Streven. Jaargang 68
(2001)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |
Patrick Loobuyck
| |
De discussie in de liftHet thema ‘migratie’ staat de laatste tijd volop in de kijker. Onthullingen over een boot vol vluchtelingen worden afgewisseld met berichten over discriminatie van allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, heisa naar aanleiding van nieuwe asielcentra, de aankondiging van een gewijzigd asielbeleid, de gevolgen van de snel-belg-wet, de moeizame afwikkeling van de regularisatiecampagne of de discussie over het onthaalbeleid. Ook het debat over het specifieke vraagstuk van de arbeidsmigratie en het al dan niet verruimen van het toelatingsbeleid zit in een stroomversnelling. Meerdere factoren spelen daarin mee. Vooreerst is er de toenemende glo- | |
[pagina 624]
| |
balisering, in het bijzonder van de economie, waardoor de arbeidsmarkt van hoog- én laaggeschoolden steeds internationaler wordtGa naar eind[1]. Een aantal theoretici van de globalisering stelt dat migratie (al dan niet illegaal) een wezenlijk onderdeel is van de economische structuur in de huidige fase van het kapitalistische wereldsysteem. Volgens academici en vertegenwoordigers van de economische sector is het huidige systeem dat vaart onder de vlag van de migratiestop niet flexibel genoeg, en niet aangepast aan de economische realiteit. Verschillende landen hebben bovendien al op eigen houtje maatregelen getroffen om meer migratie toe te laten: soepelere regelingen voor hooggeschoolden, uitgewerkte regelingen, al dan niet op basis van een quotum, voor seizoenarbeiders, grensarbeiders en contractwerkers. De reële migratiestromen bewijzen dat de migratiestop een fictie is. Een tweede element dat de discussie stimuleert is de vaststelling dat het huidige beleid niet in staat lijkt pijnpunten weg te werken als hardhandige uitwijzingen, mensensmokkel, illegale immigratie, moeizame regularisatie, de toestroming en opvang van asielzoekers. Telkens als er een incident plaatsvindt, gaan er stemmen op om een extra toegangspoort te openen voor economische immigratie. Men hoopt op die manier de asielprocedure te ontlasten en de illegale instroom te verminderen. Europol, Agalev en niet-gouvernementele organisaties zijn ervan overtuigd dat de migratiestop de potentiële migranten in de handen van soms malafide tussenpersonen drijft en als dusdanig de mensensmokkel bevordert. Ten derde heb je de vergrijzing van de Europese bevolking. Als de vruchtbaarheid en de immigratie op het huidige peil blijven, zakt het bevolkingsaantal in Europa van 376 miljoen tot 371 miljoen in 2025 en 336 miljoen in 2050. Belangrijker nog is de relatieve veroudering. In 1995 bestond 15,4% van de Europese bevolking uit vijfenzestigplussers, in 2025 zou het percentage stijgen tot 22%. De verhouding tussen actieven en inactieven wordt daardoor drastisch gewijzigd, met enorme gevolgen voor de financiering van de pensioenen en de sociale zekerheid. Om de gevolgen van de veroudering op te vangen wordt soms gedacht aan replacement migration. Zo heeft de bevolkingsdienst van de Verenigde Naties (UNDP) onlangs een rapport laten verschijnen waarin voor verschillende landen en voor Europa werd berekend hoeveel nieuwkomers nodig zijn om bijvoorbeeld het actieve bevolkingsdeel op peil te houden of om de leeftijdsstructuur van de bevolking constant te houdenGa naar eind[2]. De VN-demografen concludeerden dat het toelaten van meer immigratie een onderdeel moet worden van het toekomstige sociaal-economisch beleid. De krapte op de arbeidsmarkt en de moeilijkheden die werkgevers ondervinden om voor bepaalde jobs competent personeel aan te werven, | |
[pagina 625]
| |
