Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 887]
| |
Paul Van Velthoven
| |
[pagina 888]
| |
De filosoof en journalist Raymond Aron (1905-1983) was een man die er plezier in had met tegenstanders in debat te gaan. Zijn opvattingen gingen lijnrecht in tegen de manier waarop een aanzienlijk deel van de naoorlogse Franse intellectuelen dacht over politieke kwesties. Hun bekendste vertegenwoordiger, Arons studiegenoot en petit camarade Jean-Paul Sartre, reageerde slechts met scheldkanonnades op zijn analyses, als hij al reageerde. In een ernstige gedachtewisseling met hun meest prominente tegenstander waren Sartre en anderen die met Marx sympathiseerden niet geinteresseerd. Aron bleef mede daarom zeer lang een roepende in de woestijn. Pas vrij kort voor het einde van zijn leven, toen hij zijn Mémoires publiceerdeGa naar eind[2], viel Aron brede instemming ten deel, ook van mensen die van hun communistische overtuiging bij zinnen waren gekomen, al dan niet dankzij hem. De dag na zijn overlijden, op 17 oktober 1983, tekende Plantu, de tekenaar van Le Monde, Aron met daaronder de tekst ‘dat hij voor een keer geen gelijk had gehad’. Wel of niet gelijk hebben, dat tekende het naoorlogse politieke debat in Frankrijk. Ideologische strijd-vragen bepaalden de aard en de toon van dat debat. Niet dat Aron nu zo'n ‘gelijkhebber’ wilde zijn. Hij relativeerde juist de betekenis van politieke overtuigingen, en kon zich daarom vinden in de uitspraak van een van zijn leermeesters, de socioloog Elie Halévy, die zei dat zijn politieke overtuigingen er zeker heel anders hadden uitgezien wanneer hij op een vroeger of later tijdstip was geboren. Maar hij was resoluut in het aanwijzen van de dwaalwegen in de utopieën van Franse intellectuelen waarmee die de politiek en de totalitaire praktijken van de Sovjet-Unie rechtvaardigden. Aron is dus in Frankrijk de geschiedenis ingegaan als de man ‘die gelijk heeft gehad’. Hoewel hij veeleer redeneerde in termen van waarschijnlijkheid als hij tot historische en politieke oordelen kwam, is de balans bepaald indrukwekkend wanneer men zijn politieke oordelen vergelijkt met de wijze waarop de geschiedenis is verlopen. Al vrijwel direct nadat hij in de jaren dertig op meer systematische wijze was gaan nadenken over de politiek, veroordeelde hij tegen de mening van velen in het pacifisme als het slechtst denkbare antwoord op het nationaal-socialistische gevaar. De strijd ging ook niet, zoals velen dachten, tussen fascisme en communisme, maar tussen democratische en totalitaire regimes, of ze nu links of rechts waren. De geschiedenis zou hem gelijk geven, want de democratische staten stonden kort daarop oog in oog met de totalitair geregeerde Sovjet-Unie. De verleiding van het neutralisme, met name in Frankrijk, was hem daarom een doorn in het oog. Hij bezon zich op de kwetsbaarheid van de democratische regimes en vroeg zich af hoe men ze beter tegen totalitaire verleidingen kon wapenen. Halverwege de jaren vijftig voorzag hij, nog voordat de Ameri- | |
[pagina 889]
| |
kaan Daniel Bell deze these beroemd zou maken, dat het tijdperk van de ideologieën aan het aflopen was. Op korte termijn kreeg hij ongelijk, want de jaren zestig beleefden met de studentenrevolte van mei '68 in Frankrijk als hoogtepunt een ideologische heropleving. Maar op langere termijn kreeg hij wel gelijk, want kort daarna kwam ook in Frankrijk, vooral onder invloed van de boeken van Alexander Solzjenitsyn, een einde aan de dominantie van het marxistische denken. Pas toen ontdekten vele Franse intellectuelen de waarde van het werk van Aron. De afloop van de Koude Oorlog maakte Aron niet meer mee, maar de diagnose van het verloop ervan, die hij al in 1948 stelde, bleef tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 geldig: ‘guerre improbable, paix impossible’ (‘oorlog onwaarschijnlijk, vrede onmogelijk’). Ook op een geheel ander terrein, dat van de Franse staatsinrichting, bleek Aron de juiste inzichten te hebben. De bestuurskracht van