Streven. Jaargang 68
(2001)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 598]
| |
Herman Simissen
| |
[pagina 599]
| |
Aragon, Paul Eluard, Bertolt Brecht en Pablo Neruda zijn enkele voorbeelden die kunnen worden genoemd -, die in hun poëzie uitdrukking gaven aan hun ervaringen in de Spaanse strijd; er bestaan dan ook heel wat bloemlezingen met gedichten die tijdens en/of over de Spaanse Burgeroorlog werden geschreven. In vrijwel al deze bloemlezingen is werk opgenomen van de verder onbekende dichter John Cornford - doorgaans tenminste zijn A letter from Aragon:
A letter from Aragon
This is a quiet sector of a quiet front.
We buried Ruiz in a new pine coffin,
But the shroud was too small and his washed feet stuck out.
The stink of his corpse came through the clean pine boards
And some of the bearers wrapped handkerchiefs round their faces.
Death was not dignified.
We hacked a ragged grave in the unfriendly earth
And fired a ragged volley over the grave.
You could tell from our listlessness, no one much missed him.
This is a quiet sector of a quiet front.
There is no poison gas and no H.E.
But when they shelled the other end of the village
And the streets were choked with dust
Women came screaming out of the crumbling houses,
Clutched under one arm the naked rump of an infant.
I thought: how ugly fear is.
This is a quiet sector of a quiet front.
Our nerves are steady; we all sleep soundly.
In the clean hospital bed, my eyes were so heavy
Sleep easily blotted out one ugly picture,
A wounded militiaman moaning on a stretcher,
Now out of danger, but still crying for water,
Strong against death, but unprepared for such pain.
This on a quiet front.
| |
[pagina 600]
| |
But when I shook hands to leave, an Anarchist worker
Said: ‘Tell the workers of England
This was a war not of our own making
We did not seek it.
But if ever the Fascists again rule Barcelona
It will be as a heap of ruins with us workers beneath it’.Ga naar eind[1]
Wie was John Cornford, auteur van deze tegelijkertijd ontluisterende en strijdlustige regels, en hoe raakte hij betrokken bij de Republikeinse zaak? | |
IJohn Cornford werd geboren op 27 december 1915, als tweede kind van Francis M. Cornford (1874-1943) en Frances C. Cornford-Darwin (1886-1960). Bij zijn geboorte kreeg hij de namen Rupert John: hij werd vernoemd naar de eerder in 1915 overleden war poet Rupert Brooke, een goede vriend van zijn ouders, maar hij werd van jongs af aan ‘John’ genoemd. Vader Francis Cornford was een vermaard classicus: hij was de auteur van een baanbrekend boek over Thucydides, en van de in het Engelse taalgebied meest gebruikte vertaling van De Staat van Plato. Moeder Frances, een kleindochter van Charles Darwin, debuteerde in 1910 als dichteres met de bundel Poems, en wordt, ook op grond van haar latere poëzie, nog altijd beschouwd als een weliswaar weinig vernieuwende, maar lezenswaardige minor poet. De kinderjaren van John Cornford waren weinig opmerkelijk. De relatie tussen hem en zijn moeder was bijzonder intens - waarschijnlijk mede omdat zijn vader de eerste drie jaar van Johns leven vrijwel voortdurend afwezig was: hij was door het leger opgeroepen om scherpschutters op te leiden, die zo snel mogelijk moesten worden voorbereid op hun inzet in de Eerste Wereldoorlog. De jonge John Cornford was bedachtzaam, zelfs traag, maar toonde al snel een neiging tot onafhankelijkheid. Op tienjarige leeftijd ging hij - zoals gebruikelijk voor Engelse jongens van zijn milieu en tijd - naar een kostschool, Copthorne (Sussex). Hij presteerde daar naar behoren, maar niet uitzonderlijk goed; opvallend was wel dat hij zo veel mogelijk zijn eigen gang probeerde te gaan, voorzover de dagindeling van de school dat toeliet. Toen hij veertien was, ging hij van Copthorne naar een Public School, te weten Stowe. In vergelijking met een meer traditionele Public School als Eton, kregen de leerlingen van het minder lang bestaande Stowe betrekkelijk veel vrijheid in hun doen en laten. In die atmosfeer gedijde | |
