Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |
Robert Stallaerts
| |
[pagina 425]
| |
manen (Turken) niet helemaal onterecht de titel van Antemurale christianitatis - het christelijke bolwerk - droeg. Is dat minderwaardigheidsgevoel dan inherent aan de Kroatische geschiedenisGa naar eind[4]? Daar zijn zeker een aantal objectieve factoren voor te vinden. Gelegen in de periferie van Europa werden de Kroaten voortdurend bedreigd door andere volkeren. Het grondgebied werd opgedeeld en zelfs gedurende eeuwen in zijn bestaan bedreigd door de Osmanen. Die situatie heeft ertoe geleid dat er ongeveer tien eeuwen lang geen homogeen Kroatië met een centraal bestuur tot stand is gekomen. Zelfs vandaag nog is Kroatië onderhevig aan centrifugale tendensen, denken we maar aan het streven naar autonomie in Istrië en Dalmatië. Gelukkig kan dit in de toekomst misschien opgevangen worden in een Europa van de regio's. Het minderwaardigheidsgevoel werd dus zeker lang gevoed door het ontbreken van een eigen centrale politieke autoriteit, wat waarschijnlijk ook de opbouw van een sterke industrie en economie in de weg stond. Die diagnose werd buiten Kroatië wellicht gemakkelijker gesteld dan in het land zelf. Zowel in de Verenigde Staten als in Duitsland en zelfs in België is de reflectie op dit thema meermaals ter sprake gekomen. We kunnen bijvoorbeeld een studie citeren van de in België levende Kroaat Antun Pintorovic. Als psychoanalyticus tracht hij de ‘Archetopologie van het Kroatendom’Ga naar eind[5] in kaart te brengen. Hij argumenteert dat ‘mythen en geschiedenissen’ zeker even relevant zijn voor de Kroatische realiteit (en de menselijke realiteit in het algemeen) als ‘de strikte historische feiten’. Het is juist deze mythische en literaire erfenis van de Kroaten die we in dit artikel onder de loep zullen nemenGa naar eind[6]. Ons uitgangspunt is: welk beeld geven de Kroaten van zichzelf, vooral in een aantal mythen en algemeen verspreide literaire voorstellingen, en dat in hun relatie tot de westerse wereld? Vooraf bekijken we kort de geschiedenis van Kroatië, omdat ze als verklaring voor die visie kan worden aangevoerd. | |
Kroatië en EuropaDe relatie van Kroatië met de westerse wereld, en in de eerste plaats met de rooms-katholieke kerk en de paus in Rome, kan essentieel genoemd worden voor het ontstaan van een Kroatische natie. Uiteraard speelde een wederzijds belang. De Kroatische prinsen wilden van in de vroege Middeleeuwen hun invloed uitbreiden tot de grote, meer zuidelijk gelegen Dalmatische steden, die tot dan onder de jurisdictie en de invloed van Byzantium en dus van de oosterse kerk stonden. De politieke belangen van de Kroatische vorsten en de missionaire belangen van de pausen van Rome liepen dus parallel. Aan de andere kant profiteerden sommige Kroatische vorsten en vooral plaatselijke kerkleiders er- | |
[pagina 426]
| |
van om de eigen Kroatische kerk te versterken of ten minste te handhaven, met een eigen ritus, bepaalde typische gewoonten van de clerus en het glagolitische schriftGa naar eind[7], dat door de opvolgers van de monniken Cyrillus en Methodius uit Thessaloniki was ingevoerd. Chronologisch begint de geschiedenis van de Kroaten, volgens enkele mythische geschriften, al rond 550, toen ze de Donau overstaken naar het gebied dat later Kroatië zou worden genoemd. Pas in 614 kunnen ze een belangrijke stad innemen aan de Adriatische Zee, namelijk Salona (Solin), vlakbij het huidige Split. In 641 begint dan een eerste poging tot westerse christianisering onder impuls van paus Johannes IV - zelf geboren in Dalmatië -, die abt Martin als zendeling naar Kroatië stuurt. Rond 680 volgt de eerste erkenning van een Kroatische gemeenschap door de pausGa naar eind[8]. In 879 verovert prins Branimir de macht. Hij schaart