de Franse republiek moest volgens hem versterkt worden, anders zou de na de oorlog opgerichte Vierde Republiek een herhaling dreigen te worden van de in 1940 zo smadelijk ten onder gegane Derde Republiek. Dit werd vervolgens ook door de talloze kabinetswisselingen bewaarheid, totdat De Gaulle, naar aanleiding van de Algerijnse crisis in 1958, Frankrijk alsnog een constitutie bezorgde die het uitvoerend gezag versterkte en daarmee de stabiliteit van het bestuur in het algemeen vergrootte. Dat Aron gelijk had, was zonder twijfel te danken aan zijn politieke intelligentie. In de duizenden artikelen die hij achtereenvolgens schreef voor Combat, Le Figaro en L'Express bewees Aron een ‘animal politique’ te zijn met een bijzondere gedrevenheid. De kwintessens van politieke kwesties is hem zelden ontgaan. Hij wilde, omdat hij ervan had afgezien zelf in de politieke arena te stappen, de politiek zo goed mogelijk doordenken. Hij bestudeerde niet alleen de concrete politieke verwikkelingen, hij verdiepte zich in de politiek als zodanig, in de doelstellingen die politici nastreven en de middelen die hen daarbij ten dienste staan. De onvermijdelijke keuzes die elke politicus moet maken, wortelden bij Aron in een historische filosofie die hij aan het eind van zijn filosofiestudie ontwikkelde. Deze bracht hem niet alleen begrip bij voor de eigenschappen van het historisch proces waarin de politiek een zelfstandige factor vormt, hij ontdekte dankzij deze filosofie ook de speelruimte die elke historische acteur bezit. Het bestuderen daarvan beinvloedde ook zijn ethische overtuiging: de democraat Aron wantrouwde de utopieën over doelstellingen en maakbaarheid van de samenleving. Het is daarom zaak bij deze filosofie, die een brug wil slaan tussen geschiedenis en handelen, maar steeds op de achtergrond bleef door de feitelijke politieke keuzes die Aron maakte, stil te staan. Niet alleen omdat zijn raison daarop is gebaseerd, ook omdat deze ‘redelijkheid’ nog steeds van belang is voor wie politiek wil bedrijven. | |
[pagina 890]
| |
Een filosofie van de geschiedenisTegenover Marx' leer stelde Aron zijn eigen historische filosofie, die hem een degelijk houvast bezorgde tegen de sirenes van de marxistische heilsleer. Naar zijn overtuiging werd op het filosofische slagveld de strijd om de wereldheerschappij gevoerd, zo schreef hij in een overzichtsartikel van zijn werk op het eind van zijn levenGa naar eind[3]. De inzet van die strijd motiveerde hem. Aron wilde op de bres staan voor de waarden van de vrije westerse regimes die door het felle ideologische conflict dat het marxisme had gecreëerd in hun bestaansrecht waren aangetast. De historische filosofie die hij in de jaren dertig had ontwikkeld, voorzag die overtuiging van een stevig fundament. De journalist in hem vertaalde deze bekommernis door zich te bemoeien met de gang van zaken in politiek en samenleving. Waar kwam deze filosofie op neer? Raymond Aron had in de jaren twintig als student geschitterd aan de École Normale Supérieure. Daar studeerde de fine fleur van de Franse jeugd, die vervolgens zijn weg zou vinden in politiek, onderwijs en media. De filosofiestudie had echter niet beantwoord aan zijn verwachtingen. De filosofie die daar toen onder leiding van de mandarijn van de filosofische faculteit van de Sorbonne, Léon Brunschvicg, werd onderwezen, was die van het neokantianisme: in een klimaat waarin het Verlichtingsdenken werd gekoesterd als een onaantastbaar dogma en het geloof in de wetenschappelijke en maatschappelijke vooruitgang, ondanks de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, ongeschokt was gebleven, werd de taak van de filosofie beperkt tot een vorm van dienstbaarheid aan de verheldering van het wetenschappelijk bedrijf. Daarmee ging de filosofie volgens Aron aan het werkelijke leven voorbij. De studie leerde hem niets over de sociale en politieke werkelijkheid waarnaar zijn interesse van jongs af was uitgegaan. In dit neokantianisme was geen plaats voor de