is een vierde element dat de discussie aanwakkert. De voorbije jaren hebben verschillende werkgeversfederaties al een lans gebroken voor het invoeren van een greencardsysteem zoals in de Verenigde StatenGa naar eind[3]. De werkgevers hebben hun vraag herhaald tijdens de hoorzittingen in de Senaatscommissie Binnenlandse Zaken, in het najaar 2000. Eind februari 2001 heeft het Vlaams Economisch Verbond gepleit voor een versoepeling van de huidige wetgeving, maar op termijn wil men evolueren naar een aanvullend systeem van greencards. De politieke discussie komt nu pas op gang. Een eerste aanzet was de Frans-Duitse nota ter voorbereiding van de Europese top in Tampere (oktober 1999), waarin de migratiestop ter discussie werd gesteld. Een aantal Belgische politici heeft op dat moment een standpunt ingenomen dat in de lijn lag van de nota. Sommigen zijn ondertussen teruggefloten of zijn zelf op hun standpunt teruggekomen. Naar aanleiding van de presentatie van het senaatsrapport over migratie en asiel in april 2000 laaide de discussie nog even op. Senaatscommissievoorzitster A. Lizin (PS) zei dat de tijd van een gesloten Europa voorbij was en dat Europa de deuren moet opengooien. Deze stelling werd niet door al haar collega's even enthousiast onthaald. Daarna was het wachten op de discussie over de hervorming van het asielbeleid, in het najaar 2000. Agalev was toen van plan de afbouw van de migratiestop mee op de agenda te plaatsen, maar is daar niet ten volle in gelukt. De ministerraad heeft de discussie vooruitgeschoven, naar de tweede helft van 2001. België heeft zich immers voorgenomen tijdens zijn voorzitterschap van de Europese Unie van het migratievraagstuk een prioriteit te maken. Ondertussen heeft de Europese Commissie zich in een mededeling over het migratiebeleid (november 2000) uitgesproken voor de ophef van de migratiestop. Ze stelt voor dat de lidstaten tegen 2004 aan de hand van enkele indicatoren een ‘gepast immigratieniveau’ bepalen. Naast de argumenten pro zijn er al evenveel argumenten tegen het afbouwen van de migratiestop: de braindrain, het aantal werklozen en inactieven dat wij hier toch ook hebben, de vrees voor sociale dumping, de vrees voor een toename van ongeregelde en illegale migratie, en het feit dat er hier geen voldoende maatschappelijk draagvlak aanwezig is om meer immigratie toe te laten. Hieronder bespreek ik enkele van de meest gebruikte argumenten. | |
Vraag naar een alternatief beleidDe invloed van een soepeler systeem van arbeidsmigratie op de illegale instroom en op de asielproblematiek mag niet overdreven worden. Het | |
[pagina 626]
| |
is een illusie te denken dat het openen van een extra toegangspoort op zich een oplossing biedt. Mijn scepsis steunt op verschillende waarnemingen en bedenkingen. Landen met een actief immigratiebeleid krijgen niet noodzakelijk minder asielzoekers of illegalen. Voorts kan men zich afvragen in hoeverre het profiel van de mensen die in het arbeidsmigratiesysteem zullen worden opgenomen, overeenstemt met dat van diegenen die nu illegaal migreren of die gebruikmaken van de asielprocedure. Aangezien werkgevers vooral op zoek zijn naar hooggeschoolden specialisten en technici, zullen velen die nu illegaal migreren of van de asielprocedure gebruikmaken, niet in aanmerking komen voor het immigratiesysteem. De hoeveelheid nieuwkomers zal bovendien beperkt zijn. Meestal denkt men in termen van vooraf vastgelegde quota of contingenten. Bijna niemand pleit voor ‘open grenzen’, hoogstens wil men de deur wat meer op een kier zetten. Er zullen dus mensen uit de migratieboot blijven vallen. Er is weinig reden te veronderstellen dat die mensen hun kans niet zouden wagen op illegale wijze of via de asielprocedure. Als het aantrekkelijk genoeg blijft, zullen mensen blijven