zich achter het christelijke westelijke kamp en stuurt een zendeling naar de paus om zowel wereldlijke als geestelijke erkenning te verkrijgen. Paus Johannes VIII beantwoordt dit verzoek in een brief van 7 juni 879, een van de eerste werkelijk betrouwbare historische documenten over KroatiëGa naar eind[9]. Hij schrijftGa naar eind[10]: ‘Dierbare Zoon Branimir! Ik heb de brief van Uwe Hoogheid gelezen die U mij liet toekomen door bemiddeling van Johannes, de eerbare geestelijke, die ons beider dienaar is, en daaruit vernam ik klaar en duidelijk hoe groot en oprecht Uw geloof is jegens de kerk van de heilige Apostelen Petrus en Paulus en jegens ons. Hiermee werd het gezag van de Kroatische heerser Branimir gecanoniseerd en het land voorgoed opgenomen in de westerse katholieke wereldorde van de vroege Middeleeuwen. | |
[pagina 427]
| |
Die positie van Kroatië zou niet meer in vraag gesteld worden, zeker toen het rond 1100 door het eveneens katholieke Hongarije werd ingepalmd. De Kroaten hebben de neiging deze verovering van Kroatië en de Dalmatische kust te mystificeren, en het voor te stellen als een vrije keuze van de Kroatische edelen voor een Hongaarse koning: de zogenaamde Pacta Conventa (1102). Dat kan in eerste instantie misschien nog wel verdedigd worden door te verwijzen naar het behoud van enkele feodale instellingen als de Ban (vice-koning) en de Sabor (een Raad van Edelen, staatsraad), maar de integratie in en de onderwerping aan Hongarije zou steeds duidelijker worden. Het beeld van een katholiek Kroatië zou nog versterkt worden door de positie die Kroatië kreeg in de strijd tegen de opmars van de Osmanen in de Balkan. In 1519 noemde Paus Leo X het bedreigde oorlogsgebied Kroatië Antemurale christianitatis, het christelijke bolwerkGa naar eind[11] tegen de Turken. De paus was toen al benaderd door Kroatische gezanten als Stjepan Posedarski, die in naam van zijn heer Ivan Karlovic Torkvat het belang van de strijd van Kroatische edelen tegen de Osmaanse goddelozen sterk in de verf zetteGa naar eind[12]. De toenmalige Ban van Kroatië, Peter Berislavic, ondernam verwoede pogingen om die titel Antemurale christianitatis waar te maken. Aanvankelijk behaalde hij wel een overwinning op de Turken, maar daarna volgden slechts nederlagen, en uiteindelijk sneuvelde de Ban in 1520. In 1522 moest hertog Bernadin Frankapan voor de Sabor in Nurnberg dan ook de rol van Kroatië als schild van het christendom tegen de Turken opnieuw benadrukken - als Kroatië verder veroverd werd, was heel Europa in gevaar -, maar zijn inspanningen bleven zonder veel resultaat. Ook de Habsburgse keizer Karel V kreeg iets later nog Kroatische edelen op bezoek om zijn steun af te smeken. Uiteindelijk zouden de Kroaten in 1527 dan ook kiezen voor het Habsburgse koningshuis, in de hoop dat dit hun een krachtigere bescherming zou bieden. Ondertussen deden ze ook nog steeds een beroep op de paus. Kroatië ging dus tegen wil en dank steeds sterker bij het katholieke Europa aanleunen, al viel het zelf alsmaar meer uiteen en zou er uiteindelijk in de tweede helft van de zestiende eeuw nog slechts een ‘reliquiae reliquiarum’ (een rest van een restGa naar eind[13]) overblijven. De Habsburgers hadden immers nog andere katten te geselen en verleenden veeleer verbaal en enkel met mondjesmaat daadwerkelijke steun aan de Kroatische verdedigers. Vergeten we daarbij niet dat de kuststrook van Dalmatië bovendien nog in 1409 tegen een fikse financiële vergoeding aan de Venetianen was overgelaten door de Hongaarse koning Ladislas. Enkel toen ook Wenen in de vuurlinie van de Turken kwam, werden de verdedigingsinspanningen fel opgevoerd. De uiteindelijke herovering van het Kroatische gebied moest echter wachten op een interne verzwakking van het Osmaanse rijk zelf, | |
