Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 908]
| |
Johan Bastiaensen
| |
Terugblik op de sandinistische revolutieDe twintigste verjaardag van de sandinistische revolutie, in juli vorig jaar, is verrassend genoeg in Nicaragua en elders nauwelijks aangegrepen om op de gebeurtenissen terug te blikken. Wie zich wel aan een analyse gewaagd heeft, is Sergio Ramirez, de ex-vice-president van Nicaragua, een sandinistisch dissident sinds hij in het begin van de jaren negentig de Movimiento de Renovación Sandinista, een sociaal-democratische afscheuring van het Frente Sandinista de Libéracion Nacional (FSLN), | |
[pagina 909]
| |
heeft opgericht. In zijn boek Adiós Muchachos bespreekt hij uitvoerig de hele strijd om de revolutie, en vooral ook de prijs die de bevolking ervoor betaald heeftGa naar eind[2]. Ramirez durft eindelijk te kijken naar het enorme leed dat de bevrijdingsstrijd en de contraoorlog teweeg hebben gebracht: ‘Is het - in het licht van de tachtigduizend gesneuvelden en de vele tienduizenden die door het geweld voor het leven getekend zijn - uiteindelijk de moeite geweest?’ Ramirez geeft een nogal aarzelend antwoord. Zijn rationele besluit is dat de revolutie weliswaar niet heeft gebracht wat ze beloofd had, namelijk economische ontwikkeling en een rechtvaardigere verdeling van de rijkdom, maar dat ze daarentegen wel heeft verwezenlijkt wat ze niet had bedoeld, namelijk het creëren van een democratische rechtstaat. Dit paradoxale resultaat ‘van de revolutie’ kan nu echter tenietgedaan worden door het anti-democratische gekonkel van de neosomozisten en de sandinisten. Het is mogelijk dat de revolutionaire erfenis alsnog volledig begraven wordt. Tegenover die hypothese plaatst Ramirez de woorden van de (niet-revolutionaire) dochter van een gesneuvelde guerrillera: ‘zij heeft haar leven niet voor niets gegeven. Ze heeft zich laten leiden door de impuls van haar hart, door een liefde zonder egoïsme, en ze heeft het welzijn van de anderen boven haar eigen leven gesteld. Wat telt, is dan niet het succes, maar het ideaal... En vooral in een tijd zonder idealen’Ga naar eind[3]. Dat is de enige troost die blijft als de eindbalans uiteindelijk toch negatief uitvalt. Onze indruk is echter dat vele Nicaraguanen de bitterheid over hun nutteloze en verraden engagement in de huidige ‘tijd zonder idealen’ maar moeilijk kunnen verbijten. | |
De erfenis van de revolutie: economischIn het licht van de revolutionaire belofte van ‘rivieren van melk en honing’ is de economische situatie bijzonder triest. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gezakt van 1100 dollar in 1975 tot een absoluut dieptepunt van 440 dollar in 1993. Sindsdien is het lichtjes gestegen, tot 450 dollar vandaag. Zelfs als we rekening houden met een mogelijke onderschatting in deze cijfers (40% volgens IMF-schattingen), is de conclusie dat het gemiddelde inkomen zeker gehalveerd is. De opbrengst van de economische groei van de jaren 1950-1975, toen Nicaragua behoorde tot de Midden-Amerikaanse snelgroeiende ‘tijgers’, is volledig verspeeld. Nicaragua is het tweede armste land van het continent geworden. Alleen Haïti doet het nog slechter. Volgens een studie van de Wereldbank over de armoede in 1998 leeft 48% van de Nicaraguanen onder de armoedegrens: zij moeten rondkomen met minder dan één dollar per dag per persoon. Zo'n 17% van de Nicaraguanen zou overleven met een inkomen | |
[pagina 910]
| |