[pagina 601]
| |
John Cornford goed, en hij ontwikkelde zich snel: hij gaf blijk van een uitzonderlijke intelligentie en wilskracht. Ook vertoonde hij een zekere opstandigheid: hij weigerde bijvoorbeeld lid te worden van het Officer Training Corps van de school. In zijn studie lag de nadruk op geschiedenis, hoewel hij voortdurend aarzelde of hij niet de voorkeur aan Engels moest geven. Hij had een grote belangstelling voor poëzie en politiek. Vanaf de zomer van 1930 begon hij zelf gedichten te schrijven - vermoedelijk juist ook om zijn onafhankelijkheid van zijn moeder te bewijzen in een geheel andere stijl dan zij. Zo ook had hij volledig andere voorkeuren in de poëzie: Robert Graves, T.S. Eliot, W.H. Auden; tekenend is ook zijn vernietigende oordeel over de poëzie van Rupert Brooke: ‘Rupert Brooke developed an individual use of language that might have been perfectly adequate to communicate any experience of any value; but he had none, only vaguely noble emotions, and he had therefore no excuse whatever to publish’Ga naar eind[2]. Let wel: dit is het oordeel van een tiener met belangstelling voor poëzie! Naarmate hij langer in Stowe was, kreeg John Cornford meer en meer behoefte aan vrijheid en onafhankelijkheid: na twee jaar wilde hij de school verlaten, omdat hij meende dat hij er alles had geleerd wat hij er kon leren. Op aandrang van zijn ouders bleef hij nog anderhalf jaar - tijdens welke periode hij bijzonder rusteloos was. In de loop van 1932 werd zijn intense belangstelling voor poëzie geleidelijk verdrongen door een even intense belangstelling voor politiek. In september van dat jaar schreef hij zijn moeder: ‘I have found it a great relief to stop pretending to be an artist; and in my reaction against over-estimating all forms of art for so long I am going through a period of complete contempt for all’, en ‘I have bought myself A Kapital and a good deal of commentary on it, which I hope to find time to tackle this term. Also the Communist Manifesto, with which I was a little disappointed, though part of it was an extremely remarkable prophecy’Ga naar eind[3]. In de herfst van 1932 beschouwde John Cornford zichzelf als overtuigd communist. In december 1932 - vlak voor zijn zeventiende verjaardag - deed John Cornford toelatingsexamen voor Trinity College, Cambridge, waar hij geschiedenis wilde gaan studeren. Hij slaagde en kreeg een beurs toegekend, maar hij was nog te jong om aan zijn studie te mogen beginnen. Daarom schreef hij zich voor de duur van de tussenliggende periode in aan de London School of Economics. In januari 1933, net zeventien jaar oud, vestigde hij zich in Londen, waar hij al snel betrokken raakte in de linkse studentenbeweging, die toen juist in opkomst was. De politieke activiteiten die hij in dit verband ondernam - het schrijven en uitdelen van pamfletten, bezoeken van stakingen en dergelijke - domineerden zijn leven; zijn studie kwam op de tweede plaats, en de poëzie was naar de achtergrond verdrongen. In maart 1933 trad hij toe tot de Young Commu- | |
[pagina 602]
| |
