Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
IIn 1974 publiceerde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel zijn omstreden essay ‘What is it like to be a bat?’Ga naar eind[1]. In dit essay, dat veel reacties opriep, stelde Nagel dat, zelfs als de mens er door wetenschappelijk onderzoek in slaagt meer en meer te weten te komen over vleermuizen, hij nooit zal weten wat het is een vleermuis te zijn. Wetenschappelijke bestudering kan weliswaar leiden tot objectieve kermis van vleermuizen - objectieve kennis van vleermuizen is echter iets heel anders dan de subjectieve ervaring een vleermuis te zijn, dat wil zeggen, te ervaren hoe het voor een vleermuis zelf is een vleermuis te zijn. Nagel gebruikt dat voorbeeld om een meer algemeen vraagstuk aan de orde te stellen, namelijk dat van de bewuste ervaring, en van de verhouding tussen die ervaring en de hersenen. Bewustzijn is per definitie subjectief - we kunnen het bewustzijn wetenschappelijk bestuderen, maar daardoor ontnemen we het juist zijn wezen: zijn subjectieve karakter. Wetenschap objectiveert per slot van rekening. Nagel beweert dat bewuste ervaring niet kan worden gereduceerd tot hersenactiviteiten of, ten minste, dat we niet beschikken over een concept van reductie dat van toepassing is op dit probleem. Daarom kunnen we, aldus Nagel, de vraag naar de verhouding tussen lichaam en geest niet eens op een zinvolle manier | |
[pagina 307]
| |
stellen, laat staan dat we die verhouding begrijpen. Hij beweert niet dat we de verhouding tussen bewustzijn en hersenen, tussen geest en lichaam, nooit zullen begrijpen, maar wel dat we thans niet over het conceptuele gereedschap beschikken om die te kunnen begrijpen. Hoe aannemelijk de argumentatie van Nagel ook moge lijken, zij werd aan het einde van de jaren tachtig en in de jaren negentig van de twintigste eeuw aangevochten. Filosofen en biologen als Daniel Dennet in zijn boek Consciousness explained (1991), Francis Crick in The astonishing hypothesis (1994) en Gerald Edelman in Bright air, brilliant fire (1991) - om er slechts drie te noemen - beweerden dat het bewustzijn uiteindelijk kan worden gereduceerd tot hersenactiviteiten. Voor hen is het bewustzijn uiteindelijk niets meer dan het resultaat van biochemische processen in de hersenen. Zoals Crick het formuleert: ‘De Verbazingwekkende Hypothese is dat “Jij”, je vreugde en verdriet, je herinneringen en je ambities, je gevoel van persoonlijke identiteit en vrije wil, in feite niets meer zijn dan het gedrag van een grote verzameling zenuwcellen en de daarmee verbonden moleculen. Zoals Alice van Lewis Carroll het had kunnen zeggen: “Je bent niets dan een hoop neuronen”.’Ga naar eind[2] Wie meent dat het bewustzijn iets meer is, geeft zich over aan illusies, aldus deze auteurs. En zij waren invloedrijk: in de laatste decennia van de twintigste eeuw ontwikkelden de zogeheten ‘consciousness studies’ zich razendsnel tot een discipline op zich, met eigen experts, vaktijdschriften, congressen, enzovoort. Hun opvattingen houden in dat het uiteindelijk mogelijk zal zijn, bewuste ervaringen kunstmatig op te roepen - zodat het inderdaad ooit mogelijk zal zijn te ervaren wat het is een vleermuis te zijn - en dat het, althans in theorie, mogelijk zou moeten zijn een robot te bouwen die een bewustzijn heeft. Dennet, wellicht de meest optimistische van de experts op het gebied van het bewustzijn, voorspelde zelfs dat op korte termijn de bouw mogelijk zou zijn van ‘een mensachtige robot, Cog, waarvan de cognitieve vaardigheden spraak, het door het oog gecoördineerde hanteren van voorwerpen en een keur aan zelfbeschermende, zelfregulerende en zelfonderzoekende activiteiten zullen omvatten. Het doel van dit project is niet een bewuste robot te bouwen, maar een robot te bouwen die zonder vertraging kan reageren op mensen op een stevige en flexibele wijze, die voor zichzelf kan zorgen, en die zijn ontwerpers dingen over zichzelf kan vertellen die zij anderszins enkel met heel veel moeilijkheden, of zelfs niet, door onderzoek te weten zouden komen. Veel van de details van de “neurale” opbouw van Cog zullen parallel lopen met wat wij weten (of denken te weten) over hun tegenhangers in het menselijk brein, maar het nagestreefde rea- | |