dat zelfs niet voldoende is om aan de minimale behoeften aan calorieën te voldoen. Een vorige studie in 1993 schafte beide cijfers nog een 2% hoger. Het negatieve tij lijkt dus voorzichtig te keren, vooral op het platteland, waar de armoede-indicatoren met 7% gedaald zijn (hoewel ze met 69% en 29% voor respectievelijk ‘armoede’ en ‘extreme armoede’ in absolute termen wel bijzonder hoog blijven). In de steden, waar de ongelijkheid toeneemt, stagneert de armoede en neemt de extreme armoede zelfs lichtjes toe. Daar is het pessimisme logischerwijze het grootst. Het leven is er onaangenaam en onveilig geworden. Solidariteit en inzet voor de gemeenschap hebben plaatsgemaakt voor een cru ‘ieder voor zich’ en een wijdverspreid wederzijds wantrouwen (het ‘www’ van de stedelijke ellende aan de andere kant van onze geglobaliseerde wereld). Wijkcomités zijn vervangen door sekten en jeugdbendes, - vrijplaatsen waar de uitgesloten bewoners een identiteit construeren tegen de rationaliteit en de vreedzame zeden van de onbereikbare wereld van de ‘beschaafde middenklasse’ in. Het sluitstuk van dit zwarte panorama vormt de verslechterde situatie van de gezinnen. De machistische cultuur doet er geen goed aan: het (seksueel) geweld tegen vrouwen en kinderen stijgt onrustbarend onder druk van de mannelijke werkloosheid en de armoedeGa naar eind[4]. Een op vier Nicaraguaanse vrouwen is als kind seksueel misbruiktGa naar eind[5]. Gezinnen met afwezige of voortdurend ‘migrerende’ mannen zijn onder de arme bevolkingslagen veeleer de regel dan de uitzondering. In de veelheid van ontwrichte en onstabiele gezinnen wordt o.i. de basis gelegd voor de psychische harde kern van armoede en geweld: kinderen die in deze onzekere en (seksueel) gewelddadige omstandigheden opgroeien, ontwikkelen geen zelfvertrouwen en kunnen dikwijls later hun leven maar moeilijk ordenen en vorm geven. Ook aan geloof in de mogelijkheid van een betere, persoonlijke toekomst ontbreekt het hun veelal. Ze leren daarenboven conflicten uitsluitend door geweld op te lossen en zien elke dag het recht van de sterkste triomferen. Het verarmde Nicaragua leeft bovendien economisch nog altijd boven zijn stand. De externe macro-economische balans vertoont na tien jaar structureel aanpassingsbeleid nog altijd een groot onevenwicht. De voorbije drie jaar schommelde de jaarlijkse exportopbrengst van Nicaragua rond de 550-600 miljoen dollar, terwijl de import 1,3 tot 1,6 miljard dollar bereikteGa naar eind[6]. Het voorbije ‘post-Mitch-jaar’ vestigde zelfs een nieuw record, met een totaal tekort op de lopende rekening (incl. dienstenbalans en afbetaling van de buitenlandse schuld) van 1,4 miljard dollar. Dit enorme deficit wordt gefinancierd uit drie bronnen: transfers van migranten (300 miljoen), buitenlandse privé-investeringen (450 miljoen) en verse buitenlandse hulp en leningen (650 miljoen, waarvan 350 miljoen nieuwe | |
[pagina 911]
| |
leningen). Vooral de enorme afhankelijkheid van buitenlandse hulp en leningen is zorgwekkend, omdat het allerminst duidelijk is of dit niveau van buitenlandse steun kan worden gehandhaafd. De orkaan Mitch kwam in die zin zelfs als een zegen: het recorddeficit op de handelsbalans van 1999 kon daardoor met onverwachte verse middelen worden gefinancierd. Op het einde van het sandinistische regime bedroeg de buitenlandse schuld 12 miljard dollar. Na drastische schuldkwijtscheldingen door vooral Rusland (3 miljard) en Mexico (1 miljard) bedroeg de nominale schuld eind 1998 toch nog zo'n 6 miljard dollarGa naar eind[7]. Experts van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben geoordeeld dat zelfs met een volledig gebruik van de traditionele schuldverlichtingsmechanismen de schuldenlast van Nicaragua onhoudbaar is. Daarom werd Nicaragua in september 1999 dan ook toegelaten tot de groep landen die mogen genieten van het schuldreductie-initiatief voor landen met een laag inkomen (HIPC-initiatief). Het land voldeed zonder moeite aan de criteriaGa naar eind[8]. Het is voorlopig echter nog altijd onduidelijk of en hoeveel schuldvermindering Nicaragua zal krijgen. De vermindering zal bovendien drastisch moeten zijn om de schuld draaglijk te maken. Het IMF-rapport stelt dat zelfs met optimistische