nist League, een aan de Britse communistische partij gelieerde jeugdbeweging voor veertien- tot vijfentwintigjarigen. Binnen die beweging was hij bijzonder actief. In Londen ontmoette hij zijn eerste grote liefde, Ray Peters, met wie hij al snel ging samenwonen; zij was een paar jaar ouder dan hij, afkomstig uit een mijnwerkersgezin in Wales, werkzaam in een winkel, en net als hij lid van de communistische jeugdbeweging. Nu en dan schreef hij gedichten; één ervan, dat hij ondertekende met het pseudoniem ‘Dai Barton’, werd gepubliceerd in The Listener. In oktober 1933 ging hij alsnog geschiedenis studeren aan Trinity College, Cambridge. Ook Ray Peters vestigde zich daar, en in de praktijk woonden zij samen, hetgeen, zij het niet van harte, werd getolereerd door zijn ouders. John Cornford ging in Cambridge meteen een leidende rol spelen in de studentenbeweging, mede op grond van de ervaringen die hij in Londen had opgedaan. De onderwerpen waarvoor deze beweging zich inzette waren pacifisme, het tegenhouden van het opkomende fascisme en het bestrijden van de werkloosheid. In deze tijd publiceerde John Cornford essays in het tijdschrift The Student Vanguard; in bijdragen als ‘Art and the Class Struggle’ en ‘The Class Front of Modern Art’ keerde hij zich tegen de idee van een neutrale kunstenaar, hetgeen leidde tot verschillende polemieken. Hij hing orthodox communistische standpunten aan, blijkens ook het artikel ‘Left?’ in het tijdschrift Cambridge Left. Daarin schreef hij onder meer: ‘The traditional artist's “impartiality” is unmasked as a denial of the class struggle - as a powerful instrument in the hands of the possessing class who would prefer to keep in their hands the means of production without a struggle’Ga naar eind[4]. Hoewel politiek in deze tijd zijn grootste aandacht had, schreef John Cornford nu en dan ook poëzie. De politieke activiteiten waarbij hij was betrokken waren onder meer de organisatie van een demonstratie op Wapenstilstandsdag (11 november 1934), en van een protestbijeenkomst bij een bezoek van de Engelse fascistenleider Sir Oswald Mosley aan Cambridge (6 maart 1935). Hij stapte over van de Young Communist League naar de Communist Party of Great Britain, waarin hij meteen actief werd. Dit leverde hem ook buiten Cambridge bekendheid op, en hij werd uitgenodigd deel te nemen aan een landelijk symposium over Christianity and the Social Revolution, waaraan hij de bijdrage ‘What Communism stands for’ leverde, een weinig oorspronkelijke presentatie van de marxistische leer. Van meer belang is zijn bijdrage aan een ander symposium, Young minds for old, onder de titel ‘Communism in the universities’. Daarin probeerde hij de opkomst van het communisme onder studenten te verklaren: ‘Thus Communism is beginning to become a force in the universities, not because of any sudden wave of youthful romantic idealism (although in certain places that also plays its part), but because the very conditions of a student's life bring him up against a whole complex of problems | |
[pagina 603]
| |
which only the revolutionaries are giving, or even attempting to give, a consistent solution’Ga naar eind[5]. Naast al zijn activiteiten in de studentenbeweging en daarbuiten, studeerde John Cornford geschiedenis. Hij bleek een briljant student, al toonde hij zich zeer kritisch over de opleiding die hij volgde. Zijn kritiek verwoordde hij in een bij zijn leven niet gepubliceerd essay, ‘Notes on the teaching of history in Cambridge’. Deze kritiek was zeer fundamenteel, getuige alleen al het volgende citaat: ‘In examing the course of study for the Historical Tripos, the first thing we notice is a confusion of aims’Ga naar eind[6]. In deze tijd kreeg Ray Peters een zoon van John Cornford, die James werd genoemd; maar toen James werd geboren was een proces van verwijdering tussen Ray en John al begonnen, en uiteindelijk besloten zij uit elkaar te gaan. John Cornford schreef daarover een gedicht, Sad Poem, waarvan de eerste strofe luidt:
I loved you with all that was in me, hard and blind,
Strove to possess all that my arms could bind,
Only in your loving found my peace of mind.
