Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 769]
| ||||||||||||||
Streven
| ||||||||||||||
[pagina 771]
| ||||||||||||||
Bart Van Loo
| ||||||||||||||
[pagina 772]
| ||||||||||||||
brengen. Daarnaast wordt hij vaak voor een van de grootste realisten versleten, en ook dat is maar de halve waarheid. Zijn realisme kent soms tergende dimensies, maar men verliest wel eens uit het oog dat het werkelijkheidsgetrouwe aspect van zijn oeuvre regelmatig wijken moet voor de ijzersterke wilskracht van zijn personages. Bovendien heeft hij naast zijn zogenaamd realistische romans een aantal fantastische geschriften gepubliceerd (De huid van chagrijn uit 1831, om enkel het bekendste te noemen), zodat hij veeleer als een overgangsfiguur tussen romantiek en realisme beschouwd kan worden. Balzac ziet het levenslicht op 20 mei 1799, het jaar dat Napoleon, dan nog Bonaparte, uit Egypte terugkeert en zichzelf na een staatsgreep tot consul benoemt, het begin van een lange alleenheerschappij. Vijf jaar later kroont hij zich in het gezelschap van een beteuterde paus Pius VII zelf tot keizer. Hij zal uitgroeien tot een mythische held in wie ‘het volkse van de revolutie, het goddelijke van het absolutisme en het keizerlijke van het Romeinse imperialisme op spectaculaire wijze verenigd waren en van verre zichtbaar voor iedereen’Ga naar eind[2]. Die jaren vallen samen met Balzacs jeugd en zullen van groot belang zijn, zoals collega-schrijver en lucide bewonderaar Stefan Zweig (1881-1942) in zijn intrigerende Balzac-geschriften terecht aangeeft. De jonge Honoré leest de affiches waarop in pathetische taal de heldendaden van Frankrijks godenkind worden verhaald, en volgt hoogstwaarschijnlijk nauwgezet de keizerlijke zegetochten op de kaart. Uit zijn correspondentie zal trouwens blijken hoezeer hij Napoleon bewonderde. Op 13 januari 1814 kijken de twee elkaar misschien wel een fractie van een seconde in de ogen. Tussen talloze kinderen met vlaggetjes staart hij in beate bewondering naar de Grand Conquérant tijdens een van zijn Parijse praaltochten. Hoezeer moet hij toen als zovelen gehoopt hebben ooit als die man te worden. Die jeugddroom zal in zekere zin uitkomen: ‘Wat hij niet heeft kunnen bewerkstelligen met het zwaard, zal ik met de pen doen’. Balzac probeert het hele universum in één grote tekst te vatten en maakt daarbij van Frankrijk het centrum van zijn wereld. Onder het motto ‘de burgerlijke stand naar de kroon steken’ giet hij de Franse maatschappij in een kolossale literaire structuur, die hij met een knipoogje naar Dante La Comédie humaine noemt. Hij strandt op vijfennegentig romans en novellen, lang niet zoveel als de oorspronkelijk voorziene honderdvierendertig titels, maar in 1850 is de doodzieke schrijver letterlijk aan het eind van zijn Latijn. | ||||||||||||||
Monomanie en wilskrachtZijn helden willen net als de auteur zelf de wereld veroveren. Het beslissende ordeningsprincipe van Balzacs oeuvre is de allesoverheersende | ||||||||||||||
[pagina 773]
| ||||||||||||||
passie die zich van een personage meester maakt, het meesleurt en uit-eindelijk vaak vernietigt. De belangrijke figuren uit de Comédie humaine zijn dan ook bijna allemaal obsessionele monomanen. Denken we maar aan de alles verwoestende dochterliefde van Vader Goriot (1835), de wreedaardige gierigheid van Grandet, de niets ontziende ambitie van Rastignac en de perfide misdadigheid van Vautrin, ondertussen klassieke literaire personages. Wilskracht vervult een sleutelrol in Balzacs oeuvre. Neem Eugène de Rastignac, een naïeve provinciaal die vol ambitie naar Parijs trekt, maar al gauw speelbal wordt van de genadeloze tredmolen van het hoofdstedelijke leven. Wanneer hij de arme vader Goriot mee ten grave draagt, zit zijn leerproces erop, en spreekt hij vanop de heuvel van Père-Lachaise zijn legendarische woorden tot Parijs: ‘Nu gaat het tussen mij en jou’. Het is op dat moment dat de van inborst goede provinciaal baron de Rastignac wordt, de toekomstige