scenario's voor de groei van de export de uiteindelijke schuld niet meer dan 2 miljard mag bedragenGa naar eind[9]. Het is niet duidelijk of alle schuldeisende landen, waaronder ook Costa Rica en Guatemala, bereid en / of in staat zijn tot zulk een drastische reductie. Als niet alle landen meedoen, kan het initiatief in principe niet doorgaan. Als de schuldvermindering toch doorgaat, blijft het enorme probleem van het structurele handelsdeficit, waardoor de schuld opnieuw zal oplopen. Dit alles betekent dat zelfs de meest vrijgevige scenario's binnen het HIPC-initiatief het schuldenprobleem van Nicaragua misschien niet helemaal, en dus helemaal niet oplossen. (Er is immers geen relevant verschil tussen een volstrekt niet, en een net niet betaalbare buitenlandse schuld.) In die context heeft de orkaan Mitch een ramp in een historische kans voor het land veranderd. Er ontstond ineens internationaal voor Nicaragua een gunstig klimaat, dat het land de noodzakelijke politieke steun om snel van het HIPC-initiatief te mogen genieten heeft opgeleverd, náást de toezegging van in principe 2,5 miljard dollar verse middelen. De orkaan was voor de bevriende internationale gemeenschap het gedroomde alibi om een buitengewone inspanning te bepleiten. Dankzij die omstandigheden kon Nicaragua niet alleen herstellen van de ramp, maar ook van een decennium contrarevolutionaire interventie en bijbehorend economisch wanbeleid. Zo zou Nicaragua de facto toch nog een deel krijgen van de door Violeta de Chamorro teruggetrokken schadeclaim tegen de VS bij het internationaal gerechtshof in Den Haag. | |
[pagina 912]
| |
Nicaragua heeft zulk een uitzonderlijke hulpoperatie wel nodig om op het pad van een economisch herstel te komen. Het conflict dat nu ontstaan is tussen de regering-Aleman en de internationale donorgemeenschap is daarom geen onbelangrijk fait divers, maar een kwestie van nationale overleving. De overlegvergadering over de beloofde 2,5 miljard dollar heropbouwhulp werd opgeschort, omdat de regering-Aleman een onvoldoende kreeg. Nochtans had het land de met het IMF afgesproken economische beleidsmaatregelen nageleefd. De regering-Aleman ging ervan uit dat het IMF Nicaragua voor zijn macro-economische inspanningen zou belonen, en de ‘sociaal-democratische’ Europese donorlanden met hun armoede- en democratieobsessie zou doen inbinden. Het IMF heeft zijn beleidsprincipes echter gewijzigd, en op grond daarvan sloot deze instelling tot verrassing en woede van Aleman aan bij de bezorgdheid over de ‘bad governance’ in Nicaragua, en heeft het zelfs de HIPC-procedure tijdelijk opgeschort. Het thema van de bedreigde democratische erfenis van de revolutie is daardoor paradoxaal genoeg mede door het IMF in het middelpunt van de belangstelling gebracht. | |
De erfenis van de revolutie: politiekOm te begrijpen waarom Nicaragua wegens ‘bad governance’ werd gestraft, moeten we terugkeren naar de verkiezingen van 1990. Zoals bekend werden die tegen ieders verwachtingen in door de sandinisten verloren. Die verkiezingen waren een cruciale stap in het vredesproces van Esquipulas, dat mede als gevolg van het einde van de Koude Oorlog tot stand was gekomen. Als gevolg van de wegvallende steun uit het Oostblok stond de sandinistische regering onder zeer grote druk om zich te legitimeren tegenover de westerse wereld. Het winnen van zo eerlijk mogelijke verkiezingen was daartoe het uitgelezen middel. Daarom kwam erin Nicaragua een bijzonder democratische verkiezingswet, met garanties voor een onafhankelijke nationale kiesraad, weinig barrières voor de participatie van politieke partijen, en een behoorlijke toegang tot overheidsfinanciering en media voor alle deelnemers. Ook werden alle beperkingen van de persvrijheid - voorheen een belangrijk anti-sandinistisch propagandapunt - definitief opgeheven. Voeg bij dit alles de massale aanwezigheid van internationale waarnemers, en je merkt meteen dat de verkiezingen van 1990 zonder twijfel de eerlijkste uit de hele geschiedenis van Nicaragua zijn geweestGa naar eind[10]. De belangrijke verkiezingswetgeving is echter maar een deel van de paradoxale democratische erfenis van de revolutie waar Ramirez naar verwees. De sandinistische grondwet heeft immers een presidentieel regime ingesteld, waarin het parlement maar een beperkte wetgevende rol te vervullen had. Voor enige vorm van controle op de uitvoerende macht | |
