Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Robert Pijnenborg
| |
[pagina 120]
| |
toepassingen kon leiden. Bovendien illustreert dit verhaal hoe nieuwe ideeën kunnen ontstaan door een samenspel van uiteenlopende motivaties, inzichten, ervaringen en ook het temperament van verschillende onderzoekers. | |
De oorsprong van het ideeNicholas Murray, auteur van Huxleys meest recente biografieGa naar eind[3], suggereert dat de eerste verwijzing naar ‘babies in bottles’ te vinden is in het essay ‘A note on Eugenics’ uit de bundel Proper studies (1927)Ga naar eind[4]. Deze essaybundel wordt inderdaad beschouwd als het begin van Huxleys ontluikende maatschappelijke betrokkenheid, wat trouwens gesuggereerd wordt in de titel, die verwijst naar de bekende uitspraak ‘The proper study of mankind is man’ van Alexander Pope. Er was in die tijd veel belangstelling voor de nieuwe wetenschap van de eugenetica, die een verbetering van de menselijke soort beoogde door toepassing van genetische selectieprincipes. Een voor velen onrustbarend verschijnsel was immers de geboortedaling binnen de meer ontwikkelde maatschappelijke klassen, terwijl het aantal kinderen bij de ‘lagere’ klassen in stijgende lijn ging. Men vreesde dat deze wanverhouding onvermijdelijk zou leiden tot een kwalitatieve achteruitgang van de menselijke soort. Huxley suggereerde daarom, een kunstmatige voortplantingstechniek in te voeren waarbij baby's in flessen zouden worden ‘gekweekt’. Dit idee werd echter niet als een oorspronkelijke eigen vinding voorgesteld, maar wel als ontstaan uit het brein van illustere voorgangers, zoals samengevat in de volgende intrigerende zin: ‘It is quite possible, as Mr J.B.S. Haldane has suggested, that biological technique will soon have advanced to such a pitch that scientists will succeed in doing what Dr Erasmus Darwin and Miss Anne Seward, the Swan of Lichfield, tried, it is said, and failed to do: they will learn to breed babies in bottles.’Ga naar eind[5] Dit was evenwel niet zijn eerste verwijzing naar reageerbuisbaby's! In feite werden gebottelde baby's reeds vermeld in Huxleys eerste roman Crome Yellow (1921), een uitgesproken praatroman, waarin een groep intellectuele snobs discussies aangaan over allerlei onderwerpen. Een van de hoofdpersonages, Mr Scogan, verwijst daarbij naar de ‘godin van de toegepaste wetenschap’, die de mensheid in staat gesteld heeft ‘liefde los te koppelen van voortplanting’. En hij vervolgt: ‘Waar de grote Erasmus Darwin en mejuffrouw Anna Seward, de Zwaan van Lichfield, hebben geëxperimenteerd en niettegenstaande al hun wetenschappelijke vasthoudendheid hebben gefaald, daar zullen onze na- | |
[pagina 121]
| |
komelingen experimenteren en slagen. Een onpersoonlijke voortplanting zal de plaats innemen van het walgelijke systeem van de natuur. In enorme broedstoven, die staatseigendom zijn, zullen lange rijen kolven met embryo's de wereld voorzien van de bevolking die hij nodig heeft.’Ga naar eind[6] Met deze twee passages zet Huxley ons op een dubbel spoor: J.B.S. Haldane en Erasmus Darwin. Waarheen leidt ons dit? | |
Erasmus Darwin en FrankensteinPas in de loop van de negentiende eeuw werd de aard van het bevruchtingsproces opgehelderd, en het is daarom niet onmiddellijk duidelijk waarom Erasmus Darwin hier expliciet wordt vermeld. Erasmus Darwin (1731-1802), de grootvader van Charles Darwin, was een succesvol medicus en bovendien een drijvende kracht binnen de Engelse Verlichting. Hij was de oprichter van de ‘Lunar Society’, een groep gepassioneerde beoefenaars van zowel exacte als toegepaste wetenschap, waartoe onder meer de chemicus Joseph Priestley en ingenieur James Watt behoordenGa naar