But something is broken, something is gone,
We've loved each other for too long to try to be kind,
This will turn to falseness if it goes on.Ga naar eind[7]
Na enige tijd werd John Cornford opnieuw verliefd, op Margot Heinemann, die wat opleiding en achtergrond betreft beter bij hem paste dan Ray Peters. Vanwege zijn opmerkelijke studieresultaten werd John Cornford een plaats aangeboden als ‘research-student’, het opstapje naar een academische carrière. Hij was van plan op dat aanbod in te gaan - tenminste voor de duur van een jaar, om te zien of historisch onderzoek hem zou bevallen. Over zijn voorgenomen onderzoek schreef hij in juni 1936 in een brief aan zijn moeder: ‘The thesis I want to work on is around the question of the social roots of the Elizabethan poets’Ga naar eind[8]. | |
IIVoordat John Cornford in het najaar van 1936 aan dit onderzoek zou beginnen, wilde hij met Margot Heinemann op vakantie gaan in Zuid-Frankrijk. Maar op 18 juli brak de Spaanse Burgeroorlog uit, en hij besloot vooruit te reizen: hij zou een week in Spanje rondkijken, en zich vervolgens bij Margot voegen op het voorgenomen vakantieadres. Hij werd vergezeld door Richard Benett, een vriend van Trinity College, die even nieuwsgierig was naar wat zich in Spanje afspeelde. John Cornford had | |
[pagina 604]
| |
een aanbevelingsbrief van de News Chronicle, een linkse krant, en kon zich daarmee in Spanje als freelance journalist presenteren. Op 8 augustus kwamen de twee Engelsen aan in Barcelona. Drie dagen later vertrok John Cornford met Franz Borkenau, een Oostenrijkse journalist, en met een niet bij naam bekende Franse verslaggever naar het front. Op 14 augustus keerden Borkenau en de Fransman terug naar Barcelona. John Cornford reisde niet mee terug: hij had dienst genomen bij de afdeling van de POUM - een linkse splinterpartij - die hij met beide andere journalisten aan het front had bezocht. Enkele weken later schreef hij in een brief aan zijn vader over deze beslissing: ‘After I left you in Cambridge the idea suddenly occurred to me to go to Spain for a few days: I expected at that time that the fighting would be over very soon: so in a tremendous hurry I got a letter of introduction from the News Chronicle and set out. After I had been three days in Barcelona it was clear, first, how serious the position was; second, that a journalist without a word of Spanish was just useless. I decided to join the militia’Ga naar eind[9]. Maar in een brief aan Margot Heinemann vertelt hij meer over zijn beweegredenen om zich aan te sluiten bij de Republikeinse strijdkrachten: ‘First of all, why I am here? You know the political reasons. There's a subjective one as well. From the age of seventeen I was in a kind of way tied down, and envied my contemporaries a good deal their freedom to bum about. And it was partly because I felt myself for the first time independent that I came out here’Ga naar eind[10]. De eerste dagen nadat hij zich bij de militia van de POUM had aangesloten, voelde John Cornford zich bijzonder eenzaam: hij was de enige buitenlander en sprak geen woord Spaans, terwijl niemand van zijn wapenbroeders Engels sprak. Bovendien gebeurde er niets: het grootste deel van de tijd werd er alleen maar gewacht, en het was onduidelijk waarop. Ook wist John Cornford niet of, en zo ja, wanneer hij naar Engeland kon terugkeren. Dit alles maakte hem depressief. Deze ervaringen verwoordde hij in het gedicht Full moon at Tierz: Before the storming of Huesca, met name in de volgende twee strofes van dit lange gedicht:
Though Communism was my waking time
Always before the lights of home
Shone clear and steady and full in view -
Here, if you fall, there's help for you -
Now, with my Party, I stand quite alone.