minister en koning van de Parijse beau monde. Zo heeft elk personage van Balzac zijn seconde - zijn Waterloo -, de seconde die van hem een verliezer of een winnaar maakt. Wanneer de verliefde Eugénie Grandet haar gouden juwelen aan haar neef geeft, is ze waarschijnlijk even moedig en koelbloedig als Napoleon in Austerlitz en legt ze haar leven en dat van haar familie in een andere plooi. Het is net in het beschrijven van die allesverterende en bijgevolg soms nogal groteske hartstochten dat Balzac erin slaagt de menselijke drijfveren het best te typeren. Genadeloos beschrijft hij mensen die door hun passie ten gronde worden gericht. Lucien de Rubempré, Eugénie Grandet, vader Goriot, Félix de Vandenesse... het zijn verliezers, maar met een heldenaureool dat ervoor zorgt dat ze langer bijblijven dan de winnaars. ‘One of the greatest tragedies of my life is the death of Lucien de Rubempré’, schreef Oscar Wilde ooit. Niet alleen het individu probeert zijn wil op te leggen aan zijn omgeving, minstens evenzeer, zo stelt Balzac, zullen het klimaat, het milieu, de zeden en het toeval het lot van ieder individu bepalen. ‘Er zijn geen principes, er zijn enkel omstandigheden’, zal hij veelbetekenend schrijven in Vader Goriot. Daar klinkt in de verte het naturalisme van Zola door, al zal deze laatste het toeval en de persoonlijke wil uitgommen ten voordele van een allesbepalend determinisme. Balzac zag het als zijn hoogste taak die wisselwerking van inwendige en uitwendige krachten gedetailleerd te beschrijven. Zelf was hij misschien wel de grootste monomaan. ‘Een mens is pas echt een mens te noemen als hij een of andere hartstocht bezit. Een man zonder hartstocht, een volkomen onberispelijk mens, is een wanstaltig wezen, een embryonale engel aan wie geen vleugels zijn gegroeid’, schrijft hij autobiografisch in Neef Pons. Er spreekt een prometheusdrang uit Balzacs wil om het universum in al zijn aspecten op papier te zetten. | ||||||||||||||
[pagina 774]
| ||||||||||||||
Zola zal zich aan Balzac spiegelen en op zijn manier met een soortgelijke drang het Frankrijk van het Tweede Keizerrijk (1852-1870) gieten in de twintigdelige familiecyclus Rougon-Macquart. De geniale vondst van Balzac is dat hij reeds opgevoerde personages laat terugkeren in andere werken. Literaire statistici telden ongeveer tweeduizend personages, waarvan er achthonderd voorkomen in meerdere romans. Het resultaat is een netwerk van onderling gelinkte teksten, en hij wordt dan ook wel eens opgevoerd als vader van de ‘hypertext’. Het is geen verrassing dat er ondertussen een cd-rom het licht zag waarmee je door de hele Comédie humaine kunt surfen. Zijn beste romans zijn op zich erg genietbaar, maar winnen nog aan kracht doordat ze eigenlijk tot een groter geheel behoren. Laten we opnieuw Eugène de Rastignac van stal halen, samen met vader Goriot het belangrijkste personage uit de gelijknamige roman. De aandachtige Balzaclezer kent hem al van De huid van chagrijn en heeft hem nog zien opduiken in vele andere romans. Het lijkt alsof je hem op straat gekruist hebt of dat je zijn leven kent als dat van jezelf, naargelang welke romans je al gelezen hebt. Dat verklaart meteen dat het echte meesterwerk de hele Comédie humaine is. Het leuke daarvan is: hoe meer Balzacs je leest, hoe meer je geniet. | ||||||||||||||
Top van de negentiende-eeuwse romankunstMaart 1843. Balzac legt de laatste hand aan Verloren illusies dat hij acht jaar tevoren is begonnen. Jammer voor de indrukwekkende stoet van romans die nog moeten volgen (Madame Bovary, Les Misérables, Germinal,...), maar de indrukwekkendste roman uit de Franse negentiende eeuw is dan al geschreven. Het is bovendien ook de roman van die negentiende eeuw omdat de thematiek bij uitstek, die van Chateaubriand via Balzac en Flaubert tot Zola loopt, hier het krachtigst wordt uitgewerkt: de initiatie via lijden en mislukking - na de onvermijdelijke reis naar Parijs - van een ambitieus hoofdpersonage in het ware