eind[7]. Darwin zelf was uitzonderlijk inventief in het ontwerpen van originele mechanische constructies als een horizontale windmolen, een scheepslift, en zelfs een automatisch doorspoeltoilet. Op het fenomeen ‘leven’ had hij een uitgesproken materialistische visie: hij was ervan overtuigd dat het spontaan moest ontstaan zijn door natuurlijke fysische en chemische processen. Bovendien geloofde Erasmus in de ‘transformatie der soorten’, waardoor hij een voorloper was van de ideeën van zijn kleinzoon Charles, hoewel hij nooit een concreet mechanisme voor het evolutieproces heeft uitgedacht. Heeft Erasmus Darwin ooit het creëren van mensen door invitrobevruchting voorgesteld als reële mogelijkheid? Hierover is zeker niets in zijn gepubliceerde geschriften te vinden. Schrijven over seks en geslachtelijke functies gebeurde in die tijd trouwens liefst in bedekte vorm, zoals hij deed in Love of Plants (1789). Dit in verzen geschreven werk bracht een overzicht van de verschillende plantenfamilies volgens het classificatiesysteem van Linnaeus, dat in wezen berustte op de bouw van de voortplantingsorganen. Sommige beschrijvingen van bestuivingsmechanismen zijn uitgesproken antropomorf, met daarin vaak zijdelingse verwijzingen naar de menselijke voortplanting. Meer relevant voor ons onderwerp is echter een merkwaardige passage in zijn bekendste werk Zoonomia (1801), waarin hij de seksuele voortplanting fundamenteel gebaseerd ziet op de vereniging van mannelijke en vrouwelijke ‘moleculen’. Hij besluit | |
[pagina 122]
| |
‘[...] that as these fibrils or molecules floated in the circulating blood of the parents, they were collected separately by appropriated glands of the male or female; and that finally on their mixture in the matrix the new embryon was generated, resembling in some parts the form of the father, and in other parts the form of the mother, according to the quantity or activity of the fibrils or molecules at the time of their conjunction.’ (Zoonomia, deel II)Ga naar eind[8] Dit was uiteraard pure speculatie, maar hij wees hier wel expliciet het preformatie-idee af, dat stelde dat het embryo vóórgevormd is in een van de geslachtscellen. Inderdaad meenden vroegere microscopisten een minuscuul ineengehurkt menselijk wezentje te kunnen herkennen binnen in de zaadcelkop. Het tweede door Huxley aangehaalde personage, Anne Seward (1742-1809), was de zeer begaafde dochter van kanunnik Seward, die in grote stijl het ‘Bishop's Palace’ nabij de kathedraal van Lichfield bewoonde, vlak bij Darwin in de buurt. Zij was een niet onverdienstelijke dichteres, die ook wel de ‘Swan of Lichfield’ genoemd werd, en die trouwens sterk gewaardeerd werd door de eveneens uit Lichfield afkomstige schrijver Samuel Johnson. Er zijn evenwel concrete aanduidingen dat verschillende snedige passages in haar poëzie, vooral wanneer er wetenschappelijke verwijzingen in verborgen zaten, in feite van Erasmus Darwin afkomstig warenGa naar eind[9]. Deze voerde met haar namelijk een pittige, soms vrij flirterige briefwisseling, en het is niet ondenkbaar dat bij wijze van intellectuele spielerei het kunstmatig kweken van embryo's ooit ter sprake is gekomen. Behalve Huxleys bedekte verwijzingen heb ik daar echter geen directe gegevens over kunnen terugvinden. Het meest bekende verhaal over een ‘gemaakte mens’ uit de negentiende eeuw is ongetwijfeld Mary Shelleys Frankenstein (1818), en hierin vinden we een andere verwijzing naar Erasmus Darwin. Het monsterachtige creatuur uit deze roman werd niet in een fles gekweekt, maar wel chirurgisch uit allerlei organische brokstukken aan elkaar genaaid, en hoort dus eigenlijk niet thuis in ons verhaal. Zeer intrigerend is