[pagina 308]
| |
lisme van Cog als model is relatief grof van structuur, en varieert opportunistisch al naar gelang van wat we denken te weten, wat we denken te kunnen bouwen, en wat we niet van belang achten.’Ga naar eind[3] Die nieuwe discipline van ‘consciousness studies’ nam, en neemt, een hoge vlucht, niet alleen om wetenschappelijke redenen, maar evenzeer doordat zij werd gestimuleerd door de biotechnische en farmaceutische industrie. Die hoopt rationeel ontworpen medicijnen te kunnen ontwikkelen die vrijwel elke ziekte zullen kunnen genezen. Dergelijke initiatieven werden ondersteund door de politiek: in de Verenigde Staten bijvoorbeeld werden de jaren negentig van de twintigste eeuw in een gezamenlijke resolutie van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat uitgeroepen tot ‘het decennium van de hersenen’. De redenen hiervoor hangen nauw samen met de ernstige maatschappelijke gevolgen van hersenaandoeningen als bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer of depressies. Nu een nieuwe wetenschappelijke benadering grote stappen voorwaarts beloofde bij het genezen van dergelijke aandoeningen, wilden de industrieën en de politici die benadering maar al te graag ondersteunen. Een bibliografie van specialistische artikelen op het gebied van ‘consciousness studies’, in 1994 gepubliceerd bij gelegenheid van het verschijnen van het eerste nummer van het tijdschrift Journal of Consciousness Studies, telde al meer dan duizend artikelen. - De ondertitel van dit tijdschrift luidt Controversies in science and the humanities, omdat, volgens de redactie, er nog geen spoor is van een theorie van het bewustzijn die aan alle eisen van de verschillende sceptici tegemoetkomt Klaarblijkelijk deelt de redactie van het tijdschrift het euforische enthousiasme van bijvoorbeeld Daniel Dennet niet. Uiteraard heeft de hypothese van Dennet, Crick, Edelman en anderen verregaande implicaties: als het bewustzijn inderdaad niets meer is dan een geheel van processen in de hersenen, worden alle overgeleverde ideeën over het zelf ter discussie gesteld, en op zijn beurt de kern van de westerse beschaving. Al onze ideeën over moreel en sociaal gedrag veronderstellen immers een opvatting van de menselijke natuur waarvan het bestaan van een bewustzijn in onszelf en in anderen een wezenlijk deel uitmaakt. In het strafrecht, bijvoorbeeld, wordt gesproken van een verminderde toerekeningsvatbaarheid als het vermoeden bestaat dat de beschuldigde zich niet, of niet volledig, bewust was van zijn of haar handelingen. Al onze ideeën over ethiek - politiek daarbij inbegrepen -, esthetica, kunst en literatuur zullen ingrijpend moeten worden herzien als de hypothese van Dennet, Crick en Edelman zou worden bewezen. | |
[pagina 309]
| |
IIDe Engelse schrijver David Lodge raakte klaarblijkelijk gefascineerd door de uitdaging waarvoor auteurs als Dennet, Crick en Edelman de westerse beschaving plaatsten. In zijn roman Thinks... (2001) probeert hij deze uitdaging aan te gaan, door zich te richten op deze nieuwe ideeën over het bewustzijn. Thinks... is een voorbeeld van de campus-roman - een genre waarin Lodge zijn meesterschap eerder bewees met zijn romans Changing places (1975), Small world (1984) en Nice work (1988). Hij is zelfs een van de uitvinders van dit genre. Zowel Small world als Nice work stonden op de shortlist van de prestigieuze Booker Prize; Nice work werd uitgeroepen tot Sunday Express Boek van het Jaar. Uiteraard kent Lodge - die in 1935 in Londen werd geboren - de wereld van de campus meer dan uitstekend. Hij doceerde van 1960 tot 1987 Engelse literatuur aan de universiteit van Birmingham, tot hij verkoos fulltime schrijver te worden. Naast zijn literaire werken schreef hij