[pagina 913]
| |
had men niet gezorgd. Een groot deel van de begroting moest niet aan het parlement worden voorgelegd, laat staan erdoor worden goedgekeurd, en een onafhankelijk Rekenhof was er evenmin. De president kon dus autonoom en autoritair regeren. Geen wonder dat de politieke tenoren bij de verkiezingen van 1990 vooral voor de presidentsverkiezingen en niet voor de parlementsverkiezingen aandacht hadden: wie president werd, kreeg de absolute macht. Veelbetekend is wat dat betreft de keuze van de huidige president, Aleman, toen nog onaanvaardbaar als consensuskandidaat van de verenigde anti-sandinistische oppositie, voor een (geslaagde) kandidatuur voor het burgemeesterschap van Managua: een ideale opstap naar de presidentscampagne van 1996. Het gevolg was dat zowel de sandinisten als de oppositie veelal tweederangspolitici lieten verkiezen in het onbelangrijke parlement. Vooral bij de veertienpartijen-coalitie tegen de sandinisten bleek dat duidelijk, aangezien op de eenenvijftig verkozenen slechts zes van de liberale partij van Aleman waren. Van alle andere partijen die politici naar het parlement stuurden, raakte er in 1996 maar een handvol opnieuw verkozen. De leider van de sandinistische fractie werd Sergio Ramirez, die na de verkiezingsnederlaag echter vervreemde van de sandinistische partij en samen met een groot deel van de sandinistische parlementsfractie zijn nieuwe ‘beweging voor sandinistische vernieuwing’ (MRS) oprichtte. Na enkele maanden was de sandinistische partij de facto nog amper in het parlement vertegenwoordigd. Zo kwam er na de verkiezingen een nieuwe sterke president, Violeta de Chamorro, die het bewind overliet aan haar niet verkozen schoonzooneerste minister, Antonio Lacayo, die behoorde tot de beperkte groep van kapitaalkrachtige conservatieve families die hun rijkdom hebben gebouwd op koloniaal grootgrondbezit en het principe van niet-vermenging met andere families. Hij koos voor buitenparlementair overleg met de leiders van het FSLN en onderhandelde over een vreedzame politieke transitie (met o.a. de cruciale ‘desandinisering’ van het leger) en over de privatisering van een groot deel van de staatsbezittingen, die in hoofdzaak werden verdeeld onder sandinistische en conservatieve ondernemers. Als gevolg van deze optie en het compleet negeren van het parlement kwam de hardste oppositie tegen de president al heel vlug uit de eigen anti-sandinistische oppositie. Als er al af en toe parlementaire steun voor de nieuwe wetgeving nodig was, kwam die dikwijls meer van de sandinistische dan van de niet-sandinistische parlementsleden. Belangrijk was echter dat dit vreemde parlement, waarin de reële politieke krachten nauwelijks vertegenwoordigd waren, begon te werken aan een nieuwe grondwet. Juist uit frustratie over zijn onmacht tegenover de uitvoerende macht koos het parlement voor een hervorming in de richting van een | |
[pagina 914]
| |