echter het voorwoord tot deze roman, geschreven door haar beroemde echtgenoot, de dichter Percy Bysshe Shelley, dat begint als volgt: ‘The event on which this fiction is founded has been supposed, by Dr Darwin and some of the physiological writers of Germany, as not of impossible occurrence’. Bovendien is het opvallend dat Victor Frankenstein, wanneer hij gedwongen wordt een tweede ‘monster’ te construeren, naar Engeland reist omdat daar de ‘natural philosophers’ nieuwe ontdekkingen hadden gedaan die van vitaal belang waren voor zijn werk (hoofdstuk 18). Verder wordt in die roman geen enkele allusie gemaakt op enig feit waarop die ‘vooruitgang’ betrekking zou kunnen hebben. Zouden het die vage verwijzingen kunnen zijn waar Aldous Huxley op doelde? | |
[pagina 123]
| |
In de loop van de negentiende eeuw was duidelijk geworden dat de cel als de structurele en fysiologische eenheid van het leven moet worden beschouwd, dat eitjes en zaad eveneens cellen zijn, en dat bevruchting tot stand komt door het binnendringen van een zaadcel in een eicel. Pas in 1877 was dit bevruchtingsproces voor het eerst geobserveerd door Hermann Fol, hoewel de Belgische bioloog Edouard Van Beneden reeds in 1875 had beschreven dat een bevruchte eicel twee celkernen bevatte, waarvan er één afkomstig moest zijn van de zaadcel. Dit verhaal hangt ook nauw samen met de ontdekking van de chromosomen als dragers van erfelijke eigenschappen, en de vereniging van de chromosomen van beide ouders tijdens de bevruchting. De vermenging van Erasmus Darwins ‘fibrils or molecules’ kan worden beschouwd als een voorafspiegeling van dit thans algemeen bekende proces. | |
De speculaties van J.B.S. Haldane over de wetenschap van de toekomstJohn Burdon Sanderson Haldane (1892-1964), door iedereen ‘JBS’ genoemd, was ongetwijfeld een van de briljantste maar tevens ook een van de kleurrijkste figuren uit de wetenschappelijke wereld van het begin van de twintigste eeuw. Na de Eerste Wereldoorlog besloot hij zich toe te leggen op de genetica, en trachtte daarbij verbanden te leggen tussen de mendeliaanse genetica en de darwinistische evolutietheorie. Hij werd vooral bekend door het uitwerken van een mathematisch model voor natuurlijke selectie. Samen met de bioloog Julian Huxley (1887-1975), de broer van Aldous, stond hij daardoor aan de wieg van de zogenaamde synthetische evolutietheorie, die onder meer leidde tot Julian Huxleys magistrale Evolution, the modern synthesis (1942). Conform zijn eigenzinnig en flamboyant karakter, toonde Haldane zich ook op politiek gebied een buitenbeentje. Hij werd lid van de communistische partij, en stelde zich op als een fervent verdediger van de marxistische ideologie, ook tegenover zijn wetenschappelijke vakgenoten. Mooie staaltjes van zijn pro-communistisch wetenschappelijk denken zijn terug te vinden in de bundel Science and Everyday Life (1941), een verzameling columns geschreven voor het communistische dagblad The Daily Worker. Overigens werd zijn manifest pro-communistische houding tijdens de naoorlogse stalinistische jaren sterk getemperd, en stapte hij uiteindelijk uit de partijGa naar eind[10]. Behalve gedreven wetenschapper en politiek activist was Haldane ook een van de knapste wetenschappelijke essayisten van zijn tijd, die zijn zaak quasi moeiteloos en vaak met een ongezouten beeldspraak aan een groot publiek kon verkopen. Een van zijn best bekende teksten is het boekje Daedalus or Science and the Future (1923). Alleen al het oproepen van de Daedalusfiguur, het mythische prototype van ‘de uitvin- | |
[pagina 124]
| |