komen. Zolang er bv. grote loonverschillen zijn en werkgevers nog steeds een beroep doen op illegale arbeid, zullen onze landen vreemdelingen (al dan niet met papieren) blijven lokken. Met andere woorden, de pijnpunten van het huidige beleid zullen niet verdwijnen. De vraag naar regularisatie of uitwijzing zal blijven bestaan. Sterker nog: de voorgestelde versoepeling van het arbeidsmigratiebeleid biedt een extra legitimiteit om consequent en restrictief op te treden tegenover illegalen. Daarom moeten de illegale migratie en de asielproblematiek liever als een apart vraagstuk worden behandeld, waarvoor aangepaste oplossingen moeten worden gezocht (bv. de asielprocedure efficiënter managen, aantrekkingsfactoren wegwerken, streng optreden tegen zwartwerk, terugnameakkoorden afsluiten met de landen van herkomst). | |
DemografieDoor de vergrijzing raakt de verhouding tussen actieven en inactieven uit balans. Steeds meer mensen zijn steeds langer met pensioen en hebben hogere ziekte- en zorgkosten. Dan rijst de vraag, ‘wie zal dat betalen?’ ik heb al even verwezen naar de optie voor replacement migration: als we nieuwe arbeidskrachten aantrekken, groeit de actieve bevolking, en als bovendien die nieuwkomers een hoger geboortecijfer hebben, kunnen ze ertoe bijdragen dat de bevolking minder krimpt. Hoe kunnen we dit argument beoordelen? Vooreerst blijkt dat we niet te veel moeten verwachten, wat het geboortecijfer betreft. Verschillende | |
[pagina 627]
| |
groepen van nieuwkomers, bv. uit Oost-Europa, hebben geen hoog geboortecijfer, en als migrantengroepen aanvankelijk wel een hoger geboortecijfer hebben, begint het ook vrij snel te dalen. De grootste moeilijkheid ligt echter elders. Wil men via vervangingsimmigratie de verhouding tussen actieven en inactieven constant houden, dan moet er een irrealistisch hoog aantal jonge arbeidskrachten met hun gezinnen worden aangetrokken. Uit het genoemde rapport van de Verenigde Naties blijkt dat de Europese Unie tot 2050 jaarlijks gemiddeld 13,5 miljoen nieuwkomers nodig heeft. Bovendien ontstaat daardoor een vicieuze cirkel: meer nieuwkomers nu betekent over zoveel jaar ook meer gepensioneerden, waardoor in de toekomst nog veel meer nieuwkomers zullen moeten worden toegelaten om het evenwicht tussen actieven en inactieven te bewaren. Dit leidt tot een bevolkingsgroei die niet houdbaar is. Tegen 2050 zou de Europese bevolking verdriedubbeld zijn. Er rijst dus een spanning tussen ‘de Europese Unie wordt oud’ en ‘de Europese Unie zit vol’. Als men het over replacement migration heeft, krijgt vooral dit irrealistische scenario media-aandacht. Maar er zijn ook andere scenario's te overwegen. Bijvoorbeeld, als men de actieve bevolking numeriek gelijk wil houden, dan heeft de Europese Unie gemiddeld anderhalf miljoen nieuwkomers per jaar nodig; of, nog realistischer, als men de totale bevolking numeriek op peil wil houden, dan volstaat een klein miljoen per jaar. Voor sommige landen vereist deze laatste doelstelling bijna geen extra inspanning, voor andere landen een verdubbeling of verdrievoudiging van het immigratiecijfer. België zou het aantal nieuwkomers gradueel moeten optrekken tot veertig- à vijftigduizend per jaar tegen 2040. Een maatschappelijk en politiek debat moet uitwijzen in hoeverre dat scenario wenselijk en realistisch is. Het is duidelijk dat immigratie op zich onmogelijk de redding van de verzorgingsstaat kan zijn, er moeten ongetwijfeld andere maatregelen worden genomen, zoals activering, alternatieve financiering van de pensioenen en het Zilverfonds. Het Planbureau stelt terecht dat we zelfs zonder extra immigratie voortkunnen, maar ten koste waarvan? Afschaffing van het brugpensioen, verhoging van de pensioenleeftijd en een dictatuur van de activering? Als blijkt dat migratie een bescheiden bijdrage kan leveren om de gevolgen van de vergrijzing af te zwakken, is het onlogisch deze optie niet verder in overweging te nemen. | |