verschillende boeken over literatuurkritiek, waaronder The modes of modern writing (1977), Working with structuralism (1981) en The art of fiction (1992). In 1998 kreeg hij een koninklijke onderscheiding vanwege zijn verdiensten voor de literatuur. In vergelijking met zijn eerdere campus-romans is Thinks... het meest ambitieuze boek: in dat werk bespreekt Lodge recente ontwikkelingen in de wetenschap, terwijl in de eerdere boeken de nadruk veeleer ligt op een satirische beschrijving van het academische milieu. Thinks... is het verhaal van de ontmoeting en de erop volgende verhouding tussen Ralph Messenger en Helen Reed. Messenger - zijn collega's noemen hem ‘Ralph’, zijn vrouw en kinderen ‘Messenger’ - is de directeur van een bekend centrum voor cognitieve wetenschap aan de universiteit van Gloucester, en een internationaal vermaard expert op het gebied van kunstmatige intelligentie en menselijk bewustzijn. Helen Reed is een romancière, onlangs weduwe geworden, die voor een jaar aan de universiteit van Gloucester verblijft om een workshop te geven in het schrijven van literatuur. Wat haar achtergrond betreft heeft Helen Reed het nodige gemeen met haar schepper: net als David Lodge is zij zowel literator als academicus. Net als Lodge hecht zij nog altijd aan haar katholieke opvoeding en is zij zelfs, hoewel vaak twijfelend, in een wat vage zin van het woord een gelovige. En net als Lodge is zij gefascineerd door, zij het niet helemaal overtuigd van de boodschap van Messenger. Met wat overdrijving en enigszins oneerbiedig zou men haar kunnen beschrijven als ‘David Lodge in een jurk’Ga naar eind[4]. Zowel Ralph Messenger als Helen Reed zijn, ieder op hun eigen wijze, volstrekt overtuigende figuren, en zij zouden aimabele mensen zijn als men hen in werkelijkheid zou ontmoeten, al kan Messenger soms knap arrogant zijn. Ook de bijfiguren in deze roman, zoals Carrie, de Amerikaanse | |
[pagina 310]
| |
echtgenote van Messenger, of de Tsjechische studente Ludmilla, met wie Messenger tijdens een internationaal congres in Praag een kortstondige affaire had, zijn volstrekt overtuigend. Hetzelfde geldt voor de raadselachtige studente Sandra Pickering, die een affaire heeft gehad met de echtgenoot van Helen Reed. Helen ontdekt dat pas tijdens haar verblijf als docent aan de universiteit van Gloucester, als zij een stuk proza leest dat Pickering heeft ingeleverd, en het eigenaardige gedrag dat haar man na het vrijen vertoonde herkent in een beschrijving die Pickering geeft van haar minnaar. Ralph Messenger is een dwangmatige rokkenjager, en als hij Helen Reed voor het eerst ontmoet is zij voor hem de zoveelste aantrekkelijke vrouw om te versieren. Maar Helen rouwt nog om haar man, en gaat aanvankelijk niet in op zijn avances. Dat maakt Ralph echter alleen nog maar meer vastbesloten haar te verleiden - en de zich ontwikkelende affaire tussen Ralph Messenger en Helen Reed vormt de kern van deze roman. Na enige tijd gaat Helen Reed wel in op de avances van Ralph Messenger, enerzijds omdat zij verleid wil worden - ten dele als wraak op haar overleden echtgenoot die haar immers had bedrogen, ten dele omdat zij ernaar verlangt weer te worden bemind. Anderzijds ontdekt zij bij toeval dat Carrie Messenger ook zelf een buitenechtelijke verhouding heeft, en zij voelt zich, nu zij dat weet, vrij een verhouding met Ralph te beginnen. Zij mag Carrie oprecht, maar heeft niet langer het gevoel dat zij Carrie bedriegt, nu zij weet dat Carrie niet trouw aan Ralph is. Het verhaal van Thinks... wordt vanuit drie verschillende gezichtspunten verteld: dat van Messenger, dat van Reed, en dat van een alwetende verteller. Het gezichtspunt van Messenger leren we kennen uit zijn eigen, soms hilarische transcripties van bandopnames: hij probeert zijn eigen ‘stream of consciousness’ vast te leggen door onbeschaamd in een taperecorder te praten. Hij springt van de hak op de tak: van seks naar eten naar weer seks, enzovoort. Helen Reed daarentegen schrijft elke dag trouw haar