meer parlementair regime. Met de nieuwe grondwet kwam er o.a. een door het parlement goed te keuren begroting, een onafhankelijk Rekenhof, nieuwe regels voor een onafhankelijkere samenstelling van het Hooggerechtshof, een verbod op de herverkiezing van presidenten of hun familieleden (om familiedynastieën te voorkomen én om Lacayo te sarren). De goedkeuring van deze parlementaire grondwet leidde in het laatste jaar van de regering-Chamorro tot een zware institutionele crisis, omdat de president en haar schoonzoon simpelweg weigerden beperkingen op hun uitvoerende macht te aanvaarden. Technisch gezien kwam hun houding neer op het plegen van een staatsgreep, en op het heetst van de crisis werd zelfs even gedacht aan een interventie van het leger, de garant voor de instellingen van het land. Zo ver is het echter niet gekomen, onder andere omdat verschillende Europese regeringen achter de schermen tussenbeide kwamen. De Europese bekommernis om en betrokkenheid bij de politieke instellingen van Nicaragua was dus ook toen al zeer groot. Uiteindelijk werd een compromis bereikt, dat er grosso modo op neerkwam dat de regering-Chamorro de nieuwe grondwet aanvaardde, maar dat die pas van kracht zou worden bij het aantreden van de volgende regering. Dat is dan het tweede cruciale stuk van de democratische erfenis waar Ramirez, gezien zijn actieve betrokkenheid als fractieleider in het parlement hierbij, graag naar verwijst. Vanaf het aantreden van de nieuwe president Aleman is echter duidelijk gebleken dat hij nog minder dan de tandem Violeta de Chamorro-Lacayo bereid is zijn macht volgens de normale principes van een rechtstaat uit te oefenen. Hij is het prototype van de arbitraire autoritaire leider. Sinds 1996 worden dan ook allerlei elementaire institutionele spelregels met voeten getreden, echter zonder gevolgen. Het gebrek aan politieke onafhankelijkheid van het Nicaraguaanse rechtssysteem speelt hierbij een belangrijke rol, omdat het een adequaat optreden van de rechterlijke machten ter vrijwaring van de constitutionele regels vrijwel onmogelijk maakt. Bovendien wordt het bewind van Aleman gekenmerkt door het ene corruptieschandaal na het andere. Net als voorheen toen het sandinistisch-conservatieve bewind staatsbezittingen privatiseerde, werd nu wat er nog van overbleef onder de prijs verkocht aan de eigen liberale vriendjes. Overal duiken ook berichten op van verduistering en illegale aanwendingen van overheidsgelden. De filosofie erachter is overduidelijk: nadat de liberaal-somozistische kringen zeventien jaar lang van de macht waren uitgesloten en in die tijd door de sandinisten en conservatieve burgerij van hun bezittingen waren beroofd, was nu de tijd van een inhaaloperatie aangebroken. Toen de grondwet van 1995 van kracht werd, ging dit echter niet meer zo gemakkelijk. In het parlement moest voortdurend voldoende steun | |
[pagina 915]
| |
gezocht (en soms gekocht) worden voor de goedkeuring van de begroting en allerlei andere regeringsbesluiten. Voor de grootste moeilijkheden heeft echter het onafhankelijke Rekenhof gezorgd, dat geleid werd door de van oorsprong christen-democratische Agustín Jarquín: voor het eerst in de geschiedenis leek het zijn controletaak ernstig te nemen. Het Rekenhof kwam met bewijzen van talloze onregelmatigheden voor de dag, en bleef ook aandringen op de grondwettelijk verplichte aangifte van het vermogen van de president, die echter koppig bleef weigeren. Het conflict escaleerde eind vorig jaar, omdat een door de bewijslast in het nauw gedreven president uiteindelijk heeft besloten Jarquín door de in principe onafhankelijke rechterlijke macht te laten arresteren, op beschuldiging van... corruptie. Hieraan ging een zelden geziene lastercampagne vooraf, waarbij de directeur en de onderdirecteur van het Rekenhof dag in dag uit in regeringsspotjes op de televisie werden zwartgemaakt. Deze en andere moeilijkheden waarmee Aleman vanwege de parlementaire grondwet te kampen had, werden in afwachting van een nieuwe grondwetgevende vergadering voorlopig opgelost door het politieke pact dat de liberalen van Aleman met de sandinisten van de gebroeders Ortega hebben gesloten. Het