ArbeidsmarktAls gevolg van de vergrijzing heeft de arbeidsmarkt met een structurele veroudering af te rekenen. Het aantal jongeren dat zich op de arbeids- | |
[pagina 628]
| |
markt aanbiedt daalt door het lage geboortecijfer van de laatste jaren, terwijl de babyboomgeneratie de pensioenleeftijd bereikt. Dit verklaart voor een groot stuk de schaarste op de arbeidsmarkt. Voor het ogenblik zijn er voor elke werkaanbieding gemiddeld nog vier werklozen, dit waren er vijf jaar geleden nog achttien. Ook het aantal jobs waarvoor moeilijk geschikte kandidaten gevonden worden (knelpuntvacatures) stijgt, en het gemiddelde aantal openstaande vacatures is gestegen van 21.400 in 1999 tot 34.600 in 2000Ga naar eind[4]. Naast het fenomeen van de krappe arbeidsmarkt kampen verschillende Europese regio's ook met een aanzienlijk werkloosheidspercentage, en het aandeel van de actieve bevolking ligt in België bovendien bijzonder laag (58,9%). Daar komt bij dat de allochtonen overal oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidscijfers. Uit de discriminatie en de werkloosheid van de allochtonen blijkt dat wij de gevolgen van de vorige en huidige immigratiegolf niet eens kunnen verwerken. Vooraleer nieuwe krachten aan te trekken zou de overheid moeten proberen de bevolking te activeren. Ook de bedrijven zouden nog een extra inspanning moeten doen om vormings- en tewerkstellingsprojecten op te zetten voor de eigen bevolking (inclusief de ‘eigen allochtonen’). Sommigen beschouwen arbeidsmigratie als een gemakkelijkheidsoplossing waardoor de potentiële krachten binnen de nu aanwezige bevolking onontgonnen blijven. Er valt veel te zeggen voor de stelling: ‘geen bijkomende migratie zolang de werkgelegenheidsgraad onder de eigen bevolking kan verbeteren’. Toch wil ik ook op dit punt pleiten voor een ruimere visie op middellange termijn. Ten eerste, ook de activering van werklozen en inactieven kent grenzen. Volgens prognoses zal de activering rond 2010 een natuurlijk plafond bereiken. Je moet er rekening mee houden dat er altijd een minimum aantal werklozen en inactieven zal overblijven. Bovendien is de arbeidsmarkt geen vat dat men naar believen kan volgieten. Er zijn grenzen aan de stimuli waarmee de overheid mensen in bepaalde jobs kan krijgen of houden. Voor het ogenblik blijft het aantal arbeidskrachten nog constant, door de activering van vrouwen en oudere werknemers. Maar nog vóór 2010 zal de uitstroom de instroom op de arbeidsmarkt overstijgen. Men verwacht tegen 2025 een demografisch deficit van honderdveertigduizend. Er moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende soorten van migratie, en tussen de verschillende soorten van behoeften op de arbeidsmarkt. De werkloosheid van laaggeschoolden is een relevant argument tegen de komst van andere laaggeschoolden, maar veel minder tegen de versoepeling van de tijdelijke komst van managers, specialisten en andere hooggeschoolden. De komst van nieuwkomers en extra inspan- | |
[pagina 629]
| |
ningen voor de eigen bevolking hoeven elkaar bovendien niet noodzake lijk uit te sluiten: zo zou men de komst van nieuwkomers kunnen koppelen aan het uitvaardigen van een non-discriminatieovereenkomst. Van bedrijven die nieuwkomers uit het buitenland willen, kan de overheid eisen dat ze extra investeren in vormings- en tewerkstellingsprogramma's ten behoeve van de werklozen in de gastlanden. Tot slot zal men altijd moeten zorgen dat immigratie op verzoek van werkgevers verbonden wordt aan voorwaarden. De overheid mag de immigratie niet zomaar aan privé-instanties overlaten. Ze moet zich in het debat mengen om sociale verworvenheden te verdedigen. Migratie mag niet als alibi dienen om niet meer in de eigen bevolking te investeren. En er moeten garanties zijn dat de nieuwkomers tegen dezelfde gangbare lonen en sociale voorwaarden tewerkgesteld worden, zodat sociale afbraak en sociale dumping, zowel van nieuwkomers als van ingezetenen, absoluut worden vermeden. | |