leven. Verloren illusies maakt in de eerste plaats indruk door zijn omvang (in vertaling zevenhonderd dichtbedrukte bladzijden), zeker als je weet dat Balzac er met Splendeurs et misères des courtisanes een nog dikker vervolg aanbreide - hopelijk vindt de uitstekende vertaler Jan Versteeg ook zijn tweede adem. In wat hijzelf ‘l'oeuvre capitale dans l'oeuvre’ noemt, ontplooit Balzac een bonte waaier van stevig uitgewerkte thema's: de confrontatie tussen Parijs en de provincie, een vlijmscherpe analyse van pers- en uitgeverswereld, uiteenzettingen over drukpersen en papiervervaardiging, overpeinzingen over hoe het literaire genie in een hem vijandige wereld probeert te overleven, de aanklacht van juridische dwalingen, de onvermijdelijke bespiegelingen over liefde en vriendschap... en dat alles doorspekt met morele, psychologische en politieke uitwei- | ||||||||||||||
[pagina 775]
| ||||||||||||||
dingen. Die krachttoer leidt gelukkig niet tot een artificiële vergaarbak van boeiende thema's, omdat er zich uit deze ogenschijnlijke wirwar een verhaal van vlees en bloed ontspint dat de bladzijden gretig doet omslaan. Verloren illusies is bovendien geschreven in een taal die glinstert van energie en afwijkt van bestaande paden: in tegenstelling tot Zola durft Balzac de taal nu en dan naar zijn verlangens te plooien en de lezer te trakteren op onverwachte beeldspraak en eigenzinnige woordspelingen. Het is dan ook een godsgeschenk dat dit monumentale meesterwerk sinds kort voor het eerst in het Nederlands beschikbaar is. André Gide las de roman met open mond en François Mauriac beschouwde het als ‘de hoogste top van de Franse romaneske geografie’. Dit is Balzac in topvorm, de ultieme krachtsontplooiing van de stachanovist van de Franse letteren.
* * *
Lucien is in de provinciestad Angoulême omringd door oppervlakkige mensen, verveelt zich stierlijk en verlangt naar meer. Madame de Barge-ton is de enige die hem begrijpt en naar waarde schat. Zijn eerste illusies verliest hij wanneer hij in het salon van la Bargeton in Angoulême voorleest uit eigen werk en stuit op een ongecultiveerd en ongeinteresseerd publiek. Mevrouw de Bargeton is een soort van Madame Bovary avant la lettre die, getrouwd met een brave dommerik en omringd door nietsnutten, net als Flauberts heldin in een imaginaire wereld gaat leven die bevolkt wordt door de Byrons, Rousseaus en Napoleons van deze wereld. Een centripetale kracht rukt Lucien en zijn beschermengel weg uit hun provinciaal bestaan en brengt hen naar Parijs, waar hun wegen al snel zullen scheiden. Zo bevat het boek het archetype van de talloze jongeren die hetzelfde zullen proberen in de loop van die chaotische negentiende eeuw: ‘Uw verhaal is het mijne en dat van nog duizend tot twaalfhonderd jongelui die elk jaar uit de provincie naar Parijs komen’, spreekt een lotgenoot tot Lucien. Op het einde van de eerste alinea noemt Balzac deze roman dan ook niet zomaar ‘dit grote kleine verhaal’. Zijn kleine personages vertellen het grote verhaal van het postnapoleontische Frankrijk. Eens die oversteek gemaakt is, verandert de ambitieuze held van inborst. In de Lichtstad zal hij zijn provinciale gewoonten en denkbeelden snel achter zich laten en fijngemalen worden door de tandraderen van het voortdurend veranderende Parijs. Al wat hij kent, verliest zijn waarde, al het nieuwe wordt door hem aanbeden. Helaas zal de ene desillusie als in een dominospel de andere opvolgen. Lucien probeert carrière te maken met de pen. Niet toevallig, want Balzac beschrijft het boekbedrijf werkelijk in al zijn aspecten: de uitvinding van een betere | ||||||||||||||
[pagina 776]
| ||||||||||||||