[pagina 428]
| |
die wel begon in het laatste kwart van de zeventiende eeuw, maar slechts zijn volledige voltooiing kende met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De Kroaten zijn dus lang vaderlandsloos geweest, en konden ook geen eigen identiteit opbouwen als natie. Overtuigde nationalisten zagen het altijd als een missie van het Kroatische volk om de westerse christelijke cultuur te behoeden tegen de oostelijke indringer. Na de Tweede Wereldoorlog werd dat door de geëmigreerde Kroatische intelligentsia in een nogal wankele interpretatie op één lijn geplaatst met hun strijd tegen het communisme. Maar zeker is dat de Kroaten meestal leden aan een identiteitscrisis, al van in de vroege Middeleeuwen, tot in de jaren van de emigratie na de overwinning van maarschalk Tito in de Tweede Wereldoorlog en de invoering van het communisme. | |
Het zelfbeeld van de Kroaten in de populaire literatuurDe klacht dat de Kroaten aan een minderwaardigheidscomplex lijden, vinden we al heel vroeg in de populaire literatuur terug. Reeds in zijn gedichten uit 1729 beklaagt Filip Grabovac (1697-1749) zich erover dat de Kroaten in Venetië hun eigen identiteit ontkennen, en zich kleden en voegen naar de Venetiaanse gewoonten. Een gelukkige uitzondering was de Kroatische hertog Antun KumbatGa naar eind[14], aan wie een loflied wordt opgedragen,
lopen de andere zielige hertogen
de Italianen na, en
maken ze zich tot Italianen
en zeggen: ‘we zijn niet van die [Kroaten]’
Dan beschrijft hij hoeveel moeite ze zich getroosten om zich te kleden en te gedragen als Italianen, en Grabovac besluit:
zij verachten het Dalmatische land
en de andere Kroatische provincie,
het land, de steden, de dorpen en gehuchten:
zij zijn slecht door de Venetianen gekend
Gebrek aan fierheid en eigen identiteit leidt ook tot de ontkenning ervan door de ander. Grabovac bekocht zijn kritiek en vrijmoedigheid met een gevangenisstraf, en zijn boeken werden uiteindelijk verbrand. Zijn grote opvolger, Andrija Kacic Miosic (1704-1760), die zou uitgroeien tot een echte volksdichter, pakte het daarom heel wat voorzichtiger aan. Hij noemde de Adriatische Zee zelfs de Venetiaanse ZeeGa naar eind[15]. Hij | |
[pagina 429]
| |
zette wel het meest gelezen Kroatische literaire werk op zijn naam: Razgovor Ugodni Naroda Slovinskoga (‘Een aangename uiteenzetting over het Slavische volk’, 1756). De beschrijving van de oorlog en de strijd tegen de Turken komt nu op de eerste plaats. Kacic verschuift het perspectief ook meer naar de (volgens hem) Slavische oorsprong van de bewoners, in navolging van vroegere veeleer mythische (pseudo-)historische bronnen. In het Kroatische bewustzijn wordt de vaderlandsliefde nu sterk gevoed door een uitgesponnen vertelling van de heldendaden van de Kroatische hertogen tegen de oosterse agressor, de Osmanen. Net zoals Grabovac was ook Kacic een geestelijke: beiden waren franciscaan, en de paaps-christelijke, dus westelijke dimensie van het verzet tegen de Osmanen wordt dan ook erg sterk in de verf gezet. Zo gingen de christelijke Slaven zich nagenoeg vanzelf sterk met het Westen en de christelijke beschaving identificeren. De invloed van dit populaire werk op het Kroatische bewustzijn is in de loop van de negentiende en zelfs tot in de twintigste eeuw nauwelijks te onderschatten. In het fragment dat de christelijke strijd tegen de Turken en de rol van de geestelijkheid illustreertGa naar eind[16], moet Prins Vladislav het opnemen tegen de zoon van de beroemde sultan Murat, die zijn gesneuvelde vader wil wreken. Vladislav vraagt raad aan de Kroatische edelman Janko Sibinjanin, die op zijn beurt de franciscaan Ivo Kapistran ter hulp roept, en deze doet een beroep op Jezus en God om als het ware een kruistocht te organiseren en de overwinning binnen te halen.