pact omvatte nieuwe uitvoeringswetten betreffende de grondregels van het politieke bestel. Het is het politieke project achter dit akkoord dat de internationale donorgemeenschap vooral heeft geprikkeld. Terecht, aangezien een hele reeks democratische verworvenheden op de helling komen te staan. Het pact had onmiskenbaar de bedoeling een exclusief tweepartijenstelsel van liberalen en sandinisten in te voeren, en de toegang tot de macht voor alle andere politieke partijen te bemoeilijken. Daartoe werd de verkiezingswetgeving aangepast. Partijen die aan de gemeenteraadsverkiezingen van november wilden meedoen, moesten op z'n minst vijfenzeventigduizend handtekeningen verzamelen en in tachtig procent van de gemeentes opkomen. Nieuwe partijen moeten in alle honderdvijftig gemeentes lokale comités oprichten, in aanwezigheid van afgevaardigden vande nationale kiesraad. Onafhankelijke kandidaten zijn niet langer toegelaten. Een partij die bij de verkiezingen op nationaal niveau geen vier procent van de stemmen haalt, verliest daarna automatisch haar rechtspersoonlijkheid. Bovendien is de samenstelling van de kiesraad zo gewijzigd dat dit orgaan, dat de eerlijkheid van de stemming zou moeten garanderen, volledig door de twee heersende partijen wordt gecontroleerd. Kortetermijnoverwegingen van politiek opportunisme waren echter ook niet afwezig. Zo konden de, zoals zou blijken vooruitziende sandinisten, de wel erg vreemde regeling bekomen dat de winnende kandidaat in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen meteen president wordt als hij een minimum van amper vijfendertig procent van de stemmen haalt. Zo kan een (linkse) | |
[pagina 916]
| |
minderheidskandidaat toch president worden als twee (rechtse) tegenstanders de rest van de stemmen verdelen. De coalitiepartners hebben ook de pers en de vrije meningsuiting in het vizier genomen. Het grootste deel van de kranten, de radio's en de commerciële televisiestations vallen vandaag buiten de controle van de liberalen en sandinisten. Er is in de pers dan ook bijzonder veel kritiek geleverd op beide politieke groeperingen, en nog meer op het pact, dat in de publieke opinie niet bijzonder populair lijkt. Aleman denkt hardop aan een wetgevend initiatief om ‘het beroep van de journalist te beschermen en op te waarderen’. Een van de voorgestelde maatregelen is het invoeren van een behoorlijk minimumloon, wat echter niet toevallig als neveneffect zou hebben dat de economische leefbaarheid van de oppositiepers veelal in het gedrang zou komen. Ook werd de bekende anti-somozistische en anti-sandinistische krant van de familie Chamorro, La Prensa, van fiscale fraude beschuldigd. Een andere realiteit die Aleman danig stoort zijn de tientallen, door het buitenland gefinancierde en dus veel te onafhankelijke niet-gouvernementele organisaties, die via de overlegfora van de civiele maatschappij op hem kritiek leveren. Een omstreden wet die veel meer overheidscontrole op de ngo's zou invoeren is in voorbereiding. Ondertussen is Aleman het terrein aan het voorbereiden door allerlei lastercampagnes over corruptie en incompetentie bij de ngo's te verspreiden. Die stijl zijn we van hem gewend. Naast het afsluiten van de toegangspoorten tot de macht voor andere partijen voert de nieuwe grondwet ook de bipartiete politisering van alle centrale staatsinstellingen in. De belangrijkste negatieve punten zijn de politisering van de samenstelling van het Hooggerechtshof en van het bestuur van het Rekenhof, waardoor de vervelende Jarquín wordt geneutraliseerd. Zo is de onafhankelijke rechtspraak, die de grondwettelijkheid van de instellingen van het land moet waarborgen en de uitvoerende macht moet controleren, door de akkoorden tussen de twee heersende politieke groeperingen opgeheven. De gevolgen daarvan zijn nu al duidelijk. Bij het Rekenhof