ervaringen op in haar dagboek - de wijze waarop we haar gezichtspunt leren kennen. Bovendien krijgen we de e-mails te lezen die Ralph en Helen elkaar sturen, nadat hij haar heeft geholpen met het installeren van haar computer, en haar heeft geleerd hoe zij e-mails kan versturen. Naast dit kenmerkende verschil tussen Helen en Ralph is er iets anders dat hen onderscheidt: godsdienst. Ralph is overtuigd atheïst: hij gelooft alleen in wetenschap. Hoewel Helen niet langer praktiserend katholiek is, is zij evenmin bereid God af te zweren. Elk jaar bezoekt zij met haar nog wel praktiserende ouders, die op leeftijd raken, de Paaswake, en elke keer voelt zij zich onverklaarbaar geroerd. Ondanks al hun verschillen hebben Messenger en Reed één ding gemeen: beiden zijn bijzonder geïnteresseerd in de raadsels van het menselijk bewustzijn, ook al is hun benadering van deze raadsels volkomen | |
[pagina 311]
| |
verschillend. Messenger benadert de vraagstukken van het bewustzijn vanuit de wetenschap, in grote lijnen overeenkomstig met de benadering van Dennet, Crick en Edelman. Net als deze auteurs is hij een ware optimist: op niet al te lange termijn zal de wetenschap de problemen rond het bewustzijn oplossen, en er, bijvoorbeeld, in slagen een robot met een bewustzijn te bouwen. Toch moet hij toegeven dat ook tegen-woordig huilen, bijvoorbeeld, nog een raadsel is: het is vanuit wetenschappelijk oogpunt nog geenszins duidelijk waarom mensen huilen. Wat is de betekenis van huilen voor de evolutie van de mensheid? En ook lachen is een raadsel. Reed, op haar beurt, benadert de raadsels van het bewustzijn niet vanuit de wetenschap, maar vanuit de literaire verbeelding: onze (literaire) verbeelding maakt het mogelijk te begrijpen wat anderen denken. Zij heeft zelfs een heel sterk vertrouwen in de vermogens van de verbeelding: één van de opdrachten die zij de studenten in haar workshop geeft is dat zij de vraag ‘Hoe is het om een vleermuis te zijn?’ moeten beantwoorden. - We krijgen de antwoorden van haar studenten te lezen. Hun papers zijn parodieën op het proza van bekende hedendaagse schrijvers als Martin Amis, Salman Rushdie en Samuel Beckett. Deze voorbeelden van autobiografisch proza van vleermuizen zijn ronduit hilarisch. - Deze fundamentele verschillen in benadering van de vraagstukken van het menselijk bewustzijn effenen het pad voor fascinerende gesprekken tussen Messenger en Reed. Maar ook als zij heel ingewikkelde en moeilijke filosofische en wetenschappelijke problemen bespreken, verliest Lodge nooit de lichte toets die deze roman kenmerkt - het verhaal wordt met veel zachtmoedige humor verteld. Bovendien kan Lodge het niet nalaten nu en dan het academische milieu te bespotten. Een voorbeeld daarvan is een diner in academische kringen, waarbij Messenger een discussie over de milieuproblematiek heeft met Laetitia, een van de andere gasten: ‘“De aarde behoort ons niet toe, wij behoren de aarde toe”, verklaarde zij vroom. “De Indianen wisten dat al.” “De Indianen?”, zei Messenger, “Je bedoelt die lui die een hele kudde buffalo's over de kling joegen zodat zij biefstuk op tafel hadden?” “Ik citeer uit een toespraak van het opperhoofd Seattle uit het midden van de negentiende eeuw, toen de Amerikaanse regering het land van zijn stam wilde kopen”, zei Laetitia stijfjes. “Ik ken die toespraak”, zei Ralph, “Die werd geschreven door de scriptschrijver van een Amerikaanse tv-documentaire in 1971”.’Ga naar eind[5] Dergelijke intermezzo's maken Thinks... tot een amusant boek, al is het onderwerp van deze roman - de raadsels van het menselijk bewustzijn in al zijn aspecten - bepaald heel ingewikkeld. | |
[pagina 312]
| |
