Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
Streven
| |
[pagina 482]
| |
[pagina 483]
| |
‘Een niet te formuleren ziekte’
| |
[pagina 484]
| |
met deze onzichtbare, ongrijpbare verstoringen gepaard gaan, zijn voor niet-depressieve mensen onbegrijpelijk en vaak onaanvaardbaar. In de wereld van de niet-depressieve mens is iemand met een depressie een outcast, een paria op wie wordt neergekeken. Iemand met een major depression vormt voor een goed functionerend persoon een bijna schandalige aanslag op alles wat hem of haar heilig is.’Ga naar eind[3] Maar juist dit maakt de depressie zo ondraaglijk, want, aldus Wieg, ‘Ik wil niet alleen zijn. Ik wil en wilde begrepen worden.’Ga naar eind[4] De poging van Wieg, door middel van zijn roman begrip te wekken voor wat iemand doormaakt die aan een depressie lijdt, is niet op de laatste plaats van belang omdat deze ziekte meer en meer voorkomt. Volgens berekeningen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is het alleszins waarschijnlijk dat depressie rond 2020 volksziekte nummer één is, en doodsoorzaak nummer twee. Dit laatste niet alleen omdat depressie een verhoogde kans op suïcide meebrengt, maar ook en vooral omdat mensen die aan depressie lijden hun gezondheid verwaarlozen, en niet adequaat omgaan met gezondheidsklachten. Volgens de WHO lijden wereldwijd rond de 121 miljoen mensen aan depressie, terwijl in Nederland gemiddeld 700.000 mensen met een depressie te kampen hebben. Klachten van depressieve aard komen bij vrouwen vaker voor dan bij mannen: één op de vijf vrouwen krijgt een keer een depressie, tegen één op de tien mannen. Een depressie is tegenwoordig tamelijk goed behandelbaar: als eenmaal de juiste diagnose is gesteld, blijkt de ziekte vrij effectief te kunnen worden behandeld, met medicijnen, door psychotherapie of door een combinatie van beide. Wat bijzonder wrang is, is dat wereldwijd minder dan 25% van de patiënten een dergelijke behandeling krijgt; in sommige landen is dit zelfs minder dan 10%. De WHO stelt zich dan ook ten doel, er door verschillende initiatieven aan bij te dragen dat de behandeling beter toegankelijk wordt, juist ook in die delen van de wereld waar zij dat nu niet is. Juist omdat depressie een ziekte is die steeds meer voorkomt terwijl er bij buitenstaanders relatief weinig over bekend is, besloot de redactie het themanummer van deze jaargang aan dit onderwerp te wijden. De directe aanleiding tot dit besluit was de publicatie, in onze vorige jaargang, van de bijdrage ‘De vicieuze cirkel van depressie’ van Cyril LansinksGa naar eind[5]. Onder de redacteuren bleek er een verschil van inzicht te bestaan over de juistheid van de visie op depressie die in dit artikel wordt ontvouwd; juist dat verschil van inzicht bleek de motivatie om meer te willen weten over depressie. Bovendien waren alle redacteuren overtuigd van het - ook maatschappelijke - belang aandacht te besteden aan dit onderwerp. | |
[pagina 485]
| |
Het themanummer opent met een bijdrage van ELIANNE MULLER, waarin zij vanuit haar achtergrond als filosofe reflecteert op haar eigen ervaring met klachten van depressieve aard. Vervolgens wordt aandacht besteed aan enkele voorbeelden van ‘culturele representatie’ van de depressie in filosofie, godsdienst en kunst. Karl Verstrynge gaat in op het werk van Soren Kierkegaard, die bekend staat als een zwaarmoedig denker voor wie de melancholie een centraal thema was. Binnen de katholieke traditie is Romano Guardini een van de belangrijkste auteurs over melancholie en depressiviteit; aan zijn denken besteedt Stefan Waanders aandacht. Ludo Abicht gaat in op de ogenschijnlijk merkwaardige afwezigheid van de melancholie als thema binnen het chassidisme. Ingeborg Dusar bespreekt de sporen van melancholie en depressiviteit in het werk van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann. In een aantal recente films klinkt de melancholie als grondtoon door, zo laat Erik Martens zien. In een afsluitend blok wordt aandacht besteed aan het perspectief van de behandelaar. Will Reus bespreekt het onderwerp als psychotherapeut, terwijl Peter van Gool ingaat op de positie van de geestelijk leidsman. Tussen de verschillende artikelen zijn gedichten van Rutger Kopland opgenomen. Hij werd door de redactie uitgenodigd een bijdrage aan dit nummer te leveren. Hij antwoordde, dat hij langzamerhand alles wat hij over dit thema kan zeggen, heeft gezegd. In plaats van een nieuwe bijdrage gaf hij ons toestemming eerder gepubliceerde gedichten van zijn hand op te nemen; voor die toestemming zijn wij hem zeer erkentelijk. Ook werden enkele illustraties opgenomen. Op verzoek van de redactie maakte de Nederlandse beeldend kunstenaar Bram Hermens enkele tekeningen, geinspireerd op motieven uit Melancholia van Albrecht Durer (1472-1528). Daarbij heeft hij de prent van Durer, waarmee dit nummer opent, steeds verder losgelaten: de laatste illustratie is letterlijk en figuurlijk het verst van Durer verwijderd. De redactie hoopt met dit themanummer een kleine bijdrage - hoe bescheiden ook! - te kunnen leveren aan het begrip van het verschijnsel depressie. □ Herman Simissen | |
[pagina 486]
| |