Then let my private battle with my nerves,
The fear of pain whose pain survives,
The love that tears me by the roots,
The loneliness that claws my guts,
Fuse in the welded front our fight preserves.Ga naar eind[11]
| |
[pagina 605]
| |
De angst en eenzaamheid brachten hem er zelfs toe te overwegen naar huis terug te keren door zijn perskaart daarvoor te gebruiken - maar hij zag er uiteindelijk van af, omdat het ‘belachelijk’ zou zijn om naar Spanje te gaan om te vechten, en weer terug te gaan omdat hij zich alleen voelde. Maar na enige tijd nam zijn eenheid deel aan een aanval op Perdiguera en Huesca - en alleen al omdat hij nu eindelijk in actie kon komen, voelde John Cornford zich heel wat beter. Tijdens de aanval viel het hem op hoe amateuristisch de Republikeinse eenheden opereerden. Het verbaasde hem dan ook geenszins dat het offensief tot niets leidde. In de nadagen van de aanvallen werd John Cornford ziek, zozeer zelfs dat hij van 8 tot 12 september in het ziekenhuis van Serinena moest worden opgenomen. Naar het verblijf in dit ziekenhuis wordt verwezen in het eerder aangehaalde gedicht A letter from Aragon. Op 13 september kon hij het ziekenhuis verlaten en keerde hij terug naar Barcelona; de volgende dag vertrok hij naar Engeland, waar hij op 16 september aankwam. Dit verblijf in Spanje had een enorme indruk op John Cornford gemaakt: hij verwoordde zijn ervaringen in zijn drie meest bekende gedichten, A letter from Aragon, Full moon at Tierz, en het prachtige, titelloze vers dat later werd gepubliceerd onder de titel To Margot Heinemann, en dat door veel critici vanwege zijn eenvoudige lyrische toon wordt gerekend tot de mooiste gedichten die over de Spaanse Burgeroorlog zijn geschreven: [To Margot Heinemann]
Heart of the heartless world,
Dear heart, the thought of you
Is the pain at my side,
The shadow that chills my view.
The wind rises in the evening,
Reminds that autumn's near.
I am afraid to lose you,
I am afraid of my fear.
On the last mile to Huesca,
The last fence for our pride,
Think so kindly, dear, that I
Sense you at my side.
And if bad luck should lay my strength
Into the shallow grave,
Remember all the good you can;
Don't forget my love.Ga naar eind[12]
| |
[pagina 606]
| |
Naast deze gedichten schreef John Cornford over dit verblijf in Spanje ook zijn eerder aangehaalde, ook vaak in bloemlezingen geciteerde lange Diary letter to Margot Heinemann, en het essay The situation in Catalonia, dat in december 1936 werd gepubliceerd. In dit essay verwoordde hij de opvattingen van de Communistische Partij over de militaire toestand in Catalonië. Deze hielden in dat de aandacht eerst moest worden gericht op het neerslaan van de nationalistische opstand, en dat pas daarna kon worden overgegaan tot maatschappelijke veranderingen. Dit ging rechtstreeks in tegen de opvattingen van linkse partijen als bijvoorbeeld de POUM, die op het standpunt stonden dat de oorlog en de revolutie ‘hand in hand’ moesten gaan - en dat meteen een begin moest worden gemaakt met de maatschappelijke hervormingen. De terugkeer naar Engeland betekende geenszins het einde van het engagement van John Cornford met de Republikeinse zaak. Integendeel, zoals hij schreef in de eerder aangehaalde brief aan zijn vader: ‘I haven't yet been discharged from the militia, but have been sent back for a period of 3 weeks on a special propaganda mission’Ga naar eind[13]. Deze propagandamissie - de inhoud ervan is vrijwel zeker door John Cornford zelf bedacht - hield in dat hij in Engeland een groep vrijwilligers bijeen zou brengen, met wie hij naar Spanje zou