IIIEen van de interessante aspecten van Thinks... is, dat David Lodge geen partij kiest voor Ralph Messenger of Helen Reed in hun aanhoudende discussie over het menselijk bewustzijn, althans niet openlijk. Beiden krijgen alle kans hun gezichtspunt te presenteren. Op het eerste gezicht zou men kunnen denken dat de auteur geneigd is partij te kiezen voor Messenger. Messenger wordt beschreven als degene die in een gezelschap de meeste aandacht trekt: hij is heel openhartig, charmant, intelligent en grappig. Hij legt zijn ideeën krachtig en energiek voor, en lijkt altijd een antwoord te weten op de vragen die Helen stelt. Vergeleken met hem is de figuur van Helen Reed wat vlakker - zij is minder geneigd risico's te nemen, en in feite eerst en vooral een heel aardige vrouw. Messenger is degene die steeds nieuwe wetenschappelijke ideeën uiteenzet, Reed vooral degene die luistert en nu en dan een vraag stelt, die Messenger uitnodigt tot weer nieuwe uitleg. Maar zij laat zich niet gemakkelijk overtuigen door wat Messenger vertelt. Door Messenger voor te stellen als de krachtigere persoonlijkheid, lijkt Lodge zijn voorkeur uit te spreken voor de wetenschappelijke benadering van het vraagstuk van het bewustzijn. Bij nader inzien echter lijkt Lodge partij te kiezen voor Helen Reed. Op het congres over het bewustzijn dat Messenger heeft georganiseerd, krijgt Helen het laatste woord: zij is de buitenstaander die is uitgenodigd om commentaar te geven op de verschillende lezingen die tijdens het congres werden gehouden. ‘Tijdens het congres is weinig verwezen naar de literatuur. Dit verrast mij, omdat literatuur de geschreven neerslag van het menselijk bewustzijn is, vermoedelijk de rijkste die we hebben’Ga naar eind[6], aldus Helen. Zij illustreert haar opmerking door te citeren uit het gedicht ‘The Garden’ van de zeventiende-eeuwse Engelse dichter Andrew MarvellGa naar eind[7]. En zij geeft als commentaar: ‘Hoewel hij in de eerste persoon spreekt, spreekt Marvell niet alleen voor zichzelf. Door het lezen van dit couplet versterken we onze eigen ervaring van de eigenschappen van fruit en fruitigheid. We zien het fruit, we proeven en ruiken het en genieten ervan met wat “de schok der herkenning” wordt genoemd, en toch is het er niet, het is de virtuele werkelijkheid van het fruit [...].’Ga naar eind[8] Helen Reed gelooft vast in de vermogens van de literaire verbeelding: die heeft ons immers toegang gegeven tot het bewustzijn van ontelbare ande- | |
[pagina 313]
| |
ren, in die grote en rijke traditie van de westerse literatuur. We weten wat Madame Bovary denkt en voelt, we begrijpen Don Quichot in zijn heroïsche gevecht tegen de windmolens, we begrijpen zelfs varkens als Snowball en Napoleon als zij de macht overnemen op Manor Farm. En met Thinks... toont Lodge dat hij ons op overtuigende wijze toegang kan geven tot het bewustzijn van anderen, zoals Messenger en Reed en alle ondergeschikte figuren in deze roman, daarbij een autistisch kind inbegrepen. De literaire verbeelding van Lodge geeft ons toegang tot het bewustzijn van anderen, iets waarin de wetenschappelijke benadering van het bewustzijn tot dusver nog niet is geslaagd. De benadering vanuit de literaire verbeelding heeft al bewezen dat zij kan slagen, de wetenschappelijke invalshoek die Messenger voorstaat, moet zich nog zien te bewijzen, en het is zelfs de vraag of zij daarin ooit zal slagen. Uiteraard kan men de tegenwerping maken dat beide benaderingen onvergelijkbaar zijn. Een wetenschappelijke invalshoek vraagt om wetenschappelijke rechtvaardiging, en een benadering vanuit de literaire verbeelding zal zich nooit wetenschappelijk kunnen rechtvaardigen. Hoe dit ook zij, lezen we literatuur niet om iets over de wereld te leren, en over onszelf als mensen? Is literatuur, en is kunst in het algemeen, niet op de een of andere manier een venster op de wereld? Is het gegeven dat Lodge deze roman schreef niet het bewijs daarvoor dat hij, hoezeer hij ook gefascineerd is door de verbazingwekkende hypothese dat de mens niets is dan een hoop neuronen, uiteindelijk de voorkeur geeft aan de benadering van het bewustzijn vanuit de literaire verbeelding? En heeft hij ons, met deze even vermakelijke als intelligente roman, niet een even krachtig als overtuigend argument gegeven om met hem in te stemmenGa naar eind[9]? |
|