papiersoort, de technische evolutie van drukpersen, het reilen en zeilen van het journaille, de geplogenheden van uitgevers en het creatieve proces van het schrijven zelf. In de eerste plaats wordt de uitgeverswereld in zijn hemd gezet. Liever publiceert men een middelmatig werk dan een moeilijk meesterwerk, het enige wat telt is de omzet. Dat uitgever Dauriat zijn handel heeft in de galerijen van het Palais Royal, tussen speelhuizen en bordelen, illustreert duidelijk de status van de uitgever in de negentiende eeuw. De lezer vraagt zich natuurlijk af of het vandaag veel beter is. Het is evenwel vooral de pers waarop Balzac zijn pijlen richt, en dat zal hem niet licht vergeven worden. Kranten en tijdschriften worden afgeschilderd als ‘bolwerken van venijn’ en vormen samen met de uitgeverswereld en het theater een cultureel machtsbastion waar belangen het succes van een literair werk bepalen. ‘Het is een krant er niet meer om te doen informatie te verschaffen, maar om het publiek te vleien. Zo zullen alle kranten over een tijdje laf, hypocriet, eerloos, leugenachtig en moorddadig zijn’, of samengevat: ‘de krant is het gewone volk op folioformaat’. Het zal tot Bel-AmiGa naar eind[3] (1885) van Maupassant duren vooraleer er nog een krachtige literaire aanklacht van de pers komt. Of een nieuwe krant royalistisch of liberaal van strekking zal zijn, hangt af van welke partij de beste (financiële en politieke) bescherming kan verlenen. Enige ideologie is ver te zoeken. En daar wringt volgens Balzac de schoen: alle ideeën zijn inwisselbaar, en worden steeds met een achterliggend doel ingeschakeld. Een stuk wordt positief beschreven omdat het theater in kwestie de krant een groot aantal abonnees cadeau heeft gedaan. En met wat handigheid kan je als recensent drie keer verdienen met één boek. Zo schrijft Lucien onder pseudoniemen in verschillende kranten twee van toon en inhoud tegengestelde recensies en gaat hij vervolgens in een cultureel tijdschrift onder eigen naam die twee stukken wikken en wegen. Zolang de kassa maar rinkeltGa naar eind[4]. Toppunt van perversie en machtshonger is uittesten of je met je pen een magistrale roman of toneelstuk de vernieling in kan schrijven. Alles, van politieke stellingnames, via theaterstukken en culturele bijlagen in kranten tot romans, moet verzilverd worden, zoniet hebben ze geen reden van bestaan. Hoe verder Lucien zich in dit moeras waagt, hoe meer hij erin verstrengeld raakt en hoe minder hij nog zijn eigen mening kan neerschrijven. Het verscheurt hem, maar hij zal zichzelf steeds meer verloochenen. Balzac is visionair door de pers af te schilderen als hét machtsorgaan van de nieuwe maatschappij. Een evolutie die volgens hem niet te stoppen valt. De mediacratie van vandaag lijkt hem volledig gelijk te geven.
* * * | ||||||||||||||
[pagina 777]
| ||||||||||||||
De familienaam van Lucien is Chardon, maar hij wil die vaderlijke afkomst met wortel en tak uitroeien (chardon betekent niet zomaar ‘distel’) en de aristocratische naam van zijn moeder (het adellijke de Rubempré) als pasmunt gebruiken in de Parijse beau monde. De roman speelt zich af in 1821-1822, midden in de RestauratieGa naar eind[5], een periode waarin de aristocratie opnieuw de meeste troeven bezit. Het hele verdere vervolg van de roman lijkt Lucien op zoek naar een vaderfiguur. Er is eerst de authentieke en betrouwbare schrijver D'Arthez die hem op sleeptouw zal nemen, vervolgens de kwaadaardige journalist Lousteau die zijn wederwaardigheden als een soort van duivelse uitnodiging aanbiedt. Hij vertelt over de hypocrisie, de chantage en de onoprechtheid van het literaire en journalistieke milieu, maar Lucien denkt dat hij sterk ge-noeg zal zijn die infame praktijken het hoofd te bieden. Niets blijkt minder waar. Uiteindelijk lijkt hij een echte vaderfiguur te vinden in kanunnik Carlos Herrera, die hem op het einde van de roman redt van de ondergang. De trouwe Balzaclezer weet dat onder die pij niemand minder dan meestermisdadiger Vautrin schuil gaat. Dit ‘pact tussen een mens en een demon’ bekroont het Faust-motief dat al de hele roman onderhuids aanwezig is. Hoe het hen verder vergaat, lees je in Splendeurs et misères des courtisanes, waarvan Balzac trouwens al vóór Verloren illusies het begin had geschreven en zichzelf nadien als het ware ertoe verplicht dat verder uit te werken. Zo groeit zijn Comédie humaine beetje bij beetje uit tot een indrukwekkende kathedraal met tal van gangen, zijbeuken, torentrapjes en geheime cryptes. | ||||||||||||||