terugkeren om voor de Republiek te vechten. Het idee werd waarschijnlijk ingegeven door zijn ervaringen tijdens het offensief dat hij meemaakte; daar had hij gezien hoezeer het de Republikeinse troepen ontbrak aan discipline, en hoe amateuristisch zij opereerden. De groep Engelse vrijwilligers moest door een sterke interne discipline een voorbeeld geven van een effectiever optredende militaire eenheid - in de hoop dat dit voorbeeld navolging zou vinden. De drie weken dat John Cornford in Engeland verbleef stonden in het teken van het verzamelen van de groep vrijwilligers, en waren zeer hectisch; wel wist hij tijd vrij te maken voor een paar rustige dagen met Margot Heinemann. In gesprekken met vrienden liet hij er geen misverstand over bestaan dat de militaire situatie van de Republiek heel wat minder rooskleurig was dan haar regering wilde doen geloven - maar dit liet zijn vastbeslotenheid terug te keren naar Spanje onverlet. In Cambridge probeerde hij zijn vader uit te leggen wat hem bewoog. Deze kon zich niet aan de indruk onttrekken dat de terugkeer van zijn zoon naar de oorlog in Spanje tenminste ook een vlucht was voor de persoonlijke verantwoordelijkheden waarmee hij kampte - zijn zoon James uit zijn relatie met Ray Peters, met wie hij had gebroken. Maar Francis Comford probeerde zijn zoon niet te weerhouden: hoezeer diens besluit hem ook aan het hart ging, hij liet hem de vrijheid zijn eigen beslissing te nemen. Hij steunde zijn zoon zelfs in de beslissing waar hij niet achter stond: hij gaf hem bij het afscheid de revolver die hij zelf tijdens de Eerste Wereldoorlog had gedragen. | |
[pagina 607]
| |
Op 4 oktober 1936 schreef John Cornford een brief aan zijn tutor van Trinity College, waarin hij meedeelde af te zien van zijn aanstelling als ‘research-student’. De volgende dag vertrok hij met een groep vrijwilligers - vijf Engelsen en een Duitser - naar Parijs. In Parijs werd de groep opgenomen in de Internationale Brigade, die toen juist werd gevormd. De groep was de kiem van wat later, in december 1936, zou uitgroeien tot het British Battalion. In Parijs voegde een tweede groep Engelse vrijwilligers zich bij Cornford en de zijnen; uiteindelijk bestond de groep uit eenentwintig man. Zij vulden hun uitrusting waar nodig aan en vertrokken naar Albacete, waar de Internationale Brigade werd voorbereid op de strijd. De Engelsen werden voorlopig ingedeeld bij het Franse bataljon. De training in Albacete stelde niet veel voor, en de huisvesting was er uiterst primitief. Op 7 november 1936 begon de Slag om Madrid - en de volgende dag vertrok het Franse bataljon, waaronder de groep Engelsen, naar Madrid om te helpen bij de verdediging van de stad tegen de aanval van de opstandige Nationalisten. Van de aankomst van de Internationale Brigade in Madrid bestaat het beeld dat hun intocht een ware triomftocht was; de herinneringen van oud-strijders doen vermoeden dat dit sterk overdreven is. Maar ontegenzeggelijk werd de aankomst van de Internationale Brigade door de bevolking van Madrid als bemoediging gevoeld. De Engelsen raakten al snel betrokken bij de verdediging van Madrid, en met name van de campus van de universiteit, waarom heftig werd gevochten. De aanval van de opstandelingen werd voorlopig afgeslagen; de Engelsen namen een positie in het gebouw van de faculteiten filosofie en letteren in, met als taak die positie te verdedigen bij een mogelijke nieuwe aanval. Bij een beschieting van dit gebouw liep John Cornford een hoofdwond op, en hij bracht een nacht door in het ziekenhuis. Maar de volgende dag al keerde hij terug naar het