Braindrain en neokolonialismeNaast de werkloosheid onder de eigen bevolking is braindrain een van de belangrijkste argumenten tegen het selectief toelaten van meer nieuwkomers: hoe kunnen rijke landen verantwoorden dat ze ten behoeve van hun eigen systeem de beste krachten afsnoepen van ontwikkelingslanden die hun eigen gekwalificeerde arbeidskrachten broodnodig hebben? De vraag kan niet ernstig genoeg worden genomen en tot op heden worden er veel te weinig inspanningen gedaan om braindrain te vermijden. Maar ook hier wordt soms eenzijdig geargumenteerd. Tegenstanders van arbeidsmigratie doen weleens alsof elke geschoolde migrant een exponent van braindrain is. Uit studies blijkt dat de zaak genuanceerder is. Van braindrain kun je terecht spreken met betrekking tot sommige Afrikaanse landen en de Caraiben. Voor bepaalde Aziatische landen liggen de kaarten anders. Veel is afhankelijk van de plaatselijke situatie op de arbeidsmarkt en ontwikkeling van de economie. Die moeten land per land bekeken worden. Zo is het van belang of er in het land van herkomst al dan niet een grote werkloosheid heerst, welke conjunctuur men verwacht en wat de output van het onderwijs is. Ook het soort migratie moet worden bekeken: als het om migratie gaat waarbij de migrant na verloop van tijd terugkeert met een grotere ervaring en knowhow, kun je bezwaarlijk van braindrain spreken. Je moet ook rekening houden met andere, soms onrechtstreekse voordelen: migratie verlaagt de werkloosheidsdruk in het emigratieland, migranten sturen dikwijls heel wat geld terug naar hun land van oorsprong, en er ontstaan | |
[pagina 630]
| |
door migratie relaties en netwerken die in het voordeel kunnen spelen van het land van herkomst. Zo is de computerindustrie in Zuid-Indië, maar nu ook in China, kunnen ontstaan dankzij de steun van en de relatie met migranten die in de Verenigde Staten tewerkgesteld zijn. Sommigen redeneren simplistisch: braindrain is een puur schandaal, en daarom moet er een eind gemaakt worden aan elke vorm van arbeidsmigratie überhaupt. Vanwege de complexiteit van het fenomeen pleit ik veel liever voor een genuanceerde aanpak. Dan kan de kwestie van braindrain de aanzet worden van een creatief debat en een actiever beleid. | |
Pleidooi voor een open en creatief debatVan de argumenten die pleiten voor meer immigratie, lijken de sociaal-demografische evoluties en het daarmee samenhangende probleem van de schaarste op de arbeidsmarkt het meest pertinent. Verschillende prognoses zijn duidelijk: naast tal van andere maatregelen is het wenselijk, zoniet noodzakelijk dat er in de toekomst een hoger aantal nieuwkomers wordt binnengelaten. Die benadering spoort er alvast toe aan een creatiever en minder verkrampt migratiedebat te voeren dan totnogtoe het geval was. Het is opvallend hoezeer men dikwijls op starre wijze aan één argument vasthoudt, terwijl uit de analyse van de argumenten blijkt dat de pro's én de contra's minder eenduidig zijn dan ze worden voorgesteld. Door zich aan één element vast te klampen verliest men de complexiteit van het geheel uit het oog. Zo wordt braindrain ingebracht om het debat niet te moeten aangaan. Omgekeerd blijft men herhalen dat het openen van een extra toegangspoort de illegale instroom zou verminderen, terwijl men goed weet (en dat