In de ban van het kapitalismeTijdens zijn leven is Balzac een van de literaire sterren van Europa, maar toch zou hij er nooit in slagen zijn schulden te betalen. Wat hij met zijn rechterhand vliegensvlug bij elkaar verdient, geeft hij met zijn linker nog sneller uit. Hij is altijd in geldnood en laat zich soms betalen voor romans die hij nog moet schrijven. Op het einde van zijn leven begint de machine te sputteren en lijkt het afgelopen. Op de valreep schrijft hij nog Nicht Bette (1846) en Neef Pons (1847), die sinds enkele jaren ook in het Nederlands beschikbaar zijn. Nicht Bette telt zoveel sterk uitgewerkte personages dat net als in Anna Karenina van Tolstoj ook een andere figuur aanspraak op de titel zou kunnen maken. Balzac geeft echter terecht die eer aan Bette, omdat het verhaal ontspringt aan haar afgrijselijke jaloezie waarrond de intrige geweven wordt. Lisbeth Fischer, verteerd door jaloezie omdat haar nicht Adeline kon trouwen met de rijke baron Hulot, zint op wraak. Vrouwenloper Hulot - een relikwie uit het napoleontische verleden - wordt gestrikt in de lussen van een courtisane die in Bettes complot zit. | ||||||||||||||
[pagina 778]
| ||||||||||||||
De deugdzame Adeline vergeeft haar man de misstappen waarmee hij zijn familie financieel en moreel ruineert, en zal zelfs haar deugd verkopen om de familie van het failliet te redden. Rond deze centrale intrige circuleren nog de opgang en het verval van het creatieve genie Wenceslas, archetype van de mislukte kunstenaar, en die van Crevel, de burgerman die veel geld vergaart en uiteindelijk machtiger is dan menig aristocraat. De ‘brandende, allesverterende hartstocht’ richt ook hier haast alle hoofdpersonages te gronde. In tegenstelling tot wat we van hem gewoon zijn, serveert Balzac ons in Nicht Bette geen lang uitgesponnen inleiding waarin hij zorgvuldig alle pionnen op tafel zet, maar begint hij in medias res. Het eerste beeld van de roman is dat van een bewegend rijtuig, en het is met die vaart dat Balzac de aandacht van de lezer de hele roman moeiteloos bij de zaak weet te houden. Dit leesfestijn is een broeinest van verhalen die links en rechts opschieten, maar alle hun uitgekiende plaats in het geheel lebben. Deze zedenkomedie vormt een onthutsend beeld van een op hol geslagen Frankrijk in de ban van het kapitalisme. Vader Goriot en zeker Le Lys dans la vallée zijn nog erg trage romans, in Verloren illusies schakelt Balzac al een stevige versnelling hoger, en in Nicht Bette steekt hij nog een tandje bij: actie van begin tot einde, met geld als rode draad. Geen tijd meer voor ideologische gewetenskwesties zoals in Verloren illusies, waar de opgang van het geld evenwel al duidelijk merkbaar is. Waarschijnlijk zeer tegen de zin van Balzac zelf, maar hij kan niet anders dan de maatschappelijke evoluties registeren. Dat Saint-Preux zijn geliefde kon vergeten in Julie ou la nouvelle Héloïse (1761) van Jean-Jacques Rousseau, was in de eerste plaats te wijten aan het feit dat hij geen man van adel was. De tijden veranderen na Napoleon, geld zal de enige maatstaf worden. Spelen in Vader Goriot en Verloren illusies adellijke titels nog hun rol, in Nicht Bette is die tijd voorbij, tenzij de aristocraten zich zelf met speculaties of industriële initiatieven verrijkt hebben. Het spel meespelen of verkommeren in nostalgische herinneringen: dat is de enige keuze die graven en hertogen nog overblijft. Aan de vooravond van de revolutie van 1848 is er geen plaats meer voor een groter verhaal of filosofie. ‘Boven de wet [staat] het heilige, aanbiddelijke, solide, lieflijke, charmante, edele, jonge, almachtige vijffrankstuk!’ Balzac is naar alle waarschijnlijkheid de eerste schrijver die het opkomende kapitalisme zo haarfijn beschreven heeft. Geld is het bloed van het sociale leven, cijfers zijn de barometer van zijn personages, of ze nu arm of rijk zijn. Balzac beschrijft de woekeraars, de bankiers, de kleine burgers die hun geld oppotten, de arme studenten die van fortuinen dromen en hoe uit al die verlangens uiteindelijk grote en kleine drama's voortvloeien. Zijn visie is negatief en hij vraagt hij zich op het einde van Nicht Bette af wat toch de oorzaak van al dat diepge- | ||||||||||||||