der’, die met behulp van wassen vleugels samen met zijn zoon Icarus ontsnapte aan de woede van koning Minos en daarbij de door de goden voorgeschreven natuurwetten tartte, spreekt boekdelen. In dit werkje werpt Haldane een blik in de toekomst, en wijdt daarbij uit over de eugenetische beweging, de uitroeiing van infectieziekten, de lokalisatie van erfelijke factoren in de celkern, de fixatie van stikstof uit de lucht door algen, en niet te vergeten de oplossing van het verouderingsprobleem bij vrouwen na de menopauze. En dan rijst zijn fantasie de pan uit met het relaas over ‘ectogenetische kinderen’, gebracht als een citaat uit een fictief essay dat had kunnen geschreven zijn door ‘a rather stupid undergraduate’ ergens in de toekomst. ‘Het was in 1951 dat Dupont en Schwarz het eerste ectogenetische kind produceerden [...]. Dupont en Schwarz verkregen een verse eierstok uit een vrouw die het slachtoffer was geworden van een vliegtuigongeval [een knipoogje naar Icarus!], en slaagden erin dit orgaan gedurende vijf jaar in hun kweekmedium in leven te houden. Zij verkregen hieruit verscheidene eitjes die met succes konden worden bevrucht, maar de voeding en ondersteuning van de embryo's stelde een moeilijk probleem dat pas na vier jaar kon worden opgelost. Nu de techniek volledig ontwikkeld is, kunnen we een eierstok uit een vrouw wegnemen, deze gedurende een twintigtal jaren laten groeien in een aangepaste vloeistof, elke maand een nieuwe eicel laten produceren die met negentig procent kans kan worden bevrucht, waarvan de embryo's met succes gedurende negen maanden kunnen worden opgekweekt en tenslotte “in de lucht” gebracht. Schwarz zelf is nooit tot zulke goede resultaten gekomen, maar zijn eerste succes veroorzaakte een sensatie zonder weerga doorheen de ganse wereld, vooral omdat in de meeste beschaafde landen het geboortecijfer gedaald was tot beneden het sterftecijfer. Frankrijk nam als eerste land de ectogenese-procedure officieel in gebruik, en vanaf 1968 werden aldus jaarlijks 60.000 kinderen geproduceerd. In de meeste landen was er een merkelijk grotere weerstand, die nog versterkt werd door de pauselijke encycliek “Nunquam prius audito” [dit potjeslatijn kan vertaald worden als “Nooit eerder gehoord”], en door een gelijkaardig fatwa van de kalief, beide verschenen in 1960’Ga naar eind[11]. Aldous Huxley was goed vertrouwd met de ideeën en publicaties van Haldane, te meer daar de Huxleys en de Haldanes reeds vanaf hun jonge jaren in dezelfde sociale middens verkeerden. Zij maakten deel uit van de kring rond Lady Ottoline Morrell, die bezocht werd door leden van de Bloomsbury groep onder wie Bertrand Russell, Virginia Woolf, Lytton Strachey en vele andere intellectuelen van uitgesproken links-kritische strekking, en waar de provocerende stijl van Haldanes Daedalus zeker | |
[pagina 125]
| |
niet misstondGa naar eind[12]. Het was trouwens deze sfeer die enigszins ironiserend werd opgeroepen in Huxleys eerder geciteerde roman Crome Yellow, waarin voor het eerst de reageerbuisbaby's vermeld werden. Maar van wie kwam nu oorspronkelijk het idee? Crome Yellow verscheen twee jaar vóór Daedalus, maar Haldane had zich voor zijn tekst gebaseerd op een essay over de toekomst van de wetenschap dat hij verscheidene jaren voordien als student had geschreven. De ‘rather stupid undergraduate’, als auteur opgegeven van het ectogenesisverhaal uit Daedalus, zou dan wel eens een spottende verwijzing naar Haldane zelf kunnen zijn. Aangezien Haldane en Aldous Huxley elkaar reeds kenden uit hun schooltijd in Eton, lijkt het me niet onwaarschijnlijk dat Aldous ooit Haldanes oorspronkelijke essay onder ogen heeft gehad. Dat zou dan meteen Huxleys bescheidenheid kunnen verklaren om Haldanes naam vooraan te plaatsen in het essay uit 1927. Haldane sloot