metafysica, die vorm van filosofisch denken die Aron het meeste aantrok, maar die voor de Franse neokantianen neerkwam op ongefundeerde speculaties en daarom als achterhaald werd beschouwd. De grote ontdekking die Aron doet is, dat deze oude filosofische denkwijze alsnog van betekenis blijkt te zijn op het terrein van de geschiedenis. Betekenis hechten aan de geschiedenis en zijn verloop gaat de wetenschap te boven en is daarom het domein van de filosofie. Zoals gezegd werd het denken over de geschiedenis in het Parijse klimaat bepaald door een rotsvast maar ook star vertrouwen in het vooruitgangsgeloof: de in de wetenschap gemaakte vooruitgang zou zich uiteindelijk ook uitstrekken tot de sociale werkelijkheid als geheel. Een gematigde vorm van socialisme dat hij als lid van een geseculariseerde, | |
[pagina 891]
| |
tot aanzien gekomen joodse familie had meegekregen en nieuw voedsel kreeg in het vrijzinnige onderwijsmilieu waarin hij terechtkwam, onder-steunde als het ware dit vooruitgangsdenken. Al in zijn studietijd had Aron zich ongemakkelijk gevoeld bij het comfort van deze denkwijze die zich van de barre politieke realiteit weinig aantrok. Maar deze manier van denken werd pas werkelijk op de proef gesteld toen hij een aantal jaren in Duitsland verbleef. Volgens een traditie van de Franse filosofen na de ‘Grote Oorlog’, woonde Raymond Aron van herfst 1930 tot zomer 1933 in het land dat toen als het mekka van de filosofie werd beschouwd. De bedoeling van dat verblijf was dat de Franse filosofen hun opleiding daar afsloten en het materiaal zouden vinden voor hun dissertatie. Aron gaat erheen met de bedoeling de politieke opvattingen die hij van thuis heeft meegekregen op hun houdbaarheid te toetsen in het licht van het marxisme. Hij verdiept zich niet alleen in Marx' leer, maar ontdekt daar in Duitsland ook heel andere, nieuwe filosofische tendensen die op dat moment in Frankrijk zo goed als onbekend zijn. Het zijn vooral de filosofen en sociologen die de geschiedenis in theoretische zin bestuderen die hem interesseren. Het is daar dat Aron de inval krijgt die men misschien het beste kan omschrijven als zijn ‘Illumination de Cologne’: de ervaring die hem in een flits doet beseffen wat hem filosofisch gesproken de rest van zijn leven te doen staatGa naar eind[4]. Op een avond aan de oever van de Rijn ontdekt hij zijn filosofisch project dat tegelijkertijd zijn politieke roeping bevat: hoe kan een mens, die slechts een atoom is in dit onmetelijke heelal, op een redelijke wijze greep krijgen op het verloop van de geschiedenis en in hoeverre valt de relativiteit te overwinnen die nu eenmaal eigen is aan de door tijd en plaats bepaalde positie van de mens? Deze vraagstelling zal Aron beantwoorden in het briljante proefschrift dat hij in 1938 aan de Sorbonne verdedigt, de Introduction a la philosophie de l'histoire. Minder bekend dan het in 1943 verschenen L'être et le Néant van zijn petit camarade Jean-Paul Sartre, die openlijk bekende dat hij bij het schrijven van zijn magnum opus door Arons proefschrift geïnspireerd werd, is het niet geheel vrij van een zekere pathetiek, kenmerkend voor een existentialistische kijk op het leven. Net als Sartre zal Aron zich willen ‘engageren’. Maar existentialisme is een term waarvan Aron zich al spoedig zal distantiëren, als hij beseft waar dit engagement politiek en filosofisch mee vereenzelvigd wordt en welke politieke praktijken er door gerechtvaardigd worden. Want wars van de teugelloze vrijheid die Sartres a-historische existentialisme in L'être et le Néant voor de mens proclameert, zal Aron de handelingsvrijheid van de mens die in de geschiedenis staat juist op nauwkeurige wijze trachten te omschrijven en te verantwoorden. Aron heeft dan afstand genomen van de deterministische filosofieën van Marx en Hegel, maar evenzeer van de nood- | |
[pagina 892]
| |