Prins Vladislav was nog een jongen
Oorlog voeren kon hij nog niet,
En hij vroeg Janko in zijn plaats
Te heersen en strijd te leveren.
En Janko sprak tot Vladislav:
Hier is de franciscaner broeder
Die Ivo Kapistran heet,
En die grote wonderen kan doen
Hij zal je raad geven
Of we de Turken te lijf kunnen gaan.
Toen de Prins die woorden begreep,
Sprak hij stil tot Ivo
‘Dienaar van God, Ivo Kapistran,
Vertel mij de waarheid, niets dan de waarheid!
Kunnen we de sultan opwachten
En hem gepast aanvallen?’
| |
[pagina 430]
| |
En de geestelijke antwoordt hem:
‘Wees niet bevreesd, mijn schitterende kroon,
Ik zal de Turken bevechten
Ik zal mijn bloed voor Jezus vergieten.
Janko beschikt over twintigduizend soldaten,
Ik ronsel hetzelfde aantal.
Ik zegen hen met het kruis van Christus.
Vanaf nu zullen ze Gods leger,
Ware Kruisvaarders, worden genoemd’.
Een andere zeer populaire schrijver, Matija Antun Reljkovic (1732-1798) dist ons een mooie parabel op die niet enkel een illustratie is van zijn obsessie voor de Verlichting, maar tevens de positie van Kroatië - voor hem nog Slavonië, de streek waar hij werd opgevoed - tegenover het buitenland, meer bepaald Saksen of voor hem het beschaafde Europa, typeert. De ouders van Reljkovic vluchtten ooit voor de Osmaanse opmars uit Bosnië naar de militaire grensstreek van Slavonië - de verdedigingszone tegen de Turken - en namen deel aan alle militaire campagnes van Oostenrijk. Zo kwam Matija Reljkovic zelf terecht in de zevenjarige Pruisische oorlog (1756-1763). In 1761 werd hij krijgsgevangen genomen en schreef hij het verhaal SatyrGa naar eind[17]. Een timmerman bouwt een mooie toren op een kerk, zo goed en recht als het maar kan. Hij inspecteert het gevaarte van alle kanten en besluit dat het er uitstekend uitziet, maar toch wil hij het aan een kritisch onderzoek laten onderwerpen door derden. Enkel twee kinderen lopen op dat ogenblik in de buurt rond. Zij vinden het bouwwerk maar niks en houden vol dat het scheef staat. De timmerman kijkt naar de kinderen, kijkt nog eens naar de toren maar vindt het bouwwerk prima. Toch besluit hij om het valse idee van de kinderen uit de weg te ruimen, in te gaan op hun bezwaren en er iets aan te doen. Hij neemt een touw, bindt het aan de top van de toren en laat de kinderen aangeven in welke richting de toren scheef staat, om hem met zijn schouders weer recht te duwen. De jongens geven met het touw aan waar het volgens hen fout zit, en hij duwt dan bedrieglijk tegen de toren, zonder eigenlijk het bouwwerk te verplaatsen. Na enkele pogingen vinden de twee jongens dat het nu allemaal wel in orde is, maar zij pochen dat ‘zij eigenlijk de toren hebben gebouwd’. De timmerman legt zich bij die bewering neer. Hier onderbreekt verteller Reljkovic licht pathetisch het verhaal om de moraal van het verhaal te benadrukken: hij steekt een betoog af waarin hij eerst vertelt over zijn deelname aan de Pruisische oorlogen en over hoe een oorlog de Kroaten de gelegenheid geeft zonder veel kosten naar het | |
[pagina 431]
| |