worden netelige dossiers niet meer verder onderzocht, en van corruptie verdachte regeringsmedewerkers worden ondanks overdonderende bewijzen buiten vervolging gesteld en met een dikke afscheidspremie weggepromoveerdGa naar eind[11]. Voorts is er besloten de hoofdstad Managua zodanig te splitsen, dat dé belangrijkste conservatieve oppositiekandidaat door een vreemde kronkel in de nieuwe stadsgrens net niet meer in Managua woont, en in de nieuwe gemeente El Crucero moet opkomenGa naar eind[12]. En een politiek gevaarlijke sandinistische tegenstander van het pad, de populaire eigenaar van een radiostation en kandidaatburgemeester Carlos Guadamuz, werd gearresteerd wegens een oude, reeds ingetrokken klacht, terwijl zijn radio werd afgenomen vanwege | |
[pagina 917]
| |
een conflict met de arbeiders van de radioGa naar eind[13]. Dat de rechterlijke autoriteiten in dit geval zijn opgetreden op rechtstreeks bevel van het sandinistische hoofdkwartier, met steun van de regering, valt te vrezenGa naar eind[14]. Voor wie zich tegen het pad verzet, breekt geen al te leuke tijd aan. Sommigen spreken dan ook van een ‘dictatuur met twee hoofden’ of van een ‘bicorrupt regime’. Het politieke pad bevat zeker nog een aantal minder bekende, en zelfs geheime punten. Die gaan zonder twijfel over de verdeling van de ‘buit’ die via de controle over de staat kan worden binnengehaald. Het pact is het best te begrijpen als een akkoord van vreedzame coëxistentie tussen twee rivaliserende groepen ondernemers. Een cruciale kwestie is de privatisering van de staatseigendommen, waarvan de meeste - dat mag men niet vergeten - vroeger liberaal-somozistische eigendommen waren. Over die staatseigendommen lijkt een deal te zijn gesloten. De sandinisten sluiten de ogen voor de recente misbruiken van de regering-Aleman, omdat aan de andere kant de spons wordt geveegd over de niet altijd rechtmatige manier waarop zijzelf na de verkiezingsnederlaag en tijdens de regering-Chamorro staatseigendommen hebben binnengerijfd. Volgens Envió is er in het pact ook besloten dat de staatsbedrijven die door de arbeiders werden overgenomen (de Area de Propiedad de los Trabajadores), maar meestal, ten gevolge van een grote schuldenlast of problematisch beheer niet goed functioneren, aan sandinistische ondernemers zullen worden overgedragenGa naar eind[15]. Het sluitstuk van dit hele verhaal, dat in Latijns-Amerika uiteraard niet kon ontbreken, is een straffeloosheidsregeling voor de hoofdrolspelers ervan. De nieuwe grondwet voert immers ‘op z'n Pinochets’ een parlementair mandaat voor het leven in voor alle ex-presidenten, en daarmee uiteraard ook de bijbehorende immuniteit. Daarmee ontsnapt Daniël Ortega aan rechtsvervolging in de zaak van zijn stiefdochter, en zal Aleman zich niet moeten verantwoorden voor onrechtmatige toe-eigening van staatseigendommen. | |
Houdt het pact stand?Ramirez' paradox van een sandinistische revolutie die ongewild de democratie heeft meegebracht, lijkt daarmee stilaan te worden begraven. Een nieuwe paradox is in de plaats ervan gekomen: het lijkt wel of het IMF en de Europese donoren de democratische erfenis van de revolutie moeten behoeden. Als het echter uitsluitend van die druk afhangt, lijkt ons de kans op een goede afloop niet zeer groot. Ook al is de afhankelijkheid van Nicaragua tegenover de buitenlandse hulp overweldigend, toch is de effectieve capaciteit van andere landen om hun hulp aan politieke voorwaarden te verbinden, gering. De machthebbers van Nicaragua | |
[pagina 918]
| |