lotsfilosofieën a la Oswald SpenglerGa naar eind[5], die volop de ronde doen in de crisis van de jaren dertig. Enerzijds is de Introduction een analyse van de wijze waarop de mens historische kennis kan verwerven, anderzijds brengt het de mogelijkheden in kaart van de mens die op verantwoorde wijze wil handelen. De ondertitel van het werk is geinspireerd op het werk van de grote socioloog Max Weber: Essai sur les limites de l'objectivité historique (‘Essay over de grenzen van de historische objectiviteit’). Weber had geconcludeerd dat objectiviteit in de geschiedenis in zijn algemeenheid niet bestaat: de objectiviteit is altijd partieel, want de invalshoeken bij de bestudering van het historisch proces zijn steeds bepaald door de waarden of de belangstellingssferen van de onderzoeker. Daarom, zo concludeert Aron op basis van Webers werk, moet de vraag niet luiden onder welke voor-waarden de historische wetenschap universele geldigheid heeft, maar: welke delen van de historische wetenschap hebben universele geldig-heidGa naar eind[6]? Aron maakt in de Introduction a la philosophie de l'histoire van deze conclusies gebruik om duidelijk te maken hoe de mens volgens hem in de geschiedenis staat. Dit vormt het eigenlijke onderwerp van de Introduction. Omdat de mens niet los staat van de geschiedenis, maar er deel van uitmaakt en hij de geschiedenis ook vorm geeft, is datgene waar hij voor wil staan in brede zin weer afhankelijk van de historische realiteit. De Introduction is op de eerste plaats een zeer uitvoerige studie van de voorwaarden waaronder men tot kennis van de historisch-sociale werkelijkheid kan komen. Daarbij wordt met twee zaken afgerekend. Enerzijds met de positivistische opvatting van een geschiedschrijving die gelijkstaat met een eenduidige, accumulerende beschrijving van de realiteit zoals Franse theoretici over de geschiedenis in het voetspoor van Auguste Comte dachten, en anderzijds met speculatieve of deterministische systemen zoals hegelianisme of marxisme, die beweerden de betekenis te kunnen vaststellen van de geschiedenis tout court. De historische kennis is, zoals Weber al had laten zien, per se relatief, wat tot uiting komt in het feit dat de persoonlijke beslissing daarin op een gegeven moment intervenieertGa naar eind[7]. Op dit punt aanbeland komt het (persoonlijk) handelen om de hoek kijken. Het handelen par excellence voor Aron is het politieke handelen, want dit is het handelen dat bij uitstek richting geeft aan de geschiedenis. Zo mondt de analyse van de historische werkelijkheid uit in een filosofie van de politiek. De mens engageert zich in de geschiedenis doordat hij politieke beslissingen neemt. Waar geldt dat de historicus die onderzoek pleegt naar een bepaald facet van de geschiedenis nooit absoluut zeker kan zijn van de resultaten van zijn onderzoek, gaat dit ook op voor de politicus. Ook hij kan nooit met zekerheid voorzien welke effecten een genomen beslissing heeft. | |
[pagina 893]
| |
Het is dit parallellisme tussen de achteruitblikkende historicus en de vooruitblikkende politicus dat de kern uitmaakt van Arons historische filosofie en de originaliteit ervan bepaalt. De politiek begrijpen is nadenken over de politicus, zijn plaats in een specifieke context en zijn beslissingen op een zo rationeel mogelijke wijze analyseren. Omdat de geschiedenis niet vooraf gedetermineerd is, haalde Aron een streep door het vooruitgangsdenken waar de intellectuele Parijse elite bij zwoer. Hij ontmantelde deze visie langs theoretische weg, maar de politieke werkelijkheid die hij tijdens zijn driejarig verblijf in Duitsland meemaakte, met name de opkomst van Hitler, had hem al eerder in die opvatting gesterkt. Hij kreeg daar, zoals hij schreef, zijn politieke opvoeding in de praktijk en die ervaring bepaalde in hoge mate de politieke keuzes die hij later zou maken. De Parijse intellectuele elite was door die ontwikkelingen in Duitsland evenwel zo goed als onaangedaan. De jury die over Arons proefschrift moest oordelen, toonde zich geschokt over het vermeende relativisme dat Aron voor dit vooruitgangsgeloof in de plaats stelde. Toch was dit geen