buitenland te reizen en andere landen, zeden en gewoonten te leren kennen. Zij kunnen de administratie observeren, het dagelijkse leven, het kweken van vee en zelfs de industriële activiteit. En dan zal wel automatisch een vergelijking met het vaderland in hen opkomen. Na weer een cesuur gaat hij nog iets dieper in op zijn persoonlijke herinneringen in het buitenland. Dan neemt hij zich voor iets mee te nemen naar zijn vaderland. In zijn boekje Satyr, geschreven in de smaak en stilistische traditie van zijn vaderland, verhaalt hij heroïsche heldendaden in de geliefde tienlettergrepige versvorm, maar het bevat ook een les voor zijn eigen landgenoten. Het boekje wordt goed ontvangen en geloofd door vijftienhonderd Slavonische lezers, met uitzondering van twee. Daarop besluit Reljkovic het werk te herschrijven. Hier wordt de parabel afgesloten: al zijn er maar twee Slavoniërs die het oorspronkelijke werk afkeuren, het is beter dat zij de indruk hebben dat zij het vaderlandse erfgoed opbouwen, dan dat het vaderland ‘scheef’ wordt geconstrueerd. Toch houdt Matija Reljkovic de touwtjes van het verhaal strak in handen. Het uiteindelijke gedicht roemt eerst de natuurlijke schoonheid van Slavonië, zijn vruchtbaarheid en mildheid, maar benadrukt dan dat het faalt in de ontwikkeling van vorming en de opbouw van wetenschap. Die opperste deugd, die ijverig wordt beoefend door de vreemde naties, is het vaderland immers vreemd. Reljkovic brengt zo nog maar eens duidelijk het culturele minderwaardigheidsgevoel van de Kroaten ten opzichte van Europa tot uiting. De grote populariteit van Reljkovics werk heeft dat gevoel zonder twijfel in brede lagen van de Kroatische bevolking doen voortbestaan. | |
Het Kroatische nationale reveilEen tegenbeweging komt op gang tijdens het nationale reveil, in het midden van de negentiende eeuw. Ze wordt in de eerste plaats gevoed door de ideologie van het zogenaamde recht op een eigen staat. Dat Kroatisch-nationalistische gedachtegoed wordt het duidelijkst geformuleerd door Ante Starcevic, de grootste ideoloog van Kroatië in de negentiende eeuw. Hij fundeert het recht op een eigen Kroatische staat in het bestaan van de historische koningsdynastieën van de vroege Middeleeuwen en de instellingen van Ban en Sabor, die, zoals hij schrijft, ook onder de latere Hongaarse en Habsburgse heersers de identiteit van Kroatië zouden hebben bewaard. (De eigenlijke vereniging van alle nu onder de staat Kroatië vallende gebieden zou slechts verwezenlijkt worden in het koninkrijk Joegoslavië, dat na de Eerste Wereldoorlog en het uiteenvallen van het Oostenrijks-Hongaarse rijk werd opgericht.) De ontwikkeling van de eigen Kroatisch-nationalistische identiteit werd nog het meest gestimuleerd door de oppositie tegen Hongarije, dat deel van | |
[pagina 432]
| |
het Oostenrijks-Hongaarse rijk dat in het kerngebied van het huidige Kroatië al sinds het begin van de twaalfde eeuw de lakens uitdeelde, maar inmiddels door een betere organisatie een sterkere invloed op het Kroatische ‘achterland’ uitoefende, onder meer door de Hongaarse taal op te dringen. Herhaaldelijk gaven de Kroaten te kennen dat ze liever rechtstreeks met Wenen te maken hadden, dat trouwens een aanzienlijk deel - de Vojna Krajina of het grens- en verdedigingsgebied tegen de Turken - al onder eigen bestuur hield. Een vereniging van alle Kroatische gebieden was dan ook een constante eis van de Kroaten in de negentiende eeuw, en in die zin verlangden ze veeleer naar een rechtstreeks verband met Wenen, een eigen Kroatische staat in een federaal staatsverband met Oostenrijk, dan dat ze onder Hongaarse invloed wilden blijven. Niet onbelangrijk voor de uiteindelijke vereniging van Kroatië is ook de Franse invloed