iedereen betrokken partij is: politiek, onderwijs, hulpverlening, vakverenigingen, culturele sector, opvoeding, enzovoort dragen alle hun steentje bij aan de vorming en hervorming van de cultuur van de lage verwachtingen. Is er dan helemaal geen uitweg? Volgens Furedi ligt de oplossing in een humanistische publieke agenda. In Politics of Fear spreekt hij over de ‘humanisering van de mensheid’. Hij pleit ervoor, opnieuw een stevigere en meer robuuste houding ten aanzien van de mensheid te ontwikkelen, waarbij een positieve instelling ten aanzien van verandering centraal staat. De verworvenheden van het Verlichtingsdenken moeten opnieuw van stal gehaald worden. In het licht van zo'n verpletterende analyse is dit natuurlijk geen eenvoudige opdracht. Furedi wil vooral de problemen in de huidige | |
[pagina 621]
| |
samenleving scherp stellen en hoopt zo dat mensen een beter zicht krijgen op hun eigen denken, voelen en handelen. Dat dit slechts stapsgewijs kan, beseft hij maar al te goed. Zo was Furedi al opgetogen toen hij vernam dat zwemmers een conflict voor de rechtbank gewonnen hadden om zonder toezicht te kunnen zwemmen in Hampstead Heath in Londen. | |
BesluitFuredi strooit genereus met kritiek en trapt allerhande heilige huisjes in: het streven naar insluiting en participatie, de hulpverleningssector, organisaties als Greenpeace en bewegingen als het andersglobalisme krijgen er stevig van langs. Hij provoceert graag. Zijn schrijfstijl is uiterst polemisch en zijn sociologie-beoefening populariserend. Furedi bespeelt daarbij uiterst slim de Britse media. Zijn essays worden gepubliceerd in de meest uiteenlopende bladen: van tabloids zoals de Daily Mail tot de meer respectabele kranten als The Guardian en Times Higher Education Supplement. Ook de ronkende titels van zijn boeken laten al vermoeden dat hij (of zijn uitgever) graag een schokeffect teweegbrengt. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat niet iedereen even gelukkig is met de toon die hij aanslaat in zijn publicaties. Vooral de groeperingen in de samenleving die zich het sterkst aangevallen voelen, laten van zich horen: therapeuten, pedagogen, counsellors en psychologen. Want, zo luidt de tegenkritiek, wordt hun professionele hulp niet gewaardeerd? Pogen ze niet een antwoord te bieden op reële noden? Zijn we met zijn allen niet gevoeliger geworden voor allerlei menselijke problemen - en is het dan ook niet beter daar iets aan te doen in plaats van het potje gesloten te houden? En helpen ze die hulpzoekers niet, opnieuw een zelfstandig leven te leiden in plaats van hen in een afhankelijke positie te drummen? Deels wel natuurlijk, en waarschijnlijk ontkent Furedi dat ook niet. Maar die professionele groepen spelen wel in op die noden, creëren nieuwe verwachtingen en dragen uiteindelijk bij tot de herdefiniëring van het mens-zijn - en daar is het Furedi om te doen. Ze staan daarbij niet alleen: ook intellectuelen, politici, de culturele sector, enzovoort zijn mee verantwoordelijk voor het weinig benijdenswaardige mensbeeld dat nu overheerst. Dat neemt niet weg dat Furedi onvoldoende oog heeft voor de ambiguïteit rond de notie kwetsbaarheid en dat hij iedereen al te gemakkelijk over dezelfde kam scheert. Er is ongetwijfeld heel wat emotioneel leed dat de door Furedi geviseerde groeperingen op legitieme en positieve wijze pogen te zalven. In die zin doet zijn voorstel om het Verlichtingsdenken nieuw leven in te blazen wat al te gemakkelijk en | |
[pagina 622]
| |
sloganesk aan. Dit gebrek aan nuancering is ook op andere plaatsen in zijn werk aanwezig. Zo idealiseert hij de mondige burger en de publieke intellectueel van weleer en hangt er een zweem van nostalgie rond zijn uitstapjes naar het verleden. Daarenboven gaat Furedi soms wat te anekdotisch te werk, heeft hij de neiging in herhaling te vallen en glipt hij bij momenten te snel over moeilijke thema's en debatten heen. Wie op zoek is naar een fijnzinnige analyse is bij Furedi waarschijnlijk niet op de juiste plek. Maar voor al wie een stevige polemiek kan pruimen en net als hij vraagtekens plaatst bij de cultuur van de lage verwachtingen, heeft Furedi ongetwijfeld heel wat boeiends te vertellen. |
|