redeloos relativisme, zo betoogde Aron. Het inzicht in de relatieve, van eigen keuzes afhankelijke positie hield juist een opdracht in om zo verantwoord mogelijk te handelen, namelijk door de omstandigheden waarin men leefde zo nauwgezet mogelijk te verrekenen in de politieke keuzes die de mens maakt. Op een moment waarop het voor waarnemers als Aron al zonneklaar was dat de oorlog onafwendbaar was, hield dit tevens een oproep in tot waakzaamheid, tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Het relativisme dat onontkoombaar is wanneer men beslissingen neemt, wilde Aron terugdringen door al die disciplines te bestuderen die onontbeerlijk zijn voor de politicus die een verantwoord beleid wil voeren, zoals de economie, de strategie, enz. Na de mogelijkheden en grenzen van objectief handelen verkend te hebben, maakte Aron in de Introduction ook duidelijk op grond van welke waarden hij wilde handelen. In een tijd waarin twee maatschappij-idealen diametraal tegenover elkaar stonden, het ene dat door middel van een revolutie de maatschappij wilde verbeteren, het andere door het tot stand brengen van geleidelijke hervormingen, koos Aron voor de laatste weg. De voorstanders van revolutie, aldus Aron, anticiperen op het bestaan van een rechtvaardige, met zichzelf verzoende maatschappij. Zij kiezen op basis van een ideologie. Deze werkt altijd meer inspirerend dan de bestaande orde, maar alleen de proef op de som kan uitwijzen of zo'n door de revolutie geschapen maatschappij inderdaad beter is dan de bestaande orde. Het sovjetregime, dat het resultaat was van een revolutie, maakte Aron al in de jaren dertig duidelijk dat dit niet het geval was. Heel Arons intellectuele werkzaamheid tijdens de rest van zijn leven getuigt, ondanks de diversiteit van de terreinen waarover hij zich zou | |
[pagina 894]
| |
uitlaten, van een grote mate van consistentie. Zij is de uitwerking van zijn filosofie, zoals zijn promotor Léon Brunschvicg terecht voorzag. De filosoof, die nadenkt over de wisselwerking tussen denken en handelen ofwel tussen kennis en actie, staat onafgebroken in dienst van de journalist, die op de wijze van de politicus gedwongen is keuzes te maken. Slechts eenmaal in zijn leven heeft Aron aan de verleiding toegegeven daadwerkelijk in de schoenen van de politicus te stappen. Dat was kort na de Tweede Wereldoorlog, toen hij zich aansloot bij het Rassemblement du Peuple Francais, de beweging van generaal De Gaulle. Met De Gaulle was hij van mening dat de Franse Vierde Republiek aan dezelfde bestuurlijke zwakte zou gaan lijden als de Derde Republiek. De tientallen kabinetswisselingen in een periode van nog geen twaalf jaar bevestigden die instabiliteit. Maar ruim voordat De Gaulle naar aanleiding van de Algerijnse crisis aan de macht komt, is zijn beweging bij gebrek aan voldoende steun ontbonden. Daarmee eindigde ook Arons partijpolitieke carrière, en van toen af onthield hij zich van directe politieke activiteiten. Wie politiek bedrijft, zei Aron, benut onvermijdelijk de passies van andere mensen. ‘Politiek is daarom een onzuivere bedrijvigheid en daarom geef ik er de voorkeur aan haar te doordenken’Ga naar eind[8]. Aron beklemtoonde de overeenkomsten tussen de politicus en de journalist. De actuele analyse die de journalist pleegt, wijkt in wezen niet af van de opdracht waarvoor de politicus zich gesteld ziet: beiden moeten in hun analyse keuzes maken zonder dat zij de consequenties van hun keuzes ten volle kunnen overzien. Dat is op een bijzondere manier waar, zoals Arons biograaf Nicolas Baverez heeft opgemerkt, voor de wijze waarop zijn leven verliep. Als zodanig was dat een illustratie van Marx' uitspraak, die Aron graag citeerde, dat ‘de mensen hun geschiedenis maken, maar niet de geschiedenis kennen die zij maken’Ga naar eind[9]. De oorlog die twee jaar na het verschijnen van zijn proefschrift uitbrak, had een enorme impact op zijn leven. De filosoof in Aron werd naar de achtergrond gedrongen ten gunste van de journalist die alle politieke vraagstukken ter hand nam van l'histoire se faisant. | |