deinzen er niet voor terug het spel grof te spelen en de buitenlandse mogendheden tegen elkaar uit te spelen en regelrecht te chanteren, door alsmaar te wijzen op de armoede van de bevolking. Zij rekenen er ook op dat men het land niet in de totale chaos zal laten verzinken, dat de hulp dus zal blijven toestromen, misschien niet optimaal, maar toch voldoende om het schip drijvende te houden. De druk van de internationale gemeenschap kan uiteraard wel helpen en moet dan ook worden toegejuicht. Maar de toekomst zal vooral afhangen van de interne politieke evolutie in Nicaragua. De eerste vraag is of het pact verkoopbaar blijft binnen de sandinistische en de liberale partij. Vooral bij de sandinistische aanhang lijkt het erg moeilijk het ‘pact met de somozistische duivel’ aanvaardbaar te maken. Het is de vraag of de gebroeders Ortega hun controle over de partij kunnen handhaven en of ze het pact op termijn zullen blijven steunen. Voorts is er de politieke moeilijkheid dat Daniël Ortega te omstreden blijft om de vereiste vijfendertig procent van de stemmen in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen te halen. Waarschijnlijk voert Ortega daarom tot verbijstering van velen ‘gesprekken’ met de christen-democraat Agustín Jarquin, het boegbeeld van de strijd tegen de corruptie (en dus tegen het pact). Ook in de liberale partij is er verzet gerezen tegen het pact en de alleenheerschappij van Aleman. De president heeft daarop gereageerd door zijn politiek rivaal, de populaire minister van Onderwijs Alvarado, uit te schakelen: hij heeft hem zijn Nicaraguaanse nationaliteit ontnomen. Prompt werd een nieuwe liberale scheurpartij opgericht, naast reeds enige andere. Daarnaast moeten we afwachten of de poging tot het vestigen van een tweepartijenstelsel zal lukken. Een belangrijk en vooral voor president Aleman bijzonder problematisch gegeven is dat de internationale gemeenschap de Nationale Kiesraad onder druk lijkt te hebben gezet om de conservatieve partij toch tot de verkiezingen toe te laten, door te erkennen dat ze vijfenzeventigduizend geldige handtekeningen had ingezameld. Door die actie heeft de conservatieve partij de geldigheid van haar rechtspersoonlijkheid bewezen, en wordt ze mogelijk hét alternatief voor het pad tussen de twee heersende partijen. Pogingen om een brede centrum-linkse alliantie van zeven partijen tegen het pact te vormen, onder de vleugels van de Movimiento Democratica Nicaragüense, zijn jammerlijk mislukt, ondanks de openlijke steun van een aantal prominenten. De formele leiders van deze sluimerende en zo goed als onbestaande coalitiepartij lieten zich ‘ompraten’ en bliezen de alliantie op. De handtekeningen die reeds waren ingezameld voor deze alliantie, die vooral bij vele ontgoochelde sandinisten enthousiasme had opgewekt, werden meteen ongeldig. De Movimiento de Renovación Sandinista, die | |
[pagina 919]
| |
mede de ruggengraat van de alliantie had gevormd, kreeg daarna de vereiste vijfenzeventigduizend handtekeningen niet meer bij elkaar en hield zodoende op te bestaan als onafhankelijke beweging. Vandaag hebben een aantal andere nieuwe partijen en bewegingen, waaronder de Unidad Nacional van de ex-stafchef van het leger, de (sandinistische) generaal Joaquín Cuadra, en de liberale scheurpartij van Alvarado, de hoop nog niet opgegeven om toch nog aan de verkiezingen deel te nemen. De Nationale Kiesraad lijkt echter niet van plan nog andere partijen tot de verkiezingen toe te laten. Dé belangrijke vraag wordt in deze context dan, welke politieke allianties er zullen worden gesloten. Zal de in oorsprong nogal rechtse en gesloten conservatieve partij zich openstellen voor andere, meestal centrum- en centrumlinkse groeperingen en politici? Of komt het toch - zij het misschien met tegenzin - tot een alliantie van deze krachten met de sandinisten van Ortega? Wat dat laatste betreft, roept de sandinistische partij in elk geval nu reeds op tot hereniging en verzoening. Met welke formule de Nicaraguaanse democratie, de belangrijkste erfenis van de sandinistische revolutie, het best is gediend, blijft voorlopig een vraag zonder antwoord. |
|