geweest. Frankrijk had namelijk onder Napoleon in het begin van de negentiende eeuw de hele Dalmatische kuststreek veroverd en samengebracht in de zogenaamde Illyrische Provincie. De begripsvorming rond Illyrië zou juist het ideologisch uitgangspunt vormen van een belangrijk deel van de Kroatische nationalistische beweging in de negentiende eeuw. Hoewel dus ook hier de gemeenschappelijke herkomst van alle Zuid-Slaven werd benadrukt via hun gemeenschappelijke oorsprong die (onterecht) in de Illyrische afstamming werd gezien, bracht dit juist als reactie tegen Hongarije het ideeëngoed tot stand dat zou leiden tot de vereniging van alle Zuid-Slaven in het Koninkrijk van Slovenen, Kroaten en Serven, de voorloper van Joegoslavië. Hoewel aanvankelijk en wellicht om opportunistische redenen nog een vereniging van alle gebieden en volkeren van Kroatië onder de rechtstreekse vleugels van Oostenrijk werd vooropgesteld, liep de geschiedenis anders en werden de gebieden van Kroatië dus verenigd onder de vlag van het Zuid-Slavische koninkrijk. De houding van de overwinnaars Engeland en Frankrijk na de Eerste Wereldoorlog heeft natuurlijk meegespeeld in de uiteindelijke oprichting van een Zuid-Slavische staat. Merkwaardig genoeg bestond het Comité dat ijverde voor de oprichting van die staat voornamelijk uit Kroaten, al moet worden gezegd dat ze veeleer een federale staatsinrichting op het oog hadden dan een cen-tralistische monarchie, waar de eerste Joegoslavische eenheidsstaat in uitmondde. In het eerste Zuid-Slavië (1918-1941) moesten de Kroaten wel aanvaarden dat zij in een staat moesten leven die naar hun mening door de Serven werd gedomineerd, met het Servische koningshuis, het door de Serven gecommandeerde leger, en de overheersende politieke en diplomatieke invloed van Belgrado. | |
[pagina 433]
| |
De Kroatische gedachte in diskrediet na de Ustasha-bewegingDie sterke Servische invloed wordt een voedingsbodem voor meer extreme bewegingen als de Kroatisch-nationalistische Ustachí s. Toen de Joegoslavische koning de politieke partijen verbood, emigreerde de Ustasha (‘de opstandelingen’), een extreemrechtse Kroatisch-nationalistische beweging, naar Italië en organiseerde van daaruit samen met Macedonische extremisten aanslagen op de Joegoslavische koning. Toen Joegoslavië in het begin van de Tweede Wereldoorlog bezet werd en alle an-dere Kroatische partijen de collaboratie weigerden, zag de leider van de Ustasha's, Ante Pavelic, zijn kans schoon om de macht te grijpen. Hij installeerde een pseudo-fascistisch regime dat vooral wreed optrad tegen de Serven in Kroatië: een derde moest worden verjaagd, een derde vermoord, een derde bekeerd van de orthodoxie naar het katholicisme. Ook de joden en zigeuners hadden er zwaar onder te lijden, onder andere in het concentratiekamp Jasenovac. De ondergang van het regime van Pavelic door de overwinning van Tito's communisten, samen met de bedenkelijke houding van het Vaticaan en van de plaatselijke Kroatische kerkleiders waren onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog de aanleiding voor de verwerping van de eigen Kroatisch-nationalistische identiteit. Het BleiburgdramaGa naar eind[18] en de massale emigratie na de Tweede Wereldoorlog versterkten opnieuw het minderwaardigheidsgevoel. Bovendien was de reactie van de Europese publieke opinie vrij negatief. De kansen op een eigen Kroatische