zijn Daedalus af met de eugenetisch geïnspireerde opmerking ‘Had it not been for ectogenesis, there can be little doubt that civilization would have collapsed within a measurable time owing to the greater fertility of the less desirable members of the population’, een argument dat ook in Huxleys essay was aangehaald. Niet iedereen in deze intellectuele kringen ging echter mee in Haldanes voorspellingen! Vooral Bertrand Russell stelde zich kritisch op tegenover Daedalus, omdat hij vreesde dat dominante groepen in de maatschappij deze wetenschap zouden misbruiken om hun politieke machtspositie te versterken. Zijn ideeën kristalliseerden zich in een essay met de ironische titel ‘Icarus or the future of science’ (1924), dat hij verder uitwerkte in zijn boek The scientific outlook (1931). Ook dit laatste werk heeft Aldous Huxley waarschijnlijk beïnvloed bij het tot stand komen van Brave New World. | |
Een verhaal van Julian HuxleyIn 1926, in diezelfde periode die de publicatie van Brave New World voorafging, schreef Julian Huxley zijn enige fictiewerkje, een kortverhaal getiteld ‘The tissue-culture king’Ga naar eind[13]. Hoewel geen literair meesterwerk, is het interessant omdat verscheidene thema's ter sprake komen die duidelijk een weerklank hebben gevonden in Aldous' roman. Het verhaal is opgebouwd volgens het klassieke stramien van een ontdekkingsreiziger die in een moeilijk bereikbaar gebied in zwart Afrika terechtkomt bij een onbekende volksstam. Tot zijn verbazing is de bevolking ingedeeld in kasten, die zich van elkaar onderscheiden door een opvallend verschillende lichaamslengte. Daar blijkt een blanke wetenschapper, Hascombe, achter te zitten die een bevoorrechte positie heeft verworven aan het hof van priester-koning Mgobe. Diens macht steunt op een religieus absolutisme, waarbij zijn alomtegenwoordigheid een grote rol | |
[pagina 126]
| |
speelt. Hascombe was in de gunst van de koning geraakt door een compleet laboratorium uit te bouwen, waar lichaamscellen uit de huid van de koning in weefselculturen worden vermenigvuldigd, en vervolgens verdeeld over heel het koninkrijk. Ook kwam hij ertoe verschillende maatschappelijke kasten te creëren door opgroeiende kinderen te behandelen met groei- en geslachtshormonen. Bovendien werd een kaste van ‘obese virgins’ uitgebouwd, om de mogelijkheid tot maagdelijke voortplanting door parthenogeneseGa naar eind[14] uit te testen, maar dit had geen succes. Ten slotte experimenteerde deze allround wetenschapper ook met massatelepathie, waardoor centrale bevelen op hypnotische wijze aan de hele bevolking doorgegeven konden worden. Door het massatelepathisch uitzenden van een slaapcommando slaagt de ikfiguur er ten slotte in te ontsnappen. In dit verhaal gaat het vooral over het experimenteren met weefselculturen, weliswaar voor bizarre doeleinden, maar nergens is er sprake van invitrobevruchtingen voor het creëren van nieuwe individuen. Parthenogenese is de enige alternatieve vorm van voortplanting waar vluchtig naar verwezen wordt, maar die bleek dus bij Hascombe niet te werken. De verschillende kasten in het rijk van koning Mgobe komen tot stand door kinderen te behandelen met hormonen, en niet zoals in Brave New World door embryo's in vitro te manipuleren (waarbij ze overigens ook schildklierhormoon kregen toegediend!). Wat hormonale manipulaties betreft, kon Julian steunen op eigen experimentele ervaring. Zo had hij in 1920 ontdekt dat de axolotl - een salamandersoort uit Midden-Amerika waarbij in het volwassen stadium de uitwendige kieuwen behouden blijven - tot een definitieve volwassen vorm zonder kieuwen kan worden gemetamorfoseerd door behandeling met schildklierextracten.