front, hoewel hij lang niet hersteld was. De groep Engelsen werd afgelost, en in reserve gehouden - en nam deze gelegenheid te baat om zich te reorganiseren. John Cornford, twintig jaar oud, werd formeel tot leider van de Engelsen gekozen - een bevestiging van de status die hij informeel al had onder zijn strijdmakkers. Op 8 december moest hij opnieuw in het ziekenhuis worden opgenomen - de verwondingen die niet waren genezen toen hij voortijdig het ziekbed verliet, speelden weer op. Vanuit het ziekenhuis schreef hij een brief aan Margot Heinemann - een brief die hij kon meegeven aan een Engelsman die naar het vaderland terugkeerde, en waarin hij geen rekening hoefde te houden met de censuur. Uit deze brief blijkt dat John Cornford zich zeer wel realiseerde hoe afschuwelijk oorlog is, ook een oorlog die - en daarvan was hij stellig overtuigd - voor een goede zaak wordt gevoerd. Evenzeer blijkt hij zich terdege bewust te zijn van de mogelijkheid dat hij in de strijd zal sneuvelen - ook al spreekt er optimisme uit de brief. | |
[pagina 608]
| |
Op 14 december zetten de troepen van Franco een nieuwe aanval in, nu een kleine twintig kilometer van Madrid. De Internationale Brigade werd ingezet bij het pareren van die aanval, en onder leiding van de nauwelijks herstelde John Cornford trokken de Engelsen ten strijde. Aanvankelijk kon de aanval inderdaad worden afgeslagen, maar uiteindelijk moesten de Republikeinse troepen zich terugtrekken. Er waren veel slachtoffers gevallen, ook onder de Engelsen. Van de groep van eenentwintig die vanuit Parijs naar Spanje was afgereisd, waren er nog maar vijf in leven; en van die vijf was John Cornford de enige van de groep van zeven die uit Engeland naar Parijs was vertrokken. De Engelsen werden teruggeroepen naar Albacete, waar zich inmiddels ongeveer honderdvijftig vrijwilligers uit Groot-Brittannië hadden gemeld; samen moesten zij een Engelstalige compagnie gaan vormen. Deze compagnie zou een militaire training krijgen, maar werd meteen ingezet toen aan het front bij Cordoba een nieuwe slag woedde. Deze slag - een offensief van de Republikeinen, ingezet op kerstavond van 1936 - moest de druk op de Republikeinse posities rond Madrid verlichten. Tijdens een tegenaanval van de Nationalisten, op 27 december - de dag waarop hij eenentwintig werd - of 28 december sneuvelde John Cornford. Zijn lichaam werd niet teruggevonden, en de precieze omstandigheden waaronder hij overleed zijn nooit opgehelderd. Zo wordt beweerd dat hij sneuvelde terwijl hij probeerde een gewonde landgenoot te helpen, maar ook dat hij werd neergeschoten terwijl hij alleen op verkenning was voor de frontlijn; en zelfs, dat hij werd getroffen door eigen vuur tijdens de aanval van de Nationalisten.
In de persoon van John Cornford sneuvelde een van de meest veelbelovende dichters van zijn generatie. Van zijn talent getuigen juist ook de gedichten die hij schreef over de Spaanse Burgeroorlog. Maar bovenal was hij iemand die met grote oprechtheid en volledige inzet stond voor zijn idealen, en die zelfs bereid was zijn leven te geven voor die idealen - een rechtvaardiger samenleving, zowel wat betreft de verdeling van rijkdom als van politieke macht. Ook daarom verdient deze opmerkelijke dichter voort te leven in de herinnering. De titel ‘Als ik sneuvel, zal mijn leven niet verspild zijn’ is ontleend aan een brief van John Cornford: John Cornford, ‘Diary Letter to Margot Heinemann’, in Jonathan Agassi (red.), Understand the weapon, understand the wound. Selected writings of John Cornford, Carcanet New Press, Manchester, 1976, blz. 171. |
|