[pagina 779]
| ||||||||||||||
wortelde kwaad is. Balzac, die niet zo lang meer te leven heeft, antwoordt verbitterd: ‘Het verlies van de religie en de machtsovername van het kapitaal, wat niets anders is dan verstokte zelfzucht. Vroeger betekende geld niet alles: voor de mensen golden toen hogere belangen en waarden, zoals een edelmoedige inborst, talent en het je inzetten voor de gemeenschap. Maar tegenwoordig heeft de wet het geld verheven tot de standaard waar alles aan wordt afgemeten, en het bezit ervan bepaalt iemands bevoegdheid in de politiek!’ | ||||||||||||||
Eeuwigheid?Balzacs koortsachtige manier van werken zie je tot in zijn manuscripten. Aanvankelijk lezen we een geordend, kalm geschrift dat naarmate het verhaal vordert zijn kookpunt bereikt. De letters zoeken zich steeds meer kronkelend een weg over het papier, werpen elkaar omver en lopen uit door de spatten koffie die de hard zwoegende Balzac in steeds grotere hoeveelheden naar binnen werkt. Onder invloed van dit vloeibare zwarte goud vindt een ware metamorfose plaats en verandert de papperige schrijver in de Napoleon van de roman: ‘Nadat de koffie in mijn maag beland is, begin ik mij op te winden. Mijn ideeën breken als een bataljon van het Grande Armée los en de veldslag vindt plaats. Herinneringen komen in stevige draf aanlopen, de lichte cavalerie van vergelijkingen ontwikkelt zich in een prachtige galop, de artillerie van de logica rukt aan met zijn kruitlading en gevatte opmerkingen verschijnen als infanteristen.’ En zo schrijft hij zichzelf leeg, slaat hij sneller dan nodig de bladzijden van zijn leven om en werkt de droom, de wens, de wil om telkens weer een roman te schrijven net als bij de magische huid van chagrijn bij zijn personage Raphaël de Valentin als een inkrimping van zijn leven. De afwerking van Nicht Bette en Neef Pons is een tour de force die de auteur duur te staan zal komen: ‘Ik zoek tijdens het spreken, soms is het echt pijnlijk, naar mijn woorden. Het is tijd dat ik ga rusten’. Niets daarvan, want na twintig jaar wachten en aandringen gaat hij eerst nog de vrouw van zijn leven uit Oekraine halen. Niet lang na dit huwelijk geeft hij de geest, bezweken onder de duizenden geschreven bladzijden, vernietigd door zijn allesverterende scheppingsdrang. Als een volwaardig personage uit La Comédie humaine. De literatuurstudie richt zich vandaag vooral op de minder bekende Balzac: de eerste onder pseudoniemen verschenen romans en de negen- | ||||||||||||||
[pagina 780]
| ||||||||||||||
enveertig niet beëindigde werken. In Streven van april 1996 schrijft Franc Schuerewegen hoe gefascineerd hij is door de onvoltooide teksten, in het bijzonder over La Bataille. Voor Balzac had dit zijn meesterwerk moeten worden, het verhaal van een tot in detail beschreven veldslag van zijn alter ego, Napoleon. Uiteindelijk verliest Balzac zijn veldslag; hij strandt op vijftien woorden. Schuerewegen beschouwt deze lege plek als een mooie allegorie van de balzaciaanse onvoltooidheid, en ziet het als taak van de lezer om die leegte in te vullen. Dat moet de Franse auteur Patrick Rambaud ter ore zijn gekomen, want in 1997 sleutelde hij enthousiast aan een vervolg op La Bataille en won er prompt de Prix Goncourt mee. De schaduw van Balzac reikt inderdaad moeiteloos tot in de eenentwintigste eeuw en dankzij de vertaling van Verloren Illusies kan hij nu ook bij ons met een gezonde ambitie het gevecht met de eeuwigheid aangaan. | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 781]
| ||||||||||||||
|
|