Ik denk dat we kunnen stellen dat het idee van de reageerbuisbaby's in Brave New World gegroeid is uit een amalgaam van ectogenese (Haldane), de gefantaseerde toepassing van weefselculturen en hormoneninjecties voor het creëren van verschillende kasten bij Julian Huxley, en uiteraard Aldous' eigen ideeën. Ik heb geen informatie over eventuele gedachtewisselingen tussen Aldous en Julian rond het ontstaan van Brave New World, maar het klonen van embryo's lijkt wel een origineel idee van Aldous geweest te zijn. Misschien was Haldane te veel geneticus om een dergelijke vegetatieve vorm van voortplanting ernstig in overweging te nemen. Ten slotte nog dit: Aldous kan dan al beïnvloed zijn geweest door de interacties met zijn broer, toch heeft Julian zelf uitdrukkelijk gesteld dat hij nooit Aldous' wetenschappelijk adviseur is geweestGa naar eind[15]. Aldous zelf was ruim voldoende belezen om voor zichzelf een wetenschappelijk georiënteerd wereldbeeld te vormen. | |
[pagina 127]
| |
Slotbeschouwing: motivaties van de verschillende spelersIk wil tot besluit de hoofdrolspelers van mijn verhaal nog even de revue laten passeren, waarbij ik Erasmus Darwin buiten beschouwing laat vermits zijn wetenschap nog te speculatief was. Wellicht was er iemand met een ongebreidelde fantasie van het kaliber van J.B.S. Haldane nodig om een overmoedig idee als dat van de reageerbuisbaby te lanceren. Voorts was Haldane veeleer een theoreticus, zoals onder meer blijkt uit zijn overwegende oriëntatie naar mathematische modellen. Overigens was hij zelf nogal onhandig in manueel werk, en hoewel hij in Daedalus zichzelf citeert als een van de grondleggers van de ectogenesetechniek (verwijzend naar een fictief artikel uit 1925, gedateerd twee jaar na het verschijnen van Daedalus!), is hij in dit onderzoeksdomein zelf nooit actief geweest. Julian Huxley zou ik een wetenschappelijk realist willen noemen. Hij had ervaring in praktisch laboratoriumwerk en had bovendien een uitgebreide biologische kennis van fysiologie, erfelijkheid en evolutie. In het geciteerde kortverhaal ‘The tissue-culture king’ kwamen duidelijk verschillende aspecten van zijn eigen laboratoriumervaring naar voren. Bovendien was Julian sterk geïnteresseerd in voortplantingsprocessen en vroege embryonale ontwikkeling, onderwerpen waarover hij verschillende populaire essays schreef voor een groot publiek. Uiteraard kende Aldous het werk van zijn broer zeer goed, en het is dan ook niet te verwonderen dat verscheidene ideeën daaruit in Brave New World zijn binnengeslopen. Aldous Huxley ten slotte stond steeds met gemengde gevoelens tegenover de manipuleerbaarheid van de mens die kon leiden tot culturele en maatschappelijke ontwrichting, zoals ook Bertrand Russell al had voorzien. Als humanist was hij ook bezorgd over de ‘ontmenselijking’ van een aantal aspecten van de eugeneticabeweging. Na Brave New World heeft hij trouwens het thema van de reageerbuisbaby niet verder uitgewerkt. Aldous zou alleszins ver van gelukkig geweest zijn, had hij nog moeten vernemen dat zijn verhaal een uitgesproken symboolwaarde zou krijgen in de twintigste-eeuwse massacultuur, een idee dat uitvoerig werd behandeld in de zeer lezenswaardige studie van J. TurneyGa naar eind[16]. Hijzelf had zich immers steeds uitdrukkelijk afgezet tegen een massacultuur die in zijn ogen onvermijdelijk moest leiden tot intellectuele vervlakking.
De drie hoofdrolspelers in dit verhaal, Haldane, Julian en Aldous Huxley, vertegenwoordigen als het ware drie verschillende aspecten die essentieel deel uitmaken van elke nieuwe wetenschappelijke of technische | |
[pagina 128]
| |
ontwikkeling: een fantasierijke geest als bron voor grensverleggende ideeën, een experimentele inventiviteit, maar ook een zin voor reflectie over filosofische en maatschappelijke implicaties. Beide broers bezaten deze laatste kritische ingesteldheid, die in zekere zin als een erfenis van hun grootvader Thomas Huxley (1825-1895) kan worden beschouwd. Deze beroemde Victoriaanse ‘man of science’ belichaamde in feite de drie aspecten. Hij werd vooral bekend als een agressief verdediger van de nieuwe evolutietheorieën van Charles Darwin, waarbij hij als eerste expliciet de stap durfde te zetten naar de evolutie van de mensGa naar eind[17], maar daarbij was hij ook een uitgesproken wetenschappelijk realist met laboratoriumervaring. Bovendien was hij ook een fervent pleitbezorger van een integratie van de wetenschap in een brede humanistische cultuurGa naar eind[18]. Dat laatste aspect zal ook in onze éénentwintigste eeuw van belang blijven om grensverleggende wetenschappelijke ontdekkingen in ‘menselijke’ banen te houden. Dat is zeker een van de belangrijke uitdagingen van de mens voor de toekomst. |
|