De bestrijder van de ideologieënDe filosofie die Aron in de Introduction uitwerkte, leverde geen pasklaar recept op voor het handelen en vormde ook geen heldere maatstaf om de ene politiek af te wijzen ten gunste van de andere. Een ding was wél duidelijk op grond van zijn analyse van de historische werkelijkheid. De grote dominante ideologieën van zijn tijd onttrokken de loop van l'histoire se faisant veeleer aan het zicht dan dat ze haar verhelderden. Van die ideologieën kwam het marxisme als de meest prestigieuze op | |
[pagina 895]
| |
de eerste plaats. Het marxisme speelde zelfs zo'n grote rol dat Aron bij een terugblik op het einde van zijn leven opmerkte dat al zijn maatschappijanalyses in dat licht moesten worden bezienGa naar eind[10]. Ideologie achtte Aron sowieso belangrijk om de drijfveren van de politicus te verstaan en de politieke realiteit te doorgronden, zeker in de twintigste eeuw. Aron begreep dat het (politieke) handelen vaak ideologisch gestuurd is en hij oordeelde daarover zeker niet bij voorbaat afwijzend. Ideologieën vatte hij op als niet te negeren feiten. Maar dat ontsloeg hem niet van de plicht de juistheid van zo'n ideologie te onderzoeken. Marx' theorieën waren door zijn aanhangers tot ideologie verheven die werd ingezet om de maatschappij opnieuw in te richten. Daar ging het fout. Afgezien van zijn onjuiste economische theorie - van toenemende Verelendung aan de onderkant en opeenhoping van rijkdom aan de bovenkant van de maatschappij was geen sprake -, verwaarloosde Marx de relatief zelfstandige rol van de politiek. De politiek was volgens Marx slechts een werktuig van de heersende klasse. De opvatting dat de politiek geen zelfstandige bestudering waard was, deelde Marx met veel andere denkers over de maatschappij. Zij waren net als Marx gebiologeerd door de snel veranderende sociale werkelijkheid, zodat zij de politiek slechts opvatten als een aspect van de grote sociale transformaties. Aron liet zien dat de turbulente ontwikkelingen van de twintigste eeuw met zijn grote oorlogen en revoluties slechts begrijpelijk waren door de rol van de politiek niet te veronachtzamen. Deze historische filosofie bracht hem als vanzelf ook tot een kritische beschouwing van het werk van enkele van zijn voornaamste generatiegenoten, onder wie Jean-Paul Sartre en Maurice Merleau-Ponty. Als zovelen waren zij ontvankelijk gebleken voor een marxisme dat door partij-ideologen als een superieure heilsleer, een seculiere religie zou Aron zeggen, werd gepresenteerd. In de politiek als zodanig waren mensen als Sartre en Merleau-Ponty niet geïnteresseerd. Zij rechtvaardigden de marxistisch-leninistische beweging en daarmee de totalitaire dictatuur van de Sovjet-Unie op grond van haar goede bedoelingen als nota bene de laatste kans (!) van de mensheid op een totale bevrijding. Maar waarom, zo vroeg Aron zich in discussie met hen af, zou deze kans zich uitgerekend voordoen in het midden van de twintigste eeuw? Tegen hun naïviteit kon Aron zich alweer wapenen dankzij zijn eigen historische filosofie. Tegenover hun historicisme stelde Aron het geduldige onderzoek naar de feitelijke ontwikkelingen in de twintigste eeuw voorop. In dat opzicht achtte hij zich een leerling van Marx: deze had uitgeblonken in het zo breed en zo zorgvuldig mogelijk onderzoeken van de maatschappij van zijn tijd. In tegenstelling tot wat zijn volgelingen nu deden, wees Marx, aldus Aron, de morele pretenties, het | |
[pagina 896]
| |