meestal ook toegeeft) dat het effect slechts marginaal zal zijn en dat een quotumbeleid dus niet als een ‘alternatief’ naar voren kan worden geschoven. De diverse belangengroepen spreken naast in plaats van met elkaar, waardoor een debat ten gronde uitblijft. Het is echter geen moment te vroeg om over migratiemanagement en -modaliteiten een open en creatief debat te starten met alle betrokken actoren. Gezien de demografische evoluties, de situatie op de arbeidsmarkt, de voortschrijdende globalisering en de migratierealiteit zelf, moeten ook de politici hun koudwatervrees dringend overwinnen in plaats van zich te verbergen achter het discours van de migratiestop, waarvan we weten dat die niet eens bestaat. De overheid moet het aandurven de ‘bange blanke man’ een duidelijk signaal te geven dat migratie een feit is dat men zonder meer moet erkennen en dat niet noodzakelijk negatief is. Het spreekt vanzelf dat men met de potentieel negatieve kanten van migratie rekening moet houden. Immigratie mag niet dienen als alternatief | |
[pagina 631]
| |
om een activeringsbeleid uit te stellen of om sociale dumping in de hand te werken. De gastlanden moeten de belangen van de landen van herkomst in acht nemen, en braindrain moet absoluut worden vermeden. Het migratiebeleid moet zo georganiseerd worden dat het op zijn minst de illegale migratie niet versterkt, en bijdraagt tot het management van migratie. Mijn punt is dat de tegenargumenten niet mogen dienen om het debat niet aan te gaan. Integendeel, juist om migratie op een rechtvaardige manier te organiseren is het noodzakelijk dat de politieke overheden enkele touwtjes naar zich toetrekken en zich als gesprekspartner aandienen. Door de defensieve houding van de laatste vijfentwintig jaar heeft men veel moeilijkheden laten liggen of op hun beloop gelaten. Maar we mogen de situatie niet blijven negeren, er is dringend een inhoudelijk debat nodig zowel over de huidige migratie als over de toekomst. | |
Een debat zowel over de huidige migratie...Een debat over migratie moet niet alleen gaan over kwantiteit, maar ook over kwaliteit. Hoe kan bv. de feitelijke migratie van laaggeschoolden beter verlopen, en hoe kan de overheid de rechten en plichten van deze immigranten duidelijker maken? Sommige seizoenarbeiders werken tegen slechte arbeidsvoorwaarden en hebben weinig sociale bescherming, en door een gebrekkig sociaal Europa lopen zij het gevaar van sociale dumping. De vraag ‘moeten we vasthouden aan de migratiestop?’ moet plaatsmaken voor een andere vraag: ‘hoe en onder welke sociale voorwaarden kan migratie worden georganiseerd?’ Europa en België moeten eindelijk volop erkennen dat ze een immigratiegebied geworden zijn. Lange tijd heeft men daarvoor geen oog gehad, en de gevolgen van die ontkenning zijn af te lezen aan het pover uitgewerkte onthaalbeleid, de onevenredige werkloosheid onder de allochtone bevolking, de geringe aanwezigheid van allochtonen in overheidsstructuren en de gebrekkige politieke participatie. De erkenning van de situatie is onontbeerlijk, willen we de idee van het ‘Fort Europa’ overwinnen en het negatieve discours over migranten en migratie achterwege laten. Hoelang blijven we nog doen alsof we niet weten dat er bij ons heel wat immigranten (al dan niet met papieren) illegaal worden tewerkgesteld voor huishoudelijk werk, in de horeca, in de fruit- en groentesector? Hoelang blijven we nog blind voor het concurrentieverschil met het buitenland, waar wel seizoenarbeiders en contingenten hooggeschoolden worden toegelaten op economische basis? Of we dit graag horen of niet: de slag om de geschoolde migrant is volop aan de gang, niet alleen met Japan, Australië, Canada en de Verenigde Staten, maar ook in Europa. | |