staat leken voorgoed verkeken. Nog tot vlak voor het uiteenvallen van Joegoslavië blijft het negatieve zelfbeeld van de Kroaten doorspelen. In een theoretisch sterk onderbouwde studie ondernemen de geëmigreerde Kroaten Hrvoje Lorkovic en Antun Pinterovic samen met Mladen Schwartz een poging om de psyche van het Kroatische volk te onderzoeken. Uitgangspunt is het ingebakken minderwaardigheidsgevoel van de Kroaten. Zij benaderen deze materie vanuit een psychoanalytisch uitgangspunt. Het gaat hier niet zozeer om de naar mijn mening nogal mythische methodologie van deze psychologen, die zich vooral beroepen op de dieptepsycholoog Jung en zonder blikken of blozen het begrip van het collectieve onderbewustzijn van een volk hanteren om het zogenaamde minderwaardigheidscomplex van de Kroaten te verklaren. Het belangrijkste gegeven is dat zij zonder meer deze negatieve instelling van de Kroaten vooronderstellen als een immanent en bijna eeuwig psychisch kenmerk van de Kroaten. Vooral het ontbreken van een politieke eenheidsstaat, wat in de geschiedenis van Kroatië meer regel dan uitzondering was, is een eerste ‘sociologische’ verklaring voor dat minderwaardigheidscomplex. | |
[pagina 434]
| |
Blijvende twijfels na de onafhankelijkheidDeze negatieve instelling werd uiteindelijk pas in vraag gesteld en veranderde zelfs bijna in euforie toen de Kroaten inderdaad, door het uiteenvallen van Joegoslavië (1991), zicht kregen op een eigen staat. De rol van president Tudjman - in navolging van de negentiendeeeuwse figuur Ante Starcevic, ‘vader’ van de natie genoemd - is daarin niet gering, maar ook die van de internationale kringen van emigranten, die de pogingen tot onafhankelijkheid financieel en moreel heel sterk ondersteunden, mag niet worden onderschat. De sterke Kroatische identiteit die in de eerste jaren van de onafhankelijkheid opkomt, wordt ook niet door alle Kroaten positief geëvalueerd. Er is bijvoorbeeld de kritiek van de vrouwelijke auteurs Slavenka Drakulic (Café EuropaGa naar eind[19]) en Dubravka Ugresic (Nationaliteit: geenGa naar eind[20]). Ugresic voelt zich ontredderd en kan zich niet identificeren met de nationalistische ideologie die onder het regime van Tudjman heerste. Zij vlucht dan ook in die periode via Amsterdam naar Amerika. Diezelfde nationalistische ideologie wordt ook op de korrel genomen door Slavenka Drakulic. In Het volk van de drie grenzen bericht Drakulic over de houding van de grote meerderheid van de bewoners van het schiereiland Istrië. Zij leven in Kroatië of Slovenië vlakbij de Italiaanse grens, waar zij trouwe bezoekers van Triëst zijn. Volgens Drakulic voelen de bewoners zich al naargelang het ogenblik van de dag als behorend tot een andere nationaliteit. Sommigen hebben trouwens drie paspoorten. Zij verdedigt dat identiteit een ruimer begrip is dan een nationaliteit, en dat één identiteit dus probleemloos meerdere nationaliteiten kan omvatten. Drakulic beweert dat de bewoners ernaar snakken opgenomen te worden in de Europese Unie, omdat dan de onmogelijke keuze tussen verscheurende grenzen, die hen wordt opgedrongen door de nationalistische autoriteiten en die hun integriteit in het gedrang brengt, uiteindelijk van hen kan afvallen. Het Europa van de regio's maakt daar blijkbaar opgeld als ideaal. Misschien kunnen sommige fanatieke nationalisten in de rest van Europa daar nog iets van leren? |
|