ideaalbeeld dat een samenleving van zichzelf koestert af, ten gunste van een zo feitelijk en zo onbevooroordeeld mogelijk onderzoekGa naar eind[11]. Om zicht te krijgen op de ontwikkelingen van de twintigste-eeuwse samenleving, ging Aron te rade bij denkers als Comte en Tocqueville. Auguste Comte had in de negentiende eeuw geproclameerd dat het tijdperk van de oorlogen voorbij was. De welvaart hoefde niet langer met behulp van militaire veldslagen gecreëerd te worden; het klassenconflict waar Marx zijn maatschappijanalyse op vestigde, zag Comte niet als onoverkomelijk. Alexis de Tocqueville vervolgens zag in de groeiende gelijkheid de voornaamste trek van de toekomstige maatschappij. Zowel Comte als Tocqueville hadden volgens Aron slechts voor een deel gelijk. De industriële samenleving die Comte voorzien had en die een bron van ongekende welvaart zou worden, kwam er inderdaad, maar de oorlogen verdwenen niet. Tocqueville dan weer miskende de sociaal-economische barrières die een toenemende gelijkheid in de weg stonden. Zowel de westerse als de communistische regimes hebben volgens Aron een vorm van societé industrielle ontwikkeld. Dit concept was Arons antwoord op de ideologisering van de politieke regimes, of ze nu kapitalistisch of communistisch waren. Dat betekende volgens hem evenwel niet dat de westerse en de communistische regimes naar elkaar zouden toegroeien, zoals velen in de jaren zestig dachten: het politieke regime maakt nu juist het verschil, zo betoogde Aron. Als de feitelijke ontwikkelingen niet spoorden met wat de ideologieën van welke snit ook ons voorhielden, hoe zou dan, aldus Aron, de geschiedenis van de twintigste eeuw geschreven moeten worden? Het model dat hem nog steeds bruikbaar leek, was dat van de Griekse geschiedschrijver Thucydides in zijn grote verhaal over de Peloponnesische oorlog. De jarenlange strijd tussen Athene en Sparta om de hegemonie in het oude Griekenland vormde niet alleen door de gebeurtenissen een interessante parallel met de ‘dertigjarige oorlog’ in het begin van de twintigste eeuw, de wijze waarop Thucydides op onverbloemde, realistische wijze verslag doet van die verwikkelingen zou door het accent dat hij legt op het gedrag van de dramatis personae net zo goed kunnen worden toegepast op de geschiedschrijving van onze eigen tijd. Zeker niet alleen de ideologie stuurt in laatste instantie het handelen, dat handelen wordt altijd weer eerder bepaald door het streven naar macht en roem, waarbij het menselijke berekeningen zijn die zorgen voor het welslagen of het mislukken daarvan. Deze puur menselijke daden vor-men het raamwerk van wat Aron de histoire traditionnelle noemde. In zoverre was er ook in zijn tijd niets nieuws onder de zon. Maar daarnaast is er de histoire nécessaire. Daarin vatte Aron de langetermijnevoluties samen die zich verknopen met de histoire traditionnelle. Zo'n evolutie in de moderne tijd is bijvoorbeeld het zich steeds verder door- | |
[pagina 897]
| |
zettende streven naar gelijkheid dat Tocqueville in het negentiende-eeuwse Amerika voor het eerst ontwaarde, of de groeiende greep van de techniek op alle facetten van de samenleving. In de histoire traditionnelle zag Aron de plaats van de handelende mens, de politicus vooral. In diens rol wilde hij zich steeds verplaatsen bij het maken van eigen keuzes. Door kennis van zaken, inzicht in de economie, de strategie, enzovoort kan de politicus de meest verantwoorde beslissingen nemen. Zoals de historicus in retrospectief opzicht de motieven van mensen wel met een zekere waarschijnlijkheid kan vaststellen, maar nooit volledige zekerheid daarover verkrijgt, zo geldt dit ook in prospectief opzicht voor de politicus. Er is een zekere mate van waarschijnlijkheid dat de verhoopte effecten van een door een politicus genomen beslissing zich inderdaad voordoen, als hij gewapend is met de juiste kennis. Maar ook dan heeft hij lang niet altijd alles in de hand. Ondanks de weinig bemoedigende ontwikkelingen in de twintigste eeuw, behield Aron toch een zekere mate van geloof in de verantwoordelijke rede die in de geschiedenis zou zegevieren. Niet de rede die zich manifesteerde in het (blinde) vooruitgangsgeloof van zijn vooroorlogse leermeesters aan de Sorbonne en evenmin de historische rede die de marxisten aan het werk zagen en koste wat kost wilden realiseren, maar wel de rede waar Kant naar verwijst in zijn politieke studie Zum Ewigen Frieden. Het was een geloof, geen zekerheid. |
|