[pagina 632]
| |
...Als over migratie in de toekomstMigratie zal niet afnemen en in zeker opzicht is een verruiming van het toelatingsbeleid in de nabije toekomst zelfs wenselijk. Daarop moeten het beleid en de samenleving zich zo goed mogelijk voorbereiden. Wij moeten nu nadenken over de manier waarop we de immigratie willen organiseren over hoe het onthaalbeleid gestalte moet krijgen, hoe we de multiculturele samenleving op een rechtvaardige wijze vorm kunnen geven en hoe migratie op zich als een positieve factor kan worden bekeken. Ik ben ervan overtuigd dat er over migratie heel wat creatiever kan worden nagedacht dan in het verleden het geval was. Immigratie moet als een gedeelde verantwoordelijkheid worden gezien. Het is verkeerd zich op te sluiten in een puur economische logica, waarbij ‘de markt vraagt en krijgt’ en ‘de overheid betaalt’. Onthaalbeleid, registratiekosten, opvang en inburgering (vorming, taal) kunnen mede door bedrijven worden gefinancierd. Zoals gezegd kan soepelere immigratie gekoppeld worden aan een aanwervingscharter gebaseerd op non-discriminatie, aan vormings- en tewerkstellingsprojecten hier en/of in de landen van herkomst. Er kan bovendien gedacht worden aan een solidariteitsheffing die de werkgever betaalt per arbeidsmigrant, en migratie kan ook gekoppeld worden aan buitenlandse investeringen. Opdat niet uitsluitend de belangen van de gastlanden zouden tellen, moet migratie georganiseerd worden op basis van partnerschap en bi- of multilaterale akkoorden. In de onderhandeling met de landen van herkomst kunnen verschillende agendapunten worden opgenomen: democratisering, mensenrechten, garanties dat het teruggestuurde geld ter plaatse aankomt, het creëren van een goed investeringsklimaat, het stimuleren van een geboortepolitiek. Om braindrain tegen te gaan moeten afspraken gemaakt worden die rekening houden met de noden van de eigen samenleving, economie en arbeidsmarkt van de herkomstlanden. In de overeenkomsten kunnen aanzetten worden uitgewerkt voor een terugkeersysteem, hoewel men altijd rekening moet houden met ‘blijvers’. Er kunnen clausules worden opgenomen over de tewerkstelling van die migranten, als ze eenmaal terugkeren naar hun eigen land. Ook het bedrijfsleven kan daarbij worden ingeschakeld. Er is alleszins een fundamenteel debat nodig over onze verzorgingsstaat. Immigratie kan onmogelijk de leeftijdsstructuur van de bevolking in evenwicht houden, maar kan wel het numeriek aantal van de bevolking beïnvloeden. Maar wat willen wij eigenlijk? Zijn wij bereid om het in de toekomst inderdaad met minder te doen, en wat zijn hiervan de (economische) gevolgen? Aanvaarden wij dat er ‘grenzen komen aan de groei’ | |
[pagina 633]
| |
of grijpen we de kans om een actiever, sociaal en rechtvaardig immigratiebeleid uit te werken? Tot slot: (arbeids)migratie is meer dan ‘vreemdelingen op de arbeidsmarkt’. Het betekent ook ‘vreemdelingen over de vloer’, met allerlei maatschappelijke implicaties. Een Zwitsers auteur drukt het zo uit: ‘we asked for workers and we got people instead’. Het gaat niet enkel om arbeiders, maar om mensen met een eigenheid en nieuwe burgers met rechten en plichten. De bevolking moet er zich van bewust worden dat een multiculturele samenleving en arbeidsmarkt onafwendbaar zijn. Hiertoe moet anno 2001 nog steeds een juiste mentaliteit worden gecreëerd. Er is geen tijd meer te verliezen. Deze bijdrage is gebaseerd op de tekst die uitgesproken werd op woensdag 11 april 2001 tijdens de persvoorstelling in het Vlaams Parlement van het boek: Patrick Loobuyck, Vreemdelingen over de (werk)vloer. Het debat over de migratiestop en de arbeidsmigratie in kaart, Academia Press, i.s.m. de Stichting Gerrit Kreveld, Gent, 2001. |
|